Uitvoeringsregeling WKK ramingen en subsidiebedragen

Regeling van de Minister van Economische Zaken van 12 juli 2007, nr. WJZ 7082765, houdende vaststelling van de subsidiebedragen, de formulieren en de wijze van ramen, krachtens het Tijdelijk besluit subsidies milieukwaliteit van de elektriciteitsproductie door middel van warmtekrachtkoppeling (Uitvoeringsregeling WKK ramingen en subsidiebedragen)

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op de artikelen 4, tweede lid, 5, tweede lid, 8, eerste lid, en 17, tweede lid, van het Tijdelijk besluit subsidies milieukwaliteit van de elektriciteitsproductie door middel van warmtekrachtkoppeling;

Besluit:

§ 1

Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. besluit: het Tijdelijk besluit subsidies milieukwaliteit van de elektriciteitsproductie door middel van warmtekrachtkoppeling;

b. gasmotor: een inwendige explosiemotor met elektrische ontsteking of compressie-ontsteking;

c. maandproductie: elektriciteitsproductie per maand uitgedrukt in het aantal geproduceerde kWh in die maand waarvoor aan de producent certificaten voor elektriciteit opgewekt door warmtekrachtkoppeling zijn uitgegeven.

§ 2

Subsidiebedragen voor warmtekrachtkoppeling

Artikel 2

1. Het vaste bedrag ter stimulering van de milieukwaliteit van de elektriciteitsproductie voor elektriciteit, opgewekt in een productie-installatie voor warmtekrachtkoppeling met behulp van een gasmotor, bedraagt, voorzover de installatie voor warmtekrachtkoppeling is aangesloten op het net, in 2007 € 0,0224 per kWh.

2. Het vaste bedrag ter stimulering van de milieukwaliteit van de elektriciteitsproductie voor elektriciteit, opgewekt in een installatie voor warmtekrachtkoppeling anders dan met behulp van een gasmotor en met een vermogen van 120 MW of meer, bedraagt, voorzover de installatie voor warmtekrachtkoppeling is aangesloten op het net, in 2007 € 0,000 per kWh.

3. Het vaste bedrag ter stimulering van de milieukwaliteit van de elektriciteitsproductie voor elektriciteit, opgewekt in een installatie voor warmtekrachtkoppeling anders dan met behulp van een gasmotor en met een vermogen van minder dan 120 MW, bedraagt, voorzover de installatie voor warmtekrachtkoppeling is aangesloten op het net, in 2007 € 0,0209 per kWh.

Artikel 3

1. Indien een producent in 2007 elektriciteit opgewekt in een installatie voor warmtekrachtkoppeling op een installatie invoedt, wordt het totaalbedrag van de voor deze periode verkregen subsidie verminderd met het voordeel dat de producent in 2007 heeft genoten van het niet belastbaar zijn van op de installatie ingevoede elektriciteit afkomstig van een installatie voor warmtekrachtkoppeling op grond van artikel 36c, vijfde lid, onder d, van de Wet belastingen op milieugrondslag.

2. Het voordeel, bedoeld in het eerste lid, bedraagt:

a. voor zover elektriciteit, zowel afkomstig van de installatie voor warmtekrachtkoppeling als van andere bronnen, die op een installatie wordt ingevoed:

1°. in 2007 niet meer bedraagt dan 10.000 kWh, per ingevoede kWh € 0,0705;

2°. in 2007 meer dan 10.000 kWh, maar niet meer dan 50.000 kWh bedraagt, per ingevoede kWh € 0,0343;

3°. in 2007 meer dan 50.000 kWh, maar niet meer dan 10 miljoen kWh bedraagt, per ingevoede kWh € 0,0094;

4°. in 2007 meer bedraagt dan 10 miljoen kWh, per ingevoede kWh € 0,001 voor niet-zakelijk verbruik en per ingevoede kWh € 0,0005 voor zakelijk verbruik;

b. verminderd met het bedrag dat de leverancier over 2007 inzake de levering van elektriciteit aan de producent aan belasting verschuldigd is op grond van hoofdstuk VA van de Wet belastingen op milieugrondslag.

3. Het bedrag bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, onder 4o, wordt niet berekend indien aan de producent op grond van artikel 36q van de Wet belastingen op milieugrondslag voor 2007 een vrijstelling is verleend voor de belasting over elektriciteit boven een gebruik van 10 miljoen kWh per verbruiksperiode van twaalf maanden.

§ 3

Ramingen

Artikel 4

De raming, bedoeld in artikel 5, eerste lid, van het besluit wordt uitgedrukt in het aantal te produceren kWh waarvoor aan de producent in het jaar 2007 certificaten voor elektriciteit opgewekt door warmtekrachtkoppeling kunnen worden uitgegeven.

Artikel 5

1. De raming voor het jaar 2007 bedraagt:

a. indien de productie-installatie vóór 1 januari 2005 in gebruik is genomen, ten hoogste 110 procent van de gemiddelde maandproductie vermenigvuldigd met twaalf, met dien verstande dat er over ten minste twaalf maanden in de periode van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2006 certificaten zijn uitgegeven;

b. indien de productie-installatie in de periode van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2006 in gebruik is genomen, ten hoogste 110 procent van de gemiddelde maandproductie in de periode vanaf het tijdstip dat de productie-installatie in gebruik is genomen tot en met 31 december 2006, vermenigvuldigd met twaalf, met dien verstande dat er over ten minste de helft van de maanden in deze periode certificaten zijn uitgegeven;

c. indien de productie-installatie na 31 december 2006 in gebruik is genomen, ten hoogste 110 procent van de gemiddelde maandproductie in de periode vanaf het tijdstip dat de productie-installatie in gebruik is genomen tot en met het tijdstip waarop de aanvraag, bedoeld in artikel 8 van het besluit, is ingediend, vermenigvuldigd met twaalf, met dien verstande dat er over ten minste de helft van de maanden in deze periode certificaten zijn uitgegeven.

2. Indien een productie-installatie in de periode van 1 januari 2005 tot 31 december 2006 is gerenoveerd als bedoeld in artikel 2, zesde lid, van de Regeling certificaten warmtekrachtkoppeling Elektriciteitswet 1998, dan geldt het tijdstip direct na de renovatie als aanvangsdatum van de periode, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b.

3. Indien een productie-installatie in de periode na 31 december 2006 is gerenoveerd als bedoeld in artikel 2, zesde lid, van de Regeling certificaten warmtekrachtkoppeling Elektriciteitswet 1998, dan geldt het tijdstip direct na de renovatie als aanvangsdatum van de periode, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c.

Artikel 6

1. Indien het bepaalde in artikel 5 geen toepassing kan vinden, dient de producent een gemotiveerde raming in, met inachtneming van de meetgegevens uit de periode tussen 1 januari 2005 tot en met 31 december 2006, of indien deze niet beschikbaar zijn, de beschikbare meetgegevens uit de eerste maanden van het jaar 2007.

2. Indien een productie-installatie na 1 januari 2007 in gebruik is genomen en er geen meetgegevens beschikbaar zijn, bedraagt de raming ten hoogste 1278 kWh/kW geïnstalleerd vermogen.

§ 4

Slotbepalingen

Artikel 7

1. Het formulier, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van het besluit, is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 1.

2. Het formulier, bedoeld in artikel 17, tweede lid, van het besluit, is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 2.

Artikel 8

Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop het Tijdelijk besluit subsidies milieukwaliteit van de elektriciteitsproductie door middel van warmtekrachtkoppeling in werking treedt.

Artikel 9

De regeling wordt aangehaald als: Uitvoeringsregeling WKK ramingen en subsidiebedragen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst met uitzondering van de bijlagen, die ter inzage worden gelegd bij de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet, Utrechtseweg 310, 6812 AR Arnhem.

Den Haag, 12 juli 2007.
De Minister van Economische Zaken, M.J.A. van der Hoeven.

Toelichting

§ 1. Aanleiding

In deze regeling worden in het kader van de subsidiëring van de milieukwaliteit van de elektriciteitsproductie voor warmtekrachtkrachtkoppeling drie zaken geregeld. In de eerste plaats wordt, ingevolge artikel 4, tweede lid van het Tijdelijk besluit subsidies milieukwaliteit van de elektriciteitsproductie door middel van warmtekrachtkoppeling (hierna: het besluit) de hoogte vastgesteld van het bedrag per kWh. In de tweede plaats worden op grond van artikel 5, tweede lid, regels gesteld ten aanzien van de raming van de hoeveelheid op te wekken en in te voeden kWh waarvoor subsidie wordt aangevraagd. Ten slotte worden de aanvraagformulieren om subsidie en om subsidievaststelling vastgesteld.

§ 2. Subsidiebedragen

Net als in 2006 wordt het subsidiebedrag per kWh gedifferentieerd naar verschillende categorieën installaties en berekend op basis van een door ECN berekend exploitatiesaldo. De exploitatie van installaties voor warmtekrachtkoppeling anders dan met behulp van een gasmotor en met een vermogen van > 120 MW wordt in 2007 geacht rendabel te zijn. Voor de exploitatie van dit type installaties zal daarom in 2007 geen subsidie worden verstrekt. De exploitatie van installaties voor warmtekrachtkoppeling met behulp van een gasmotor en installaties anders dan met behulp van een gasmotor < 120 MW is gemiddeld gezien duurder dan gescheiden opwekking. Installaties in deze categorieën kunnen daarom in aanmerking komen voor respectievelijk een subsidie van € 0,0224 en van € 0,0209 per CO2-vrije kWh. Het aantal CO2-vrije kWh wordt berekend door het totaal aantal geproduceerde kWh te vermenigvuldigen met een vastgestelde CO2-index.

§ 3. Ramingen

In 2007 zal er op grond van de Elektriciteitswet 1998 een subsidieplafond worden vastgesteld voor deze subsidie. Dit heeft als doel de kosten van subsidiëring beter beheersbaar te maken. Beschikkingen kunnen worden afgegeven tot het plafond bereikt is.

Het verstrekken van subsidie valt uiteen in twee delen. In eerste instantie dient een subsidieaanvrager zijn aanvraag in en aan de hand van deze aanvraag beslist de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet over de aanvraag waarbij wordt bepaald welk bedrag aan de aanvrager maximaal zal worden verleend. Dit heet de subsidieverlening (artikel 9 van het besluit). Na afloop van de voor subsidie in aanmerking komende periode wordt bepaald hoeveel subsidie daadwerkelijk wordt verstrekt. Dit is de subsidievaststelling (artikel 18 van het besluit).

Nu er sprake is van een subsidieplafond is het van belang dat een subsidieaanvrager een reële raming indient bij zijn aanvraag zoals vastgesteld in artikel 5 en artikel 8, tweede lid, onder a, van het besluit. Indien de ramingen immers te hoog zullen zijn, zal het beschikbare budget in eerste instantie – dus bij de subsidieverlening – snel worden uitgeput, terwijl later – bij de subsidievaststelling – zal blijken dat een gedeelte van het budget onbenut blijft, omdat er minder wordt geproduceerd dan geraamd.

Om te voorkomen dat de ramingen structureel te hoog zullen zijn, is er een maximum gesteld aan het aantal kWh dat een producent mag ramen. Dit maximum is zo gesteld dat enerzijds recht gedaan wordt aan de variabiliteit in de bedrijfsvoering van een installatie in verschillende jaren en anderzijds niet te veel onbenut budget over zal blijven. De raming zal maximaal 110% van de te verwachten productie bedragen.

De te verwachten productie kan worden bepaald op basis van een referentie. De meest bruikbare en specifieke referentie voor een installatie is doorgaans de productiehistorie van deze installatie. Wanneer er een representatieve productiehistorie bestaat, zal met behulp van deze historie de gemiddelde productie van de installatie worden bepaald. Deze gemiddelde productie wordt gelijkgesteld aan de te verwachten productie in 2007.

Om te voorkomen dat bij een productie-installatie die uit bedrijf is geweest, bijvoorbeeld bij renovatie of onderhoud, dit de gemiddelde productie in de referentieperiode verlaagt, wordt de gemiddelde productie vastgesteld op basis van de maandproductie (artikel 1, eerste lid). De maandproductie is de elektriciteitsproductie in de maanden waarvoor aan de producent certificaten voor elektriciteit opwekt door warmtekrachtkoppeling zijn uitgegeven. Dat wil zeggen dat voor die maanden een CO2-index moet zijn bepaald, meetgegevens moeten zijn ontvangen door de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet en certificaten moeten zijn verstrekt. Deze meetgegevens zijn de netto meetwaarden, afgerond op MWh.

Een productiehistorie wordt als representatief beschouwd wanneer hij kan worden gebaseerd op een substantieel deel van een referentieperiode.

Voor productie-installaties die vóór 1 januari 2005 in gebruik is genomen is dit ten minste de maandproductie van twaalf maanden in de periode van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2006. Voor productie-installaties die na 1 januari 2005 maar vóór 1 januari 2007 in gebruik zijn genomen, is dit maandproductie van ten minste de helft van het aantal maanden in de periode vanaf het tijdstip dat de productie-installatie in gebruik is genomen tot en met 31 december 2006.

Voor productie-installaties die na 31 december 2006 in gebruik zijn genomen zal er weinig productiehistorie zijn. Voor deze installaties zal de maandproductie van ten minste de helft van het aantal maanden in de periode vanaf het tijdstip dat de productie-installatie in gebruik is genomen tot en met het tijdstip waarop de aanvraag worden gebruikt als referentie.

Indien voor een productie-installatie op geen van de in artikel 5 beschreven wijzen een representatieve productiehistorie kan worden vastgesteld, omdat de productie-installatie bijvoorbeeld pas in november 2007 gaat draaien, zal door de producent een gemotiveerde raming ingediend worden met inachtneming van meetgegevens uit de periode tussen 1 januari 2005 tot en met 31 december 2006, of indien deze niet beschikbaar zijn de beschikbare meetgegevens uit de maanden in 2007 tot en met het tijdstip waarop de aanvraag is ingediend.

Als er voor een productie-installatie helemaal geen productiehistorie beschikbaar is, zal de raming maximaal 1278 kWh per kW geïnstalleerd vermogen bedragen. Deze maximaal toegestane raming representeert een compromis tussen enerzijds zo min mogelijk productie die niet in aanmerking komt voor subsidie als gevolg van aftopping en anderzijds zo min mogelijk onbenut budget als gevolg van te hoge ramingen. Deze maximaal toegestane raming is vastgesteld op 110% van het verwachte gemiddelde aantal draaiuren en een gemiddelde CO2-index. Hierbij is verondersteld dat in de groep installaties zonder productiehistorie zich vrijwel alleen nieuwe installaties zullen bevinden die vooral in de glastuinbouwsector zullen worden toegepast.

§ 4. Formulieren

De aanvraag- en vaststellingsformulieren worden opgenomen in de bijlagen bij deze regeling. Indien de gegevens reeds bij de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet bekend zijn, volstaat voor het aanvragen van subsidie de aanvullende verklaring. Deze aanvullende verklaring wordt gelijkgesteld met de aanvraag.

§ 5. Administratieve lasten

De gemiddelde tijd benodigd om kennis te nemen van de regeling betreft naar verwachting ongeveer 15 minuten. Voor een aanvraag moet ook een formulieren worden ingevuld, waarin een onderbouwde opgave wordt gemaakt van de hoeveelheid kWh waarvoor subsidie wordt aangevraagd. Er wordt vanuit gegaan dat de doelgroep in 2007 totaal uit ongeveer 1050 installaties. De doelgroep kan worden opgedeeld in een groep die herhalingsaanvragen indient en een groep die nieuwe aanvragen indient. Voor het indienen van herhalingsaanvragen is de procedure eenvoudiger dan voor het indienen van een nieuwe aanvraag. Naar verwachting zijn er in 2007 900 indieners van een herhalingsaanvraag en 150 indieners van een nieuwe aanvraag.

De gemiddelde tijd die benodigd is voor het invullen van de formulieren voor een herhalingsaanvraag is 1 uur. De gemiddelde tijd die benodigd is voor het invullen van het formulier een nieuwe aanvraag is 4 uur. Er wordt vanuit gegaan dat het gemiddelde uurloon € 60,– bedraagt. De totale administratieve lasten die gepaard met deze regeling, opgebouwd uit het kennisnemen van de regeling en het invullen van de aanvraagformulieren, komt uit op eenmalig circa € 105.750,–

De administratieve lasten die zijn verbonden aan het verkrijgen van certificaten op grond van de Regeling certificaten warmtekrachtkoppeling blijven ongewijzigd. Deze administratieve lasten zijn weergegeven bij wijziging van Regeling certificaten warmtekrachtkoppeling van 27 juni 2004 (Stcrt. 126), 6 april 2006 (Stcrt. 75) en 18 augustus 2006 (Stcrt. 164) en bedragen totaal € 474.000,– per jaar. De totale administratieve lasten die verbonden zijn aan het verkrijgen van MEP-subsidie voor warmtekrachtkrachtkoppeling in 2007 zijn hiermee € 579.750,–. Bij een budgetplafond van € 36,7 mln. is dit gelijk aan 1,6 %.

De Minister van Economische Zaken,

M.J.A. van der Hoeven

Naar boven