Wijziging diverse regelingen in verband met beëindiging bekostigingsrelatie tussen agrarische innovatie- en praktijkcentra en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 16 juli 2007, nr. TRCJZ/2007/2106, houdende wijziging van diverse regelingen in verband met de beëindiging van de bekostigingsrelatie tussen agrarische innovatie- en praktijkcentra en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;
Gelet op de Wet van 6 december 2006, houdende wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet op het onderwijstoezicht in verband met de beëindiging van de bekostigingsrelatie tussen de agrarische innovatie- en praktijkcentra en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;
Besluit:
Artikel I
In artikel 1, onderdeel f, van de Regeling Inspectie van het onderwijs 20061 vervalt het zinsdeel ‘- agrarische innovatie- en praktijkcentra als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs,’.
Artikel II
In de Regeling paraveterinairen2 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
A
Artikel 2 komt te luiden:
2
Als opleiding bedoeld in artikel 2, onderdeel b, van het besluit wordt aangewezen iedere opleiding die tenminste uitvoering geeft aan het leerplan fysiotherapie bij dieren bedoeld in de bij dit besluit behorende bijlage 1.
B
Artikel 2a vervalt.
Artikel III
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 augustus 2007.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, G. Verburg.
Toelichting
Algemeen
Deze regeling geeft uitvoering aan de Wet van 6 december 2006, houdende wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet op het onderwijstoezicht in verband met de beëindiging van de bekostigingsrelatie tussen agrarische innovatie- en praktijkcentra en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (de wet). Deze wet introduceert volledige vraagsturing bij het praktijkleren met als oogmerk tot een doelmatiger gebruik te komen van de financiële middelen die de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit ter beschikking stelt voor het praktijkleren binnen het groene domein.
De introductie van volledige vraagsturing bij het praktijkleren wordt gerealiseerd door de publieke financiering aan de agrarische innovatie- en praktijkcentra (IPC’s) voor activiteiten op het gebied van praktijkleren te beëindigen. De wet wijzigt hiertoe de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB), waarin de bekostigingsgrondslag voor IPC’s is opgenomen.
Met deze regeling worden de Regeling Inspectie van het onderwijs 2006 en de Regeling paraveterinairen gewijzigd, waarin bepalingen zijn opgenomen die betrekking hebben op IPC’s, als zijnde bekostigde instellingen met een wettelijke onderwijstaak in de zin van de WEB.
Artikelsgewijs
Artikel I
De Regeling Inspectie van het onderwijs 2006 bevat bepalingen over de relatie tussen de Inspectie van het onderwijs en de ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. In de regeling wordt verschillende malen gerefereerd aan instellingen, waarbij op grond van de definitiebepaling onder instellingen onder meer agrarische innovatie- en praktijkcentra, in de zin van artikel 1.1.1. van de WEB, moeten worden verstaan. Nu de IPC’s met de inwerkingtreding van de wet geen bekostigde instellingen meer zijn in de zin van de WEB, dienen agrarische innovatie- en praktijkcentra, in de zin van artikel 1.1.1 van de WEB, niet langer in de definitiebepaling van de Regeling Inspectie van het onderwijs 2006 te worden opgenomen.
Artikel II
Op grond van het Besluit paraveterinairen mag fysiotherapie bij dieren slechts worden uitgeoefend door degene die kan aantonen dat hij een door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aangewezen opleiding heeft gevolgd. In de Regeling paraveterinairen is het Innovatie- en Praktijkcentrum Dierlijke sectoren te Barneveld, zijnde een onderdeel van PTC+, aangewezen als opleiding dierfysiotherapie. PTC+ ontvangt bekostiging van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit voor het verzorgen van deze opleiding.
Met de inwerkingtreding van de wet is het niet langer wenselijk dat PTC+ door de overheid wordt aangewezen om de opleiding voor dierfysiotherapie te verzorgen, aangezien PTC+ een commerciële marktpartij wordt. Het toekennen van een wettelijke onderwijstaak past hier niet bij.
Het blijft echter van belang dat degenen die worden toegelaten tot de uitoefening van fysiotherapie bij dieren een opleiding hebben gevolgd die aan bepaalde standaarden voldoet. In het leerplan fysiotherapie bij dieren als opgenomen in de bijlage bij de Regeling paraveterinairen zijn deze standaarden opgenomen. Met deze wijziging van de Regeling paraveterinairen worden derhalve opleidingen die tenminste uitvoering geven aan het leerplan fysiotherapie bij dieren aangewezen als opleidingen dierfysiotherapie.
Het is niet wenselijk om de opleiding tot dierfysiotherapeut verder te bekostigen, omdat de opleiding een post- initiële opleiding is. Post-initiële scholing dient binnen de bekostigingssystematiek voor hoger beroepsonderwijs commercieel gefinancierd te worden. De opleidingen die op grond van de Regeling paraveterinairen worden aangewezen als opleiding voor dierfysiotherapie, zullen derhalve van overheidswege geen financiële middelen ontvangen voor het verzorgen van de onderwijsactiviteiten.
Om te voorkomen dat de huidige leerlingen van PTC+ worden gedupeerd door het stop zetten van de bekostiging aan de opleiding dierfysiotherapie, worden de kosten voor leerlingen die op 1 oktober 2007 bij PTC+ staan ingeschreven voor de opleiding nog twee jaar vergoed. Deze vergoeding wordt betaald uit het overgangsbudget dat in het kader van de verzelfstandiging op basis van de wet aan PTC+ wordt toegekend. Met de vergoeding van de kosten wordt verzekerd dat de opleiding dierfysiotherapie nog twee jaar in zijn huidige vorm kan worden gecontinueerd.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
G. Verburg