Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar agentschap Telecom 2007

Besluit van de Minister van Justitie van 19 juli 2007, nr. 5496919/07/RC, betreffende aanwijzing van medewerkers bij het agentschap Telecom van het Ministerie van Economische Zaken als buitengewoon opsporingsambtenaar

De Minister van Justitie,

Gelet op artikel 142, eerste lid, onder b van het Wetboek van Strafvordering, artikel 8, zevende lid, van de Politiewet 1993, artikel 3a, derde lid, van de Wet wapens en munitie en op het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar;

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. buitengewoon opsporingsambtenaar: de buitengewoon opsporingsambtenaar als bedoeld in artikel 2;

b. agentschap Telecom: het agentschap Telecom van het Ministerie van Economische Zaken.

Artikel 2

Maximaal 35 personen werkzaam bij het agentschap Telecom, belast met de opsporing van strafbare feiten, zijn aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar.

Artikel 3

1. De opsporingsbevoegdheid van de buitengewoon opsporingsambtenaar strekt zich uit tot:

a. de economische delicten, genoemd in artikel 1, onderdelen l°, 2° en 4°, van de Wet op de economische delicten, voor zover deze de overtreding van voorschriften gesteld bij of krachtens de Telecommunicatiewet betreffen;

b. de strafbare feiten genoemd bij of krachtens de Telecommunicatiewet, de Postwet en het Wetboek van Strafrecht;

c. andere strafbare feiten, indien hij daarmee in een concreet opsporingsonderzoek door een officier van justitie wordt belast voor de duur van dat onderzoek.

2. De opsporingsbevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, geldt voor geheel Nederland.

Artikel 4

1. Als toezichthouder voor de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de hoofdofficier van justitie te Groningen.

2. Als direct toezichthouder is aangewezen de korpschef van het regionaal politiekorps Groningen.

Artikel 5

1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd bij de opsporing van de in artikel 3, eerste lid, genoemde strafbare feiten gebruik te maken van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 8, eerste en derde lid, van de Politiewet 1993. Hij gedraagt zich overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk 7 van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar.

2 . De buitengewoon opsporingsambtenaar kan gedurende de uitoefening van zijn taak uitgerust zijn met:

a. handboeien van een door de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Justitie goedgekeurd merk en type;

b. een korte wapenstok van een door de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Justitie goedgekeurd merk en type;

c. een semi-automatisch pistool van het merk Walther, type P5, kaliber 9 millimeter maal 19 millimeter.

Artikel 6

De directeur-hoofdinspecteur van het agentschap Telecom brengt jaarlijks aan de Minister van Justitie verslag uit over:

a. het aantal buitengewoon opsporingsambtenaren binnen het agentschap Telecom;

b. de door die buitengewoon opsporingsambtenaren verrichte opsporingsactiviteiten en het aantal gevallen waarin daarbij gebruik is gemaakt van de bevoegdheden en geweldsmiddelen, bedoeld in artikel 5;

c. de stand van zaken met betrekking tot de opleiding van die buitengewoon opsporingsambtenaren, waarbij in ieder geval wordt aangegeven hoeveel personen in het verslagjaar zijn aangemeld voor het door de Minister van Justitie goedgekeurde examen en hoeveel personen in dat jaar voor dat examen zijn geslaagd.

Artikel 7

Het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar divisie Telecom van de Inspectie Verkeer en Waterstaat wordt ingetrokken.

Artikel 8

De op naam gestelde akten van opsporingsbevoegdheid en beëdiging, de legitimatiebewijzen buitengewoon opsporingsambtenaar en de overige benoemingsbescheiden, afgegeven mede op basis van het in artikel 7 genoemde besluit, worden voor de duur van hun geldigheid of tot daarover nader zal zijn beslist, geacht te zijn afgegeven mede op basis van het onderhavige besluit.

Artikel 9

Dit besluit treedt in werking met ingang van 22 juli 2007 en vervalt met ingang van 22 juli 2012.

Artikel 10

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar agentschap Telecom 2007.

Binnen zes weken na publicatie van dit besluit kan de belanghebbende daartegen een bezwaarschrift indienen bij de Minister van Justitie, Postbus 20301, 2500 EH te Den Haag Het bezwaarschrift dient te zijn gemotiveerd.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 19 juli 2007.
De Minister van Justitie,
namens deze:
het hoofd van de afdeling Bestuurlijke en Juridische Zaken, L.A.M. Gielen.

Toelichting

Op 22 juli 2005 vervalt het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar agentschap Telecom, dat op 22 juli 2002 in werking is getreden.

Onderhavig besluit beoogt de opsporingsbevoegdheid van de met opsporingstaken belaste ambtenaren werkzaam bij het agentschap Telecom met een periode van vijf jaar te verlengen. Dit besluit berust op de in artikel 4, derde lid, van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar neergelegde bevoegdheid hiertoe over te gaan indien de noodzaak van de te hanteren opsporingsbevoegdheid aanwezig blijft. Gelezen het verzoek van van het agentschap Telecom, acht ik de noodzaak voor verlenging van de opsporingsbevoegdheid aanwezig.

Voorts is van de gelegenheid gebruik gemaakt om een redactionele wijziging aan te brengen in artikel 8 van het besluit.

In verband met de leesbaarheid is gekozen voor de publicatie van een geheel nieuw besluit.

De Minister van Justitie

namens deze:

het hoofd van de afdeling Bestuurlijke en Juridische Zaken,

L.A.M. Gielen

Naar boven