Regeling examens en opleidingenplannen luchtverkeersdienstverlening en luchtvaartterreininformatieverstrekking

Regeling houdende voorschriften examens luchtverkeersdienstverlening en luchtvaartterreininformatieverstrekking alsmede nadere regels inzake de goedkeuring van opleidingenplannen (Regeling examens en opleidingenplannen luchtverkeersdienstverlening en luchtvaartterreininformatieverstrekking)

11 juli 2007

Nr. HDJZ/LUV/2007-899

Hoofddirectie Juridische Zaken

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op de artikelen 24a, tweede lid, en 28 van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart;

Besluit:

§ 1

Algemeen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

assessor: persoon met de bijzondere bevoegdverklaring ASE, bedoeld in Bijlage II bij het besluit;

besluit: Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart

examinator: persoon met de bijzondere bevoegdverklaring EXM, bedoeld in Bijlage II van het besluit;

examen: examen, bedoeld in artikel 25 van het besluit;

initiële training: basisopleiding ter verkrijging van een bewijs van bevoegdheid voor een functie als bedoeld in artikel 17, onderdelen a tot en met d, van het besluit alsmede opleiding voor een bevoegdverklaring voor een dergelijke functie;

Minister: Minister van Verkeer en Waterstaat;

unit training: vervolgopleiding ter verkrijging van een bewijs van bevoegdheid voor een functie als bedoeld in artikel 17, onderdelen a, c en d, van het besluit met inbegrip van een overgangsopleiding voorafgaand aan een opleiding op de werkplek.

§ 2

Examen

Artikel 2

De examencommissie draagt zorg voor:

a. het organiseren van het examen;

b. het aanstellen van examinatoren en assessors;

c. het afnemen van het examen met behulp van examinatoren en assessors;

d. het inrichten en controleren van het administratief proces noodzakelijk voor een juiste uitvoering van deze regeling;

e. het opstellen en bijhouden van een handboek met een beschrijving van het administratief proces, bedoeld in onderdeel d;

f. het inrichten en beheren van een examenvragendatabank;

g. het houden van periodiek overleg met organisaties voor luchtverkeersdienstverlening en exploitanten van luchtvaartterreinen omtrent de organisatie van examens.

Artikel 3

Luchtverkeerdienstverleningsorganisaties en exploitanten van luchtvaartterreinen waarvan personeel deelneemt aan examens dragen op verzoek van de examencommissie zorg voor:

a. het adviseren van de examencommissie omtrent het organiseren van examens;

b. het voordragen van examinatoren en assessors;

c. het beschikbaar stellen van ruimten en gebouwen voor het afnemen van examens door de examencommissie, examinatoren en assessors.

Artikel 4

Examinatoren en assessoren dragen zorg voor:

a. het uitvoeren van het theoretisch en praktisch onderzoek, bedoeld in artikel 25, tweede lid, onderdelen a en b, van het besluit;

b. het handhaven van de rust en orde ter plaatse van het examen;

c. het opstellen van een schriftelijke rapportage omtrent de voortgang en de uitkomsten van het examen en het informeren van de examencommissie daaromtrent;

d. het aanleveren, onderhouden en valideren van examenvragen voor de examenvragen databank.

Artikel 5

Tot het examen worden toegelaten, kandidaten die voor het verkrijgen van het bewijs van bevoegdheid, of de bevoegdverklaring waartoe het examen wordt afgelegd een opleiding hebben gevolgd bij een opleidingsinstelling die beschikt over een overeenkomstig artikel 24a van het besluit door de Minister goedgekeurd opleidingenplan.

Artikel 6

1. De kandidaat of de door hem gemachtigde opleidingsinstelling doet een aanvraag voor het afleggen van een examen op een door de examencommissie verstrekt aanvraagformulier.

2. De examencommissie verstrekt de kandidaat voor een examen een toelatingsbewijs, dat:

a. geldig is voor alle vakken behorende bij één examenpoging;

b. een persoonsgebonden registratienummer bevat;

c. geldig is tot ten hoogste zes maanden na de daarop vermelde dagtekening.

3. Voor het afleggen van het examen is de kandidaat examengeld verschuldigd, volgens een door de Minister vastgesteld en bekendgemaakt tarief. De kandidaat ontvangt een factuur voor de betaling van het examengeld.

4. De examencommissie deelt de kandidaat of de door hem gemachtigde opleidingsinstelling uiterlijk twee weken voor het examen datum, tijd en locatie van het examen mee.

5. De kandidaat wordt tot het examen toegelaten na:

a. betaling van het examengeld;

b. overlegging van een geldig toelatingsbewijs én een wettig en geldig legitimatiebewijs.

Artikel 7

1. De initiële training en de unit training worden afgerond met een examen.

2. Kandidaten leerling luchtverkeersleider, vluchtinformatieverstrekker en luchtvaartterreininformatieverstrekker worden niet tot het examen voor de unit training toegelaten voordat het examen voor de initiële training met goed gevolg is afgelegd.

3. Het theoretisch onderzoek, bedoeld in artikel 25, tweede lid, onderdeel a, van het besluit bestaat uit een schriftelijk en een mondeling gedeelte.

Artikel 8

1. Het examen voor de onderstaande bevoegdverklaringen wordt binnen de volgende termijnen afgerond:

a. eerste bevoegdverklaring leerling-luchtverkeersleider binnen 6 maanden nadat het examen voor de initiële training met goedgevolg is afgelegd;

b. eerste bevoegdverklaring luchtverkeersleider binnen 2 jaar nadat het examen voor het bewijs van bevoegdheid voor leerling-luchtverkeersleider met goedgevolg is afgelegd;

c. eerste bevoegdverklaring vluchtinformatieverstrekker binnen 1 jaar nadat het examen voor de initiële training met goedgevolg is afgelegd;

d. de eerste bevoegdverklaring luchtvaartterreininformatieverstrekker binnen 6 maanden nadat het examen voor de initiële training met goed gevolg is afgelegd;

e. de algemene bevoegdverklaringen ADV, ADI, APP, APS, ACP of ACS, bedoeld in Bijlage II van het besluit, voor luchtverkeersleiders binnen 2 jaar nadat het examen voor de initiële training met goed gevolg is afgelegd.

2. De eerste bevoegdverklaring waarvoor de kandidaat luchtvaartterreininformatieverstrekker examen aflegt, is de bevoegdverklaring RT, bedoeld in artikel 18, vijfde lid, van het besluit. Het examen voor de daaropvolgende bevoegdverklaring wordt binnen 2 jaar na het behalen van het examen voor de bevoegdverklaring RT afgelegd.

3. Onverminderd het eerste en het tweede lid worden kandidaten voor het examen voor een bevoegdverklaring luchtverkeersleider, vluchtinformatieverstrekker of luchtvaartterreininformatieverstrekker slechts tot het examen toegelaten indien ze binnen de afgelopen 4 jaar in het bezit zijn geweest van een geldig bewijs van bevoegdheid met ten minste één algemene bevoegdverklaring.

4. Overschrijding van de termijnen als bedoeld in het eerste en het tweede lid leidt tot ongeldigheid van de desbetreffende examens,

Artikel 9

1. De Minister kan in bijzondere gevallen ontheffing verlenen van de verplichting tot het afleggen van het examen waaronder mede wordt begrepen de in artikel 8, eerste en tweede lid, bedoelde vereisten inzake termijnen voor het afleggen van het examen.

2. Alvorens de Minister een besluit tot ontheffing neemt, toetst de examencommissie de kennis, bedrevenheid en ervaring van de desbetreffende kandidaat met een selectie van theorievragen.

3. Bij het verlenen van ontheffing van de vereisten, bedoeld in artikel 8, eerste en tweede lid, kan de Minister de termijnen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, b en d, en het tweede lid van dat artikel, met ten hoogste 2 jaar verlengen en de termijnen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, van dat artikel met ten hoogste 1 jaar verlengen.

4. Houders van een geldig algemeen certificaat maritieme radiocommunicatie of een beperkt certificaat maritieme radiocommunicatie als bedoeld in de Regeling aanvraag en toelating vergunningen voor het gebruik van frequentieruimte, leggen ter verkrijging van bevoegdverklaring RT uitsluitend dat deel van het examen af dat betrekking heeft op de op grond van het op 7 december 1944, te Chicago gesloten Verdrag inzake de Burgerluchtvaart (Trb.1973, 109) door de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie vastgestelde Annex 10, boekdeel II, Hoofdstuk 5.

Artikel 10

1. Bij het schriftelijk examen is voor ieder examenvak ten minste één door de examencommissie aangewezen examinator of assessor voor het houden van toezicht aanwezig, tenzij in verband met de aard en de inrichting van de examenomgeving en de examenopgaven de voorzitter van de examencommissie twee leden noodzakelijk acht.

2. Gedurende het examen mogen de kandidaten de examenomgeving niet verlaten dan met toestemming van een examinator.

3. Het mondeling en het praktijkexamen wordt door ten minste één examinator of assessor afgenomen, tenzij in verband met de aard en de inrichting van de examenomgeving en de examenopgaven de voorzitter van de examencommissie twee leden noodzakelijk acht.

Artikel 11

1. In geval van ziekte of overmacht van de kandidaat voor het examen wordt de volgende procedure gevolgd:

a. de kandidaat informeert vóór het begin van het examen de examencommissie, de aangewezen examinator of assessor omtrent:

1°. de verhindering

2°. de reden van de verhindering,

3°. de raadpleging van een arts in geval van ziekte,

4°. de verwachte duur van de verhindering;

b. de examencommissie kan zich in geval van ziekte door een arts laten adviseren omtrent het ziektebeeld van de kandidaat.

2. Met inachtneming van de procedure, bedoeld in het eerste lid, wordt het verzuimde examen in overleg met de kandidaat op een ander tijdstip, afgenomen.

3. Kandidaten worden tot uiterlijk een half uur na het officiële tijdstip van aanvang van het examen toegelaten. De oorspronkelijke eindtijd van het examen wordt daarbij niet verlengd.

Artikel 12

1. De schriftelijke rapportage, bedoeld in artikel 4, onderdeel c, bevat ten minste de conclusie van de examinatoren of assessors of het examen als voldoende of onvoldoende is beoordeeld.

2. Indien de uitslag van het examen onvoldoende is, bevat de rapportage de redenen waarom het examen als onvoldoende is beoordeeld.

Artikel 13

1. De voorlopige uitslag van het examen wordt zo spoedig mogelijk door de aangewezen examinator aan de kandidaat medegedeeld.

2. Aan de voorlopige uitslag kunnen geen rechten worden ontleend.

3. De definitieve uitslag van het examen wordt door de voorzitter van de examencommissie of bij ontstentenis van de voorzitter diens plaatsvervanger mondeling én schriftelijk aan de kandidaat medegedeeld.

4. De schriftelijke mededeling van de definitieve uitslag van het examen draagt de handtekeningen van de voorzitter en de secretaris van de examencommissie, of bij ontstentenis van deze personen, die van hun plaatsvervangers.

5. De kandidaat voor een examen kan binnen twee weken na de dag waarop de uitslag is bekendgemaakt schriftelijk en met opgaaf van redenen bezwaar maken bij de voorzitter van de examencommissie.

§ 3

Opleidingenplan

Artikel 14

1. Opleidingen waarvoor ingevolge artikel 24a van het besluit een door de Minister goed te keuren opleidingenplan noodzakelijk is, bestaan uit een initiële training en een unit training.

2. De initiële training voldoet in elk geval aan de volgende eisen:

a. de opleiding is er op gericht te garanderen dat de personen die een opleiding tot luchtverkeersleider, vluchtinformatieverstrekker of luchtvaartterreinformatieverstrekker volgen in staat zijn hun taken veilig, snel en efficiënt uit te voeren;

b. de opleiding heeft betrekking op de volgende thema’s: luchtvaartwetgeving, luchtverkeersbeheer, inclusief procedures voor samenwerking tussen militaire en burgerluchtvaart, meteorologie, navigatie, luchtvaartuigen en beginselen van de luchtvaart, inclusief heldere communicatie tussen luchtverkeersleider vluchtinformatieverstrekker of luchtvaartterreinformatieverstrekker en piloten, menselijke factoren, uitrusting en systemen, beroepsomgeving, veiligheid en veiligheidscultuur, veiligheidsbeheerssystemen, ongewone en noodsituaties, systeemdefecten, talenkennis, inclusief radiotelefoniejargon;

c. tijdens de opleiding met betrekking tot deze thema’s worden de kandidaten voorbereid op de verschillende types luchtverkeersdiensten en worden de veiligheidsaspecten extra benadrukt;

d. de initiële opleiding bestaat uit theorie en praktijk, inclusief simulaties;

e. de bekwaamheden die de kandidaten tijdens de opleiding verwerven, stellen hen in staat complexe en drukke verkeerssituaties in goede banen te leiden en vergemakkelijken de overgang naar de opleiding voor een luchtverkeerseenheid.

3. De unit training voldoet in elk geval aan de volgende eisen:

a. tijdens de opleiding worden de processen en het tijdschema om procedures voor luchtverkeersdienstverlening op het lokale gebied te kunnen toepassen in detail behandeld;

b. de opleiding kan bepaalde onderdelen van de initiële opleiding omvatten die specifiek zijn voor de Nederlandse omstandigheden.

Artikel 15

In het opleidingenplan, bedoeld in artikel 24a, eerste lid, van het besluit worden de volgende gegevens opgenomen:

a. een grondige beschrijving van de inrichting en organisatie van de opleiding;

b. een grondige beschrijving van de inhoud en de duur van de opleiding en van de door de aanbieder van de opleiding toe te passen opleidingenmethoden;

c. een grondige beschrijving van het toe te passen systeem voor bekwaamheidsbeoordeling van de kandidaten van de opleiding.

Artikel 16

1. De aanbieder van de opleiding legt het opleidingenplan 3 maanden voordat dat plan in werking moet treden ter goedkeuring voor aan de Minister.

2. De goedkeuring van het opleidingenplan geldt voor een periode van 4 jaar.

3. Indien binnen een termijn van 4 jaar essentiële wijzigingen worden aangebracht in het opleidingenplan wordt het opleidingenplan opnieuw ter goedkeuring aangeboden.

§ 4

Slotbepalingen

Artikel 17

Een ieder die betrokken is bij de uitvoering van deze regeling en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijk karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding daarvan, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot bekendmaking verplicht of uit zijn taak bij de uitvoering van deze regeling de noodzaak tot bekendmaking voortvloeit.

Artikel 18

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst met uitzondering van:

a. artikel 6, derde en vijfde lid, onderdeel a, dat in werking treedt met ingang van 1 maart 2008, en

b. artikel 16 dat in werking treedt met ingang van de eerste dag van de derde kalendermaand na de dagtekening van de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst.

Artikel 19

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling examens en opleidingenplannen luchtverkeersdienstverlening en luchtvaartterreininformatieverstrekking.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Verkeer en Waterstaat, C.M.P.S. Eurlings.

Toelichting

Algemeen

Ter uitvoering van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart worden in de onderhavige regeling de regels uitgewerkt voor examens die in het kader van luchtverkeersdienstverlening en luchtvaartterreininformatieverstrekking voor de verkrijging van bewijzen van bevoegdheid en bevoegdverklaringen afgelegd moeten worden. De regeling bevat tevens regels voor de goedkeuring van de opleidingplannen van instellingen die voor de opleidingen in luchtverkeersdienstverlening en luchtvaartterreininformatieverstrekking zorgdragen.

De regeling behelst met name de implementatie van een aantal geharmoniseerde minimumeisen voor personeel met veiligheidstaken binnen de luchtverkeersdienstverlening in Europa die door de internationale organisatie EUROCONTROL zijn vastgelegd. Eerder, bij besluit van 31 augustus 2005, Stb. 453, werd het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart hiertoe gewijzigd.

Aangezien de regeling betrekking heeft op personen die te werkgesteld zijn bij overheidsdiensten zijn er geen gevolgen voor de administratieve lasten.

Artikelsgewijs

Artikel 2

De Examencommissie voor Burgerluchtverkeersdienstverlening en Luchtvaartterreininformatieverstrekking (hierna examencommissie) is verantwoordelijk voor het afnemen van de in het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart genoemde examens voor bewijzen van bevoegdheid en bevoegdverklaringen voor het geven van luchtverkeersleiding en voor het geven van luchtvaartterreininformatie.

De examencommissie wordt op grond van artikel 28 van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart benoemd door de Minister van Verkeer en Waterstaat.

De taken en verantwoordelijkheden van de examencommissie zijn in de praktijk direct gerelateerd aan de opleidings- en kwalificatieactiviteiten van luchtverkeersdienstverleningorganisaties. Met deze instellingen wordt daarom nauw samengewerkt.

De praktische uitwerking van de onderhavige regeling zal door de examencommissie worden beschreven in een handboek dat is bedoeld als bron van informatie voor alle belanghebbenden. Zo zullen in dit handboek de procedures worden beschreven rond het afnemen van de examens en zal het informatie bevatten omtrent de gehanteerde normen. Ook worden in het handboek formulieren opgenomen ten behoeve van onder andere het aanvragen van examens, het verlengen of intrekken van bewijzen van bevoegdheid en het aanvragen van competentiemeting. In de praktijk zal het handboek voor studenten een belangrijk handvat vormen bij het naleven van de examenvoorschriften omdat het op een praktische manier de inhoud van de wet- en regelgeving weergeeft.

Artikelen 14, 15 en 16

In het gewijzigde Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart wordt de goedkeuring van opleidingenplannen van opleidingsinstellingen voorgeschreven. De opleidingenplannen beschrijven de opbouw en uitvoering van de verschillende trainingen voor operationele functies. De opleidingenplannen zien op de initiële training en op de unit training van op te leiden luchtverkeersdienstverleners en luchtvaartterreininformatieverstrekkers.

De opleidingenplannen worden opgesteld door de opleidingsinstellingen en ter goedkeuring voorgelegd aan de Minister van Verkeer en Waterstaat. Namens de Minister zal de Inspectie Verkeer en Waterstaat zich met de controle en goedkeuring van de plannen bezighouden.

Het deel van het opleidingenplan dat op de initiële training ziet beschrijft in alle volledigheid hoe de opleiding tot het bewijs van bevoegdheid als leerling luchtverkeersleider of vluchtinformatieverstrekker tot stand komt. Beschreven staan de structuur van de initiële training, de eindtermen, de modules, de organisatie van de afdeling, cursusorganisatie en de vakbekwaamheideisen en bevoegdheden van Instructeurs en het systeem van beoordeling.

Ook in opleidingenplannen die op de unit training betrekking hebben wordt de opbouw en inhoud van de bestaande trainingen beschreven. Hierdoor wordt het mogelijk om trainingen te vergelijken op inhoud en didactische kwaliteit. Op detailniveau kan bij de goedkeuring onderzocht worden hoe de verschillende trainingen onderwerpen behandelen. Denk hierbij aan zaken als systeemstoringen, afhandeling noodgevallen en andere ATC generieke onderwerpen.

Artikel 13, vierde lid

Op grond van artikel 8:4 van de Algemene wet bestuursrecht is het niet mogelijk tegen de uitslag van een examen beroep aan te tekenen. Om de kandidaat, die tegen de uitslag van zijn examen bezwaren heeft, toch enige mogelijkheid van bezwaar te geven, wordt in het vijfde lid de mogelijkheid daartoe op de voorzitter van de examencommissie opengesteld.

Artikel 18

De regeling heeft betrekking op examens voor luchtverkeersdienstverlening en op opleidingenplannen van instellingen die opleidingen in de luchtverkeersdienstverlening aanbieden.

Het gedeelte van de regeling dat betrekking heeft op examens wordt thans reeds grotendeels toegepast en kan met uitzondering van de bepaling inzake tarieven voor examengelden direct in werking treden.

Aangezien de tarieven voor het examengeld eerst in het voorjaar van 2008 bekend zijn treedt artikel 6, derde en vijfde lid, onderdeel a, met ingang van 1 maart 2008 in werking.

De bepalingen voor opleidingen zijn nieuw. Teneinde aanbieders van opleidingen de gelegenheid te bieden zich tijdig hierop voor te bereiden treedt artikel 16 drie maanden na de publicatie van de regeling in de Staatscourant in werking.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

C.M.P.S. Eurlings

Naar boven