Wijziging Uitvoeringsregeling Meststoffenwet

Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 12 juli 2007, nr. TRCJZ/2007/2274 houdende wijziging van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op de artikelen 51, 52, 53, derde lid, en 54 van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet;

Besluit:

Artikel I

De Uitvoeringsregeling Meststoffenwet1 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 56, tweede en derde lid, vervalt de zinsnede ‘en de EEG-verordening op deze overbrenging van toepassing is’.

B

Artikel 57 komt te luiden:

Artikel 57

1. Vervoerders, die voornemens zijn dierlijke meststoffen anders dan mestkorrels buiten of binnen Nederland te brengen, doen van dit voornemen mededeling aan de Dienst Regelingen.

2. Bij de in het eerste lid bedoelde mededeling worden in ieder geval de volgende gegevens verstrekt:

a. naam, adres en de door de Dienst Regelingen ter identificatie verstrekte relatienummers van de betrokken vervoerder en van de leveranciers onderscheidenlijk afnemers;

b. een overzicht van de buiten Nederland gevestigde afnemers onderscheidenlijk leveranciers;

c. het aantal voorgenomen transporten en de in tonnen uitgedrukte totale hoeveelheid te vervoeren dierlijke meststoffen onderscheiden naar mestcode zoals deze voor de desbetreffende mestsoort zijn opgenomen in bijlage I;

d. een afschrift van het document waaruit blijkt dat de lidstaat van bestemming de in artikel 8, tweede lid, eerste zin, van Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 3 oktober 2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten (PbEG L 273), bedoelde toestemming heeft verleend, voor zover deze toestemming ingevolge voornoemde verordening is vereist; en

e. de periode waarop de onder d bedoelde toestemming betrekking heeft.

3. De in het eerste lid bedoelde mededeling is niet vereist, indien de vervoerder ter zake van de voorgenomen overbrenging een kennisgeving heeft gezonden overeenkomstig artikel 59 van het besluit, zoals dit artikel luidde op 11 juli 2007, en de betrokken lidstaat van bestemming terzake van de overbrenging vergunning of toestemming heeft verleend als bedoeld in van artikel 5, eerste lid, onderscheidenlijk artikel 8, eerste lid, van verordening (EEG) nr. 259/93 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 1 februari 1993 betreffende toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschap (PbEG L 30).

C

Na artikel 57 wordt het volgende artikel ingevoegd:

Artikel 57a

1. De vervoerder, die overeenkomstig artikel 57 mededeling heeft gedaan, doet ten minste drie werkdagen voordat de dierlijke meststoffen daadwerkelijk buiten of binnen Nederland worden gebracht hiervan elektronisch mededeling aan de Dienst Regelingen.

2. Bij de in het eerste lid bedoelde mededeling worden in ieder geval de volgende gegevens verstrekt:

a. naam, adres en voor zover van toepassing de door de Dienst Regelingen ter identificatie verstrekte relatienummers van de vervoerder en de leverancier onderscheidenlijk afnemer van de desbetreffende vracht dierlijke meststoffen;

b. de mestcode van de desbetreffende vracht dierlijke meststoffen, zoals deze voor de desbetreffende mestsoort is opgenomen in bijlage I; en

c. de postcode van de laadplaats van de desbetreffende vracht dierlijke meststoffen.

3. Ten minste twaalf uur voordat de overbrenging daadwerkelijk plaatsvindt, bevestigt de vervoerder de in het eerste lid bedoelde mededeling elektronisch aan de Dienst Regelingen.

4. Bij de in het derde lid bedoelde bevestiging van de mededeling worden in ieder geval de volgende gegevens verstrekt:

a. de datum waarop het laden van de dierlijke meststoffen aanvangt; en

b. het kenteken van het motorrijtuig, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel c, van de Wegenverkeerswet 1994.

5. Indien de meststoffen binnen Nederland worden gebracht of indien de vracht bestaat uit dierlijke meststoffen waarvoor ingevolge Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 3 oktober 2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten (PbEG L 273) geen gezondheidscertificaat is voorgeschreven, kan de in het eerste lid bedoelde mededeling en de in het derde lid bedoelde bevestiging gelijktijdig geschieden, ten minste twaalf uur voordat de overbrenging daadwerkelijk plaatsvindt.

6. Indien het vervoer, nadat de in het derde lid bedoelde bevestiging is gedaan, niet dan wel niet overeenkomstig de verstrekte gegevens plaatsvindt, trekt de desbetreffende vervoerder, de in het eerste lid bedoelde mededeling onverwijld elektronisch in.

D

Artikel 58, tweede lid, onderdelen a tot en met c, komen te luiden:

a. de door de Dienst Regelingen ter identificatie verstrekte relatienummers van de onderneming van de vervoerder, het bedrijf of de onderneming van de leverancier en het bedrijf of de onderneming van de afnemer;

b. de datum waarop het vervoer plaatsvindt;

c. de postcode en het huisnummer van de laadplaats en de losplaats;

E

In de aanhef van artikel 59 wordt ‘de artikelen 53 tot en met 57’, vervangen door: en de artikelen 53 tot en met 56.

F

Artikel 60, derde lid, komt te luiden:

3. Indien de dierlijke meststoffen buiten Nederland worden gebracht, wordt ter zake van het vervoer, in zoverre in afwijking van het tweede lid, gebruik gemaakt van een geprint exemplaar van het vervoersbewijs, zoals dit bij de elektronische verzending van de gegevens van de mededeling, bedoeld in artikel 57a, eerste lid, elektronisch is aangemaakt, voor zover deze mededeling niet ingevolge artikel 57a, zesde lid, is ingetrokken.

G

In artikel 62, onderdeel g, vervalt de zinsnede ‘en de EEG-verordening op deze overbrenging van toepassing is’.

H

Hoofdstuk 8, paragraaf 4, vervalt.

I

In artikel 120, eerste lid, vervalt de zinsnede ‘of de EEG-verordening gestelde voorschriften’.

J

Artikel 122, wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, komt te luiden:

1. De in artikel 26, eerste lid, van het besluit en de in de artikelen 25, eerste, tweede en zesde lid, 32, eerste lid, 37, eerste, tweede en vierde lid, 41, 42, 45, eerste, tweede en vijfde lid, 48, 50, eerste, tweede en vierde lid en 52, eerste lid, 57, eerste lid, 104, eerste lid, artikel 105, eerste lid, artikel 110, eerste lid, artikel 114, artikel 115 en artikel 119, tweede lid, bedoelde meldingen, verklaringen, verstrekking van gegevens, kennisgevingen, aanmeldingen ter registratie en aanvragen tot ontheffing geschieden door indiening bij de Dienst Regelingen van het ingevulde en ondertekende daartoe bestemde formulier, dat door deze dienst wordt verstrekt.

2. Het derde lid komt te luiden:

3. De in de artikelen 55, vierde lid, en 81, eerste lid, bedoelde elektronische verzending van gegevens, de in de artikelen 52, 57a en 58 bedoelde elektronische mededelingen en verstrekkingen van gegevens en de in artikel 64, bedoelde elektronische indiening van gegevens geschieden met gebruikmaking van het door de Dienst Regelingen daartoe ter beschikking gestelde elektronische portaal.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 12 juli 2007.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 12 juli 2007.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, G. Verburg.

Toelichting

De Uitvoeringsregeling Meststoffenwet bevatte een aantal bepalingen die ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 259/93 van de Raad van 1 februari 1993, betreffende toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschap (PbEG L 30; hierna EVOA) strekten. De op grond van de EVOA geldende procedurele eisen moesten zeker stellen dat voorafgaande aan de overbrenging van dierlijke mest in beeld was van wie, naar wie, via welke route de meststoffen vervoerd zouden worden. De borging die EVOA bood, sloot hiermee naadloos aan op de maatregelen die bij de introductie van het gebruiksnormenstelsel in Nederland zijn ingevoerd. Ook deze maatregelen zijn – zoals is toegelicht in paragraaf 6 van de nota van toelichting bij het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet – gericht op het vergroten van de transparantie van de meststroom in de gehele keten van producent tot eindgebruiker en strekken ertoe dat ter zake van de afvoer van dierlijke mest adequaat administratief verantwoording wordt afgelegd. Dit vanuit de achtergrond dat de borging dat dierlijke mest daadwerkelijk en aantoonbaar getransporteerd wordt naar het opgegeven bedrijf, essentieel is voor de sturingskracht van het gebruiksnormenstelsel.

Met ingang van 12 juli 2007 wordt de EVOA vervangen door Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen (PbEU L 190; hierna: nieuwe EVOA). Zoals is toegelicht in de artikelsgewijze toelichting bij artikel I, onderdelen I, J en M, van het besluit van 4 juli 2007 tot wijziging van onder meer het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet is de nieuwe EVOA niet langer van toepassing op de overbrenging van dierlijke meststoffen. Voor deze overbrenging gelden uitsluitend nog de veterinaire voorschriften van Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 3 oktober 2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten (PbEG L 273; hierna: verordening dierlijke bijproducten).

Gelet op het voorgaande kunnen de ter uitvoering van de EVOA strekkende bepalingen in de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet vervallen. Onderhavige regeling tot wijziging van de Uitvoeringsregeling strekt hiertoe. Met het oog op de sturingskracht van het gebruiksnormenstelsel blijft een sluitende procedure met voldoende waarborgen dat geëxporteerde mest daadwerkelijk op de bestemming aankomt, noodzakelijk. In verband hiermee voorziet onderhavige regeling in een procedure die ter zake van het buiten of binnen Nederland brengen van dierlijke meststoffen, met uitzondering van mestkorrels, is voorgeschreven.

Deze procedure, die zo veel mogelijk aansluit op de ingevolge de verordening dierlijke bijproducten geldende verplichtingen, omvat de op de artikelen 51 en 52 van het Uitvoeringsbesluit gebaseerde verplichtingen om voordat het vervoer plaatsvindt daarvan mededeling te doen aan de Dienst Regelingen (hierna: DR). Voor wat betreft het buiten Nederland brengen van dierlijke meststoffen (hierna kortheidshalve: export) luidt de procedure op hoofdlijnen als volgt.

Voordat dierlijke meststoffen naar een andere lidstaat verzonden worden, moet ingevolge artikel 8, tweede lid, van de verordening dierlijke bijproducten de lidstaat van bestemming daarvoor toestemming verleend hebben. Deze toestemming geldt veelal voor een bepaalde hoeveelheid en een bepaalde periode. Nadat de vervoerder, in de praktijk veelal als exporteur aangeduid, deze toestemming verkregen heeft doet hij op grond van artikel 57, eerste lid, mededeling aan DR van de voorgenomen export. Voor deze mededeling wordt ingevolge artikel 122, eerste lid, gebruik gemaakt van het door DR ter beschikking gestelde formulier waarop een aantal basale gegevens over een reeks voorgenomen transporten wordt ingevuld. Tevens voegt hij een afschrift bij van de verkregen toestemming, zodat onomstotelijk vaststaat dat de mest daadwerkelijk kan en mag worden geëxporteerd.

De gegevens worden door DR digitaal geregistreerd, opdat deze gebruikt kunnen worden in de meldapplicatie waarmee de daadwerkelijke export ingevolge artikel 57a moet worden gemeld.

Op grond van artikel 57, derde lid, behoeven voorgenomen transporten ter zake waarvan ingevolge EVOA kennisgeving is gedaan en waarvoor de ontvangende lidstaat in dat kader al toestemming of vergunning heeft verleend, niet nogmaals te worden aangemeld. Van deze transporten zijn de gegevens al uit de EVOA-kennisgevingen in de meldapplicatie ingevoerd en exporteurs kunnen deze benutten voor de in artikel 57a voorgeschreven transportmeldingen. Een en ander laat overigens onverlet dat exporteurs, gelijk onder de werking van EVOA het geval was, op grond van de verordening dierlijke bijproducten gehouden zijn veterinaire toestemming aan te vragen. Zij hoeven deze niet in te sturen zolang de geldigheidsduur van de EVOA-kennisgeving nog niet is verstreken.

Zodra een transport daadwerkelijk uitgevoerd gaat worden, moet de vervoerder dit op grond van artikel 57a, eerste lid, ten minste drie werkdagen van tevoren melden. Deze zogenoemde voorlopige transportmelding wordt gedaan door middel van de digitale meldapplicatie, waarin de basale gegevens al naar aanleiding van de voorgenomen transportmelding zijn ingevoerd. Deze gegevens, die vergelijkbaar zijn met de gegevens die op het transportformulier stonden, dat in het kader van de EVOA was voorgeschreven, betreffen relatienummer, naam, adres, telefoon, faxnummer, emailadres, contactpersoon en debiteurnummer van de opdrachtgevende vervoerder, relatienummer, naam, adres en telefoonnummer van de leverancier alsmede de mestcode, de postcode van de laadplaats, en de datum van het laden en het kenteken.

Op basis van deze voorlopige transportmelding wordt – net als onder de werking van de EVOA – een aanvraag voor het in de verordening dierlijke bijproducten voorgeschreven gezondheidscertificaat gegenereerd. Deze aanvraag is vooralsnog een fysiek document, dat door betrokken exporteur bij de veterinaire autoriteit (VWA) moet worden ingediend. Het is de bedoeling dat de gegevens in de toekomst vanuit de meldapplicatie digitaal naar de VWA worden verstuurd.

Daarnaast wordt door de voorlopige melding een vervoersbewijs als bedoeld in artikel 60, derde lid, gegenereerd.

Ten minste twaalf uur voordat het transport plaatsvindt, moet het transport door middel van de in het derde lid van artikel 57a voorgeschreven bevestiging, door de vervoerder definitief worden aangemeld bij de meldapplicatie van DR. Bij deze gelegenheid kunnen de datum van het transport en het kenteken van het in te zetten vervoermiddel nog worden gewijzigd. Deze melding vervangt de op grond van EVOA voorgeschreven melding die drie dagen voor overbrenging moest worden gedaan door de elektronische inzending van het zogenoemde begeleidende document. Voor de termijn van twaalf uur is gekozen, omdat deze enerzijds de sector vanuit logistiek oogpunt bezien de nodige flexibiliteit verschaft, terwijl anderzijds de AID in de gelegenheid is om fysieke controle uit te oefenen.

Overigens kan voor dierlijke meststoffen waarvoor ingevolge de verordening dierlijke bijproducten geen gezondheidscertificaat is voorgeschreven, hetgeen met name bij paardenmest het geval is, op grond van het vijfde lid van artikel 57a worden volstaan met één definitieve melding, die ten minste twaalf uur voor transport moet worden gedaan.

De vervoerder zorgt er vervolgens voor dat het vervoersbewijs en het gezondheidscertificaat aanwezig zijn bij het transport. Op het vervoersbewijs vult hij de laad- en losgegevens (gewicht, tijdstip, monsternummers) in en daarnaast draagt hij zorg dat het vervoersbewijs door de leverancier en door hemzelf wordt ondertekend. Indien de bij de definitieve melding doorgegeven datum van het transport en het kenteken van het transportmiddel afwijken van de gegevens zoals deze bij de voorlopige melding zijn opgegeven, vult hij tevens deze gegevens op het vervoersbewijs in.

Indien het transport nadat de definitieve melding is verricht niet door gaat of indien zich wijzigingen ten opzichte van de gemelde gegevens voordoen, is de vervoerder op grond van het zesde lid van artikel 57a verplicht het transport in te trekken via de meldapplicatie. Nadat de melding is ingetrokken kan het eerder gegenereerde vervoersbewijs ingevolge artikel 60, derde lid, niet meer als zodanig worden gebruikt.

Gelijk voorheen het geval was draagt hij ook zorg voor de gebruikelijke AGR-verplichtingen en GPS-meldingen bij het laden en bij het lossen of bij de grensovergang, zoals deze op grond van de artikelen 55 en 56 gelden. Overeenkomstig artikel 64 worden ten slotte de gegevens van het vervoersbewijs en de op basis van de analyseresultaten vastgestelde hoeveelheden dierlijke meststoffen binnen 30 dagen nadat het transport is uitgevoerd, elektronisch bij DR ingediend.

Voor wat betreft het binnen Nederland brengen van dierlijke meststoffen geldt een vergelijkbare procedure, met dien verstande dat op grond van het vijfde lid van artikel 57a worden volstaan met één definitieve melding, die ten minste twaalf uur voor transport moet worden gedaan.

Met deze wijziging wordt een naar verwachting verwaarloosbare reductie van de administratieve lasten bewerkstelligd. Bezien wordt of op termijn een wezenlijkere reductie kan worden bereikt door de procedurele bepalingen die met betrekking tot de overbrenging van meststoffen op grond van de Uitvoeringsregeling gelden meer te stroomlijnen met de bepalingen die op grond van de verordening dierlijke bijproducten gelden.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg

  • 1

    Stcrt. 2005, 226; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 31 januari 2007 (Stcrt. 27).

Naar boven