Besluit tekenbevoegdheid vertrouwensfuncties en veiligheidsonderzoeken BZK 2007

20 juni 2007

Nr. 2851545/01

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, in overeenstemming met de Minister van Defensie,

Gelet op de Wet veiligheidsonderzoeken en artikel 2:2 van het Mandaat- en volmachtbesluit diensthoofden BZK;

Besluit:

Artikel 1

In deze beschikking wordt onder tekenbevoegdheid verstaan de bevoegdheid om namens de Minister besluiten te nemen, stukken af te doen en uitgaande brieven te ondertekenen.

Artikel 2

1. Het hoofd van de Algemene inlichtingen- en veiligheidsdienst bezit tekenbevoegdheid ten aanzien van:

a. het instemmen met het aanwijzen van vertrouwensfuncties als bedoeld in artikel 3 van de Wet veiligheidsonderzoeken;

b. het afgeven van een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in de artikelen 4 en 5 van de Wet veiligheidsonderzoeken;

c. het in overeenstemming met de betrokken Minister weigeren van een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 8 van de Wet veiligheidsonderzoeken;

d. het doen instellen van een hernieuwd veiligheidsonderzoek als bedoeld in de artikelen 9 en 16 van de Wet veiligheidsonderzoeken;

e. het in overeenstemming met de betrokken Minister intrekken van een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 10 van de Wet veiligheidsonderzoeken;

f. het doen van mededelingen aan een andere mogendheid of aan een volkenrechtelijke organisatie als bedoeld in artikel 13 van de Wet veiligheidsonderzoeken;

g. het beslissen op bezwaarschriften gericht tegen een besluit tot het weigeren of het intrekken van een verklaring als bedoeld onder c of e, indien de beslissing op het bezwaarschrift niet afwijkt van het advies van de bezwarencommissie veiligheidsonderzoeken.

2. Bij verhindering van het hoofd van de Algemene inlichtingen- en veiligheidsdienst heeft diens plaatsvervanger tekenbevoegdheid.

Artikel 3

Aan de Minister is voorbehouden het beslissen op bezwaarschriften gericht tegen een besluit tot het weigeren of het intrekken van een verklaring als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder c of e, indien de beslissing op het bezwaarschrift afwijkt van het advies van de bezwarencommissie veiligheidsonderzoeken.

Artikel 4

Het hoofd van de Algemene inlichtingen- en veiligheidsdienst kan bij schriftelijk aan de Minister mede te delen besluit:

1. ten aanzien van de daarin aangewezen bevoegdheden, tekenbevoegdheid opdragen aan een of meer als zodanig aangewezen, onder hem ressorterende functionarissen;

2. ten aanzien van de in artikel 2, eerste lid, onder b, bedoelde bevoegdheid, in verband met de vervulling van vertrouwensfuncties op de burgerluchthavens, tekenbevoegdheid verlenen aan de commandant van de Koninklijke marechaussee, die deze bevoegdheid in overeenstemming met het hoofd van de Algemene inlichtingen- en veiligheidsdienst, bij schriftelijk aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties mede te delen besluit kan opdragen aan een of meer als zodanig aangewezen onder de commandant van de Koninklijke marechaussee ressorterende functionarissen.

Artikel 5

De tekenbevoegdheid wordt uitgeoefend met dien verstande dat:

a. geen beslissingen worden genomen ten aanzien van zaken van principiële aard;

b. de bestaande richtlijnen en gebruiken omtrent voorparaaf en medeparaaf in overleg en overeenstemming met medebelanghebbende afdelingen in acht zijn genomen;

c. de binnen het Ministerie geldende instructies omtrent het voorleggen en afdoen van stukken zijn gevolgd;

d. geen stukken worden ondertekend, die bij de ontvanger de indruk kunnen wekken dat de ondertekenaar persoonlijk een beslissing neemt, welke door de Minister moet worden genomen.

Artikel 6

Het hoofd van de Algemene inlichtingen- en veiligheidsdienst brengt iedere drie maanden aan de Minister schriftelijk verslag uit over de wijze waarop van de aan hem en door hem verleende tekenbevoegdheid gebruik is gemaakt.

Artikel 7

Het Besluit tekenbevoegdheid vertrouwensfuncties en veiligheidsonderzoeken Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 2004 wordt ingetrokken.

Artikel 8

Na inwerkingtreding van dit besluit berust het Besluit tekenbevoegdheid vertrouwensfuncties en veiligheidsonderzoeken Koninklijke marechaussee op artikel 4, aanhef en onder 2, van dit besluit, berusten het Besluit tekenbevoegdheid vertrouwensfuncties en veiligheidsonderzoeken Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst 2004 en het Besluit tekenbevoegdheid hoofd Interne Veiligheid van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst op artikel 4, aanhef en onder 1, van dit besluit en berust het Besluit uitvoering en tekenbevoegdheid veiligheidsonderzoeken Dienst Koninklijk Huis mede op dit besluit.

Artikel 9

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Artikel 10

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit tekenbevoegdheid vertrouwensfuncties en veiligheidsonderzoeken BZK 2007.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, G. ter Horst.

Toelichting

Het Besluit tekenbevoegdheid vertrouwensfuncties en veiligheidsonderzoeken BZK 2007 heeft betrekking op besluiten die in het kader van de Wet veiligheidsonderzoeken (WVO) door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties worden genomen. In de aanhef van het besluit is dan ook naast de verwijzing naar artikel 2:2 (werkterrein van het diensthoofd) van het Mandaat- en volmachtbesluit diensthoofden BZK, een verwijzing naar de WVO opgenomen.

Het Besluit tekenbevoegdheid vertrouwensfuncties en veiligheidsonderzoeken BZK 2007 bevat ten opzichte van Besluit tekenbevoegdheid vertrouwensfuncties en veiligheidsonderzoeken Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 2004 de volgende inhoudelijke wijzigingen.

Nieuw is een regeling met betrekking tot het beslissen op bezwaar. Hoewel ingevolge artikel 2:3, aanhef en onder i, van het Mandaat- en volmachtbesluit diensthoofden BZK het mandaat van het diensthoofd, en dus ook dat van het hoofd van de Algemene inlichtingen- en veiligheidsdienst, in ieder geval betrekking heeft op het beslissen op bezwaarschriften tegen besluiten inzake aangelegenheden die behoren tot zijn werkterrein, was het tot nu toe gebruikelijk dat op bezwaarschriften gericht tegen het weigeren of het intrekken van een verklaring van geen bezwaar (vgb) werd beslist door de Minister zelf. Deze praktijk betekende een uit het oogpunt van tijdsbeslag en efficiëntie ongewenste situatie, waarbij bovendien in veel gevallen de betrokkenheid van de Minister weinig meerwaarde had. Daarom is gezocht naar een criterium dat een indicatie geeft voor de gevallen waarin het zinvol is de beslissing bij de Minister zelf te leggen. Dat criterium is gevonden in het al dan niet afwijken van de voorgestelde beslissing van het advies dat de bezwarencommissie veiligheidsonderzoeken heeft uitgebracht. In de meeste gevallen wijkt de voorgestelde beslissing niet af van het advies van de bezwarencommissie. In die gevallen heeft de betrokkenheid van de Minister weinig meerwaarde. Anders ligt het als de voorgestelde beslissing op bezwaar afwijkt van het advies van de bezwarencommissie. In dat geval is het kennelijk mogelijk verschillende afwegingen te maken en is het zinvol dat de Minister zelf het uiteindelijke besluit neemt.

In samenhang met deze regeling voor het beslissen op bezwaar zal ook het Besluit tekenbevoegdheid vertrouwensfuncties en veiligheidsonderzoeken AIVD 2004 worden aangepast in die zin dat daarin de tekenbevoegdheid met betrekking tot de primaire besluiten, zoals het weigeren of intrekken van een verklaring van geen bezwaar, in principe wordt belegd bij de directeur Beveiliging van de AIVD, die uit hoofde van zijn taakopdracht direct bij deze materie betrokken is.

Een andere inhoudelijke wijziging ten opzichte van het Besluit tekenbevoegdheid uit 2004 betreft het schrappen van de gevallen waarin het weigeren of het intrekken van een vgb was voorbehouden aan de Minister. Het ging daarbij om gevallen waarin de weigering of de intrekking (dan wel het doen van mededelingen aan een andere mogendheid als bedoeld in artikel 13 WVO) was gebaseerd op gegevens betreffende de deelneming of steunverlening aan activiteiten die de nationale veiligheid kunnen schaden, dan wel het lidmaatschap van of steunverlening aan organisaties die doeleinden nastreven, dan wel ter verwezenlijking van hun doeleinden middelen hanteren, die aanleiding geven tot het vermoeden dat zij een ernstig gevaar vormen voor het voortbestaan van de democratische rechtsorde (artikel 7, tweede lid, onder b en c, en artikel 13, vierde lid, onder b en c, WVO). Het gaat hierbij doorgaans om gegevens die bij de dienst berusten en die bij het veiligheidsonderzoek aan het licht komen. In de praktijk blijkt dat de beoordeling van dit soort gegevens bij uitstek tot de competentie van de dienst gerekend kan worden en dat de Minister besluit overeenkomstig het voorstel van de dienst. Er is dus geen bezwaar om ook deze besluiten onder het mandaat te laten vallen, en wel, overeenkomstig de hierboven al genoemde aanpassing van het Besluit tekenbevoegdheid vertrouwensfuncties en veiligheidsonderzoeken AIVD 2004, onder de tekenbevoegdheid van de directeur Beveiliging. In dit verband is het goed erop te wijzen dat, zoals in artikel 5 van het onderhavige besluit is opgenomen, beslissingen van principiële aard altijd aan de Minister zelf worden voorgelegd.

In het Besluit tekenbevoegdheid uit 2004 was voorts bepaald dat aan de Minister was voorbehouden de ondertekening van stukken bestemd voor de Koningin, de Ministerraad, de Kamers en dergelijke organen. Deze bepaling is geschrapt aangezien in het kader van de in dit besluit genoemde bevoegdheden de ondertekening van dergelijke stukken niet aan de orde is.

In artikel 4 wordt het in deze context minder juiste begrip beschikking tweemaal vervangen door besluit. Het gaat hier om immers om besluiten tot het verlenen van ondermandaat, niet om beschikkingen voor een individueel geval.

Voor het overige zijn de bepalingen uit het besluit uit 2004 ongewijzigd gebleven. Wel is de citeertitel nog iets beknopter geformuleerd door, in navolging van andere besluiten, de ingeburgerde afkorting BZK te hanteren.

Nu het Besluit tekenbevoegdheid vertrouwensfuncties en veiligheidsonderzoeken Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 2004 wordt ingetrokken dient voor de (mede) op dat besluit berustende ondermandaatsbesluiten, te weten het Besluit tekenbevoegdheid vertrouwensfuncties en veiligheidsonderzoeken Koninklijke marechaussee (Stcrt. 1997, nr. 35), het Besluit tekenbevoegdheid vertrouwensfuncties en veiligheidsonderzoeken Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst 2004 (Stcrt. 2004, nr. 43), het Besluit tekenbevoegdheid hoofd Interne Veiligheid van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (Stcrt. 2004, nr. 201) en het Besluit uitvoering en tekenbevoegdheid veiligheidsonderzoeken Dienst Koninklijk Huis (Stcrt. 2004, nr. 84) een nieuwe grondslag in het onderhavige besluit geboden te worden. In artikel 8 wordt dit geregeld.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst

Naar boven