Regeling erkende keurders meetinstrumenten

Regeling van de Minister van Economische Zaken van 12 juli 2007, nr. WJZ 7081713, houdende regels inzake een erkenning als bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de Metrologiewet (Regeling erkende keurders)

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op de artikelen 11, eerste lid, en 21, tweede lid, van de Metrologiewet;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. wet: de Metrologiewet;

b. keuring: overeenstemmingsbeoordeling van in gebruik genomen meetinstrumenten als bedoeld in artikel 14 van het Meetinstrumentenbesluit I en artikel 11 van het Meetinstrumentenbesluit II;

c. erkenning: erkenning als bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de wet;

d. erkende keurder: natuurlijke persoon of rechtspersoon, aan wie een erkenning is verleend;

e. aanvrager: degene die bij een aangewezen instantie een erkenning aanvraagt;

f. kwaliteitssysteem: voor het doel geschikt geheel van mensen, middelen, alsmede handelingen en voorzorgen, noodzakelijk voor het goed uitoefenen van de werkzaamheden van een erkende keurder.

Artikel 2

1. De aanvrager is in staat keuringen uit te voeren van het meetinstrument waarvoor de erkenning wordt gevraagd en beschikt daartoe over een kwaliteitssysteem.

2. Het kwaliteitssysteem bevat ten minste een duidelijke beschrijving van:

a. de kwaliteitsdoelstellingen, de organisatie van de onderneming van de aanvrager en de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van het personeel met betrekking tot de keuring;

b. de uit te voeren onderzoeken en proeven om na te gaan of het meetinstrument in overeenstemming is met de desbetreffende eisen die op grond van artikel 9 van het Meetinstrumentenbesluit I of artikel 8 van het Meetinstrumentenbesluit II zijn gesteld;

c. de kwaliteitsrapporten van de keuringen, zoals controleverslagen, onderzoeks- en beproevingsgegevens,

d. de rapporten betreffende de kwalificatie van het bij de keuring betrokken personeel;

e. de middelen om controle uit te oefenen op de doeltreffende werking van het kwaliteitssysteem;

f. de beheersing van faciliteiten en meetapparatuur met betrekking tot herleidbaarheid en meetonzekerheid.

3. De aanvrager dient zodanige organisatorische voorzieningen te hebben getroffen dat een onafhankelijke besluitvorming ter zake van keuringen gewaarborgd is.

Artikel 3

De aangewezen instantie die erkenningen wil verlenen, heeft ervaring met het beoordelen van kwaliteitssystemen, beschikt over kennis van de eisen die van toepassing zijn op het meetinstrument en beschikt over passende ervaring op het desbetreffende gebied van metrologie en instrumenttechnologie.

Artikel 4

1. De aangewezen instantie beoordeelt het kwaliteitssysteem teneinde na te gaan of dit voldoet aan de in artikel 2 bedoelde eisen.

2. De aangewezen instantie voert, voordat zij op de aanvraag beslist, een onderzoek naar de technische competentie uit bij de aanvrager.

3. De aangewezen instantie verleent de erkenning indien is gebleken dat de aanvrager voldoet aan de in artikel 2 bedoelde eisen.

4. Een erkenning kan onder beperkingen worden verleend.

5. De aangewezen instantie verstrekt bij het besluit op de aanvraag de bevindingen van de in het eerste lid bedoelde beoordeling en het in het tweede lid bedoelde onderzoek.

Artikel 5

In het besluit tot verlening van een erkenning wordt een door de Minister van Economische Zaken voor de erkende keurder vastgesteld kenmerk opgenomen.

Artikel 6

De aangewezen instantie doet van een besluit tot verlening van de erkenning mededeling in de Staatscourant onder vermelding van het meetinstrument ten aanzien waarvan de erkenning is verleend en het kenmerk dat voor de erkende keurder is vastgesteld alsmede in voorkomend geval van de beperkingen waaronder de erkenning is verleend.

Artikel 7

De aangewezen instantie verbindt aan de erkenning voorschriften, ook na de verlening van de erkenning, indien een aanwijzing van de Minister van Economische Zaken op grond van artikel 15 van de wet zulks noodzakelijk maakt.

Artikel 8

1. De aangewezen instantie controleert tenminste eenmaal per jaar of de erkende keurder nog voldoet aan de in artikel 2 bedoelde eisen.

2. De erkende keurder verleent de aangewezen instantie voor controledoeleinden toegang tot de controle- en beproevingsfaciliteiten en verstrekt haar alle nodige informatie.

3. De aangewezen instantie verstrekt de erkende keurder een controleverslag.

Artikel 9

1. De aangewezen instantie kan de erkenning intrekken, indien de erkende keurder:

a. daarom verzoekt;

b. de werkzaamheden waarop de aan hem verleende erkenning betrekking heeft niet naar behoren verricht;

c. niet meer voldoet aan de voor de erkenning gestelde eisen;

d. handelt in strijd met de aan de erkenning verbonden voorschriften;

e. gedurende een periode van twee jaar geen keuringen heeft verricht;

f. de bij of krachtens de wet gestelde regels en verplichtingen niet nakomt.

2. De aangewezen instantie doet van een besluit tot intrekking van de erkenning mededeling in de Staatscourant.

Artikel 10

De aangewezen instantie vermeldt in het in artikel 21, eerste lid, van de wet bedoelde verslag:

a. de erkenningen die zij heeft verleend;

b. het aantal door haar uitgevoerde controles als bedoeld in artikel 8, eerste lid;

c. de erkenningen die zij heeft ingetrokken.

Artikel 11

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 12

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling erkende keurders meetinstrumenten.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 12 juli 2007.
De Minister van Economische Zaken, M.J.A. van der Hoeven.

Toelichting

Algemeen

§ 1. Doel en aanleiding

Deze regeling strekt ter uitvoering van artikel 11, eerste lid, en artikel 21, tweede lid, van de Metrologiewet. De regeling is tot stand gekomen in het kader van de herziening van de metrologische regelgeving naar aanleiding van richtlijn nr. 2004/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 31 maart 2004 betreffende meetinstrumenten (PbEU L 135). In dit kader is de IJkwet vervangen door de Metrologiewet. Deze regeling bevat de eisen waaraan een natuurlijke persoon of een rechtspersoon moet voldoen om een erkenning te krijgen voor het verrichten van werkzaamheden in het kader van een overeenstemmingsbeoordeling van in gebruik genomen meetinstrumenten. Indien de aanvrager voldoet aan de hier gestelde eisen en gebleken is dat de werkzaamheden correct worden uitgevoerd, wordt de (rechts)persoon erkend als ‘erkende keurder’.

De werkzaamheden als erkende keurder zijn te vergelijken met die van een ijkbevoegde op grond van de IJkwet, zij het dat de nieuwe erkenning beperkt is tot het keuren van meetinstrumenten die al in gebruik zijn genomen. In de memorie van toelichting op het wetsvoorstel Metrologiewet is in paragraaf 4.3 al aangegeven dat een ijkbevoegdheid voor nieuwe meetinstrumenten overbodig is. Fabrikanten en keuringsinstellingen konden via een erkenning als ijkbevoegde onder het ijkwettelijke regime nieuwe meetinstrumenten keuren. Onder de Metrologiewet zal een keuringsinstelling voor nieuwe meetinstrumenten dit kunnen doen als aangewezen instantie, de fabrikant kan een overeenstemmingsprocedure kiezen die keuring van eigen meetinstrumenten mogelijk maakt.

Inhoudelijk worden er geen andere eisen aan een erkende keurder gesteld dan aan een ijkbevoegde onder het ijkwettelijke regime. Wel zijn deze eisen aangepast aan de terminologie en systematiek van de Metrologiewet. Er wordt bijvoorbeeld duidelijker aangegeven welke elementen het kwaliteitssysteem moet bevatten, de kwalificatie van het personeel moet aangetoond worden en de wijze waarop omgegaan wordt met herleidbaarheid en meetonzekerheid. Degene die erkend wil worden als keurder moet aantonen dat zijn kwaliteitssysteem voldoet aan de eisen uit deze regeling. Hij kan daarvoor gebruik maken van NEN-EN-ISO 9001:2000 maar is vrij om dit op een andere manier aan te tonen. Naast de eisen die gesteld worden aan een erkende keurder bevat deze regeling ook voorschriften voor de aangewezen instantie die deze erkenningen gaat verlenen. Zo moet de aangewezen instantie ervaring hebben in het beoordelen van kwaliteitssystemen alsmede ervaring hebben met het meetinstrument waarvoor de erkenning verleend wordt. In de nota van toelichting op het Besluit aangewezen instanties Metrologiewet is in paragraaf 2 al aangegeven dat het voor de hand ligt het toekennen van deze bevoegdheid te beperken tot instanties die voor deze meetinstrumenten al een toetsende taak hebben. Naast de beoordeling van het kwaliteitssysteem dient de aangewezen instantie voordat er beslist wordt op een aanvraag een onderzoek bij de aanvrager uit te voeren. Doel van dit onderzoek is te verifiëren of de aanvrager over het vereiste instrumentarium beschikt om de keuringen uit te voeren en of degene die de keuring in de praktijk zal uitvoeren, over de vereiste kennis en kunde beschikt en in staat is de keuring uit te voeren. Zowel van het verlenen van een erkenning als de intrekking daarvan wordt door de aangewezen instantie kennis gegeven in de Staatscourant. De werkwijze van de aangewezen instantie bij het verlenen van een erkenning is in deze regeling vastgelegd. Op deze wijze wordt een eenduidige beoordeling van de aanvraag bevorderd alsmede een zo gelijk mogelijke controle van de aangewezen instantie op de erkende keurder. Verder worden enige voorschriften gegeven ten aanzien van het verslag dat de aangewezen instantie jaarlijks moet opstellen.

De erkenning kan onder beperkingen worden verleend. Deze mogelijkheid is met name opgenomen om de beperkte ijkbevoegdheid die bestond onder de IJkwet te continueren. Onder het regime van de IJkwet was het mogelijk om ofwel een erkenning te krijgen voor een volledige (artikel 11 van de IJkwet) ijkbevoegdheid dan wel een erkenning voor een beperkte ijkbevoegdheid (tot werkzaamheden in het kader van artikel 16 van de IJkwet). Een volledige ijkbevoegdheid was nodig als men een meetinstrument aantreft waarbij het merk en de verzegelingen zijn verbroken. Het is bij deze meetinstrumenten niet zeker of ze voldoen aan de eisen van de wet en de overeenstemming moet opnieuw worden aangetoond. Er moet dan een keuring worden uitgevoerd die in wezen gelijk is aan de beoordeling van een nieuw meetinstrument, dus inclusief het aantonen van conformiteit met het model. De beperkte ijkbevoegdheid werd gebruikt om werkzaamheden te verrichten in het kader van het onderzoek conform artikel 16 van de IJkwet en werd meestal aangevraagd door zogenoemde herstelbedrijven. Door de aanwezigheid van de verzegelingen en het merk mogen zij ervan uitgaan dat het meetinstrument conform het model is. In verband met hun werkzaamheden is het vaak nodig om de verzegeling te verbreken. Na reparatie of onderhoud zal de hersteller de verzegelingen opnieuw aanbrengen en controleren of het meetinstrument weer voldoet aan de eisen van de wetgeving. Bij deze beperkte bevoegdheid wordt gecontroleerd of de vereiste merken aanwezig zijn, het meetinstrument in goede staat van onderhoud verkeert en wordt er een onderzoek verricht naar de meet- of weegeigenschappen van het instrument. In die gevallen is het niet nodig om conformiteit aan te tonen. Indien het meetinstrument voldoet aan de wettelijke eisen zal de hersteller zijn kenmerk aanbrengen. Door de erkenning onder beperkingen te verlenen, kan het systeem van de IJkwet gehandhaafd blijven.

Teneinde te kunnen achterhalen welke instantie de verzegelingen en het merk van goedkeuring heeft aangebracht zal voor de erkende keurder een kenmerk worden vastgesteld. Hierbij is aangesloten bij de systematiek die onder de IJkwet werd gehanteerd zodat bestaande kenmerken gehandhaafd kunnen blijven. De coördinatie met betrekking tot de uitgifte van het individuele kenmerk zal door de toezichthoudende instantie worden verzorgd. De toezichthoudende instantie heeft hier geen inhoudelijke maar een administratieve taak.

§ 2. Lasten voor het bedrijfsleven

Zoals in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel Metrologiewet (Kamerstukken II 2004/2005, 30208, nr. 3) is gemeld, heeft het bureau EIM Onderzoek voor bedrijf en beleid een onderzoek uitgevoerd naar de effecten van de nieuwe wetgeving op de administratieve lasten voor bedrijven. In het EIM-rapport ‘Administratieve lasten van de voorgenomen Metrologiewet’ is een totaal overzicht gegeven van de administratieve lasten die voortvloeien uit de Metrologiewet. De geraamde administratieve last bedroeg € 1.547.036. Uit dit onderzoek blijkt dat de afname van de totale omvang van de administratieve lasten geraamd is op 7% (ca. € 117.000). Deze reductie heeft betrekking op de gehele metrologische wetgeving, deze lasten worden vervolgens in de onderliggende regelgeving toegedeeld naar de diverse besluiten en regelingen.

Nu de regelgeving verder vorm heeft gekregen, heeft het EIM opnieuw de administratieve lasten die voortvloeien uit deze regeling bekeken en is tot de conclusie gekomen dat de lasten lager uitvallen. De kosten na de erkenning worden niet aangemerkt als administratieve last. Het gaat hierbij om de controle door de aangewezen instantie op ongeveer 110 bedrijven (erkende keurders) en het bijhouden van een keuringsadministratie door de erkende keurder. Met een controle is gemiddeld een bedrag gemoeid van € 657, de gemiddelde kosten van het bijhouden van één keuringsadministratie is vastgesteld op € 3.333. In totaal liggen daardoor de administratieve lasten die voortvloeien uit de Metrologiewet € 438.886 lager dan in februari 2005 is geraamd (controle: 110 × 657 = 72.256, keuringsadministratie: 110 × 3.333 = 366.630, opgeteld: € 438.886). De administratieve lasten van de Metrologiewet en de daarbij onderliggende regelgeving komen na deze aanpassing op een totaal van € 1.108.150. Uit het ijkwettelijke regime vloeide een administratieve last voort van € 1.663.642. De afname in lasten blijkt dus 33,4% te zijn.

De administratieve lasten die uit deze regeling voortvloeien, hebben betrekking op de fase voor de aanwijzing. Uit het EIM-rapport blijkt dat er gemiddeld één nieuwe aanvraag per jaar voorzien wordt. De administratieve lasten die verbonden zijn aan een aanvraag om een erkenning als keurder is door het EIM berekend op € 5.357.

Op de handhaving en de belasting voor de rechterlijke macht van de uitvoeringsregelgeving van de Metrologiewet is in paragraaf 5.3 van de memorie van toelichting bij het voorstel voor een Metrologiewet reeds ingegaan. De uitvoering van dit besluit valt binnen het daar geschetste kader.

Voor de in deze regeling opgenomen erkenning gelden geen nieuwe inhoudelijke verplichtingen. Dit betekent dus dat er ook geen extra nalevingskosten zijn.

Voor de burger zal dit besluit geen gevolgen hebben.

§ 3. Europese verplichtingen

Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende de diensten op de interne markt (PbEU L 376), hierna: de Dienstenrichtlijn, is op 28 december 2006 in werking getreden. Gelet op de bijzondere motiveringsvereisten die op grond van de Dienstenrichtlijn van de lidstaten worden gevraagd met betrekking tot het vaststellen van wet- en regelgeving, moet worden nagegaan of deze regeling onder het bereik van die richtlijn valt. Dat is het geval. De aanwijzing en de werkzaamheden van een erkende keurder vallen grotendeels binnen een niet gereguleerd EU-terrein. Deze regeling moet derhalve voldoen aan de verplichtingen voortvloeiend uit de artikelen 9, 14, 15, 16 en 25 van de Dienstenrichtlijn.

Het verkrijgen van een erkenning om keuringen te verrichten voldoet aan het begrip ‘vergunning’ volgens artikel 9, eerste lid, van de Dienstenrichtlijn. Een vergunningsstelsel voor dienstverrichters die zich in Nederland willen vestigen is alleen geoorloofd indien het stelsel a) niet discrimineert, b) gerechtvaardigd is om een dwingende reden van algemeen belang, en c) het nagestreefde doel niet door een minder beperkende maatregel kan worden bereikt, met name omdat een controle achteraf te laat zou komen om werkelijk doeltreffend te zijn. Wat betreft a) geldt dat de mogelijkheid een erkenning te verkrijgen voor dienstverleners van alle nationaliteiten openstaat, mits aan de eisen van deze regeling wordt voldaan. De dwingende reden van algemeen belang (eis b) is in casu de bescherming van de consument en het voorkomen van oneerlijke concurrentie. Wat betreft c) zij gewezen op de noodzakelijkheid van de eisen waarop in de toelichting op artikel 2 wordt ingegaan. Een ander dan een vergunningsstelsel kan hier gezien de systematiek van de wet niet volstaan. Op grond van artikel 25 van de Metrologiewet is het verboden meetinstrumenten van een merkteken te voorzien in strijd met artikel 8 en de krachtens artikel 5, eerste en tweede lid, van de Metrologiewet, of, in voorkomend geval krachtens artikel 9 van die wet, ten aanzien van dat instrument gestelde regels. Voor een motivering van deze systematiek zij verwezen naar de toelichting bij deze artikelen in de wet.

De regeling bevat geen eisen die staan opgesomd in de artikelen 14, 15 en 25 van de Dienstenrichtlijn.

Artikel 16, tweede lid, onderdeel b, van de Dienstenrichtlijn bevat in beginsel een verbod een vergunningplicht op te leggen aan een dienstverrichter die zich niet in Nederland wil vestigen. Bij de toepassing van dit artikel moet een onderscheid gemaakt worden tussen twee situaties. De eerste situatie betreft het geval dat een reeds in een EU-lidstaat erkende keurder actief wil zijn op de Nederlandse markt. In dat geval geldt het beginsel van wederzijdse erkenning, zoals neergelegd in artikel 6 van de Metrologiewet, met eventueel een aanvullende toets. Artikel 16, tweede lid, onderdeel b, van de Dienstenrichtlijn vindt in dat geval derhalve geen toepassing. De tweede situatie betreft het geval waarin een buitenlandse (rechts)persoon in Nederland om een erkenning als erkende keurder verzoekt, zonder dat deze natuurlijke persoon of rechtspersoon zich in Nederland wil vestigen. In dat geval is artikel 16 inzake het vrij verkeer van diensten van toepassing. Wil het verbod, zoals neergelegd in artikel 16, tweede lid, onderdeel b, gerechtvaardigd worden, geldt de zware motiveringsplicht van artikel 16, derde lid. In dit geval kan daarbij gewezen worden op de omstandigheid dat de wederzijdse erkenning niet kan plaatsvinden. De natuurlijke of rechtspersoon is in het land van oorsprong immers niet aangewezen. In een dergelijke situatie geldt het recht van het land van bestemming. Voor niet reeds erkende Nederlandse en niet Nederlandse natuurlijke of rechtspersonen gelden dan dezelfde eisen (zie boven).

Artikelsgewijs

Artikel 2

Ingevolge het eerste lid dient de erkende keurder in staat te zijn om de keuringen uit te voeren en te beschikken over een kwaliteitssysteem. Het kwaliteitssysteem borgt een systematische en betrouwbare uitvoering van de keuringen. Het kwaliteitssysteem omvat de door de aanvrager opgestelde maatregelen, procedures en instructies. De aanvrager dient aan te tonen dat het kwaliteitssysteem adequaat werkt. Hiertoe dient de nodige documentatie beschikbaar te zijn.

Het tweede lid geeft nadere invulling aan het kwaliteitssysteem. In onderdeel b wordt een beschrijving gegeven van de bij de keuring te verrichte onderzoeken en proeven volgens vastgestelde procedures die nodig zijn om na te gaan of het instrument in overeenstemming is met de desbetreffende eisen. De erkende keurder heeft de registratie van de resultaten van het onderzoek en de proeven vastgelegd alsmede de werkwijze rond het aanbrengen van zijn kenmerk en verzegeling.

Het kwaliteitssysteem zorgt ervoor dat de kwaliteitsprogramma's, -plannen, -⁠handleidingen en -rapporten op dezelfde manier worden toegepast (onderdeel c).

Ingevolge onderdeel d moet worden aangetoond dat het personeel van de erkende keurder dat de keuringen daadwerkelijk gaat uitvoeren daartoe bekwaam is. Dat kan blijken uit een op zijn taak toegesneden technische of beroepsopleiding, trainingen, vaardigheden en ervaring. Dit betekent dat het personeel beschikt over voldoende kennis en ervaring aangaande de voorschriften inzake de taken die het uitvoert. Ook de bekwaamheid om certificaten, dossiers en rapporten op te stellen wordt met het kwaliteitssysteem aangetoond.

In onderdeel e wordt aangegeven dat het kwaliteitssysteem de middelen moet beschrijven waarmee de aanvrager de doeltreffende werking van het kwaliteitssysteem controleert. Gedacht kan worden aan de interne audits die de aanvrager zal uitvoeren en de frequentie waarmee deze interne audits gehouden worden.

Tenslotte wordt in onderdeel f bepaald dat de organisatie moet vastleggen hoe zij omgaat met herleidbaarheid en meetonzekerheid. Dit betekent dat de aanvrager de herleidbaarheid van het gebruikte instrumentarium naar de nationale standaarden heeft gewaarborgd door periodieke kalibraties en inzicht geeft in de meetfout van het gebruikte instrumentarium.

De organisatorische voorzieningen uit het derde lid strekken ertoe dat de medewerker die de keuringen verricht beschermd wordt tegen druk of invloeden van buitenaf, met name van financiële aard, die effect kunnen hebben op de beoordeling of het resultaat van de keuring.

Artikel 3

Ervaring met het beoordelen van kwaliteitssystemen blijkt uit de status van aangewezen instantie voor het uitvoeren van overeenstemmingsbeoordelingen waarbij het kwaliteitssysteem van de fabrikant wordt getoetst. Dit kan onder andere blijken uit een aanwijzing voor een overeenstemmingsprocedure volgens modules D, E of H van de richtlijn meetinstrumenten. Ervaring met het meetinstrument waarvoor de aangewezen instantie erkenningen wil verlenen, blijkt uit haar aanwijzing om voor dat desbetreffende meetinstrument een overeenstemmingsbeoordeling uit te voeren. Immers, als een aangewezen instantie in staat is om een overeenstemmingsbeoordeling uit te voeren op het meetinstrument voordat het in de handel wordt gebracht, kan men veronderstellen dat de aangewezen instantie voldoende deskundigheid bezit voor dat meetinstrument.

Artikel 4

De NEN-EN-ISO 9001:2000 norm (hierna: de norm) bevat eisen voor kwaliteitssystemen en is een uitstekend handvat voor aanvragers om invulling te geven aan de eisen uit artikel 2, eerste en tweede lid. Zo geeft bijvoorbeeld paragraaf 7.6 uit de norm aan wat een organisatie moet doen aangaande de beheersing van bewakings- en meetapparatuur.

De aanvrager kan aantonen dat hij aan de norm voldoet indien hij een – voor het juiste toepassingsgebied geldend – certificaat overhandigt dat is afgegeven door een certificerende instantie die erkend is door de Raad voor Accreditatie of door een andere nationale accreditatieorganisatie die de Multilaterale overeenkomst met de European Co-operation for Accreditation (EA) heeft ondertekend (http://www.european –accreditation.org/default_flash.htm onder: -Publications/General/ Publicity and Information Documents – Series 1/EA 1/06). De aangewezen instantie mag zich in dat geval verlaten op het certificaat.

Voordat een aangewezen instantie overgaat tot het verlenen van een erkenning voert zij een onderzoek uit bij de aanvrager met betrekking tot de technische competentie. Dit onderzoek dient er toe vast te stellen dat het keuringswerk in de praktijk op de juiste wijze wordt uitgevoerd. Hiertoe worden de medewerkers die de keuringen feitelijk verrichten, getoetst. De aangewezen instantie bepaalt de voor de aanvrager relevante steekproef van toetsing, daarbij rekening houdend met het functioneren van het kwaliteitssysteem. Een aanvrager kan zijn technische competentie ook aantonen via een – voor het juiste toepassingsgebied geldende – accreditatie tegen de NEN-ISO IEC 17020: 2004 algemene eisen voor instellingen die keuringen uitvoeren. Het is een zwaarder regime waar een aanvrager voor kan maar niet hoeft te kiezen. Ook in dit geval mag de aangewezen instantie zich verlaten op het certificaat.

Het vierde lid geeft de mogelijkheid om een onderscheid te maken tussen een erkenning waarbij het aantonen van conformiteit al dan niet onderdeel uitmaakt van de keuring. In het algemene deel van de toelichting is hier nader op ingegaan.

Artikel 5

Een beschrijving van dit kenmerk is opgenomen in artikel 1, onder b, van de Regeling metrologische merktekens.

Artikel 7

Artikel 15 van de Metrologiewet bepaalt dat de Minister van Economische Zaken ook na de aanwijzing van een aangewezen instantie voorschriften kan verbinden aan de aanwijzing, indien dat als gevolg van een EG-besluit of de technische ontwikkeling noodzakelijk is. Deze bepaling geldt mutatis mutandis voor de erkenning van een erkende keurder.

Artikel 8

De aangewezen instantie dient minimaal eens per jaar te controleren of de erkende keurder nog steeds aan de eisen van deze regeling voldoet. Tijdens deze controle wordt aandacht geschonken aan zowel het kwaliteitssysteem als de technische competentie. In ieder geval wordt op basis van de in de toelichting bij artikel 4 bedoelde steekproef de praktische bekwaamheid beoordeeld van degenen die de keuringen feitelijk verrichten. De aangemelde instantie verstrekt de erkende keurder na afloop van het bezoek een controleverslag waarin aandacht wordt geschonken aan het kwaliteitssysteem en aan de uitkomsten van de steekproef.

Artikel 9

Een aangewezen instantie kan een erkenning intrekken als uit de controleverslagen blijkt dat de erkende keurder gedurende twee jaar geen keuringen heeft verricht waardoor de aangewezen instantie in die periode niet heeft kunnen vaststellen of de werkzaamheden naar behoren verricht worden. Na het verstrijken van deze termijn kan worden aangenomen dat de erkende keurder niet langer over de gewenste praktijkervaring beschikt.

De aangewezen instantie stelt de erkende keurder in staat enig in dit artikel genoemde tekortkoming tijdig te herstellen alvorens tot intrekking over te gaan.

Artikel 10

Het jaarverslag dient ertoe de Minister van Economische Zaken inzicht te verschaffen in de werkzaamheden die de aangewezen instantie op dit gebied verricht. Op grond van deze gegevens wordt tevens inzicht verkregen in welke mate er gebruikt gemaakt wordt van de mogelijkheid om als erkende keurder werkzaamheden te verrichten. Dit geeft onder andere een indicatie in hoeverre de mogelijkheid van erkende keurder in de praktijk in een behoefte voorziet. De geleverde informatie kan tevens aanleiding zijn tot nader overleg met de aangewezen instantie of tot aanpassing van de regelgeving.

Artikel 12

Het is wenselijk de regeling snel in werking te laten treden met het oog op de overgangstermijn die geldt ten aanzien van de ijkbevoegdheid en die afloopt op 1 februari 2008. IJkbevoegden dienen een bevoegdheid als erkende keurder aan te vragen.

De Minister van Economische Zaken,

M.J.A. van der Hoeven

Naar boven