Regeling tot vaststelling voor 2007 van de verdeelsleutels, bandbreedtes, maatstaven en bedragen Besluit bekostiging financieel toezicht

10 juli 2007

Nr. FM 2007-01731 M

Directie Financiële Markten

De Minister van Financiën,

Gelet op artikel 1:40 van de Wet op het financieel toezicht en de artikelen 5, 7, tweede lid, en 11 van het Besluit bekostiging financieel toezicht;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. wet: Wet op het financieel toezicht;

b. besluit: Besluit bekostiging financieel toezicht.

Artikel 2

Als categorie, bedoeld in artikel 7, tweede lid, van het besluit, wordt vastgesteld: kredietinstellingen met zetel in een andere lidstaat die op grond van artikel 2:15 van de wet hun bedrijf vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor mogen uitoefenen

Artikel 3

Ter bepaling van de tarieven, bedoeld in artikel 11, eerste lid, van het besluit, worden voor de volgende categorieën financiële ondernemingen, bedoeld in artikel 7 van het besluit, de maatstaven als volgt vastgesteld:

a. clearinginstellingen: het totaal van de naar risicograad gewogen posten, berekend conform de regels die op grond van artikel 3:57 van de wet worden bepaald ten behoeve van de berekening van het eigen vermogen dat tenminste dient te worden aangehouden;

b. kredietinstellingen waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:11 van de wet die het bedrijf van bank uitoefenen en ondernemingen waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, van de wet en die het in de onderdelen a of b van dat lid bedoelde bedrijf uitoefenen: het totaal van de naar risicograad gewogen posten, berekend conform de regels die op grond van artikel 3:57 van de wet worden bepaald ten behoeve van de berekening van het eigen vermogen dat tenminste dient te worden aangehouden;

c. kredietinstellingen waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:11 van de wet die het bedrijf van elektronischgeldinstelling uitoefenen: het totaalbedrag van de ter beschikking verkregen gelden in ruil waarvoor elektronisch geld is uitgegeven;

d. kredietinstellingen waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:16 van de wet die het bedrijf van bank uitoefenen: het totaal van de naar risicograad gewogen posten, berekend conform de regels die op grond van artikel 3:57 van de wet worden bepaald ten behoeve van de berekening van het eigen vermogen dat tenminste dient te worden aangehouden;

e. kredietinstellingen waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:16 van de wet die het bedrijf van elektronischgeldinstelling uitoefenen: het totaalbedrag van de ter beschikking verkregen gelden in ruil waarvoor elektronisch geld wordt uitgegeven;

f. kredietinstellingen waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:20 van de wet die het bedrijf van bank uitoefenen: het totaal van de naar risicograad gewogen posten, berekend conform de regels die op grond van artikel 3:57 van de wet worden bepaald ten behoeve van de berekening van het eigen vermogen dat tenminste dient te worden aangehouden;

g. kredietinstellingen waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:20 van de wet die het bedrijf van elektronischgeldinstelling uitoefenen: het totaalbedrag van de ter beschikking verkregen gelden in ruil waarvoor elektronisch geld wordt uitgegeven;

h. kredietinstellingen met zetel in een andere lidstaat die op grond van artikel 2:15 van de wet hun bedrijf vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor mogen uitoefenen: het totaal van de naar risicograad gewogen posten, berekend conform de regels die op grond van artikel 3:57 van de wet worden bepaald ten behoeve van de berekening van het eigen vermogen dat tenminste dient te worden aangehouden;

i. zorgverzekeraars als bedoeld in artikel 7, onderdeel d, van het besluit: aantal verzekerden, als bedoeld in artikel 1, onderdeel f, van de Zorgverzekeringswet;

j. verzekeraars als bedoeld in artikel 7, onderdeel e, van het besluit: het bruto premie-inkomen;

k. beheerders die rechten van deelneming aanbieden in een beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 2:65, eerste lid, onderdeel a, van de wet, niet zijnde beheerders als bedoeld onder l.: het gezamenlijk balanstotaal van de beleggingsinstellingen waarover beheer wordt gevoerd;

l. beheerders die rechten van deelneming aanbieden in een beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 2:65, tweede lid, van de wet: het gezamenlijk balanstotaal van de beleggingsinstellingen waarover beheer wordt gevoerd;

m. beleggingsmaatschappijen zonder aparte beheerder: het balanstotaal;

n. beleggingsondernemingen met zetel in Nederland die uitsluitend voor eigen rekening in of vanuit Nederland beleggingsdiensten verlenen: het aantal in Nederland werkzame personen dat door de desbetreffende onderneming belast is met het verrichten van transacties in financiële instrumenten;

o. beleggingsondernemingen met zetel in Nederland die niet of niet uitsluitend voor eigen rekening in of vanuit Nederland beleggingsdiensten verlenen: het aantal effectenrekeningen bij of in beheer bij de desbetreffende instelling.

Artikel 4

De maatstaven, bedoeld in artikel 11, eerste lid, van het besluit, worden voor de categorieën financiële ondernemingen, uitgevende instellingen en pensioenfondsen, bedoeld in artikel 8, als volgt vastgesteld:

a. kredietinstellingen waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:11 of artikel 2:20 van de wet, die het bedrijf van bank uitoefenen: het totaal van de naar risicograad gewogen posten, berekend conform de regels die op grond van artikel 3:57 van de wet worden bepaald ten behoeve van de berekening van het eigen vermogen dat tenminste dient te worden aangehouden;

b. schadeverzekeraars of natura-uitvaartverzekeraars waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:27, eerste lid, 2:47 onderscheidenlijk 2:48, eerste lid, van de wet: bruto premie-inkomen in Nederland;

c. levensverzekeraars waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in de artikelen 2:27, eerste lid, of 2:47 van de wet: bruto premie-inkomen in Nederland;

d. beheerders die rechten van deelneming aanbieden in een beleggingsinstelling en beleggingsmaatschappijen zonder aparte beheerder als bedoeld in artikel 2:65 van de wet: het gezamenlijke balanstotaal van de beleggingsinstellingen waarover beheer wordt gevoerd;

e. beleggingsondernemingen waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:96 van de wet en die uitsluitend voor eigen rekening in Nederland beleggingsdiensten verlenen: het aantal in Nederland werkzame personen dat door die instellingen is belast met het verrichten van transacties in financiële instrumenten;

f. beleggingsondernemingen waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:96 van de wet en die niet of niet uitsluitend voor eigen rekening in Nederland beleggingsdiensten verlenen: het aantal effectenrekeningen bij of in beheer bij die instellingen;

g. financiële ondernemingen die ingevolge artikel 2:97, eerste lid, onderdeel b of c van de wet beleggingsdiensten verlenen: het aantal effectenrekeningen bij of in beheer bij die instellingen

h. houders van een markt in financiële instrumenten waaraan een erkenning is verleend als bedoeld in artikel 5:26, eerste lid, van de wet: het aantal transacties in financiële instrumenten tot stand gekomen op de markt in financiële instrumenten;

i. uitgevende instellingen als bedoeld in artikel 5:59 van de wet:

instellingen, niet zijnde beleggingsinstellingen, waarvan de aandelen of andere daarmee gelijk te stellen verhandelbare waardebewijzen of rechten niet zijnde een recht van deelneming in een beleggingsinstelling, zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt in Nederland of een markt in financiële instrumenten, niet zijnde een gereglementeerde markt, waarvan de houder een erkenning heeft als bedoeld in artikel 5:26, eerste lid, of waarvoor toelating tot die handel is aangevraagd: de gemiddelde marktkapitalisatie van de instelling over de eerste drie maanden van het lopende kalenderjaar;

j. aanbieders van krediet: het aantal particuliere cliënten dat met de aanbieder rechtstreeks of middellijk als wederpartij een overeenkomst is aangegaan inzake krediet;

k. aanbieders van beleggingsobjecten: ingelegde gelden;

l. adviseurs en bemiddelaars in een financieel product, daaronder begrepen herverzekeringsbemiddelaars, ondergevolmachtigde agenten en gevolmachtigde agenten: het aantal werknemers en andere personen, die zich onder verantwoordelijkheid van de financiële dienstverlener direct of indirect bezighouden met financiële dienstverlening, waarbij het aantal deeltijdmedewerkers wordt omgerekend naar voltijd.

Artikel 5

Het minimumbedrag, bedoeld in artikel 11, derde lid, van het besluit, wordt, voor zover het door de Nederlandsche Bank in rekening te brengen kosten betreft, vastgesteld op:

a. € 31.500 voor clearinginstellingen;

b. € 31.500 voor kredietinstellingen en ondernemingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel b onder 1° van het besluit;

c. € 40.000 voor kredietinstellingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel b onder 2° van het besluit;

3°. € 31.500 voor kredietinstellingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel b onder 3° van het besluit;

4°. € 40.000 voor kredietinstellingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel b onder 4° van het besluit;

5°. € 31.500 voor kredietinstellingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel b onder 5° van het besluit;

6°. € 40.000 voor kredietinstellingen waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:20 van de wet, die het bedrijf van elektronischgeldinstelling uitoefenen;

7°. € 25.000 voor kredietinstellingen als bedoeld in artikel 2 van deze regeling;

c. € 681 voor zorgverzekeraars bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel d van het besluit;

d. € 681 voor verzekeraars bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel e van het besluit;

e. € 1.000 voor beheerders bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel f van het besluit;

f. € 1.000 voor beleggingsmaatschappijen zonder aparte beheerder bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel g van het besluit;

g. beleggingsondernemingen, verdeeld in:

1°. € 1.000 voor beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel h, onder 1° van het besluit;

2°. € 1.500 voor beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel h, onder 2° van het besluit.

Artikel 6

Het minimumbedrag, bedoeld in artikel 11, derde lid, van het besluit wordt, voor zover het de financiële ondernemingen, uitgevende instellingen en pensioenfondsen, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van het besluit betreft, vastgesteld op:

a. € 0 voor clearinginstellingen en kredietinstellingen die het bedrijf van clearinginstelling uitoefenen;

b. € 2.000 voor kredietinstellingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel b, onder 1° en 3° van het besluit;

c. € 750 voor schadeverzekeraars of natura-uitvaartverzekeraars als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel d, onder 1°van het besluit;

d. € 0 voor andere schadeverzekeraars of natura-uitvaartverzekeraars dan bedoeld onder c;

e. € 750 voor levensverzekeraars als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel d, onder 3° van het besluit;

f. € 0 voor andere levensverzekeraars dan bedoeld onder 3°

g. € 5.500 voor beheerders als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel e, onder 1° van het besluit;

h. € 0 voor beheerders als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel e, onder 2° van het besluit;

i. € 1.500 voor beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel g, onder 1° van het besluit;

j. € 5.500 voor beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel g, onder 2° van het besluit;

k. € 0 voor niet in Nederland gevestigde beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel g, onder 3° van het besluit;

l. € 0 voor niet in Nederland gevestigde beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel g, onder 4° van het besluit;

m. € 5.500 voor in Nederland gevestigde financiële ondernemingen die ingevolge artikel 2:97, eerste lid, onderdeel b of c van de wet beleggingsdiensten verlenen;

n. € 0 voor beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel g, onder 6° van het besluit;

o. € 0 voor houders van een markt in financiële instrumenten als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel h, onder 1° van het besluit;

p. € 0 voor houders van een gereglementeerde markt als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel h, onder 2° van het besluit;

q. € 0 voor houders van een gereglementeerde als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel h, onder 3° van het besluit;

r. € 2.650 voor uitgevende instellingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel i, onder 1° van het besluit;

s. € 1.100 voor beleggingsinstellingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel i, onder 2º, van het besluit;

t. € 0 voor uitgevende instellingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel i, onder 2º, van het besluit die geen beleggingsinstelling zijn als bedoeld onder s, waarvan de aandelen of daarmee gelijk te stellen verhandelbare waardebewijzen of rechten, niet zijnde rechten van deelneming in een beleggingsinstelling, zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt in Nederland of een markt in financiële instrumenten, niet zijnde een gereglementeerde markt, waarvan de houder een erkenning heeft als bedoeld in artikel 5:26, eerste lid, of waarvoor toelating tot die handel is aangevraagd;

u. € 1.520 voor uitgevende instellingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel i, onder 2º, van het besluit die niet vallen onder instellingen bedoeld onder s of t waarvan de verhandelbare obligaties of een ander verhandelbaar schuldinstrument of een ander financieel instrument is toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt in Nederland of een markt in financiële instrumenten, niet zijnde een gereglementeerde markt, waarvan de houder een erkenning heeft als bedoeld in artikel 5:26, eerste lid van de wet of waarvoor toelating tot die handel is aangevraagd;

v. € 420 voor beleggingsmaatschappijen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel i, onder 3° van het besluit;

w. € 4.900 voor uitgevende instellingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel i, onder 3° van het besluit, waarvan de aandelen of de financiële instrumenten waarvan de waarde mede wordt bepaald door de waarde van deze aandelenzijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt in Nederland of een markt in financiële instrumenten waarvan de houder een erkenning heeft als bedoeld in artikel 5:26, eerste lid van de wet of waarvoor toelating tot die handel is aangevraagd;

x. € 365 voor pensioenfondsen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel j, van het besluit;

y. aanbieders van een financieel product, verdeeld in:

1°. € 750 voor aanbieders van krediet;

2°. € 20.000 voor aanbieders van beleggingsobjecten;

3°. € 0 voor aanbieders van financiële producten die tevens financiële onderneming, uitgevende instelling of pensioenfonds zijn als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdelen a tot en met k van het besluit;

z. adviseurs en bemiddelaars verdeeld in:

1°. € 600 voor adviseurs en bemiddelaars in een financieel product, daaronder begrepen herverzekeringsbemiddelaars, ondergevolmachtigde agenten en gevolmachtigde agenten, die zijn aangesloten bij een stelsel van zelftoezicht als bedoeld in artikel 12 van het besluit;

2°. € 925 voor overige adviseurs en bemiddelaars;

3° € 0 voor adviseurs en bemiddelaars die tevens een financiële onderneming, uitgevende instelling of pensioenfonds zijn als bedoeld in artikel 8 eerste lid onderdeel a tot en met k van het besluit;

4°. € 0 voor adviseurs en bemiddelaars die tevens aanbieder zijn van een financieel product als bedoeld in artikel 8 eerste lid onderdeel l van het besluit.

Artikel 7

De tarieven en bandbreedtes, bedoeld in artikel 11, eerste onderscheidenlijk derde lid, van het besluit, worden vastgesteld zoals opgenomen in de bijlage bij deze regeling.

Artikel 8

1. Indien aan een financiële onderneming in het voorafgaande jaar op grond van de wet een aanwijzing is gegeven of een last onder dwangsom is opgelegd, kan de toezichthouder aan deze financiële onderneming een bedrag in rekening brengen ter vergoeding van de in verband daarmee werkelijk gemaakte kosten die uitstijgen boven de kosten die onder normale omstandigheden ten aanzien van die financiële onderneming zouden zijn gemaakt.

2. Een bedrag dat door de toezichthouder op grond van het eerste lid in rekening is gebracht en door de desbetreffende financiële onderneming is betaald, wordt onverwijld terugbetaald indien het besluit tot het geven van de aanwijzing of tot het opleggen van de last onder dwangsom is ingetrokken of na beroep is vernietigd.

3. Het bedrag, bedoeld in het eerste lid, wordt op zodanige wijze gespecificeerd dat daaruit blijkt dat het gebaseerd is op de werkelijk gemaakte kosten, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 9

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Financiën, W.J. Bos.

Bijlage, behorend bij artikel 7

Categorie

Bandbreedte

Verdeelsleutel

clearinginstellingen en kredietinstellingen als bedoeld in artikel 7, onderdelen a

€ 0 tot en met € 1 mld.

€ 1 mlrd. tot en met € 5 mld.

€ 186 per € 1 mln.

€ 80 per € 1 mln.

en b, onder 1°, 3° en 5°, van het besluit, alsmede

€ 5 mlrd. tot en met € 50 mld.

€ 41 per € 1 mln.

ondernemingen waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, van de wet en die het in de onderdelen a en b van dat lid bedoelde bedrijf uitoefenen

> € 50 mld.

€ 11 per € 1 mln.

   

zorgverzekeraars als bedoeld in artikel 7, onderdeel d, van het besluit

 

€ 0,3330 per verzekerde

   

verzekeraars, niet zijnde zorgverzekeraars als bedoeld in artikel 7, onderdeel e, van het besluit

 

0,0447% van het bruto premie-inkomen

   

beheerders en beleggingsmaatschappijen zonder aparte beheerder als bedoeld in artikel 7, onderdelen f en g, van het besluit

< € 5 mld.

€ 1,75 per € 450.000

   

beleggingsondernemingen met zetel in Nederland die uitsluitend voor eigen rekening in of vanuit Nederland

1 tot en met 10 werkzame personen

€ 500 per werkzame persoon

beleggingsdiensten verlenen als bedoeld in artikel 7, onderdeel h, onder 1° van het besluit

11 of meer werkzame personen

€ 300 per werkzame persoon

   

beleggingsondernemingen met zetel in Nederland die

1 tot en met 150 rekeningen

€ 11,50 per rekening

niet of niet uitsluitend voor eigen rekening in of vanuit

150 tot en met 500 rekeningen

€ 10, 50 per rekening

Nederland beleggings-

diensten verlenen

500 tot en met 5000 rekeningen

€ 9,50 per rekening

als bedoeld in artikel 7, onderdeel h, onder 2° van het besluit

meer dan 5001 rekeningen

€ 8,50 per rekening

   

kredietinstellingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel b, onder 1° en kredietinstellingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel b, onder 3° van het besluit

€ 0 tot en met € 1 mld.

€ 8,75 per € 1 mln. of een gedeelte daarvan

 

€ 1 mld. tot en met € 5 mld.

€ 5,05 per € 1 mln. of een gedeelte daarvan

 

€ 5 mld. tot en met € 50 mld.

€ 2,00 per € 1 mln. of een gedeelte daarvan

   

schadeverzekeraars of natura-uitvaartverzekerars als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel d, onder 1° van het besluit

€ 0 tot en met € 1 mld.

€ 6,80 per € 1 mln. of een gedeelte daarvan

   

levensverzekeraars als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel d, onder 3° van het besluit

€ 0 tot en met € 500 mln.

€ 114 per € 1 mln. of een gedeelte daarvan

   

beheerders als bedoeld in artikel 8, eerste lid,

€ 0 tot en met € 3,5 mld.

€ 26,50 per € 450.000 of een gedeelte daarvan

onderdeel e, onder 1° van het besluit

€ 3,5 mld. tot en met € 6 mld.

€ 8,45 per € 450.000 of een gedeelte daarvan

   

beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel g, onder 2° en in Nederland

1 tot en met 10.000

> 10.000 tot en met 20.000

> 20.000 tot en met 400.000

€ 6,00 per rekening

€ 4,30 per rekening

€ 1,00 per rekening

gevestigde financiële ondernemingen die ingevolge artikel 2:97, eerste lid, onderdeel b of c van de wet beleggingsdiensten verlenen

> 400.000

€ 0,30 per rekening

   

beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel g, onder 1° van het besluit

2 tot en met 5 personen

meer dan 5 personen

€ 825 per persoon

€ 875 per persoon

   

houders van een markt in financiële instru-

menten waaraan een erkenning is verleend als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel h, onder 1°, van het besluit

Bij het aantal transacties van:

 
 

0 tot en met 10.000

> 10.000 tot en met 250.000

€ 50.000

€ 240.000

 

> 250.000 tot en met 1.250.000

€ 480.000

 

> 1.250.000 tot en met 10 mln.

€ 960.000

 

> 10 mln.

€ 1.700.000

   

uitgevende instellingen, als bedoeld in

Bij een gemiddelde marktkapitalisatie van:

 

artikel 8, eerste lid, onderdeel i, onder 2°, van het besluit, niet zijnde beleggingsinstellingen

€ 0 tot en met € 500 mln.

> € 500 mln tot en met € 6,5 mlrd.

€ 4.500

€ 14.000

 

> € 6,5 mlrd.

€ 29.000

   

aanbieders van krediet als bedoeld in artikel als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel l, onder 1°

0 tot en met 7.500

> 7.500 tot en met 100.000

> 100.000

€ 1,35 per cliënt

€ 0,05 per cliënt

€ 0,00 per cliënt

   

aanbieders van beleggingsobjecten als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel l, onder 2°

€ 0 tot en met € 5 mln.

€ 2.050 per € 450.000 of een gedeelte daarvan

 

€ 5 tot en met € 100 mln.

€ 1.000 per € 450.000 of een gedeelte daarvan

 

> € 100 mln.

€ 0

   

adviseurs en bemiddelaars in een financieel product daaronder begrepen herverzekeraarbemiddelaars, ondergevolmachtigde agenten en gevolmachtigde agenten die zijn aangesloten bij een stelsel van zelftoezicht

1,1 fte tot en met 21,0 fte

21,1 fte tot en met 201,0 fte

€ 95 per fte

€ 90 per fte

   

adviseurs en bemiddelaars in een financieel product daaronder begrepen herverzekeraarbemiddelaars, ondergevolmachtigde agenten en gevolmachtigde agenten die niet zijn aangesloten bij een stelsel van zelftoezicht

1,1 fte tot en met 21,0 fte

21,1 fte tot en met 201,0 fte

€ 105 per fte

€ 100 per fte

Toelichting

Voor het eerst worden de, maatstaven, minimumbedragen, bandbreedtes en tarieven voor de Wet op het financieel toezicht vastgesteld.

Tarieven DNB

De maatstaven, minimumbedragen, bandbreedtes en tarieven zijn vastgesteld op basis van de Zelfstandige Bestuursorgaan (ZBO) begroting voor het jaar 2007 van De Nederlandsche Bank NV (DNB) en de verrekening van het exploitatiesaldo zoals opgenomen in de ZBO verantwoording 2006 van DNB. Voor de tarieven geldt dat er een minimumbedrag per instelling of een minimumbedrag vermeerderd met een tarief op basis van de maatstaf in rekening wordt gebracht.

Voor de vanaf 2007 onder toezicht gekomen clearinginstellingen wordt eenzelfde tariefstructuur en -opbouw gehanteerd als voor kredietinstellingen. De minimumbedragen voor kredietinstellingen zijn op het zelfde niveau gehouden als in 2006. Door lagere toegerekende kosten konden de tarieven licht dalen. Op voorstel van DNB is de categorie kredietinstellingen met zetel in een andere lidstaat die hun bedrijf uitoefen vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor – die voorheen ook bij de kostentoerekening door DNB was betrokken – toegevoegd. Aangezien DNB ten aanzien van deze kredietinstellingen toeziet op de naleving van de voorschriften, bedoeld in artikel 3:63 van de wet (liquiditeit), moeten er op deze instellingen kosten worden verhaald. Het tarief voor deze instellingen bestaat alleen uit een minimumbedrag.

Omdat er van de in het besluit genoemde financiële instellingen geen instellingen zijn ingeschreven in het register en zodoende de toezichtinspanning beperkt is, zijn er uit bedrijfseconomische overwegingen voor deze categorie instellingen geen minimumbedrag, maatstaf en verdeelsleutel vastgesteld. Vanaf 2007 worden de kosten van het toezicht op zorgverzekeraars apart op deze categorie verhaald; het jaar 2006 was hiervoor nog een overgangsjaar omdat aparte toerekening pas gold voor het tweede halfjaar van 2006. Wat de te hanteren maatstaven voor de tarieven voor beheerders en beleggingsondernemingen betreft, is aangesloten bij de maatstaven die AFM voor deze ondernemingen hanteert. De tarieven konden aanzienlijk dalen als gevolg van een exploitatieoverschot over 2006. Omdat de toezichtinspanning voor een aantal categorieën beheerders en beleggingsondernemingen beperkt is, is voor deze categorieën vanuit bedrijfseconomische overwegingen geen tarief vastgesteld.

Tarieven AFM

De tarieven zijn gebaseerd op de geraamde kosten van het toezicht uit de begroting 2007 van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en de exploitatieverschillen zoals opgenomen in de jaarrekening 2006. De tarieven zijn geconsulteerd in het Adviserend panel van vertegenwoordigende organisaties. In het Adviserend panel zijn geen opmerkingen gemaakt over de tarieven.

Eind 2006 is besloten om het reservefonds van de AFM niet langer te laten voortbestaan en de teruggave aan de marktpartijen met het Adviserend panel te bespreken. In de bijeenkomst met het Adviserend panel in mei 2007 is besloten het reservefonds (€ 5.584.022) geheel af te bouwen en ten goede te laten komen aan de categorieën van instellingen die bijgedragen hebben aan dit fonds. Dit gebeurt (i) bij heffingscategorieën met nog te verrekenen voorbereidingskosten door verlaging van dit bedrag (ii) bij heffingscategorieën die geen te verrekenen voorbereidingskosten meer hebben door een eenmalige verlaging van het tarief of (iii) voor het toezicht op openbare biedingen op effecten middels een verlaging van het negatieve te verrekenen exploitatiesaldo op de balans van AFM. De door de overheid betaalde bijdrage aan het reservefonds wordt verrekend met de in 2007 te ontvangen overheidsbijdrage.

Met de invoering van de Wft vanaf 1 januari 2007 zijn de aparte heffingen voor het Effectentypisch Gedragstoezicht afgeschaft. Voor de categorieën van instellingen (kredietinstellingen, pensioenfondsen en verzekeraars) waar deze aparte heffing in rekening werd gebracht zijn de kosten van dit toezicht verwerkt in de tarieven. Door de invoering van de Wft bestaat het toezicht op de cliëntenremisiers niet meer zoals dat bestond op basis van de Wet toezicht effectenverkeer. De heffing op de cliëntenremisiers is daardoor komen te vervallen.

Het basistarief voor de verleners van beleggingsdiensten (handelend voor publiek) wordt gehandhaafd op € 5.500,– en de variabele tarieven dalen licht. Hierdoor dalen in deze categorie de heffingen per instelling tussen de 0% en ongeveer 12%.

Voor de categorie beheerders die rechten van deelneming aanbieden in een beleggingsinstelling is het basistarief verhoogd van € 5.000,– naar € 5.500,– en is de bandbreedte van de hoogste staffel verhoogd van € 5 miljard naar € 6 miljard.

Voor de categorie Adviseurs en bemiddelaars zijn de tarieven gestegen als gevolg van een negatief exploitatieresultaat 2006 en te verwachten hogere kosten voor het doorlopende toezicht in 2007.

Voor de categorie Aanbieders van beleggingsobjecten is de heffing gebaseerd op de begroting 2007 van AFM en zijn de tarieven gehandhaafd op het niveau van 2006. In de jaarrekening 2007 zal voor het exploitatieresultaat over 2006 tezamen met het exploitatieresultaat 2007 een voorstel gedaan worden op welke wijze deze in 2008 verrekend worden. De belangrijkste reden hiervoor is dat de beoordelingen van de aanvragen voor een vergunning nog doorlopen tot in 2007. Door deze handelswijze worden de kosten van het toezicht en de hiervoor op te leggen heffingen over een meer evenwichtige periode gespreid en voorkomen dat er extreem grote schommelingen ontstaan tussen de tarieven voor 2006, 2007 en 2008.

Voor instellingen die naast de activiteiten als adviseur en/of bemiddelaar, aanbieden van krediet of aanbieden van beleggingsobjecten ook andere financiële diensten aanbieden of verrichten en op basis daarvan een heffing van AFM krijgen opgelegd, wordt niet ook nog de heffing voor Adviseurs en/of bemiddelaars, aanbieder van krediet of aanbieder van beleggingsobjecten in rekening gebracht. Aanbieders van krediet en aanbieders van beleggingsobjecten die tevens Adviseur of bemiddelaar zijn, krijgen geen heffing opgelegd voor de activiteiten als Adviseur of bemiddelaar.

Bij de vaststelling van het tarief voor de pensioenfondsen is afgezien van een staffel binnen de opbouw van het tarief. De reden is dat het handhaven van een staffel voor een relatief lage heffing van € 365,– per instelling niet meer kostenefficiënt is.

Voor de verleners van beleggingsdiensten, aanbieders van krediet, bancaire diensten en elektronisch geld, levensverzekeraars, schadeverzekeraars en pensioenfondsen geldt dat de heffingen ten opzichte van 2006 zijn gedaald. Dit is vooral een gevolg van eenmalige exploitatieoverschotten of het ten goede komen van het reservefonds aan deze categorieën. Door deze incidentele oorzaken zijn de lagere heffingen dan ook eenmalig van aard.

Op basis van de prioriteitstelling van het toezicht binnen AFM wordt verwacht dat het toezicht op clearinginstellingen zich vooral zal beperken tot reacties op externe signalen. De kosten voor het toezicht in 2007 zullen hierdoor waarschijnlijk beperkt blijven. Uit het oogpunt van kostenefficiëntie wordt voor deze categorie een nultarief vastgesteld en een eventueel exploitatietekort verrekend in de heffing voor 2008.

Algemeen

In artikel 8 wordt geregeld dat de toezichthouder kosten in rekening mag brengen voor de extra werkzaamheden die gepaard gaan met de totstandkoming van een last onder dwangsom of een aanwijzing. Het gaat nadrukkelijk niet om de repressieve handhavingskosten, maar puur om het verscherpte toezicht dat voorkomt uit het geven van een aanwijzing of het opleggen van een last onder dwangsom. In het tweede lid wordt geregeld dat het bedrag wordt terugbetaald indien achteraf zou blijken dat het geven van de aanwijzing of de last onder dwangsom niet gerechtvaardigd was.

De Minister van Financiën,

W.J. Bos

Naar boven