De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,
Gelet op artikel 11.2, zesde lid, van de Wet milieubeheer en de artikelen 1, onderdeel d, 2, tweede en vierde lid, 3, 4, vierde lid, 5, tweede lid, 8, tweede lid, 10, eerste en tweede lid, 12, 13 en 18 van het Besluit uitvoeringskwaliteit bodembeheer;
Besluiten:
Artikel I
De Regeling uitvoeringskwaliteit bodembeheer wordt als volgt gewijzigd:
A
Onder vervanging van de punt door een puntkomma aan het slot van artikel 1, onderdeel p, worden twee onderdelen toegevoegd luidende:
q: verwijderen, onklaar maken en installeren ondergrondse tanks: verwijderen, onklaar maken of installeren van ondergrondse tanks, zoals beschreven in de normdocumenten die bij categorie 12 in bijlage 1 zijn aangewezen;
r: voorzieningen ondergrondse tanks beoordelen en keuren: beoordelen en keuren van ondergrondse tanks en de daarbij behorende voorzieningen, zoals beschreven in de normdocumenten die bij categorie 13 in bijlage 1 zijn aangewezen.
B
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onderdeel e, komt te luiden:
e. bewerking van verontreinigde grond of baggerspecie, met uitzondering van een bewerking die uitsluitend bestaat uit het ontwateren van baggerspecie waarvoor op grond van artikel 8.1 van de Wet milieubeheer geen vergunning is vereist;
2. Onder vervanging van de punt door een puntkomma aan het slot van het eerste lid, onderdeel k, worden twee onderdelen toegevoegd luidende:
l. verwijderen, onklaar maken en installeren ondergrondse tanks;
m. voorzieningen ondergrondse tanks beoordelen en keuren.
3. Het vierde lid komt te luiden:
4. De erkenning voor de werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, e, h, j, en l wordt gebaseerd op een certificaat. De erkenning voor de werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, c, d, f, g en m wordt gebaseerd op een accreditatie. De erkenning voor de werkzaamheid, bedoeld in het eerste lid, onderdeel i en k, kan zowel op een certificaat als een accreditatie worden gebaseerd.
4. Na het vijfde lid worden twee leden toegevoegd luidende:
6. Een erkenning voor de werkzaamheid, bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, wordt alleen verleend indien de desbetreffende instelling is geaccrediteerd voor alle verrichtingen van het onderdeel SIKB-protocol 3010 of SIKB-protocol 3110, zoals vermeld bij categorie 4 in bijlage 1. Het is toegestaan één verrichting van een SIKB-protocol uit te besteden aan een instelling die voor die verrichting beschikt over een erkenning.
7. Voor zover een erkenning voor de werkzaamheid, bedoeld in het eerste lid, onderdeel k, wordt gebaseerd op een accreditatie, wordt deze erkenning alleen verleend indien de desbetreffende instelling is geaccrediteerd voor alle verrichtingen van het onderdeel SIKB-protocol 2001 of SIKB-protocol 2002, zoals vermeld bij categorie 11 in bijlage 1. Het is toegestaan ten hoogste drie verrichtingen (NEN normen) van een SIKB-protocol uit te besteden aan een instelling die voor die verrichting beschikt over een erkenning.
C
Artikel 5, tweede lid, komt te luiden:
2. Als instellingen als bedoeld in artikel 10, tweede lid, van het besluit worden aangewezen instellingen die een van de volgende werkzaamheden uitvoeren: inspectie van bodembeschermende voorzieningen, certificering van rechtspersonen, afgeven van kwaliteitsverklaringen en voorzieningen ondergrondse tanks beoordelen en keuren.
D
Aan artikel 8, worden vier leden toegevoegd luidende:
7. Tot en met 31 december 2007 geldt een vrijstelling van het verbod van artikel 8, eerste lid, van het besluit voor verwijderen, onklaar maken en installeren ondergrondse tanks en voorzieningen ondergrondse tanks beoordelen en keuren.
8. Tot en met 31 december 2007 geldt een vrijstelling van het verbod van artikel 8, eerste lid, van het besluit voor analyse voor milieuhygiënisch bodemonderzoek, voor zover dat bestaat uit laboratoriumanalyses voor grondwateronderzoek.
9. Tot en met 30 juni 2008 geldt een vrijstelling van het verbod van artikel 8, eerste lid, van het besluit voor milieukundige begeleiding, voor zover dat bestaat uit milieukundige begeleiding van nazorg.
10. Tot en met 31 december 2008 geldt een vrijstelling van het verbod van artikel 8, eerste lid, van het besluit voor bewerking van verontreinigde grond of baggerspecie, voor zover dat bestaat uit het ontwateren van baggerspecie.
E
Na artikel 8 wordt een nieuw artikel ingevoegd luidende:
Artikel 8a
Tot uiterlijk zes maanden na afloop van de in artikel 8, eerste en tweede lid en zevende tot en met tiende lid, genoemde data geldt een vrijstelling van de verboden van artikel 8, eerste en tweede lid, van het besluit voor de in die leden genoemde werkzaamheden, die zijn aangevangen op een tijdstip dat is gelegen vóór de in die leden genoemde data.
F
Bijlage 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. De tekst bij categorie 1 in de kolom ‘Normdocumenten’ wordt vervangen door:
BRL 2319, Nationale Beoordelingsrichtlijn voor het KOMO procescertificaat voor aanleg vloeistofdichte voorzieningen met prefab verhardingselementen van beton, versie van 1 september 2000, met wijzigingsbladen van 15 maart 2001 en 5 april 2006.
BRL 2362, Nationale Beoordelingsrichtlijn voor het KOMO procescertificaat voor aanleg vloeistofdichte voorzieningen in ter plaatse gestort beton, versie van 1 september 1998, met wijzigingsbladen van 1 juni 1999, 15 april 2000 en 5 april 2006.
BRL 2371, Nationale Beoordelingsrichtlijn voor het KOMO procescertificaat voor het vloeistofdicht maken van draagvloeren van beton, versie van 1 april 1998, met wijzigingsblad van 5 april 2006.
BRL 2372, Nationale Beoordelingsrichtlijn voor het KOMO procescertificaat voor aanleg vloeistofdichte voorzieningen in asfalt, versie van 3 december 2003, met wijzigingsblad van 5 april 2006.
BRL K908/02, Aanleg van kunststof geomembraanbaksystemen, versie van 1 september 2004.
2. In de tekst bij categorie 2 in de kolom ‘Normdocumenten’ worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a. ‘BRL 1004 Kalkzandsteen, versie van 26-08-2002, met wijzigingsblad van 18-03-2004’ wordt vervangen door: BRL 1004 Kalkzandsteen, versie van 26-08-2002, met wijzigingsbladen van 18-03-2004 en 1-4-2006.
b. ‘BRL 1008 Dragende binnen- en buitenwanden, versie van 16-12-2003’ wordt vervangen door: BRL 1008 Dragende binnen- en buitenwanden, versie van 16-12-2003, met wijzigingsblad van 1-4-2006.
c. ‘BRL 1801 Betonmortel (stationaire en mobiele betoncentrales), versie van 05-11-2004, met wijzigingsblad van 01-06-2006’ wordt vervangen door: BRL 1801 Betonmortel (stationaire en mobiele betoncentrales), versie van 30-11-2006.
d. ‘BRL 2315 Dakterrastegels, versie van 01-12-1995, met wijzigingsblad van 01-05-2000’ wordt vervangen door: BRL 2315 Dakterrastegels, versie van 1-9-2006.
e. ‘BRL 2316 Prefab verhardingselementen van beton die vloeistofdicht zijn voor motorbrandstoffen en smeermiddelen, versie van 01-05-1994, met wijzigingsblad van 01-05-2000’ wordt vervangen door: BRL 2316 Prefab verhardingselementen van beton die vloeistofdicht zijn voor motorbrandstoffen en smeermiddelen, versie van 1-12-2006.
f. ‘BRL 9320 Milieuhygiënische kwaliteit van bitumineus gebonden mengsels, versie van 10-02-2003, met wijzigingsblad van 02-11-2004’ wordt vervangen door: BRL 9320 Milieuhygiënische kwaliteit van bitumineus gebonden mengsels, versie van 10-02-2003, met wijzigingsbladen van 02-11-2004 en 14-12-2006.
g. ‘BRL 9321 Milieuhygiënische kwaliteit van industriezand en -grind, versie van 01-10-2000, met wijzigingsblad van 01-12-2003’ wordt vervangen door: BRL 9321 Milieuhygiënische kwaliteit van industriezand en -grind, versie van 01-10-2000, met wijzigingsblad van 11-07-2006.
h. ‘BRL 9335 Grond, versie van 18-05-2005’ wordt vervangen door: BRL 9335 Grond, versie 2.1, van 10 februari 2006.
3. Bij categorie 4 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a. In de kolom ‘Normdocumenten’ wordt ‘AS 3000, Accreditatieschema Laboratoriumanalyses voor milieuhygiënisch bodemonderzoek, versie 1, vastgesteld op 9 december 2004’ vervangen door: AS 3000, Accreditatieschema Laboratoriumanalyses voor milieuhygiënisch bodemonderzoek, versie 2, vastgesteld op 26 september 2006.
b. In de kolom ‘Onderdelen’ wordt de tekst vervangen door:
SIKB-protocol 3001, Conserveringsmethoden en conserveringstermijnen voor milieumonsters, versie 2.0, vastgesteld op 18 januari 2007.
SIKB-protocol 3010, Laboratoriumanalyses voor milieuhygiënisch bodemonderzoek, grond basispakket, versie 3, vastgesteld op 26 september 2006.
SIKB-protocol 3020, Laboratoriumanalyses voor milieuhygiënisch bodemonderzoek, grond aanvullend I, versie 3, vastgesteld op 26 september 2006.
SIKB-protocol 3030, Laboratoriumanalyses voor milieuhygiënisch bodemonderzoek, grond aanvullend II, versie 3, vastgesteld op 26 september 2006.
SIKB-protocol 3040, Laboratoriumanalyses voor milieuhygiënisch bodemonderzoek, grond aanvullend III, versie 3, vastgesteld op 26 september 2006.
SIKB-protocol 3050, Laboratoriumanalyses voor milieuhygiënisch bodemonderzoek, grond aanvullend IV, versie 3, vastgesteld op 26 september 2006.
SIKB-protocol 3110, Laboratoriumanalyses voor grondwateronderzoek – grondwater basispakket, versie 1, vastgesteld op 26 september 2006.
SIKB-protocol 3120, Laboratoriumanalyses voor grondwateronderzoek – grondwater aanvullend I, versie 1, vastgesteld op 26 september 2006.
SIKB-protocol 3130, Laboratoriumanalyses voor grondwateronderzoek – grondwater aanvullend II, versie 1, vastgesteld op 26 september 2006.
SIKB-protocol 3140, Laboratoriumanalyses voor grondwateronderzoek grondwater aanvullend III, versie 1, vastgesteld op 26 september 2006.
SIKB-protocol 3150, Laboratoriumanalyses voor grondwateronderzoek – grondwater aanvullend IV, versie 1, vastgesteld op 26 september 2006.
4. Bij categorie 7 in de kolom ‘Normdocumenten’ wordt ‘WF98-01 Deskundigheidseisen deskundig inspecteur ‘bodembeschermende voorzieningen’ vervangen door: WF98-01/02 ‘Deskundigheidseisen deskundig inspecteur bodembeschermende voorzieningen’, versie van mei 2005.
5. Bij categorie 8 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a. In de kolom ‘Normdocumenten’ wordt ‘BRL SIKB 6000, Beoordelingsrichtlijn Milieukundige begeleiding en evaluatie van bodemsaneringen, versie 1.3, vastgesteld op 10 december 2003’ vervangen door: BRL SIKB 6000, Beoordelingsrichtlijn Milieukundige begeleiding van (water-)bodemsanering en nazorg, versie 2.0, vastgesteld op 13 maart 2007. Tot 1 juni 2008 is het toegestaan versie 1.3, vastgesteld op 10 december 2003, toe te passen.
b. In de kolom ‘Onderdelen’ wordt de tekst vervangen door:
VKB-protocol 6001, Milieukundige begeleiding van landbodemsanering met conventionele methoden, versie 2.0, vastgesteld op 13 maart 2007. Tot 1 juni 2008 is het toegestaan versie 1.3, vastgesteld op 10 december 2003, toe te passen.
VKB-protocol 6002, Milieukundige begeleiding van landbodemsanering met in situ methoden, versie 2.0, vastgesteld op 10 mei 2007. Tot 1 juni 2008 is het toegestaan versie 1.2, vastgesteld op 12 mei 2003, toe te passen.
VKB-protocol 6003, Milieukundige begeleiding van waterbodemsanering, versie 2.0, vastgesteld op 10 mei 2007. Tot 1 juni 2008 is het toegestaan versie 1.2, vastgesteld op 12 mei 2003, toe te passen.
VKB-protocol 6004, Milieukundige begeleiding van nazorg, versie 2.0, vastgesteld op 13 maart 2007.
6. Bij categorie 10 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a. In de kolom ‘Normdocumenten’ wordt ‘BRL SIKB 7000, Beoordelingsrichtlijn uitvoering bodemsaneringen, versie 3.1, vastgesteld op 10 december 2003’ vervangen door: BRL SIKB 7000, Beoordelingsrichtlijn uitvoering van (water)bodemsaneringen, versie 4.0, vastgesteld op 13 maart 2007. Tot 15 mei 2008 is het toegestaan versie 3.1, vastgesteld op 10 december 2003, toe te passen.
b. In de kolom ‘Onderdelen’ wordt de tekst vervangen door:
SIKB-protocol 7001, Uitvoering van landbodemsanering met conventionele methoden, versie 4.0, vastgesteld op 13 maart 2007. Tot 15 mei 2008 is het toegestaan versie 3.1, vastgesteld op 10 december 2003, toe te passen.
SIKB-protocol 7002, Uitvoering van landbodemsanering met in situ methoden, versie 2.0, vastgesteld op 10 mei 2007. Tot 15 mei 2008 is het toegestaan versie 1.0, vastgesteld op 24 september 2003, toe te passen.
SIKB-protocol 7003, Uitvoering van waterbodemsanering, versie 2.0, vastgesteld op 13 maart 2007. Tot 15 mei 2008 is het toegestaan versie 1.0, vastgesteld op 24 september 2003, toe te passen.
7. Bij categorie 11 in de kolom ‘Normdocumenten’ wordt toegevoegd: AS SIKB 2000, ontwerp-Accreditatieschema Veldwerk bij Milieuhygiënisch Bodem- en waterbodemonderzoek, versie 1.0, vastgesteld op 13 maart 2007.
8. Na categorie 11 worden twee categorieën toegevoegd, luidende:
Categorie | Werkzaamheden | Normdocumenten |
---|
| | Certificatie- en accreditatierichtlijnen | Onderdelen |
---|
12 | Verwijderen, onklaar maken en installeren ondergrondse tanks | BRL-K902/03, Beoordelingsrichtlijn voor tanksanering HBO/diesel, versie van maart 1999. BRL K903/07, Regeling Erkenning Installateurs Tanks en leidingen voor drukloze opslag van vloeibare aardolieproducten, versie van 8 december 2006. BRL K904/02, Beoordelingsrichtlijn voor tanksaneringen, versie van november 1999. BRL K905/02, Beoordelingsrichtlijn voor tankreiniging, versie van november 1999. | |
13 | Voorzieningen ondergrondse tanks beoordelen en keuren | AP 08, Accreditatieprogramma met instructies voor de uitvoering van de controle op de werking van de kathodische bescherming, uitgave februari 1998. KC 102/03, Keuringscriteria voor de periodieke controle op de aanwezigheid van water/bezinksel in stalen opslagtanks, versie mei 2003. KC 103/02, Keuringscriteria voor de controle van ondergrondse uitwendige bekledingen op stalen tanks en leidingen middels een stroomopdrukproef, versie oktober 2003. KC 104/03 Keuringscriteria voor de dichtheidsbeproeving van ondergrondse drukloze stalen tanks en leidingen, versie mei 2003. KC 105/03 Keuringscriteria voor de periodieke controle van ondergrondse tanks (kunststof en staal) voor het bepalen van de restlevensduur van het tanklichaam, versie mei 2003. KC 106/03 Keuringscriteria voor (her)keuring van ondergrondse drukloze tank(opslag)installaties (kunststof en staal), versie mei 2003. | |
Artikel II
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2007.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De wijzigingen die met deze regeling worden doorgevoerd in de Regeling uitvoeringskwaliteit bodembeheer betreffen technische aanpassingen waar geen nieuwe neveneffecten uit voortvloeien (milieu-effecten, bedrijfseffecten, administratieve lasten, uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid).
1. de uitbreiding van het aantal werkzaamheden dat onder de verplichtingen van het Besluit uitvoeringskwaliteit komt te vallen; het betreffen werkzaamheden die nu al alleen door gecertificeerde of geaccrediteerde bedrijven mogen worden uitgevoerd;
2. een verduidelijking van overgangssituaties;
3. het uitkomen van nieuwe versies van een aantal normdocumenten;
4. een aantal onjuistheden in andere versie-aanduidingen van normatieve documenten.
Aparte vermelding verdienen de wijzigingen die in artikel 2, eerste lid, onderdeel e en artikel 8 (nieuw lid 10) worden doorgevoerd en het opnemen van een nieuw artikel 8a.
Het ontwateren van baggerspecie gebeurt veelal in baggerdepots in beheer bij waterschappen. Na ontwatering blijft de baggerspecie, die daarmee grond is geworden, vaak op de locatie achter. In andere gevallen wordt de ontwaterde baggerspecie elders (nuttig) toegepast als ophoogmateriaal of anderszins. Door in onderdeel e van het eerste lid van artikel 2 bewerking van verontreinigde grond of baggerspecie aan te wijzen als werkzaamheid moeten alle uitvoerders (vooral waterschappen) beschikken over een erkenning afgegeven door de Ministers van VROM en VenW. Dit is echter nooit de bedoeling geweest. Beoogd was om alleen het ontwateren van baggerspecie waarvoor een vergunning is vereist op grond van artikel 8.1 Wet milieubeheer onder de reikwijdte van het Besluit en de Regeling uitvoeringskwaliteit bodembeheer te brengen. Met de wijziging in artikel 2 worden deze bedoelingen tot uitdrukking gebracht.
Aangezien waterschappen en andere beheerders van baggerdepots zich op de nieuwe eisen moeten voorbereiden wordt artikel 8 zodanig gewijzigd dat er tot en met 31 december 2008 een vrijstelling geldt. Vanaf 1 januari 2009 zal voor het ontwateren van baggerspecie, waarvoor een vergunningplicht geldt op grond van de Wet milieubeheer, een erkenning zijn vereist.
Op grond van artikel 8, eerste lid van het besluit is het verboden een werkzaamheid uit te voeren zonder daartoe verleende erkenning. Het tweede lid van artikel 8 van het besluit regelt dat bepaalde natuurlijke personen vermeld moeten staan op de erkenning. Feitelijk gaat het om milieukundig begeleiders, veldwerkers en monsternemers bij partijkeuringen (zie artikel 3 van de Regeling uitvoeringskwaliteit bodembeheer).
Met artikel 8a wordt in de Regeling uitvoeringskwaliteit bodembeheer een vrijstelling opgenomen van de verboden van artikel 8 van het besluit voor werkzaamheden die zijn aangevangen vóór het moment waarop degene die een werkzaamheid uitvoert moet beschikken over een erkenning. Deze vrijstellingsbepaling, die is gebaseerd op artikel 11.2, zesde lid Wet milieubeheer, is een aanvulling op artikel 25 van het besluit dat bepaalt dat het besluit niet van toepassing is op een werkzaamheid die voor inwerkingtreding van het besluit is aangevangen. Het besluit is op 1 oktober 2006 in werking getreden. Dat betekent dat het besluit niet van toepassing is op werkzaamheden die voor 1 oktober 2006 zijn aangevangen.
Om te bepalen wanneer een werkzaamheid aanvangt of is aangevangen geldt het volgende.
– Het moment waarop de overeenkomst tot uitvoering van een werkzaamheid is ondertekend of het tijdstijp waarop het project is gestart is niet van belang. Het gaat erom wanneer de werkzaamheid feitelijk is gestart.
– aanleg van bodembeschermende voorzieningen: het moment waarop daadwerkelijk met de bouwwerkzaamheden wordt gestart;
– analyse voor milieuhygiënisch bodemonderzoek: het moment waarop het te analyseren bodemmonster door het laboratorium wordt ontvangen;
– bewerking van verontreinigde grond of baggerspecie: het moment waarop daadwerkelijk met de bewerkingswerkzaamheden wordt gestart; indien deze werkzaamheden batchgewijs plaatsvinden dan is het moment van aanvang het moment waarop een nieuwe batch in bewerking wordt genomen;
– inspectie van vloeistofdichte vloeren: het moment waarop daadwerkelijk met de inspectiewerkzaamheden wordt gestart;
– milieukundige begeleiding: het moment, na de start van de uitvoering van een bodemsanering (zie hierna), waarop de milieukundig begeleider de saneringslocatie betreedt en met de milieukundige begeleiding (daaronder ook begrepen monsterneming door de milieukundig begeleider) start;
– uitvoering van bodemsaneringen: het moment waarop daadwerkelijk wordt gestart met de uitvoering van de bodemsaneringswerkzaamheden; indien van toepassing is dat het moment waarop uitvoering wordt gegeven aan de saneneringswerkzaamheden zoals beschreven in het saneringsplan en saneringsbeschikking danwel de melding op grond van het Besluit uniforme saneringen;
– verwijderen, onklaar maken en installeren ondergrondse tanks: het moment waarop daadwerkelijk met de bouw-, sloop of installatiewerkzaamheden wordt gestart;
– Voorzieningen ondergrondse tanks beoordelen en keuren: het moment waarop daadwerkelijk met de keuringswerkzaamheden wordt gestart.
– Het moment van aanvang van een werkzaamheid is gekoppeld aan de persoon die deze werkzaamheid uitvoert. Dat betekent dat indien een werkzaamheid wordt voortgezet door een andere rechtspersoon of een andere natuurlijk persoon (milieukundig begeleider of veldwerker) als moment van aanvang van de werkzaamheid geldt het moment waarop die andere rechtspersoon of natuurlijk persoon is gestart. Een voorbeeld ter verduidelijking. Zowel de bodemsanering als de milieukundige begeleiding zijn gestart op 1 juni 2007 (dus vóór 1 juli 2007). Persoon A is de milieukundig begeleider die op 1 juni is gestart. Persoon A hoeft dus op grond van artikel 8a van de regeling niet te beschikken over een erkenning. Per 1 oktober wordt de milieukundige begeleiding overgenomen door persoon B. Persoon B is derhalve na 1 juli gestart met de milieukundige begeleiding en zal dus wel moeten beschikken over een erkenning.
In onderstaande tabel is een en ander schematisch weergegeven.
* Over het algemeen betreffen analyse voor milieuhygiënisch bodemonderzoek en veldwerk kortdurende werkzaamheden die veelal binnen een dag worden afgerond. Het valt dan ook niet te verwachten dat deze werkzaamheden zullen doorlopen na de datum waarop een erkenning wordt verplicht. Voor de volledigheid zijn deze situaties echter wel in de tabel opgenomen.
De werkzaamheden die nu onder het Bouwstoffenbesluit bodem- en oppervlaktewaterenbescherming (Bsb) worden uitgevoerd, te weten monsterneming bij partijkeuringen, afgeven van kwaliteitsverklaringen en analyse van bouwstoffen zijn niet in artikel 8a opgenomen. Voor deze werkzaamheden gold namelijk al een verplichting te beschikken over een aanwijzing op grond van het Bsb. Voor deze werkzaamheden is eenduidig geregeld dat degenen die deze uitvoeren vanaf 1 juli 2007 respectievelijk 1 januari 2008 moeten beschikken over een erkenning. Vanaf die tijdstippen is de aanwijzing afgegeven onder het regime van het Bsb niet meer geldig.
De inwerkingtredingsdatum is vastgesteld op 1 juli 2007. Dit houdt verband met de vaste verandermomenten die voor milieuregelgeving met gevolgen voor het bedrijfsleven sinds kort als uitgangspunt gelden. Tevens geldt als uitgangspunt dat minimaal 3 maanden wordt aangehouden tussen publicatie en inwerkingtreding van de regelgeving. Gestreefd is deze termijn aan te houden maar dit is niet gelukt in verband met enige vertraging die is opgetreden in het proces. Hierdoor is de regeling iets later dan beoogd, gepubliceerd. De inwerkingtreding is niettemin bepaald op 1 juli aanstaande aangezien uitstel onwenselijk is. Bij de betrokken bedrijven bestaan verwachtingen over de werkzaamheden die onder de verplichtingen van het Besluit uitvoeringskwaliteit bodembeheer komen te vallen. Eerder heeft namelijk voorlichting plaatsgevonden over de geplande inwerkingtredingsdata. Ook is uitstel niet gewenst omdat een aantal bestaande onjuistheden in versie-aanduidingen van normatieve documenten in de praktijk tot ongewenste situaties kan leiden.