Regeling impuls kennisexploitatie creatieve starters

Regeling van de Minister van Economische Zaken van 14 juli 2007, nr. WJZ 7085549 (Regeling impuls kennisexploitatie creatieve starters)

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op artikel 3 van de Kaderwet EZ-subsidies;

Besluit:

§ 1

Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. Minister: de Minister van Economische Zaken;

b. MKB-onderneming: een onderneming die voldoet aan de definitie van middelgrote, kleine en micro-ondernemingen, opgenomen in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 364/2004 van de Commissie van 25 februari 2004 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 70/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen (PbEG L 10);

c. creatieve starter:

1°. een natuurlijke of rechtspersoon die een MKB-onderneming drijft

i. die voor eigen rekening en risico producten, processen of diensten – niet zijnde adviezen – verkoopt en levert, die zijn gebaseerd op een nieuwe vinding of een nieuwe toepassing op het gebied van informatie- en communicatietechnologie, nieuwe media, mode of vormgeving;

ii. die ten hoogste vijf jaar geleden is ingeschreven in het handelsregister van een Kamer van Koophandel en Fabrieken;

2°. een natuurlijke persoon die voorbereidingen treft voor de oprichting van een onderneming als bedoeld onder 1°;

d. kennisexploitatieproject: een planmatig en met elkaar samenhangend geheel van activiteiten met een looptijd van ten hoogste vier jaar, dat bijdraagt aan

1°. de exploitatie van kennis op het gebied van informatie- en communicatietechnologie, nieuwe media, mode of vormgeving; of

2°. de oprichting en de opbouw van succesvolle ondernemingen door creatieve starters op het gebied van informatie- en communicatietechnologie, nieuwe media, mode of vormgeving;

e. kennisexploitatieverband: een samenwerkingsverband of een organisatie als bedoeld in artikel 1, onderdeel e, van de Regeling subsidieprogramma kennisexploitatie.

Artikel 2

1. De Minister verstrekt op aanvraag een subsidie aan

a. een kennisexploitatieverband dat rechtspersoonlijkheid bezit en dat voor eigen rekening en risico een kennisexploitatieproject uitvoert, of

b. een deelnemer in een kennisexploitatieverband dat geen rechtspersoonlijkheid bezit die tezamen met de andere deelnemers in het kennisexploitatieverband voor gezamenlijke rekening en risico een kennisexploitatieproject uitvoert.

2. De subsidie wordt verstrekt voor activiteiten ten aanzien van:

a. het zoeken naar creatieve starters die streven naar groei van hun onderneming en die daarvoor beschikken over de relevante competenties en naar commercieel relevante kennis voor aanwending door creatieve starters;

b. de voorlichting over en de verwerving van intellectuele eigendomsrechten ten behoeve van creatieve starters;

c. het inventariseren van test- en onderzoeksapparatuur en andere materiële faciliteiten die door creatieve starters gebruikt kunnen worden en het adviseren van creatieve starters over het gebruik daarvan, voor zover deze activiteiten gecoördineerd plaatsvinden;

d. de begeleiding van creatieve starters bij de oprichting en de opbouw van hun onderneming en de ondersteuning van creatieve starters door het vormen van een netwerk met begeleiders, potentiële opdrachtgevers en distributeurs, met andere economische sectoren en met economische sectoren in andere landen, voor zover deze activiteiten gecoördineerd plaatsvinden; en

e. het verstrekken van financiële faciliteiten aan creatieve starters ten behoeve van de bekostiging van activiteiten die verband houden met de oprichting en ontwikkeling van hun onderneming.

Artikel 3

1. Op de verstrekking van de subsidie zijn de artikelen 2, derde en vierde lid, 3, vierde lid, en 7 tot en met 21 van de Regeling subsidieprogramma kennisexploitatie van overeenkomstige toepassing.

2. De subsidie bedraagt 50% van de projectkosten, maar niet meer dan € 2.500.000,–.

3. In afwijking van het in het tweede lid genoemde percentage bedraagt de subsidie voor de activiteiten, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder b,

a. 70 procent van de projectkosten maar niet meer dan € 17.500,– per aanvraag indien de aanvraag of het desbetreffende intellectuele eigendomsrecht binnen 30 maanden na de indiening van de aanvraag is overgedragen aan de onderneming van een creatieve starter of indien voor de aanvraag of het desbetreffende intellectuele eigendomsrecht binnen deze periode een licentie is verleend aan de onderneming van een creatieve starter;

b. 50 procent van de projectkosten maar niet meer dan € 12.500,– per aanvraag indien de aanvraag of het desbetreffende intellectuele eigendomsrecht binnen 30 maanden na de indiening van de aanvraag is overgedragen aan een andere onderneming dan die van een creatieve starter of indien voor de aanvraag of het desbetreffende intellectuele eigendomsrecht binnen deze periode een licentie is verleend aan een andere onderneming dan die van een creatieve starter;

c. 30 procent van de projectkosten maar niet meer dan € 7.500,– per aanvraag in andere gevallen.

4. Onverminderd het bepaalde in het tweede lid bedraagt de subsidie voor de activiteiten, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder e, niet meer dan een bedrag dat wordt berekend door vermenigvuldiging van het aantal creatieve starters aan wie financiële faciliteiten wordt verstrekt met een bedrag van € 50.000,–.

Artikel 4

Als subsidiabele projectkosten worden uitsluitend in aanmerking genomen:

a. de volgende rechtstreeks aan de uitvoering van het kennisexploitatieproject toe te rekenen, na de indiening van de aanvraag om subsidieverlening en voor de aanvraag om subsidievaststelling door de subsidie-ontvanger gemaakte en betaalde kosten:

1°. ten aanzien van de coördinatie van de activiteiten, bedoeld in artikel 2, tweede lid:

de loonkosten van het kennisexploitatieverband;

2°. ten aanzien van de activiteiten, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder a:

de loonkosten van de kennisinstellingen en MKB-ondernemingen die deel uitmaken van het kennisexploitatieverband en van de door deze aan anderen verschuldigde kosten, met uitzondering van reis- en verblijfkosten;

3°. ten aanzien van de activiteiten, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder b:

i. voor zover het de voorlichting over intellectuele eigendomsrechten betreft: de loonkosten van de kennisinstelling en van MKB-ondernemingen die deel uitmaken van het kennisexploitatieverband;

ii. voor zover het de verwerving van intellectuele eigendomsrechten betreft: de door de kennisinstelling aan anderen verschuldigde kosten, met uitzondering van reis- en verblijfkosten, en de kosten van de kennisinstelling;

4°. ten aanzien van de activiteiten, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder c en d: de loonkosten van degene die door het kennisexploitatieverband is belast met de uitvoering;

5°. ten aanzien van de activiteiten, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder e: de totale waarde van de verstrekte financiële faciliteiten, met dien verstande dat

i. de middelen die het kennisexploitatieverband beschikbaar stelt voor het verstrekken van financiële faciliteiten tezamen voor ten hoogste 50 procent bestaan uit aanspraken op een andere dan een geldelijke prestatie tegen uitgestelde betaling, en

ii. de waarde van deze aanspraken wordt bepaald op basis van prijzen die niet afwijken van hetgeen in de markt gebruikelijk is;

b. een opslag voor algemene kosten, groot 50 procent van de onder a bedoelde loonkosten.

2. Het tweede en derde lid van artikel 4 van de Regeling subsidieprogramma kennisexploitatie zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5

1. De Adviescommissie kennisexploitatie, genoemd in artikel 5, eerste lid, van de Regeling subsidieprogramma kennisexploitatie heeft mede tot taak de Minister op zijn verzoek te adviseren omtrent aanvragen om subsidie op grond van deze regeling.

2. Het tweede tot en met het elfde lid van artikel 5 van de Regeling subsidieprogramma kennisexploitatie zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6

Onverlet de overeenkomstige toepassing van artikel 10 van de Regeling subsidieprogramma kennisexploitatie kan de Minister afwijzend beslissen op een aanvraag indien een aanvraag niet voldoet aan een van de volgende uitgangspunten:

a. het project is gericht op de doelgroep van creatieve starters met de potentie economisch te groeien;

b. het project heeft een nationaal bereik;

c. in het projectvoorstel is aangeduid hoe door het project de kennisinfrastructuur op het gebied van creatieve starters wordt versterkt.

Artikel 7

Het subsidieplafond voor het verlenen van subsidies krachtens deze regeling wordt vastgesteld op € 4.900.000,–.

Artikel 8

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 9

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling impuls kennisexploitatie creatieve starters.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 14 juli 2007.
De Minister van Economische Zaken, M.J.A. van der Hoeven.

Toelichting

Algemeen

Doel en aanleiding

Deze subsidieregeling vloeit voort uit de kabinetsdoelstelling om een impuls te geven aan de creatieve sectoren (zie de brief ‘Ons creatieve vermogen, brief Cultuur en Economie’, bijlage bij de brief van de Minister van Economische Zaken en de Staatssecretarissen van Economische Zaken en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 14 oktober 2005, TK 2005/2006, 27 406, nr. 57). Deze doelstelling wordt onder meer gerealiseerd door het versterken van interdisciplinaire netwerken in het kader van het innovatiebeleid, de zogenaamde Creative challenge call. Voor creatieve starters ontbreekt tot nu toe een instrument zoals dat bestaat voor de zogenaamde technostarters, de Regeling subsidieprogramma kennisexploitatie (verder: Regeling SKE). In het kader van de Regeling SKE wordt subsidie verstrekt aan een kennisexploitatieverband, waarin een kennisinstelling en een onderneming samenwerken. De subsidie wordt verstrekt voor de uitvoering van diverse activiteiten die de omstandigheden voor startende ondernemers moeten optimaliseren, zoals op het terrein van begeleiding, octrooiering en financiële faciliteiten. Deze regeling beoogt een impuls te geven voor het verbeteren van de kennisexploitatie voor en door creatieve starters. De regeling sluit zoveel mogelijk aan bij de Regeling SKE.

Europeesrechtelijke aspecten

Bij de opstelling van deze subsidieregeling is rekening gehouden met de Europese regels inzake staatssteun. De regeling valt binnen de termen van verordening (EG) nr. 70/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen (PbEG L 10), zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 364/2004 van de Commissie van 25 februari 2004. Daarom is aanmelding van de regeling bij de Commissie niet noodzakelijk.

Administratieve lasten

Bij de voorbereiding van deze regeling is zoals gebruikelijk bezien op welke wijze het doel kan worden bereikt met minimale lasten. Een alternatief dat qua uitvoering aantrekkelijk lijkt, bestaat uit het verstrekken van middelen op lump sum-basis aan de kennisinstellingen ten behoeve van de verbetering van de exploitatie van kennis door creatieve starters. Een dergelijk instrument is echter alleen op kennisinstellingen gericht. Het beoogde doel om expertise van kennisinstellingen en ondernemers te bundelen bij het stimuleren van creatieve starters wordt daarmee niet bereikt.

De onderhavige regeling pakt daarentegen de geconstateerde knelpunten ten aanzien van creatieve starters effectief en samenhangend aan. De administratieve lasten voor het kennisexploitatieverband zijn zoveel mogelijk beperkt, onder meer door de vele vrijheidsgraden binnen de regeling en door een relatief eenvoudig verantwoordingsregime voor aan het project bestede uren te hanteren.

De administratieve lasten voor de subsidie-aanvragers bedragen naar verwachting ten hoogste € 17.000,– per kennisexploitatieproject, waarvan ongeveer een derde de kosten van het doen van de aanvraag betreft en ongeveer twee derde de overige (beheers)kosten. Dit komt neer op 1,0 % van het totale subsidiebudget. Bij de berekening van de administratieve lasten is rekening gehouden met de gebruikelijke en noodzakelijke verplichtingen voor het indienen van aanvragen voor de subsidie-verlening, voor voorschotten en voor de subsidievaststelling en met de bijbehorende administratie- en rapportageverplichtingen.

Uitgaand van drie aanvragen zullen de totale administratieve lasten ten hoogste € 51.000,– bedragen. In de praktijk rusten de (administratieve) lasten op de partij in het kennisexploitatieverband die voor de subsidieaanvraag en dergelijke als penvoerder optreedt. Veelal neemt de kennisinstelling in het kennisexploitatieverband deze rol op zich. Alsdan is niet sprake van administratieve lasten omdat het geen onderneming betreft. In verband hiermee is aannemelijk dat de totale administratieve lasten ingevolge deze regeling niet boven € 34.000,– zullen uitkomen.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Onderdeel b

Als MKB-onderneming is gedefinieerd een onderneming die voldoet aan de definitie van een kleine of middelgrote onderneming zoals toegepast bij de toepassing van de Europese staatssteunregels. Een onderneming wordt aangemerkt als middelgrote, kleine of micro-onderneming als het aantal werknemers en de omzet of het balanstotaal onder bepaalde grenswaarden blijven. Indien een andere onderneming in de betreffende onderneming overheersende zeggenschap heeft of ten minste over 25% van het kapitaal of de stemrechten daarin beschikt, is in beginsel voor de toepassing van de definitie het aantal werknemers en de omzet of het balanstotaal van beide ondernemingen bepalend.

Onderdeel c

In de definitie van ‘creatieve starter’ is tot uitdrukking gebracht dat het moet gaan om een activiteit in een van de nader genoemde creatieve sectoren. Dit impliceert dat andere sectoren, zoals cultuur en amusement, niet onder het bereik van deze regeling vallen. De achtergrond hiervan is dat de nader genoemde sectoren zich het meeste lenen voor de impuls die met deze regeling wordt beoogd. De sectoren informatie- en communicatietechnologie (ICT) en nieuwe media hangen sterk samen. Onder de sector vormgeving worden in het bijzonder ook design-ondernemingen begrepen.

De component starter van de definitie is uitgewerkt in de eis dat de starter die voor voorzieningen als bedoeld in deze regeling in aanmerking wil komen, nog niet langer dan vijf jaar bij de Kamer van Koophandel en Fabrieken is ingeschreven. Verder moet zijn onderneming als MKB-onderneming kunnen worden aangemerkt.

Het begrip ‘creatieve starter’ omvat ook degene die voorbereidingen treft voor de oprichting van een creatieve onderneming, bijv. door de opstelling van een ondernemingsplan. Het kennisexploitatieverband dat voorzieningen aan creatieve starters aanbiedt, zal desgewenst een maximale termijn aan deze periode kunnen verbinden.

De doelgroep van creatieve starters is uitdrukkelijk niet beperkt tot creatieve starters die afkomstig zijn van de kennisinstelling. Ook andere creatieve starters kunnen derhalve van de voorzieningen gebruik maken, zoals starters die voorheen werkzaam waren bij een onderneming.

Onderdeel d

Een kennisexploitatieproject strekt er toe de exploitatie van creatieve kennis te verbeteren of het aantal succesvolle creatieve starters te vergroten, dan wel beide. Bij de exploitatie van kennis staat centraal dat de kennisinstelling beschikbare kennis overdraagt aan een onderneming, onder meer door middel van octrooien. Hierdoor en door het aanbieden van financiële en andere voorzieningen worden de perspectieven voor creatieve starters verbeterd. Het project en de subsidie-aanvraag kan zijn beperkt tot bepaalde activiteiten ten aanzien van kennisexploitatie of de ondersteuning van creatieve starters, zij het dat het kennisexploitatieverband wel zorg moet dragen voor een volledig aanbod van activiteiten en voorzieningen, zoals beschreven in artikel 2, tweede lid, van de Regeling SKE.

Onderdeel e

Voor de omschrijving van een kennisexploitatieverband wordt zonder meer aangesloten bij de definitie daarvan in de Regeling SKE. Ingevolge deze definitie kan een kennisexploitatieverband bestaan uit een samenwerkingsverband van ten minste één onderneming en één kennisinstelling die niet tot dezelfde groep behoren, dan wel uit een rechtspersoonlijkheid bezittende organisatie waarin ten minste één onderneming en één kennisinstelling die niet tot dezelfde groep behoren, zijn verbonden. Voorbeelden van kennisinstellingen die voor de creatieve sectoren relevant zijn, zijn bijvoorbeeld de Gerrit Rietveldakademie en de Design Academy.

Artikel 2

Blijkens het eerste lid kan de subsidie worden verstrekt aan de deelnemer in een kennisexploitatieverband zonder rechtspersoonlijkheid die de subsidie-aanvraag doet. Bij de uitvoering van het project werkt deze deelnemer samen met de andere deelnemers. De subsidie wordt berekend over alle projectkosten. De subsidie wordt verstrekt aan de deelnemer die de aanvraag heeft ingediend. Het is van belang dat in het kader van een samenwerkingsovereenkomst tussen de deelnemers afspraken worden gemaakt over de voorwaarden waaronder de aanvragen en verslaglegging in het kader van de subsidieverstrekking plaats vinden, over de verdeling van de als één bedrag vastgestelde subsidie onder de deelnemers en over de aansprakelijkheidsverdeling voor het geval terugvordering van de subsidie aan de orde komt.

In het tweede lid is bepaald voor welke concrete activiteiten subsidie wordt verstrekt. Het betreft voorzieningen waarmee voor creatieve starters een gunstig klimaat kan worden geschapen en waarmee individuele creatieve starters kunnen worden ondersteund. De subsidie voor deze activiteiten komt derhalve uiteindelijk ten goede aan de creatieve starters zelf. Het kennisexploitatieverband dient ervoor zorg te dragen dat de voorzieningen ook daadwerkelijk aan de doelgroep ten goede komen. In de praktijk zullen creatieve starters niet meer dan een beperkt aantal jaren van de voorzieningen gebruik (kunnen) maken, namelijk de periode van voorbereiding van de oprichting van de onderneming en de periode van vijf jaren van inschrijving bij de Kamer van Koophandel en Fabrieken. De financiële faciliteit wordt aangeboden in de vorm van een persoonlijke lening of achtergestelde betaling. Deze wordt derhalve niet aan een onderneming verstrekt, maar aan de persoon die een onderneming wil gaan oprichten.

Artikel 3

Ingevolge het eerste lid van artikel 3 wordt de Regeling SKE goeddeels van overeenkomstige toepassing verklaard. Uitzonderingen vormen de bepalingen inzake de afbakening van de subsidiabele activiteiten en de subsidiabele kosten en het subsidieplafond.

In het tweede, derde en vierde lid van artikel 3 zijn subsidiemaxima per project bepaald die overeenkomen met de voor de Regeling SKE geldende maxima.

Artikel 4

Deze bepaling beschrijft de subsidiabele kosten. In vergelijking met de Regeling SKE zijn meer kosten van andere betrokkenen dan de kennisinstelling subsidiabel, in het bijzonder kosten van MKB-ondernemingen. Dit houdt ermee verband dat de kennisinstelling in het kennisexploitatieverband voor creatieve starters een minder centrale rol speelt dan in dat voor technostarters.

Artikel 5

Deze bepaling voorziet in een taakuitbreiding van de Adviescommissie kennisexploitatie met de advisering over projecten betreffende creatieve starters.

Artikel 6

Deze bevat een afwijzingsgrond in aanvulling op de in de SKE-regeling vermelde afwijzingsgronden.

Artikel 7

Het beschikbare budget zal, gelet op de overeenkomstige toepasselijkheid van artikel 10, derde lid, van de SKE-regeling worden verdeeld overeenkomstig het principe ‘wie het eerst komt, het eerst maalt.’

De Minister van Economische Zaken,

M.J.A. van der Hoeven

Naar boven