Regeling interventie melk en zuivelproducten

Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 5 juli 2007, nr. TRCJZ/2007/1832, houdende regels ten aanzien van de interventie van melk en zuivelproducten

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op artikel 15, 19 en 23 van de Landbouwwet;

Gelet op:

– Verordening (EEG) nr. 2921/90 van de Commissie van 10 oktober 1990 betreffende de steunverlening voor ondermelk die tot caseïne en caseïnaten wordt verwerkt (PB L 279 van 11 oktober 1990);

– Verordening (EEG) nr. 3002/92 van de Commissie van 16 oktober 1992 tot vaststelling van gemeenschappelijke bepalingen inzake de controle op het gebruik en/of de bestemming van producten uit interventie (PB L 301 van 17 oktober 1992);

– Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (PB L 160 van 26 juni 1999);

– Verordening (EG) nr. 2771/1999 van de Commissie van 16 december 1999 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad ten aanzien van de interventiemaatregelen op de markt voor boter en room (PB L 333 van 24 december 1999);

– Verordening (EG) nr. 2799/1999 van de Commissie van 17 december 1999 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad ten aanzien van de toekenning van steun voor ondermelk en mageremelkpoeder voor voederdoeleinden en de verkoop van voornoemd mageremelkpoeder (PB L 340 van 31 december 1999);

– Verordening (EG) nr. 213/2001 van de Commissie van 9 januari 2001 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening 1255/1999, wat betreft de referentiemethoden voor de analyse en de kwaliteitsbeoordeling van melk en zuivelproducten, en houdende wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 2771/1999 en (EG) 2799/1999 (PB L 37 van 7 februari 2001);

– Verordening (EG) nr. 214/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad ten aanzien van de interventiemaatregelen op de markt voor mageremelkpoeder (PB L 37 van 7 februari 2001);

– Verordening (EG) nr. 562/2005 van de Commissie van 5 april 2005 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) 1255/1999 van de Raad ten aanzien van de mededelingen van gegevens tussen de lidstaten en de Commissie in de sector melk en zuivelproducten (PB L 95 van 14 april 2005);

– Verordening (EG) nr. 1898/2005 van de Commissie van 9 november 2005 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad, wat betreft maatregelen voor de afzet van room, boter en boterconcentraat op de markt van de Gemeenschap (PB L 308 van 25 november 2005), en

– Verordening (EG) 884/2006 van de Commissie van 21 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad met betrekking tot de financiering van de maatregelen voor interventie in de vorm van openbare opslag door het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en de boeking van de verrichtingen in verband met openbare opslag door de betaalorganen van de lidstaten (PB L 171 van 23 juni 2006);

– Verordening (EG) 884/2006 van de Commissie van 21 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad met betrekking tot de financiering van de maatregelen voor interventie in de vorm van openbare opslag door het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en de boeking van de verrichtingen in verband met openbare opslag door de betaalorganen van de lidstaten (PB L 171 van 23 juni 2006);

Besluit:

Hoofdstuk 1

Algemene bepalingen

Paragraaf 1

Begripsbepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. Verordening 2921/90: Verordening (EEG) nr. 2921/90 van de Commissie van 10 oktober 1990 betreffende de steunverlening voor ondermelk die tot caseïne en caseïnaten wordt verwerkt (PB L 279 van 11 oktober 1990);

b. Verordening 3002/92: Verordening (EEG) nr. 3002/92 van de Commissie van 16 oktober 1992 tot vaststelling van gemeenschappelijke bepalingen inzake de controle op het gebruik en/of de bestemming van producten uit interventie (PB L 301 van 17 oktober 1992);

c. Verordening 1255/1999: Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (PB L 160 van 26 juni 1999);

d. Verordening 2771/1999: Verordening (EG) nr. 2771/1999 van de Commissie van 16 december 1999 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad ten aanzien van de interventiemaatregelen op de markt voor boter en room (PB L 333 van 24 december 1999);

e. Verordening 2799/1999: Verordening (EG) nr. 2799/1999 van de Commissie van 17 december 1999 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad ten aanzien van de toekenning van steun voor ondermelk en mageremelkpoeder voor voederdoeleinden en de verkoop van voornoemd mageremelkpoeder (PB L 340 van 31 december 1999);

f. Verordening 213/2001: Verordening (EG) nr. 213/2001 van de Commissie van 9 januari 2001 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening 1255/1999, wat betreft de referentiemethoden voor de analyse en de kwaliteitsbeoordeling van melk en zuivelproducten, en houdende wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 2771/1999 en (EG) 2799/1999 (PB L 37 van 7 februari 2001);

g. Verordening 214/2001: Verordening (EG) nr. 214/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad ten aanzien van de interventiemaatregelen op de markt voor mageremelkpoeder (PB L 37 van 7 februari 2001);

h. Verordening 562/2005: Verordening (EG) nr. 562/2005 van de Commissie van 5 april 2005 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) 1255/1999 van de Raad ten aanzien van de mededelingen van gegevens tussen de lidstaten en de Commissie in de sector melk en zuivelproducten (PB L 95 van 14 april 2005);

i. Verordening 1898/2005: Verordening (EG) nr. 1898/2005 van de Commissie van 9 november 2005 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad, wat betreft maatregelen voor de afzet van room, boter en boterconcentraat op de markt van de Gemeenschap (PB L 308 van 25 november 2005);

j. Verordening 884/2006: Verordening (EG) 884/2006 van de Commissie van 21 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad met betrekking tot de financiering van de maatregelen voor interventie in de vorm van openbare opslag door het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en de boeking van de verrichtingen in verband met openbare opslag door de betaalorganen van de lidstaten (PB L 171 van 23 juni 2006);

k. de Minister: de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

l. Dienst Regelingen: Dienst Regelingen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

m. contractant: degene die met Dienst Regelingen in het kader van deze regeling een contract sluit;

n. melk en zuivelproducten: boter, room, boterconcentraat, mageremelkpoeder en ondermelk;

o. openbare opslag: de aankoop door Dienst Regelingen van boter of mageremelkpoeder tegen een op grond van Europese besluiten vastgestelde gegarandeerde prijs waarna Dienst Regelingen deze producten opslaat;

p. particuliere opslag: het tijdelijk door de contractant voor eigen rekening en risico opslaan van boter of room;

q. bijzondere steun: de verlening van steun op grond van de in dit artikel bedoelde Europese verordeningen voor bepaalde, in die verordeningen genoemde maatregelen ter bevordering van de afzet van melk en zuivelproducten, al dan niet uit openbare opslag;

r. interventie: het samenstel van openbare opslag, particuliere opslag en bijzondere steun;

s. tussenproducten: de producten als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder b, van Verordening 1898/2005;

t. gerecombineerde boter: het product als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder b, sub ii), van Verordening 1898/2005;

u. productiebedrijf: productiebedrijf van room, boter, boterconcentraat, ondermelk, mageremelkpoeder of meerdere van deze producten, tussenproducten of mengvoeder;

v. rechtstreeks verwerkend bedrijf: bedrijf dat in het kader van Hoofdstuk II van Verordening 1898/2005 boter, room of boterconcentraat verwerkt waaraan geen verklikstoffen zijn toegevoegd;

w. AID: Algemene Inspectiedienst van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

x. PZ: Productschap Zuivel;

y. HPA: Hoofdproductschap Akkerbouw;

z. COKZ: Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel;

aa. RIKILT: Rijks-Kwaliteitsinstituut voor Land- en Tuinbouwproducten.

Paragraaf 2

Aanwijzing interventiebureau en bevoegde instanties

Artikel 2

1. Als interventiebureau, bevoegde autoriteit of bevoegde instantie als bedoeld in de in artikel 1 genoemde verordeningen wordt aangewezen Dienst Regelingen.

2. In afwijking van het eerste lid is de AID de bevoegde instantie voor de controles die voortvloeien uit de in artikel 1 genoemde verordeningen, voor zover die op de locatie van het bedrijf plaatsvinden.

3. In afwijking van het eerste lid wordt het HPA aangewezen als bevoegde autoriteit als bedoeld in artikel 23, derde en vierde lid, van Verordening 2799/1999 voor zover het de verwerking van mageremelkpoeder en ondermelk tot mengvoeder betreft.

4. In afwijking van het eerste lid wordt het PZ aangewezen als bevoegde autoriteit als bedoeld in artikel 23, derde lid, van Verordening 2799/1999 voor zover het de denaturatie van mageremelkpoeder betreft.

Artikel 3

1. In afwijking van het bepaalde in artikel 2, eerste lid, wordt als bevoegde autoriteit als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van Verordening 2771/1999 aangewezen het COKZ.

2. Onverminderd het bepaalde in artikel 2, tweede lid, is het COKZ bevoegd tot het verrichten van monsternames en monsteranalyses die op grond van de in artikel 1 opgenomen verordeningen moeten plaatsvinden teneinde vast te stellen of aan de aldaar gestelde kwaliteitseisen en samenstellingseisen is voldaan.

3. In afwijking van het eerste en tweede lid is het RIKILT bevoegd tot het verrichten van monsteranalyses

– als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van Verordening 2771/1999 voor zover het de afwezigheid van melkvreemde vetten en verklikstoffen betreft;

– als bedoeld in de artikelen 37 tot en met 39 van Verordening 1898/2005 voor zover die betrekking hebben op de controle op de afwezigheid van melkvreemde vetten en om na te gaan of de samenstelling van de tussenproducten, als bedoeld in artikel 38, eerste lid, onder b, van verordening 1898/2005, beantwoordt aan de samenstelling die in de registers, als bedoeld in dat artikelonderdeel, is vermeld;

– teneinde vast te stellen of het melkvet voldoet aan de kwaliteitseisen als bedoeld in Bijlage III, eerste tot en met zevende streepje, van Verordening 1898/2005;

– teneinde vast te stellen of het boterconcentraat voldoet aan de kwaliteitseis als bedoeld in Bijlage III, zevende streepje, van Verordening 1898/2005;

– teneinde vast te stellen of het boterconcentraat voldoet aan de kwaliteitseisen als bedoeld in Bijlage XIV, punt 2, van Verordening 1898/2005 voor zover het de afwezigheid van neutraliserende stoffen, antioxidanten, conserveermiddelen en melkvreemde vetten betreft;

– teneinde de samenstelling van de vervaardigde caseïne en caseïnaten als bedoeld in artikel 5, eerste lid, tweede alinea, van Verordening 2921/90 te controleren;

– in voorkomend geval, ter vaststelling of de eindproducten zoals bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder a, van Verordening 1898/2005 vallen onder de aldaar genoemde GN-codes;

– als bedoeld in de artikelen 19 en 20 van Verordening 2799/1999.

4. In afwijking van het tweede lid neemt de AID in de in het derde lid bedoelde situaties de monsters alsmede indien de monstername bij het vrieshuis of opslagpand geschiedt.

Artikel 4

In afwijking van artikel 2, eerste lid, is het RIKILT de bevoegde autoriteit als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van Verordening 214/2001.

Paragraaf 3

Erkenningen

Artikel 5

1. Indien uit een van de in artikel 1 genoemde verordeningen voortvloeit dat een interventie of een met een interventie verband houdende handeling slechts mag plaatsvinden ten opzichte van of door een natuurlijke of rechtspersoon die voldoet aan te stellen voorwaarden van persoonlijke of zakelijke aard en deswege moet zijn erkend, verleent de Minister deze erkenning nadat de belanghebbende daartoe een aanvraag heeft ingediend en heeft aangetoond dat aan de gestelde voorwaarden is voldaan.

2. Een aanvraag als bedoeld in het eerste lid wordt ingediend bij Dienst Regelingen.

Artikel 6

1. In afwijking van het bepaalde in artikel 5, eerste lid, is het HPA bevoegd tot verlening van de erkenning als bedoeld in artikel 9 van Verordening 2799/1999 voor zover het gaat om fabrikanten die mageremelkpoeder of ondermelk verwerken tot mengvoeder. Een aanvraag hiertoe wordt ingediend bij het HPA.

2. In afwijking van het bepaalde in artikel 5, eerste lid, is het PZ bevoegd tot verlening van de erkenning als bedoeld in artikel 9 van Verordening 2799/1999 zover het gaat om fabrikanten die mageremelkpoeder denatureren of laten denatureren. Een aanvraag hiertoe wordt ingediend bij het PZ.

Artikel 7

Als aanvullende eisen als bedoeld in artikel 9, tweede lid, onder a, van Verordening 2799/1999 worden gesteld:

a. het bedrijf dat mageremelkpoeder denatureert of verwerkt tot mengvoeder houdt dagelijks een voorraadboekhouding en administratie bij, die ten minste de volgende gegevens bevat:

• de aangekochte hoeveelheden mageremelkpoeder met daarbij de naam en het adres van de leverancier, het land van oorsprong en het gehalte aan melkeiwitten van de aangekochte producten;

• de datum van de vervaardiging en de vervaardigde hoeveelheid gedenatureerd melkpoeder of mengvoeder alsmede de samenstelling van het product met opgave van het procentuele aandeel van de bestanddelen;

• in voorkomend geval de hoeveelheden aangekochte en verwerkte denaturatiemiddelen met daarbij de naam en het adres van de leverancier, het land van oorsprong en het gehalte aan melkeiwitten van de aangekochte producten;

• de data van verkoop en afgeleverde hoeveelheden gedenatureerde mageremelkpoeder of mengvoeder, alsmede de naam en het adres van de afnemer;

• de hoeveelheidswijzigingen in de voorraden mageremelkpoeder als gevolg van verliezen, monsters, retourzendingen, omruiling of soortgelijke oorzaken.

b. het bedrijf beschikt over een geschikte ruimte ten behoeve van administratieve en bemonsteringswerkzaamheden.

Artikel 8

Erkenningen kunnen overeenkomstig de in artikel 1 bedoelde verordeningen worden geschorst of ingetrokken door het bestuursorgaan dat de erkenning heeft verleend.

Artikel 9

Een erkenning is geldig vanaf de datum van afgifte.

Paragraaf 4

Controle op de samenstelling en kwaliteit van boter uit de markt

Artikel 10

1. Het productiebedrijf van boter deelt uiterlijk twee werkdagen vóór het begin van een productieweek schriftelijk aan het COKZ mee dat de desbetreffende productie in aanmerking zal worden gebracht voor steunverlening op grond van deze regeling.

2. Voor gezouten en ongezouten boter als bedoeld in artikel 6, derde lid, van Verordening 1255/1999 wordt een afzonderlijke mededeling gedaan. In de mededeling wordt tevens vermeld of de boter bestemd is voor openbare opslag, particuliere opslag of bijzondere steun.

Artikel 11

Onverminderd het bepaalde in artikel 4, eerste lid, van Verordening 2771/1999 neemt het COKZ bij elk productiebedrijf op weekbasis monsters die representatief zijn voor elke aangemelde dag van de productieweek en analyseert die.

Artikel 12

Onverminderd het bepaalde in de Landbouwkwaliteitsregeling boter controleert het COKZ de boter tevens op weekbasis op afwezigheid van colibacteriën en op het maximumgehalte van 2% vetvrijemelkdrogestof.

Artikel 13

De kosten van de in deze paragraaf bedoelde controles komen voor rekening van het desbetreffende productiebedrijf.

Artikel 14

Indien is komen vast te staan dat een partij in Nederland geproduceerde boter aan de in Verordening 1255/1999 en Verordening 2771/1999 gestelde eisen voldoet, geeft het COKZ aan het productiebedrijf een kwaliteitscertificaat af.

Artikel 15

Indien is komen vast te staan dat een partij in Nederland geproduceerde boter niet aan de gestelde kwaliteitseisen voldoet, komt de gehele weekproductie van het desbetreffende bedrijf niet voor een certificaat zoals bedoeld in artikel 14 in aanmerking.

Artikel 16

1. Het COKZ deelt de resultaten van de monsteranalyses als bedoeld in de artikelen 14 en 15 aan Dienst Regelingen mee.

2. Dienst Regelingen brengt, ingeval sprake is van de situatie als bedoeld in artikel 15, onverwijld het betrokken productiebedrijf daarvan op de hoogte.

Artikel 17

1. In afwijking van het bepaalde in artikel 15 kunnen partijen boter die zijn geproduceerd op andere dagen dan de dag waarop het monster, bedoeld in artikel 11 betrekking heeft voor een certificaat als bedoeld in artikel 14 in aanmerking komen indien de afkeuring verband houdt met het niet voldoen aan de eisen voor de klasse ‘Extra Kwaliteit’ dan wel de in artikel 12 gestelde eisen.

2. Het productiebedrijf kan in de in het eerste lid bedoelde situatie binnen drie dagen na de berichtgeving, bedoeld in artikel 16, tweede lid, bij Dienst Regelingen schriftelijk een aanvraag tot herbemonstering en analyse per productiedag van de afgekeurde productieweek indienen. Het productiebedrijf scheidt hiertoe de productie per afzonderlijke productiedatum.

3. De in het tweede lid bedoelde nadere analyse wordt door het COKZ uitgevoerd.

4. Indien de nadere analyse heeft aangetoond dat de boter van de herbemonsterde productiedata aan de gestelde eisen voldoet, komen de desbetreffende partijen voor steunverlening op grond van deze paragraaf in aanmerking.

5. De in het tweede lid bedoelde aanvraag vermeldt in ieder geval:

a. de partijgrootte;

b. de productiedatum, en

c. het adres in Nederland waar de partij boter in opslag is.

6. De partij-indeling is zodanig dat één partij slechts boter van éénzelfde productiedatum en één EG-erkenningsnummer bevat.

Artikel 18

Ingeval boter, die in een andere lidstaat van de Europese Unie is vervaardigd, in Nederland in het kader van deze regeling een bestemming krijgt, wordt het certificaat als bedoeld in artikel 45, tweede lid, van Verordening 1898/2005, artikel 6, eerste lid, dan wel artikel 31 van Verordening 2771/1999 voor de desbetreffende boter aan Dienst Regelingen overgelegd.

Artikel 19

1. Ingeval in Nederland geproduceerde boter in een andere lidstaat van de Europese Unie een bestemming krijgt in het kader van Verordening 1898/2005 of 2771/1999 geeft Dienst Regelingen op aanvraag een certificaat als bedoeld in artikel 45, tweede lid, van Verordening 1898/2005, artikel 6, eerste lid, dan wel artikel 31 van Verordening 2771/1999 af.

2. Het certificaat wordt slechts afgegeven indien het bewijs is geleverd dat aan de in het eerste lid bedoelde eisen is voldaan.

Paragraaf 5

Controle op de samenstelling en kwaliteit van room uit de markt

Artikel 20

1. Het productiebedrijf van room deelt uiterlijk twee werkdagen vóór de dag van productie schriftelijk aan het COKZ mee dat de desbetreffende productie in aanmerking zal worden gebracht voor steunverlening op grond van Hoofdstuk II van Verordening 1898/2005 of Hoofdstuk III van Verordening 2771/1999.

2. De in het eerste lid bedoelde mededeling bevat ten minste:

a. de productiedatum;

b. het begin- en eindtijdstip van de productie;

c. de hoeveelheden te produceren room, en

d. de partijnummers.

Artikel 21

Het COKZ neemt monsters per productiedag zodanig dat de monsters representatief zijn voor alle partijen room die op die dag bij het gecontroleerde bedrijf zijn geproduceerd.

Artikel 22

Indien een partij room wordt geleverd aan een rechtstreeks verwerkend bedrijf, vermeldt het productiebedrijf op de transportdocumenten en de facturen de hoeveelheden per partijnummer en de productiedatum van die partij alsmede de zin ‘de room is bestemd voor verwerking in het kader van Verordening 1898/2005’.

Artikel 23

Indien is komen vast te staan dat een partij in Nederland geproduceerde room aan de in artikel 5, eerste lid, onder c, van Verordening 1898/2005 gestelde eisen voldoet, geeft het COKZ met betrekking tot alle partijen room van de desbetreffende productiedatum van het desbetreffende productiebedrijf een kwaliteitscertificaat af.

Artikel 24

Indien is komen vast te staan dat een partij in Nederland geproduceerde room niet aan de in artikel 5, eerste lid, onder c, van Verordening 1898/2005 gestelde eisen voldoet, komen alle partijen room van de desbetreffende productiedatum van het desbetreffende productiebedrijf niet voor een certificaat als bedoeld in artikel 23 in aanmerking.

Artikel 25

Indien in Nederland room, die in een andere lidstaat van de Europese Unie is vervaardigd, in het kader van deze regeling wordt bewerkt of verwerkt, wordt door de bewerker of verwerker een door de bevoegde instantie van de lidstaat van productie afgegeven origineel certificaat als bedoeld in artikel 45, tweede lid, van Verordening 1898/2005 voor de desbetreffende room aan Dienst Regelingen overgelegd.

Artikel 26

1. Ingeval in Nederland geproduceerde room in een andere lidstaat van de Europese Unie een bestemming krijgt in het kader van Verordening 1898/2005 geeft Dienst Regelingen op aanvraag een certificaat als bedoeld in artikel 45, tweede lid, van Verordening 1898/2005 af.

2. Het certificaat wordt slechts afgegeven indien het bewijs is geleverd dat aan de in het eerste lid bedoelde eisen is voldaan.

Artikel 27

Het bepaalde in de artikelen 13 en 16 is van overeenkomstige toepassing.

Paragraaf 6

Herkeuring van monsters

Artikel 28

1. Ingeval de belanghebbende de resultaten van de analyses door het COKZ of RIKILT niet accepteert, fungeren het RIKILT en het COKZ over en weer als tweede laboratorium, als bedoeld in Bijlage VIII van Verordening 213/2001.

2. Het RIKILT is bevoegd de in Bijlage VIII, tweede punt, eerste alinea, laatste zin van Verordening 213/2001 bedoelde beoordeling te verrichten.

Artikel 29

1. Het productiebedrijf dient binnen de in Bijlage VIII, eerste punt, van Verordening 213/2001 bedoelde termijn bij Dienst Regelingen een aanvraag tot nadere analyse van het duplo-monster als bedoeld in Bijlage VIII van Verordening 213/2001 in.

2. Ingeval van nadere analyse in het kader van de verwerking van mageremelkpoeder of ondermelk tot mengvoeder wordt de in het eerste lid bedoelde aanvraag ingediend bij het HPA.

3. Ingeval van nadere analyse in het kader van denaturatie van mageremelkpoeder wordt de in het eerste lid bedoelde aanvraag ingediend bij het PZ.

Artikel 30

De Minister is bevoegd op verzoek van het tweede laboratorium als bedoeld in artikel 28, eerste lid, een ander laboratorium aan te wijzen indien dat tweede laboratorium niet tot het verrichten van de benodigde analyses is uitgerust.

Artikel 31

Het productiebedrijf levert het in Bijlage VIII, vierde punt, van Verordening 213/2001 bedoelde bewijs aan de AID.

Artikel 32

1. Indien, in het kader van particuliere opslag of bijzondere steun, na de in artikel 28, tweede lid, bedoelde beoordeling is komen vast te staan dat de boter niet aan de gestelde eisen voldoet, komt de gehele weekproductie van het desbetreffende productiebedrijf niet voor steun in aanmerking.

2. Indien na de in artikel 28, tweede lid, bedoelde beoordeling is komen vast te staan dat de room niet aan de gestelde eisen voldoet, komen alle partijen van de desbetreffende productiedatum van het desbetreffende productiebedrijf niet voor steun in aanmerking.

Paragraaf 7

Betalingen en zekerheden

Artikel 33

1. Betalingen van op grond van deze regeling verschuldigde bedragen worden gedaan op rekeningnummer 3000.22.360 van Dienst Regelingen te Den Haag.

2. Als dag van betaling geldt de datum waarop het verschuldigde bedrag op het in het eerste lid bedoelde rekeningnummer is bijgeschreven.

Artikel 34

1. Onverminderd het bepaalde in artikel 33 kunnen de op grond van deze regeling verschuldigde zekerheden tevens worden gesteld hetzij door betaling in contanten hetzij in de vorm van een aan Dienst Regelingen gericht telefaxbericht, inhoudende een garantie van onbeperkte duur, uitsluitend door die hoofdkantoren van banken, die daartoe met Dienst Regelingen een overeenkomst hebben gesloten.

2. Indien de zekerheid wordt gesteld door middel van overschrijving op het in artikel 33, eerste lid, bedoelde rekeningnummer wordt daarbij melding gemaakt van het woord ‘Zekerheid’, en zodanig dat de aard van de zekerheid kenbaar is, in voorkomend geval in combinatie met het desbetreffende contractnummer.

Artikel 35

1. In afwijking van het bepaalde in de artikelen 33 en 34 wordt de zekerheid als bedoeld in artikel 25 van Verordening 2799/1999 gesteld bij het HPA.

2. De in het eerste lid bedoelde zekerheid wordt gesteld hetzij in contanten hetzij in de vorm van een door het HPA aanvaarde garantie van een kredietinstelling als bedoeld in de Wet op het financieel toezicht hetzij van een der kredietinstellingen die door de Minister van Financiën is toegelaten dan wel van een der kredietinstellingen die ingevolge artikel 6 van Richtlijn 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen (PB L 177 van 30 juni 2006) een vergunning heeft verkregen.

Hoofdstuk 2

Openbare opslag

Paragraaf 1

Algemeen

Artikel 36

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

a. aanbieder: degene die boter of mageremelkpoeder ter overname aan Dienst Regelingen aanbiedt;

b. afnemer: degene die boter of mageremelkpoeder van Dienst Regelingen heeft gekocht.

Paragraaf 2

Aankoop boter

Artikel 37

1. Een aanbieding van boter voor aankoop tegen 90% van de interventieprijs zoals bedoeld in artikel 10 van Verordening 2771/1999 en de offerte voor aankoop van boter via inschrijving zoals bedoeld in artikel 17 van Verordening 2771/1999 geschieden schriftelijk of per telefax aan Dienst Regelingen conform bij Dienst Regelingen op te vragen formulieren.

2. Op de enveloppe van de niet per telefax ingediende offertes vermeldt de aanbieder: ‘Inschrijving aankoop boter’.

Artikel 38

1. De aanbieder kan partijen boter, bestemd voor aankoop in openbare opslag, schriftelijk of per telefax aanmelden uiterlijk iedere woensdag vóór 17:00 uur voorafgaand aan de week waarin aanlevering aan het door de Minister aan te wijzen vrieshuis zal geschieden.

2. De aanbieder dient de in het eerste lid bedoelde vooraanmelding bij Dienst Regelingen in conform een bij Dienst Regelingen op te vragen formulier.

Artikel 39

Door het indienen van de in artikel 38 bedoelde vooraanmelding verklaart de aanbieder zich akkoord dat de Minister de partijen boter voordat de fysieke overname van de boter heeft plaatsgevonden, in bewaring geeft in door de Minister aangewezen vrieshuizen en dat de partijen worden bemonsterd en gecontroleerd.

Artikel 40

Indien de aanbieder van de vooraanmelding gebruik maakt, brengt de Minister de volgende kosten bij hem in rekening:

a. de kosten van aanmelding;

b. de kosten van het lossen;

c. de kosten van de opslag voor de periode van de dag van inslag in het door de Minister aangewezen vrieshuis tot de dag van fysieke overname van de boter.

Artikel 41

1. Ingeval gebruik is gemaakt van de in artikel 38 bedoelde vooraanmelding maar de boter niet wordt aangeboden of er geen bieding wordt uitgebracht, respectievelijk de bieding met betrekking tot de aangeleverde hoeveelheden boter ingevolge artikel 17 quater van Verordening 2771/1999 niet wordt toegewezen en de betreffende partijen geen onderwerp meer kunnen vormen voor een volgende inschrijving, neemt de aanbieder de betreffende boter terug binnen 14 dagen na de datum van het bericht van Dienst Regelingen dat de betreffende boter niet voor overname in aanmerking komt of nog voor overname in aanmerking kan worden gebracht.

2. In de in het eerste lid bedoelde situatie worden, naast de in artikel 40 bedoelde kosten, tevens de kosten van inslag, invriezen, opslag en uitslag en de bemonsterings- en analysekosten bij de aanbieder door de Minister in rekening gebracht.

Artikel 42

1. Ingeval gebruik is gemaakt van de in artikel 38 bedoelde vooraanmelding kan de aanbieder de aanlevering van partijen boter uiterlijk vóór 10:00 uur op de laatste werkdag voorafgaand aan de dag van inslag geheel of gedeeltelijk annuleren.

2. De met de niet tijdige annulering verband houdende kosten brengt de Minister bij de aanbieder in rekening.

Paragraaf 3

Aankoop mageremelkpoeder

Artikel 43

Het in artikel 4, eerste lid, van Verordening 214/2001 bedoelde certificaat wordt op aanvraag door Dienst Regelingen afgegeven indien het productiebedrijf het bewijs levert dat aan de in dat artikellid gestelde eisen is voldaan.

Artikel 44

1. De aanbieder dient de in de artikelen 5 en 15 van Verordening 214/2001 bedoelde offertes conform bij Dienst Regelingen op te vragen formulieren in ofwel schriftelijk tegen bewijs van ontvangst ofwel per telefax.

2. Op de enveloppe van de niet per telefax ingediende offerte als bedoeld in artikel 15 van Verordening 214/2001 wordt vermeld: ‘Inschrijving aankoop mageremelkpoeder’.

Paragraaf 4

Levering, opslag en uitslag boter en mageremelkpoeder

Artikel 45

De Minister sluit met het opslagpand of het vrieshuis een opslagcontract als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van Verordening 884/2006.

Artikel 46

Voor de opslag van boter komen uitsluitend vrieshuizen in aanmerking die voldoen aan de volgende technische normen als bedoeld in artikel 18 van Verordening 2771/1999:

a. het vrieshuis beschikt over een opslagcapaciteit van ten minste 1.000 ton boter;

b. het vrieshuis kan de boter bij een constante temperatuur van –18° C of kouder bewaren en deze temperatuur in de opslagruimte ook tijdens in- en uitslagwerkzaamheden handhaven;

c. het vrieshuis garandeert een inslagcapaciteit van ten minste 50 ton boter per dag en een uitslagcapaciteit van ten minste 100 ton boter per dag.

d. het vrieshuis beschikt over permanent in de opslagruimte aanwezige, adequate temperatuurregistratieapparatuur die ten minste 3 keer per etmaal de luchttemperatuur meet;

e het vrieshuis beschikt over een weegschaal met een minimum weegvermogen van 30 kilogram en een afleeseenheid van 10 gram alsmede een weegschaal waarop een pallet met boter in zijn geheel kan worden gewogen;

f. het vrieshuis heeft voldoende toetsgewichten voorhanden en kan aantonen dat zowel de weegschaal als de toetsgewichten van een geldig ijkmerk zijn voorzien;

g. het vrieshuis beschikt over een bemonsteringsruimte.

Artikel 47

Onverminderd het bepaalde in artikel 10 van Verordening 214/2001 beschikken opslagpanden over weegschalen en toetsgewichten als bedoeld in artikel 46, onder e en f.

Artikel 48

Indien in het vrieshuis of het opslagpand beschadigde of vuile dozen boter of zakken mageremelkpoeder worden aangetroffen, wordt aangenomen dat de beschadiging of verontreiniging in het vrieshuis of het opslagpand is geschied en zullen de daaruit voortvloeiende kosten voor rekening van het vrieshuis of opslagpand komen.

Artikel 49

Indien het vrieshuis of het opslagpand naar het oordeel van Dienst Regelingen – rekening houdend met de duur van de opslag – niet voldoende zorgdraagt voor het op peil blijven van de kwaliteit dan wel de verpakking van de boter of het mageremelkpoeder, dan wel anderszins de gestelde voorwaarden niet of niet volledig nakomt, is Dienst Regelingen gerechtigd ofwel de boter of het mageremelkpoeder naar elders te doen vervoeren en te doen opslaan, ofwel de nodige andere maatregelen te treffen. De daaruit voortvloeiende kosten komen, voor zover het boter betreft, voor rekening van het vrieshuis en, voor zover het mageremelkpoeder betreft, voor rekening van het opslagpand.

Artikel 50

De aanbieder levert de boter of het mageremelkpoeder aan het vrieshuis respectievelijk het opslagpand aan op pallets die elk 1.000 of 1.250 kilogram omvatten, met uitzondering van de laatste pallet van een partij die een lager aantal kilogram mag omvatten.

Artikel 51

De pallets zijn per partij uniform van soort en van gewicht, tenzij elke pallet van een TARRA-etiket is voorzien dan wel het gewicht erin is gegraveerd.

Artikel 52

Per partij mageremelkpoeder levert de aanbieder ten minste drie lege zakken, bestemd voor mageremelkpoeder en die identiek zijn aan die van de geleverde partij, mee.

Artikel 53

1. Onverminderd de vereisten als bedoeld in artikel 4, zesde lid, van Verordening 2771/1999 vertonen de dozen boter bij inslag in het vrieshuis geen buikvorming.

2. De beslissing dat de dozen vanwege buikvorming niet worden opgeslagen, wordt genomen door Dienst Regelingen, na overleg met de AID dan wel, in voorkomend geval met het vrieshuis.

Artikel 54

Indien de aangeboden boter of mageremelkpoeder wordt overgenomen in het vrieshuis of opslagpand waar het zich reeds bevindt, wordt, in geval van aankoop van boter tegen 90% van de interventieprijs of mageremelkpoeder tegen de interventieprijs, onder ‘de datum van overname’ verstaan de datum die is vermeld op het acceptatiebericht van de aanbieding en, in geval van aankoop door middel van inschrijving, de datum die is vermeld in de schriftelijke toewijzing. Deze dag is ten vroegste de dag na de dag van verzending van dit acceptatiebericht respectievelijk schriftelijke toewijzing.

Artikel 55

Indien de boter of het mageremelkpoeder niet in aanmerking komt voor overname in openbare opslag, neemt de aanbieder de betreffende boter of het mageremelkpoeder binnen 14 dagen na de datum van het afwijzingsbericht terug of hij slaat het voor eigen rekening en risico separaat van de interventievoorraad op dan wel laat hij het separaat opslaan.

Artikel 56

1. Door Dienst Regelingen dan wel de AID aan het opslagpand of het vrieshuis gegeven nadere aanwijzingen die ten goede komen aan de wijze van inslag, opslag en uitslag van het mageremelkpoeder of de boter, worden door het opslagpand respectievelijk het vrieshuis opgevolgd.

2. De in het eerste lid bedoelde aanwijzingen kunnen zowel schriftelijk als mondeling worden gedaan.

Paragraaf 5

Verkoop boter en mageremelkpoeder

Subparagraaf 5.1

Zonder bestemmingsverplichting

Artikel 57

1. Gegadigden kunnen op eigen kosten monsters van de door Dienst Regelingen te koop aangeboden boter en mageremelkpoeder onderzoeken voordat zij een bod als bedoeld in artikel 23 van Verordening 2771/1999 en artikel 23 van Verordening 214/2001 indienen. Hiertoe dient de gegadigde ten minste 48 uur van tevoren een aanvraag bij Dienst Regelingen in.

2. De gegadigde voldoet de bij het vrieshuis of het opslagpand door de monstername ontstane kosten rechtstreeks aan het vrieshuis of het opslagpand.

Artikel 58

1. Een bod voor boter en mageremelkpoeder uit openbare opslag, zoals bedoeld in artikel 23 van Verordening 2771/1999 respectievelijk artikel 23 van Verordening 214/2001 wordt bij Dienst Regelingen ingediend ofwel schriftelijk tegen bewijs van ontvangst ofwel per telefax.

2. Op de enveloppe van de niet per telefax ingediende bieding vermeldt de aanbieder, voor zover de inschrijving is gericht op de aankoop van mageremelkpoeder:

‘Inschrijving verkoop mageremelkpoeder’ en, voor zover de inschrijving is gericht op de aankoop van boter: ‘Inschrijving verkoop boter’.

Artikel 59

In de situatie als bedoeld in artikel 24 septies, tweede lid, tweede alinea, van Verordening 214/2001 respectievelijk artikel 24 septies, tweede lid, tweede alinea, van Verordening 2771/1999 wordt in opdracht van Dienst Regelingen door het opslagpand of het vrieshuis uiterlijk op de 30e dag na de sluitingsdatum van de desbetreffende bijzondere openbare inschrijving een document op naam van de koper uitgeschreven dat de daaropvolgende dag ingaat. Dit document bevat een specificatie van de aan de koper toegewezen mageremelkpoeder of boter als bedoeld in artikel 24 septies, tweede lid, eerste alinea, van Verordening 214/2001 respectievelijk artikel 24 septies, tweede lid, eerste alinea, van Verordening 2771/1999 die nog niet is afgehaald.

Artikel 60

De koper van het mageremelkpoeder of de boter informeert Dienst Regelingen schriftelijk over de door hem met het vrieshuis of opslagpand overeengekomen datum en het tijdstip van daadwerkelijke uitslag uit het opslagpand of vrieshuis ten minste één werkdag van tevoren, vóór 10:00 uur, onder vermelding van de naam van het opslagpand of vrieshuis, de dag en het tijdstip van uitslag, het verkoopfactuurnummer en de hoeveelheid.

Artikel 61

De koper betaalt het bedrag als bedoeld in artikel 24 sexies, tweede lid, van Verordening 2771/1999 en artikel 24 sexies, tweede lid, van Verordening 214/2001 uiterlijk om 12:00 uur op de werkdag vóór de dag van uitslag.

Artikel 62

Het in artikel 21, vierde lid, van Verordening 2771/1999 en artikel 21, tweede lid, van Verordening 214/2001 bedoelde bericht wordt geplaatst op de website van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Subparagraaf 5.2

Met bestemmingsverplichting

Artikel 63

1. Gegadigden kunnen op eigen kosten monsters van het door Dienst Regelingen te koop aangeboden mageremelkpoeder onderzoeken voordat zij een bod als bedoeld in artikel 28, tweede lid, van Verordening 2799/1999 indienen. Hiertoe dient de gegadigde ten minste 48 uur van tevoren een aanvraag bij Dienst Regelingen in.

2. De gegadigde voldoet de bij het opslagpand door de monstername ontstane kosten rechtstreeks aan het opslagpand.

Artikel 64

De koper van het mageremelkpoeder informeert Dienst Regelingen schriftelijk over de door hem met het opslagpand overeengekomen datum en het tijdstip van daadwerkelijke uitslag uit het opslagpand ten minste één werkdag van tevoren, vóór 10:00 uur, onder vermelding van de naam van het opslagpand, de dag en het tijdstip van uitslag, het verkoopfactuurnummer en de hoeveelheid.

Artikel 65

In de situatie als bedoeld in artikel 35, tweede lid, tweede alinea, van Verordening 2799/1999 wordt in opdracht van Dienst Regelingen door het opslagpand uiterlijk op de 30e dag na de sluitingsdatum van de desbetreffende bijzondere openbare inschrijving een document op naam van de koper uitgeschreven dat de daaropvolgende dag ingaat. Dit document bevat een specificatie van het aan de koper toegewezen mageremelkpoeder als bedoeld in artikel 35, tweede lid, eerste alinea, van Verordening 2799/1999 dat nog niet is afgehaald.

Artikel 66

De koper betaalt het bedrag als bedoeld in artikel 34, tweede lid, van Verordening 2799/1999 uiterlijk om 12:00 uur op de werkdag vóór de dag van uitslag.

Artikel 67

1. Het in artikel 28, tweede lid, van Verordening 2799/1999 bedoelde bod wordt bij Dienst Regelingen ingediend ofwel schriftelijk tegen bewijs van ontvangst ofwel per telefax, ofwel door persoonlijke afgifte tegen bewijs van ontvangst.

2. Op de enveloppe van de niet per telefax ingediende bieding wordt vermeld: ‘Inschrijving verkoop mageremelkpoeder’.

Artikel 68

1. Het bedrijf dat mageremelkpoeder denatureert dient wekelijks en op de derde dag na de periode als bedoeld in artikel 90, derde lid, het verwerkingsoverzicht conform een bij Dienst Regelingen op te vragen formulier in bij Dienst Regelingen. Van dit verwerkingsoverzicht worden de kolommen A en B en de vervolgbladen A en B ingevuld.

2. Het bedrijf dat mageremelkpoeder rechtstreeks verwerkt tot mengvoeders dient vierwekelijks en op de derde dag na de periode als bedoeld in artikel 90, eerste lid, het verwerkingsoverzicht conform een bij Dienst Regelingen op te vragen formulier in bij Dienst Regelingen. Van dit verwerkingsoverzicht worden de kolommen A en C en de vervolgbladen A en C ingevuld.

3. De indiening van het in het eerste respectievelijk tweede lid bedoelde verwerkingsoverzicht geldt tevens als verzoek om vrijgave van de verwerkingszekerheid.

Artikel 69

1. Onverminderd het bepaalde in artikel 14 van Verordening 2799/1999 voeren bedrijven, die mageremelkpoeder uit interventievoorraden bedrijfsmatig voorhanden hebben, zodanig een boekhouding en voorraadadministratie dat hieruit, voor elk stadium van de verwerking waarin de mageremelkpoeder uit interventie zich bevindt, overzichtelijk de volgende gegevens kunnen worden gekend:

a. de dag van ontvangst en de ontvangen hoeveelheden mageremelkpoeder onderscheiden naar hun aard en herkomst, alsmede de naam en het adres van de leverancier en het gehalte van melkeiwitten van het mageremelkpoeder;

b. de dag van verwerking en de verwerkte hoeveelheden mageremelkpoeder alsmede de daarnaast in de voorraden interventieproducten als gevolg van retourzendingen, monsters, verliezen of soortgelijke oorzaken opgetreden wijzigingen, onderscheiden naar aard en hoeveelheid van deze producten;

c. de gebruikte denaturatiemiddelen onderscheiden naar aard en hoeveelheden;

d. de dag van aflevering en de afgeleverde hoeveelheden mengvoeder alsmede de naam en het adres van de afnemer.

2. In geval van rechtstreekse verwerking van mageremelkpoeder tot mengvoeders vermeldt het bedrijf, naast de in het eerste lid bedoelde gegevens, tevens de hoeveelheden en de samenstelling van de verkregen producten in de registers.

3. De in dit artikel bedoelde gegevens worden, op verzoek van Dienst Regelingen of de AID, gestaafd door middel van leveringsbewijzen en facturen.

Artikel 70

Het in artikel 26, vierde lid, van Verordening 2799/1999 bedoelde bericht wordt geplaatst op de website van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Hoofdstuk 3

Verwerkingsregelingen

Paragraaf 1

Verkoop tegen verlaagde prijs van boter en de toekenning van steun voor room, boter en boterconcentraat bestemd voor de vervaardiging van banketbakkerswerk, consumptie-ijs en bepaalde andere voedingsmiddelen

Artikel 71

Overeenkomstig de artikelen 4 tot en met 46 van Verordening 1898/2005 en het bepaalde in deze paragraaf:

a. verkoopt Dienst Regelingen tegen verlaagde prijs boter die overeenkomstig artikel 6, tweede lid, van Verordening 1255/1999 is aangekocht en vóór de in artikel 1, onder a, van Verordening 1898/2005 bedoelde datum is ingeslagen en die is bestemd voor de vervaardiging van banketbakkerswerk, consumptie-ijs en andere voedingsmiddelen als bedoeld in de in artikel 4, eerste lid, van Verordening 1898/2005 opgenomen definitie van eindproducten, en

b. kent de Minister steun toe voor het gebruik van boter, boterconcentraat en room voor de vervaardiging van de onder a bedoelde eindproducten.

Artikel 72

Onverminderd het bepaalde in artikel 9, derde lid, van Verordening 1898/2005 wordt op de verpakking tevens het contractnummer vermeld.

Artikel 73

1. Bedrijven die de in het tweede lid van dit artikel bedoelde bewerkingen of verwerkingen verrichten, doen hiervan vooraf melding conform het bepaalde in dit artikel.

2. De in het eerste lid bedoelde bewerkingen of verwerkingen zijn:

a. productie van boterconcentraat zonder verklikstoffen;

b. productie van boterconcentraat met verklikstoffen;

c. de herverpakking van boterconcentraat als bedoeld in artikel 9, tweede lid, van Verordening 1898/2005;

d. productie van melkvet dat wordt gebruikt voor de vervaardiging van boterconcentraat;

e. toevoeging van verklikstoffen aan room;

f. toevoeging van verklikstoffen aan boter;

g. productie van tussenproducten;

h. eindverwerking van room, boter, boterconcentraat of tussenproducten zonder verklikstoffen, en

i. eindverwerking van room, boter, boterconcentraat of tussenproducten met verklikstoffen indien meer dan 5.000 kilogram boter of boterequivalent per maand wordt verwerkt.

3. De in het eerste lid bedoelde melding wordt, voor zover die betrekking heeft op de in het tweede lid, onder a tot en met c, e en f, genoemde bewerkingen of verwerkingen, schriftelijk gedaan bij zowel de AID als het COKZ. De melding van de in het tweede lid, onder d, g tot en met i, genoemde bewerkingen of verwerkingen gebeurt uitsluitend aan de AID.

4. De melding van de in het tweede lid, onder a en b, bedoelde werkzaamheden gebeurt op donderdag vóór 15:00 uur voor de daaropvolgende week.

5. De melding van de in het tweede lid, onder c tot en met i, bedoelde werkzaamheden gebeurt ten minste drie dagen vóór aanvang van de productiewerkzaamheden.

6. In afwijking van het vierde en het vijfde lid kunnen het contractnummer en de combinatie van de te gebruiken verklikstoffen uiterlijk 1 werkdag vóór 15:00 uur voor aanvang van de productiewerkzaamheden worden medegedeeld.

7. Dienst Regelingen kan in voorkomend geval op aanvraag besluiten van de in dit artikel genoemde termijnen af te wijken indien zij van oordeel is dat sprake is van een uitzonderlijke situatie die de controle niet bemoeilijkt.

Artikel 74

Door middel van gebruikmaking van een bij Dienst Regelingen op te vragen verantwoordingsstaat verstrekken:

a. het productiebedrijf van melkvet dat wordt gebruikt voor de vervaardiging van boterconcentraat, het productiebedrijf van boterconcentraat puur, productiebedrijven van boterconcentraat met verklikstoffen en productiebedrijven van gerecombineerde boter wekelijks,

b. ompakbedrijven van boterconcentraat, productiebedrijven van room met verklikstoffen, productiebedrijven van boter met verklikstoffen, productiebedrijven van tussenproducten en verwerkingsbedrijven van onverklikte room, onverklikte boter, onverklikt boterconcentraat of onverklikte tussenproducten tweewekelijks en

c. handelaren die onverklikte boter verhandelen, handelaren inclusief productiebedrijven die verklikte boter, verklikte room, boterconcentraat of tussenproducten verhandelen en grootverwerkers, zijnde eindverwerkers die per verwerkend bedrijf per jaar 24.000 kilogram of meer verklikte boter in boterconcentraat, room of tussenproducten verwerken vierwekelijks

d. de in die verantwoordingsstaten bedoelde gegevens.

Artikel 75

Het in artikel 17 van Verordening 1898/2005 bedoelde bericht wordt geplaatst op de website van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Artikel 76

Het bedrijf dat een nieuwe partij verklikstoffen ontvangt, doet hiervan melding aan de AID en het COKZ.

Artikel 77

1. Gegadigden kunnen op eigen kosten monsters van de door Dienst Regelingen te koop aangeboden boter onderzoeken voordat zij een offerte als bedoeld in artikel 20 van Verordening 1898/2005 indienen. Hiertoe dient de gegadigde ten minste 48 uur van tevoren een aanvraag bij Dienst Regelingen in.

2. De gegadigde voldoet de bij het vrieshuis door de monstername ontstane kosten rechtstreeks aan het vrieshuis.

Artikel 78

In de situatie als bedoeld in artikel 32, tweede lid, tweede alinea, van Verordening 1898/2005 wordt in opdracht van Dienst Regelingen door het vrieshuis uiterlijk op de 45e dag na de sluitingsdatum van de desbetreffende bijzondere openbare inschrijving een document op naam van de koper uitgeschreven dat de daaropvolgende dag ingaat. Dit document bevat een specificatie van de aan de koper toegewezen boter als bedoeld in artikel 32, tweede lid, eerste alinea, van Verordening 1898/2005 die nog niet is afgehaald.

Artikel 79

De koper van de boter informeert Dienst Regelingen schriftelijk over de door hem met het vrieshuis overeengekomen datum en het tijdstip van daadwerkelijke uitslag uit het vrieshuis ten minste één werkdag van tevoren, vóór 10:00 uur, onder vermelding van de naam van het vrieshuis, de dag en het tijdstip van uitslag, het verkoopfactuurnummer en de hoeveelheid.

Artikel 80

De koper betaalt het bedrag als bedoeld in artikel 31, tweede lid, van Verordening 1898/2005 uiterlijk om 12:00 uur op de werkdag vóór de dag van uitslag.

Artikel 81

Onverminderd het bepaalde in artikel 20 van Verordening 1898/2005 wordt op de enveloppe van de niet per telefax ingediende offerte als bedoeld in dat artikel vermeld: ‘Offerte Bakkersboter’.

Artikel 82

Indien op de in artikel 22, eerste lid, respectievelijk 23, eerste lid, van Verordening 1898/2005 bedoelde offerte niets wordt toegewezen, kan de inschrijver Dienst Regelingen verzoeken om de desbetreffende inschrijvingswaarborg niet vrij te geven maar te mogen gebruiken voor de eerstvolgende inschrijvingsmogelijkheid.

Artikel 83

De koper van de producten verstrekt in de in artikel 5, eerste lid, eerste gedachtestreepje, van Verordening 3002/92 bedoelde situatie aan Dienst Regelingen de in het tweede lid van dat artikel bedoelde informatie.

Artikel 84

De inschrijver is verplicht een naar contractnummer te onderscheiden administratie te voeren die zodanig is ingericht dat inzichtelijk kan worden gemaakt dat, en op welke datum, de in artikel 5, eerste lid, van Verordening 1898/2005 bedoelde producten zijn verwerkt in de in Bijlage I van die verordening bedoelde eindproducten.

Paragraaf 2

Denaturatie en verwerking van mageremelkpoeder en ondermelk tot mengvoeder

Artikel 85

1. Aan degenen die mageremelkpoeder of ondermelk verwerken of doen verwerken tot mengvoeder dan wel magere melkpoeder voor veevoederdoeleinden denatureren of doen denatureren verleent de Minister op aanvraag op grond van artikel 11 van Verordening 1255/1999 ter zake van die denaturatie of verwerking steun indien is gebleken dat is voldaan aan de voorwaarden die dienaangaande in Verordening 2799/1999 zijn gesteld.

2. Het bedrijf dat mageremelkpoeder denatureert dient de aanvraag als bedoeld in het eerste lid in bij het PZ.

3. Het bedrijf dat mageremelkpoeder of ondermelk verwerkt tot mengvoeder dient de aanvraag als bedoeld in het eerste lid in bij het HPA.

Artikel 86

1. De aanvraag als bedoeld in artikel 85, tweede lid, heeft betrekking op een periode van een kalendermaand.

2. De aanvraag als bedoeld in artikel 85, derde lid, heeft betrekking op een periode van vier aaneengesloten weken.

Artikel 87

Indien aan alle voorwaarden voor het ontvangen van steun is voldaan, betaalt Dienst Regelingen het betreffende bedrag uiterlijk aan het begin van de vierde week na het verstrijken van de periode als bedoeld in artikel 86, eerste respectievelijk tweede lid.

Artikel 88

1. Het bedrijf dat mageremelkpoeder verwerkt tot mengvoeder dient de aanvraag als bedoeld in artikel 12 van Verordening 2799/1999 in bij het HPA, dat bevoegd is tot verlening van de in dat artikel bedoelde machtiging.

2. De leverancier voegt bij de in artikel 90, eerste lid, bedoelde verwerkingsstaat een overzicht van alle in de desbetreffende periode gedane leveranties als bedoeld in artikel 12 van Verordening 2799/1999. In dit overzicht worden vermeld:

a. de betreffende factuurnummers;

b. de namen en vestigingsplaatsen van de afnemers;

c. de hoeveelheden en benamingen van de mengvoeders;

d. de afleveringdata, en

e. de hoeveelheden en de percentages mageremelkpoeder in de betreffende mengvoeders,

f. zulks onderscheiden naar voeders waarvoor steun en voeders waarvoor geen steun wordt aangevraagd.

3. De leverancier totaliseert de mengvoeders die mageremelkpoeder of ondermelk bevatten en waarvoor steun wordt aangevraagd al naargelang het eiwitgehalte van de mageremelkpoeder of ondermelk lager of hoger is dan 35,6%.

Artikel 89

1. Het bedrijf dat mageremelkpoeder verwerkt tot mengvoeder doet de in artikel 17, vierde lid, tweede alinea, van Verordening 2799/1999 bedoelde mededeling uiterlijk 2 werkdagen voor de vervaardiging van het mengvoeder aan de AID.

2. Het bedrijf dat mageremelkpoeder denatureert doet de in kennisstelling als bedoeld in artikel 18, tweede lid, van Verordening 2799/1999 twee werkdagen voor de vervaardiging van gedenatureerd mageremelkpoeder aan de AID.

3. Indien de mageremelkpoeder afkomstig is uit openbare opslag wordt dit in de mededeling respectievelijk in kennisstelling vermeld.

Artikel 90

1. Het bedrijf dat mageremelkpoeder of ondermelk tot mengvoeder verwerkt, houdt per periode van vier weken een verwerkingsstaat bij conform een bij het HPA op te vragen formulier.

2. Het verzoek om steun als bedoeld in artikel 85, derde lid, wordt, tegelijk met de in het eerste lid bedoelde verwerkingsstaat, ingediend conform een bij het HPA op te vragen formulier.

3. Het bedrijf dat mageremelkpoeder denatureert, houdt per periode van een kalendermaand een verwerkingsstaat bij conform een bij het PZ op te vragen formulier.

4. Het verzoek om steun als bedoeld in artikel 85, tweede lid, wordt, tegelijk met de in het tweede lid bedoelde verwerkingsstaat, ingediend conform een bij het PZ op te vragen formulier.

Artikel 91

Van de verwerkingsstaat als bedoeld in artikel 90, eerste lid, houdt de fabrikant van mengvoeders vanaf de derde dag na afloop van de verwerkingsperiode een exemplaar ter beschikking van de AID.

Hoofdstuk 4

Bijzondere steunbepalingen

Paragraaf 1

Steun voor boterconcentraat voor rechtstreekse consumptie

Artikel 92

De Minister kent op aanvraag in overeenstemming met de artikelen 47 tot en met 70 van Verordening 1898/2005 steun toe voor boterconcentraat voor rechtstreekse consumptie.

Artikel 93

Onverminderd het bepaalde in artikel 50, tweede lid, van Verordening 1898/2005 wordt op de enveloppe van de niet per telefax ingediende offerte als bedoeld in dat artikel vermeld: ‘Offerte Bak- en Braadboter’.

Artikel 94

Een verzoek als bedoeld in artikel 63, derde lid, laatste alinea, van Verordening 1898/2005 wordt ingediend bij Dienst Regelingen.

Artikel 95

1. Het bedrijf dat boterconcentraat voor rechtstreekse consumptie produceert, verpakt of in voorkomend geval ompakt doet hiervan, onder vermelding van het contractnummer, telkens vooraf schriftelijk melding bij zowel de AID als het COKZ.

2. In afwijking van het eerste lid kan, indien de productie en het verpakken en in voorkomend geval het ompakken van het boterconcentraat voor rechtstreekse consumptie van hetzelfde contractnummer verspreid over meerdere dagen plaats vindt, met een eenmalige melding hiervan worden volstaan.

3. De in het eerste lid bedoelde melding gebeurt ten minste drie dagen vóór aanvang van de productiewerkzaamheden, met uitzondering van het contractnummer dat uiterlijk één werkdag voor aanvang van de productiewerkzaamheden kan worden medegedeeld.

4. Dienst Regelingen kan in voorkomend geval op aanvraag besluiten van de in dit artikel genoemde termijnen af te wijken indien zij van oordeel is dat sprake is van een uitzonderlijke situatie die de controle niet bemoeilijkt.

Artikel 96

Het bedrijf dat in het kader van dit hoofdstuk een nieuwe partij verklikstoffen ontvangt, doet hiervan melding aan de AID en het COKZ.

Artikel 97

Door middel van gebruikmaking van bij Dienst Regelingen op te vragen verantwoordingsstaten verstrekken producenten, verpakkers en ompakkers van boterconcentraat wekelijks en handelaren inclusief productiebedrijven die boterconcentraat verhandelen vierwekelijks aan Dienst Regelingen de in die verantwoordingsstaten gevraagde informatie.

Paragraaf 2

Steun voor de aankoop van boter door instellingen en gemeenschappen zonder winstoogmerk

Artikel 98

De Minister verleent in overeenstemming met de artikelen 71 tot en met 83 van Verordening 1898/2005 op aanvraag steun aan leveranciers van boter die deze tegen verlaagde prijs afzetten aan instellingen en gemeenschappen zonder winstoogmerk.

Artikel 99

Boter tegen verlaagde prijs kan uitsluitend worden aangekocht door instellingen en gemeenschappen zonder winstoogmerk met primair een medische, sociale of maatschappelijke functie die:

a. de boter gebruiken voor consumptie binnen de instelling of gemeenschap door onder hun zorg vallende personen, en

b. van de Minister een toewijzing tot deelname aan de in deze paragraaf bedoelde regeling hebben ontvangen.

Artikel 100

1. Een aanvraag om toewijzing tot deelname aan de in deze paragraaf bedoelde regeling wordt schriftelijk ingediend bij Dienst Regelingen.

2. De aanvraag gaat vergezeld van de statuten, oprichtingsakte of een ander bewijsstuk waaruit de doelstelling van de gemeenschap of instelling die de aanvraag doet, blijkt.

Artikel 101

Een aanvraag om bonnen als bedoeld in artikel 75, eerste lid, van Verordening 1898/2005 wordt ingediend bij Dienst Regelingen.

Artikel 102

Onverminderd het bepaalde in artikel 81, eerste lid, van Verordening 1898/2005 wordt op de verpakking van de boter de productiedatum vermeld.

Artikel 103

De leverancier maakt ten behoeve van de levering van de boter aan de instelling of gemeenschap een vervoersdocument in drievoud op. Hierop worden in ieder geval de geadresseerde, de hoeveelheid boter in kilogrammen, het aantal verpakkingseenheden, de productiedatum, de leveringsdatum en het bonnummer vermeld.

Artikel 104

Het vervoersdocument wordt door de instelling of gemeenschap ondertekend voor overname van de boter. De instelling of gemeenschap ontvangt hiervan een exemplaar.

Artikel 105

De leverancier vermeldt op de verkoopfactuur:

a. de door de instelling overgenomen hoeveelheid boter in kilogrammen;

b. het bonnummer;

c. de bruto-verkoopprijs;

d. het steunbedrag;

e. de netto-verkoopprijs, en

f. het BTW-bedrag berekend over de netto-verkoopprijs.

Artikel 106

De leverancier factureert de boter aan de instelling. Het bedrag van de in artikel 74, eerste lid, van Verordening 1898/2005 bedoelde steun wordt op de bruto verkoopprijs in mindering gebracht.

Artikel 107

1. De leverancier voert een administratie van de aangekochte boter, gespecificeerd per partij, en van de per maand aan de instellingen tegen verlaagde prijs geleverde boter conform de gegevens zoals vermeld in de bij Dienst Regelingen op te vragen formulieren.

2. Naast de in het eerste lid bedoelde formulieren bewaart de leverancier in ieder geval de volgende in artikel 82 van Verordening 1898/2005 bedoelde handelsdocumenten in zijn administratie:

a. de aankoopfactuur van de door de leverancier gekochte boter;

b. het originele kwaliteitscertificaat van de aangekochte boter;

c. het vervoersdocument als bedoeld in artikel 103;

d. een kopie van de bon als bedoeld in artikel 75, eerste lid, van Verordening 1898/2005;

e. een kopie van de verkoopfactuur als bedoeld in artikel 106 en het bewijs van ontvangst van betaling;

f. de van Dienst Regelingen ontvangen steunfactuur.

Artikel 108

1. De in artikel 75, eerste lid, tweede alinea, van Verordening 1898/2005 bedoelde steunaanvraag heeft betrekking op de in één kalendermaand tegen verlaagde prijs geleverde hoeveelheden boter.

2. In aanvulling op de in artikel 75, eerste lid, eerste alinea van Verordening 1898/2005 genoemde stukken die bij de steunaanvraag meegezonden dienen te worden, zendt de leverancier tevens een kopie van de verkoopfactuur mee.

Hoofdstuk 5

Particuliere opslag boter en room

Artikel 109

De Minister verleent voor de particuliere opslag van boter en room steun indien is voldaan aan de eisen zoals gesteld in artikel 6, derde lid, van Verordening 1255/1999 en in de artikelen 25 tot en met 38 van Verordening 2771/1999.

Artikel 110

Een aanvraag om de in artikel 109 bedoelde steun wordt ingediend bij Dienst Regelingen.

Artikel 111

1. De bereider van room vermeldt binnen één uur na het einde van de bereiding het vetpercentage, de productiedatum en de grootte van de betreffende partij in zijn administratie.

2. Tevens voorziet de bereider van room binnen één uur na het einde van de bereiding de desbetreffende verpakkingen, respectievelijk de labels daarvan, van de productiedatum, het EG-erkenningsnummer en het productiepartijnummer.

Artikel 112

1. Op de verpakking van de boter worden de volgende gegevens vermeld:

a. het EG-erkenningsnummer van de fabriek;

b. de lidstaat van productie;

c. de datum van productie

d. de datum van fysieke inslag in het vrieshuis

e. het productiepartijnummer;

f. het opslagpartijnummer van het vrieshuis;

g. de vermelding ‘gezouten’, indien het gaat om boter als bedoeld in artikel 6, derde lid, eerste alinea, derde streepje, van Verordening 1255/1999;

h. de vermelding van de nationale kwaliteitsklasse als bedoeld in Bijlage V van Verordening 2771/1999, en

i. het nettogewicht.

2. Het eerste lid, onderdelen d en f, is niet van toepassing mits de volgende voorwaarden in acht zijn genomen:

a. bij opslag wordt op de pallets of boxpallets, per partij en per pallet of boxpallet, op een duidelijk zichtbare plaats een label aangebracht waarop het opslagpartijnummer, het aantal verpakkingen op de pallet of boxpallet en de datum van fysieke inslag worden vermeld, en

b. het vrieshuis houdt een register bij waarin op de dag van inslag de in het vorige lid bedoelde gegevens worden opgenomen.

Artikel 113

Particuliere opslag van boter en room vindt plaats in vrieshuizen die:

a. een van een geldig ijkmerk voorziene weegschaal – met een gewichtsaanduiding tot op de tien gram nauwkeurig – beschikbaar hebben waarop een doos met een inhoud van 25 kilogram gewogen kan worden, en

b. de boter en room in particuliere opslag duidelijk scheiden van andere voorraden.

Artikel 114

1. Het is niet toegestaan partijen boter en room in particuliere opslag zonder toestemming van de Minister te verplaatsen naar een opslagruimte die niet via het eigen terrein bereikbaar is.

2. Toestemming als bedoeld in het eerste lid wordt op aanvraag slechts verleend in geval van overmacht.

3. Indien de verplaatsing reeds heeft plaatsgevonden en de aanvraag tot verplaatsing buiten de opslaglocatie niet wordt gehonoreerd, wordt de aanvraag door de Minister aangemerkt als een uitslagmelding en als een aanvraag tot vaststelling van de steun voor de betreffende partij of partijen.

Artikel 115

1. Het vrieshuis kan de Minister verzoeken om boter of room onder de in Bijlage 1 vermelde voorwaarden in stellingen op te mogen slaan die na de inslagcontrole door de controlefunctionaris worden verzegeld.

2. De in het eerste lid bedoelde aanvraag wordt ingediend bij Dienst Regelingen.

Artikel 116

Een opslagpartij van in Nederland geproduceerde boter kan slechts bestaan uit boter die gedurende één productieweek is vervaardigd in dezelfde fabriek.

Artikel 117

De opslagpartijen die reeds vóór de bij de dan geldende Europese verordeningen vastgelegde begindatum zijn ingeslagen en onder de werking van dit hoofdstuk worden gebracht, worden door het vrieshuis tevens geregistreerd als zijnde ingeslagen met ingang van die begindatum.

Artikel 118

1. Degene die boter of room in het kader van dit hoofdstuk opslaat, verstrekt aan Dienst Regelingen binnen dertig dagen gerekend vanaf de inslagdatum een opgave van de ingeslagen hoeveelheden. Deze opgave geschiedt door gebruikmaking van een bij Dienst Regelingen op te vragen formulier.

2. De in het eerste lid bedoelde inslagopgave is tevens de aanvraag tot sluiting van een contract in het kader van dit hoofdstuk.

Artikel 119

1. Naast de in artikel 118 bedoelde inslagopgave overlegt de contractant een door het vrieshuis afgegeven inslagbewijs waarop is vermeld:

a. de inslagdatum;

b. het opslagpartijnummer;

c. het EG-erkenningsnummer;

d. het productiepartijnummer of in voorkomend geval de productiepartijnummers;

e. de productiedatum of in voorkomend geval de productiedata;

f. het aantal verpakkingseenheden;

g. de hoeveelheid in kilogrammen, en

h. het adres van de locatie waar de boter of room fysiek ligt opgeslagen.

2. In voorkomend geval wordt de hoeveelheid per productiepartijnummer en productiedatum gespecificeerd.

Artikel 120

De uitslag bedraagt ten minste 1.000 kilogram per opslagpartij met dien verstande dat wanneer van een opslagpartij minder dan 1.000 kilogram in opslag is, de uitslag van de totale resterende hoeveelheid in een keer is toegestaan.

Artikel 121

1. De waarschuwingstermijn als bedoeld in artikel 33, derde lid, laatste zin, van Verordening 2771/1999 bedraagt twee werkdagen. De melding van de gegevens als bedoeld in artikel 33, derde lid, van Verordening 2771/1999 vindt op de dag van melding vóór 10:00 uur plaats.

2. Voor de melding bedoeld in het eerste lid wordt gebruik gemaakt van een bij Dienst Regelingen op te vragen formulier.

3. Ook de uitslag van partijen boter en room waarvoor geen steun kan worden verleend, wordt aan Dienst Regelingen gemeld.

Artikel 122

Zo spoedig mogelijk na de uitslag zendt het vrieshuis bevestiging van de uitslag aan Dienst Regelingen.

Artikel 123

1. Een verzoek om een voorschot als bedoeld in artikel 34, vierde lid, van Verordening 2771/1999 wordt ingediend bij Dienst Regelingen.

2. Het voorschot wordt berekend over alle opslagpartijen waarvan de contractuele opslag in één kalendermaand aanvangt.

Hoofdstuk 6

Overige bepalingen

Paragraaf 1

De commissie officiële nederlandse zuivelnoteringen

Artikel 124

1. Er is een Commissie Officiële Nederlandse Zuivelnoteringen

2. Deze commissie heeft tot taak éénmaal per week en voorts zo dikwijls als haar voorzitter zulks in verband met de marktontwikkeling nodig oordeelt, van de prijzen, waartegen melk- en zuivelproducten bij levering af fabriek worden verhandeld, een notering op te stellen en deze bekend te doen maken.

3. De voorzitter van de commissie draagt er zorg voor dat de in het tweede lid bedoelde bekendmaking onverwijld plaatsvindt.

Artikel 125

1. De commissie bestaat uit ten hoogste 12 leden, die door de Minister worden benoemd voor een tijdsduur van 2 jaren. Zij zijn terstond weer benoembaar.

2. De Minister wijst uit de leden een voorzitter aan die geen belanghebbende is bij de voortbrenging van of de handel in melk en zuivelproducten.

3. De Minister voegt een secretaris aan deze commissie toe.

Artikel 126

De leden en de secretaris van de commissie zijn verplicht tot geheimhouding van de zaken- en bedrijfsgeheimen, welk hun als zodanig ter kennis zijn gekomen, en van alle aangelegenheden, waarvan zij het vertrouwelijk karakter moeten begrijpen.

Artikel 127

1. Ter vaststelling van de notering van de in artikel 130 genoemde producten baseert de commissie zich zoveel mogelijk op de prijzen welke op de dag van de notering voor de desbetreffende Nederlandse producten gangbaar zijn en zij houdt tevens rekening met de voor de komende week in redelijkheid te verwachten ontwikkeling. Ingeval voor een bepaald product van Nederlandse origine voor langere tijd niet of nauwelijks een gangbare prijs voorhanden is, kan – mits zulks duidelijk bij de bekendmaking wordt vermeld – een product van E.G.-origine worden genoteerd.

2. De vaststelling van de marktprijs voor boter geschiedt met inachtneming van het bepaalde in Verordening 2771/1999.

3. De vaststelling van de marktprijzen voor gecondenseerde melk, caseïne, lactose en de kaassoorten die vallen onder de omschrijving van Bijlage VI, derde annotatie, van Verordening 562/2006 geschiedt met inachtneming van het bepaalde in die Verordening.

Artikel 128

1. De voorzitter vraagt de commissie naar haar mening omtrent de prijzen van de producten en de te verwachten ontwikkeling.

2. Vervolgens worden in overleg de noteringen opgesteld.

3. Voor zover in overleg omtrent de noteringen geen overeenstemming kan worden bereikt, worden deze bij meerderheid van stemmen vastgesteld, waarbij ieder lid van de commissie gerechtigd is één stem uit te brengen. Bij staking van stemmen beslist de stem van de voorzitter.

Artikel 129

De noteringen worden schriftelijk vastgesteld en onmiddellijk daarna bekend gemaakt.

Artikel 130

1. De noteringen hebben betrekking op de prijzen van de navolgende producten, in de soort, de hoedanigheid en de verpakking, als achter elk product aangegeven:

a. verse boter uit zure of zoete room, voorzien van het EG-erkenningsnummer van het productiebedrijf, verpakt in een karton met een inhoud van 25 kilogram;

b. vol melkpoeder dat volgens het verstuivingsprocedé is bereid;

c. mageremelkpoeder dat volgens het verstuivingsprocedé is bereid en voldoet aan de in de internationale handel erkende kwaliteitsstandaard ADPI extra grade;

d. mageremelkpoeder voor veevoederdoeleinden dat volgens het verstuivingsprocedé is bereid en voldoet aan de voor de kalvermelkindustrie geldende bepalingen, in bulk;

e. weipoeder dat volgens het verstuivingsprocedé is bereid, van gebruikelijke handelskwaliteit, in bulk.

2. De noteringen worden uitgedrukt in euro`s per 100 kilogram netto, af fabriek, exclusief BTW. Indien de notering wordt vastgesteld voor een product van E.G.-origine dan wordt deze uitgedrukt in euro`s per 100 kilogram netto, franco, exclusief BTW.

Paragraaf 2

Overmacht

Artikel 131

1. In het geval een van toepassing zijnde verordening als bedoeld in artikel 1 een beroep op overmacht mogelijk maakt in verband met het niet nakomen van verplichtingen of het niet voldoen aan gestelde voorwaarden, meldt de belanghebbende een geval van overmacht zo spoedig mogelijk schriftelijk aan Dienst Regelingen.

2. De Minister is bevoegd te beslissen of sprake is van overmacht.

3. In afwijking van het bepaalde in het eerste en tweede lid, meldt de belanghebbende een geval van overmacht als bedoeld in artikel 9 van Verordening 2799/1999, voor zover het de verwerking van mageremelkpoeder of ondermelk tot mengvoeder betreft, aan het HPA dat ter zake bevoegd is te beslissen.

4. In afwijking van het bepaalde in het eerste en tweede lid, meldt de belanghebbende een geval van overmacht als bedoeld in artikel 9 van Verordening 2799/1999, voor zover het de denaturatie van mageremelkpoeder betreft en als bedoeld in artikel 5, vijfde lid, van Verordening 2921/90, aan het PZ dat ter zake bevoegd is te beslissen.

Paragraaf 3

Intrekking, inwerkingtreding en citeertitel

Artikel 132

De Beschikking controlevoorschriften inzake het gebruik of de bestemming van bepaalde landbouwproducten 1979, de Beschikking denaturatie- en verwerkingssteun magere melkpoeder 1980, de Beschikking particuliere opslag zuivelproducten en vlees 1980, de Beschikking steun boter met bijzonder gebruik of bijzondere bestemming 1981, de Beschikking controlevoorschriften inzake de herkomst, samenstelling en kwaliteit van bepaalde landbouwproducten, de Regeling Commissie Officiële Nederlandse Zuivelnoteringen en de Regeling erkenningen interventie worden ingetrokken.

Artikel 133

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 134

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling interventie melk en zuivelproducten.

Den Haag, 5 juli 2007
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, G. Verburg.

Bijlage 1 als bedoeld in artikel 115

VOORWAARDEN VOOR DE OPSLAG VAN BOTER IN VERZEGELDE STELLINGEN PARTICULIERE OPSLAG BOTER

1. De pallets met boter worden zodanig in stellingen opgeslagen dat na het aanbrengen van het nylonkoord de pallets niet uit de stelling gehaald kunnen worden zonder dat het koord losgemaakt wordt.

2. Het aanbrengen van het koord en het verzegelen vinden tijdens de inslagcontrole plaats. Tijdens deze inslagcontrole dient de boter bereikbaar en controleerbaar te zijn of te worden gemaakt.

3. Het koord wordt door het vrieshuis onder toezicht van de controlefunctionaris aangebracht, en de uiteinden worden zodanig samengeknoopt dat daar het zegel – t.b.v. de verzegeling – door de controlefunctionaris kan worden bevestigd.

4. De verzegelde stelling wordt per opslagpartij voorzien van een kaart waarop de navolgende gegevens worden vermeld:

– stellingnummer;

– opslagpartijnummer(s);

– aantal dozen per opslagpartij;

– datum van inslag;

– datum inslagcontrole, naam en handtekening en stempel controlefunctionaris;

– datum opslagcontrole(s), naam en handtekening en stempel controlefunctionaris.

5. Het vrieshuis draagt zorg voor het nylonkoord en voor de onder punt 4. bedoelde kaarten.

6. De controlefunctionaris behoudt zich het recht voor om ongeacht de verzegeling toch een of meerdere partijen aan een nadere controle te onderwerpen. Dit betekent dat de opslagpartijen dan controleerbaar gemaakt moeten worden.

7. Wanneer bij controle blijkt dat de verzegeling is verbroken zullen de desbetreffende opslagpartijen boter aan een intensieve controle worden onderworpen.

8. Vóór uitslag vindt er een eindcontrole plaats en tijdens deze controle verbreekt de controlefunctionaris het zegel.

9. Uitsluitend wanneer de uitslag tijdig is aangemeld en de desbetreffende opslagpartij(en) niet aan een eindcontrole wordt (worden) onderworpen mag het vrieshuis het zegel op de aangemelde dag van uitslag verbreken.

In dat geval wordt op de in punt 4 genoemde kaart door de medewerker van het vrieshuis vermeld:

– ‘verzegeling verbroken’;

– datum en uur van ontzegelen;

– naam en handtekening.

Wanneer na de uitslag van de desbetreffende aangemelde (deel)-hoeveelheid van de partij zich nog boter in de desbetreffende stelling bevindt zal deze bij een volgende controle door de controlefunctionaris aan een intensieve controle worden onderworpen.

10. Indien een contractant bezwaar heeft tegen opslag in stellingen, dient dit bezwaar vóór de opslag bij zowel de vrieshuishouder als bij Dienst Regelingen schriftelijk kenbaar te worden gemaakt.

Toelichting

Algemeen

1. Inleiding

In Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999, de gemeenschappelijke marktordening in de sector melk en zuivelproducten, worden regels gesteld met betrekking tot onder andere de interventieregelingen. Hieronder moet worden verstaan de regeling van openbare opslag, particuliere opslag en bijzondere afzetmaatregelen (hierna ook wel ‘bijzondere steun’ genoemd) van melk en zuivelproducten.

De openbare en particuliere opslag zijn instrumenten om de zuivelmarkt te beïnvloeden. Het komt er bij deze instrumenten op neer dat zuivelproducten tijdelijk worden opgeslagen, en zodoende dus tijdelijk uit de markt worden gehaald, waardoor een lager aanbod op de markt ontstaat. Met deze maatregelen wordt beoogd de marktprijs te ondersteunen.

Bij openbare opslag koopt de lidstaat het zuivelproduct tegen een bepaalde gegarandeerde prijs aan en slaat hij het product op. Bij particuliere opslag slaat de producent het zuivelproduct zelf op en ontvangt daarvoor een vergoeding.

Onder bijzondere steun worden die maatregelen verstaan die erop zijn gericht de afzet van zuivelproducten te bevorderen. Het bekendste voorbeeld is de zogeheten Bakkersboterregeling. Deze regeling houdt enerzijds in dat de lidstaat de door hem in het kader van openbare opslag aangekochte boter tegen verlaagde prijs verkoopt waarbij de koper zich verplicht tot de verwerking van die boter tot banketbakkersproducten, consumptie-ijs en bepaalde andere voedingsmiddelen. Anderzijds houdt de regeling in dat steun wordt verleend voor de verwerking van boter, boterconcentraat en room uit de markt tot de zojuist genoemde producten.

Een ander voorbeeld is de steun voor de verwerking van mageremelkpoeder en ondermelk tot mengvoeders en de denaturatie van mageremelkpoeder. Bij het proces van denaturatie wordt mageremelkpoeder ongeschikt gemaakt voor menselijke consumptie.

In verscheidende, in artikel 1 van deze regeling nader genoemde verordeningen heeft de Europese Commissie uitvoeringsregels gesteld met betrekking tot de openbare opslag, particuliere opslag en bijzondere steun.

Ter uitvoering van deze verordeningen zijn in Nederland de volgende Ministeriële regelingen vastgesteld:

– de Regeling erkenningen interventie;

– de Beschikking controlevoorschriften inzake het gebruik of de bestemming van bepaalde landbouwproducten 1979;

– de Beschikking denaturatie- en verwerkingssteun magere melkpoeder 1980;

– de Beschikking particuliere opslag zuivelproducten en vlees 1980;

– de Beschikking steun boter met bijzonder gebruik of bijzondere bestemming 1981;

– de Beschikking controlevoorschriften inzake de herkomst, samenstelling en kwaliteit van bepaalde landbouwproducten, en

– de Regeling Commissie Officiële Nederlandse Zuivelnoteringen.

Behalve deze Ministeriële regelingen bestaan ook nog de zogenoemde Mededelingen. Deze aan de sector gerichte Mededelingen zijn door de Minister uitgevaardigde uitvoeringsinstructies die elementen van regelgeving, beleidsregels en voorlichting bevatten. Het betreft de volgende Mededelingen:

– Mededeling melkpoeder nr. 1/2000, inzake verwerkingsvoorwaarden van mageremelkpoeder uit openbare opslag bestemd voor de vervaardiging van mengvoeder;

– Mededeling melkpoeder nr. 2/2000, inzake verkoop bij inschrijving van mageremelkpoeder uit openbare opslag bestemd voor de vervaardiging van mengvoeder;

– Mededeling Boter nr. 8/2000, inzake de toekenning van steun voor de aankoop van boter door instellingen en gemeenschappen zonder winstoogmerk; voorwaarden leveranciers;

– Mededeling Boter nr. 9/2000, inzake de toekenning van steun voor de aankoop van boter door instellingen en gemeenschappen zonder winstoogmerk; voorwaarden instellingen;

– Mededeling Boter nr. 3/2004, inzake verkoop bij inschrijving van boter uit openbare opslag met vrije bestemming;

– Mededeling melkpoeder nr. 8/2004, inzake verkoop bij inschrijving van mageremelkpoeder uit openbare opslag met vrije bestemming;

– Mededeling mageremelkpoeder nr. 2/2005, inzake aankoop van mageremelkpoeder;

– Mededeling Boter nr. 3/2006, inzake aankoop van boter bestemd voor openbare opslag;

– Mededeling Boter nr. 4/2007, inzake particuliere opslag boter en room 2007/2008;

– Mededeling Boter nr. 1/2006, inzake de verkoop tegen verlaagde prijs van boter en de toekenning van steun voor room, boter en boterconcentraat bestemd voor de vervaardiging van banketbakkerswerk, consumptie-ijs en bepaalde andere voedingsmiddelen en

– Mededeling Boter nr. 2/2006, inzake steunregeling voor boterconcentraat bestemd voor rechtstreekse consumptie in de gemeenschap.

Om een aantal redenen bestaat behoefte tot wijziging van dit samenstel van Nederlandse uitvoeringsregels. In de eerste plaats zijn de Ministeriële regelingen verouderd. In de loop der jaren zijn de relevante Europese verordeningen meerdere malen gewijzigd. De Ministeriële regelingen moeten aan deze wijzigingen worden aangepast. Zo wordt nu bijvoorbeeld nog regelmatig verwezen naar verordeningen die al geruime tijd zijn ingetrokken. Dat sprake is van verouderde nationale regelgeving wordt ook duidelijk doordat nog steeds regels worden gesteld over andere landbouwproducten dan zuivelproducten (zoals over graan en suiker) terwijl met betrekking tot deze andere producten in Nederland al zeer geruime tijd geen interventie meer plaats vindt.

Belangrijk is voorts dat in de Mededelingen bepalingen uit Europese verordeningen veelal letterlijk worden overgenomen dan wel geparafraseerd worden weergegeven. Deze handelswijze is in de Europese jurisprudentie echter ontoelaatbaar geacht. In geval van rechtstreeks werkend Europees recht dient een lidstaat zich in beginsel te onthouden van iedere vorm van implementatie, ook als de verordeningsteksten letterlijk worden aangehaald. De Mededelingen moeten derhalve reeds om deze reden nodig worden herzien.

Een volgende belangrijke reden om het bestaande juridische kader te wijzigen, is de onduidelijke status van de Mededelingen.

In de Mededelingen staan niet alleen algemeen verbindende voorschriften maar ook bepalingen die het karakter hebben van beleidsregels of voorlichting. Zo zijn in de Mededelingen momenteel bijvoorbeeld voorschriften neergelegd die voorlichtend van aard zijn maar die wel dwingendrechtelijk zijn geformuleerd.

De combinatie van deze functies in één document is onwenselijk. Omwille van de rechtszekerheid en de kenbaarheid van het recht voor de burger verdient het de voorkeur het onderscheid tussen recht, beleid en voorlichting tot uitdrukking te laten komen door gebruik te maken van respectievelijk een Ministeriële regeling en bijvoorbeeld een brochure.

Op grond hiervan zijn alle Mededelingen geanalyseerd. De dwingendrechtelijke aspecten van de Mededelingen zijn overgeheveld naar deze regeling. De regeling handhaaft de bestaande uitvoeringspraktijk. Voor de sector die met de interventieregelgeving werkt, verandert met deze regeling op dit punt in wezen niets. Aspecten van voorlichtende aard zullen evenwel zo nodig door Dienst Regelingen in de vorm van een brochure of door middel van internet of mailing worden bekendgemaakt.

Een laatste reden om de bestaande regelgeving te herzien houdt verband met het feit dat vele met elkaar verwante onderwerpen verspreid over de verschillende regelingen en besluiten zijn terug te vinden waardoor het geheel onoverzichtelijk en ingewikkeld is. Door het bestaande regelgevingscomplex systematisch te ordenen, wordt de kenbaarheid aanzienlijk bevorderd. Alle relevante regelgeving met betrekking tot deze onderwerpen is nu in één regeling neergelegd en in overeenstemming gebracht met de huidige Europese juridische kaders.

De bestaande uitvoeringspraktijk is overigens zoveel mogelijk in acht genomen. De bedoeling van deze wijzigingsoperatie is niet geweest hierin wezenlijke veranderingen door te voeren.

2. Opzet en structuur van de regeling

De regeling heeft betrekking op melk en zuivelproducten. In artikel 1 van de regeling is neergelegd wat hieronder moet worden verstaan: room, boter, boterconcentraat, ondermelk en mageremelkpoeder.

Veel van het op de interventie van melk en zuivelproducten betrekking hebbende recht vloeit rechtstreeks voort uit de relevante Europese verordeningen. Deze vaak gedetailleerde voorschriften hebben bijvoorbeeld betrekking op de wijze waarop en frequentie waarmee controles moeten plaatsvinden. Maar de voorschriften kunnen ook bepalen wanneer een offerte geldig is of aan welke voorwaarden een bedrijf moet voldoen om te worden erkend. Zoals hiervoor is toegelicht, verhindert Europese jurisprudentie dat deze bepalingen in nationale regelingen worden overgenomen.

Deze regeling bevat om deze reden slechts bepalingen over die onderwerpen ten aanzien waarvan in de Europese verordeningen ruimte aan de lidstaten is geboden om nadere regels te stellen dan wel over onderwerpen ten aanzien waarvan op grond van die Europese verordeningen nationale regelgeving noodzakelijk is, zoals bijvoorbeeld het aanwijzen van bevoegde instanties. Voor een volledig beeld van het op interventie van toepassing zijnde recht moeten derhalve tevens de relevante verordeningen worden geraadpleegd.

De regeling bestaat uit zes hoofdstukken.

Het eerste hoofdstuk bevat algemene bepalingen, zoals definities, het aanwijzen van bevoegde instanties, bepalingen over de controle op de samenstelling en de kwaliteit van boter en room uit de markt, bepalingen over herkeuringen, betalingen en het stellen van zekerheden. Op het aanwijzen van de bevoegde instanties wordt in paragraaf 3 van deze toelichting dieper ingegaan.

In Hoofdstuk 2 zijn de regels met betrekking tot de openbare opslag neergelegd. Het hoofdstuk is onderverdeeld in paragrafen die gezamenlijk de drie stadia van openbare opslag beslaan: 1) de aankoop van boter en mageremelkpoeder, 2) de levering, opslag en uitslag van boter en het mageremelkpoeder en 3) de verkoop van boter en mageremelkpoeder.

Met betrekking tot dit laatste onderdeel, de verkoop, wordt nog gewezen op het onderscheid tussen de verkoop met en zonder bestemmingsverplichting.

Algemeen geldt in geval van verkoop zonder bestemmingsverplichting dat, zodra aan de in de relevante verordeningen gestelde voorwaarden is voldaan, de producten uit openbare opslag weer op de markt kunnen worden gebracht zonder dat die producten een bijzondere behandeling moeten ondergaan.

Bijzonder is in dit verband dat steun kan worden verleend voor het geval het mageremelkpoeder uit openbare opslag een bepaalde bestemming krijgt. Dit is zo in geval van verwerking van mageremelkpoeder tot mengvoeder of tot gedenatureerd mageremelkpoeder. De artikelen 63 tot en met 70 zijn hieraan gewijd, ter uitvoering van Hoofdstuk III van Verordening 2799/1999.

In Hoofdstuk 3 zijn de regels neergelegd die betrekking hebben op specifieke verwerkingsregelingen. De bekendste daarvan is de zogenaamde Bakkersboterregeling. De grondslag voor deze regeling is Hoofdstuk II van Verordening 1898/2005 en de nadere uitwerking daarvan is thans neergelegd in Mededeling 1/2006. Op grond van deze regeling wordt boter uit openbare opslag verkocht tegen verlaagde prijs en wordt steun verleend voor rechtstreeks uit de markt afkomstige boter, boterconcentraat of room, bestemd voor de vervaardiging van banketbakkerswerk, consumptie-ijs en bepaalde andere voedingsmiddelen.

De andere verwerkingsregeling betreft de verwerking van mageremelkpoeder of ondermelk tot mengvoeder of de verwerking van mageremelkpoeder tot gedenatureerd mageremelkpoeder. De grondslag hiervoor is terug te vinden in Hoofdstuk II van Verordening 2799/1999.

Hoofdstuk 4 stelt enerzijds regels met betrekking tot de steun voor boterconcentraat voor rechtstreekse consumptie, bekend als de zogenaamde ‘Bak- en braadboterregeling’ (paragraaf 1) en anderzijds met betrekking tot de aankoop van boter tegen een gereduceerde prijs door instellingen en gemeenschappen zonder winstoogmerk (paragraaf 2).

De steun voor rechtstreekse consumptie heeft betrekking op steun voor de vervaardiging van bak- en braadboter die direct door consumenten en daarmee in Verordening 1898/2005 gelijkgestelde eindbestemmingen wordt aangekocht met het oog op eindverbruik. De grondslag voor deze Europese steun is te vinden in Hoofdstuk III van Verordening 1898/2005.

Het vierde hoofdstuk van Verordening 1898/2005 biedt de grondslag voor de steun in verband met de aankoop van boter tegen gereduceerde prijs door instellingen en gemeenschappen zonder winstoogmerk. Op grond van deze regeling kunnen bepaalde, door Dienst Regelingen erkende instellingen en gemeenschappen zonder winstoogmerk (zoals bijvoorbeeld verzorgingstehuizen) boter tegen gereduceerde prijs aankopen bij (eveneens door Dienst Regelingen erkende) leveranciers.

In Hoofdstuk 5 worden de regels gesteld die nodig zijn in het kader van de particuliere opslag van boter en room. Deze regeling, die haar grondslag vindt in Hoofdstuk III van Verordening 2771/1999, is bedoeld om invloed te kunnen uitoefenen op bepaalde (ongewenste) marktsituaties.

In het laatste hoofdstuk van deze regeling komt de Commissie Officiële Nederlandse Zuivelnoteringen (CONZ) aan bod en worden enkele artikelen gewijd aan aspecten als overmacht, inwerkingtreding van deze regeling en intrekking van bestaande regelingen.

De CONZ is de Nederlandse noteringscommissie als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van Verordening 2771/1999. De CONZ is belast met de vaststelling van de marktprijzen van bepaalde zuivelproducten op nationaal niveau. De regels omtrent de samenstelling en werkwijze van de CONZ zijn momenteel neergelegd in de Regeling Commissie Officiële Nederlandse Zuivelnoteringen. Gelet op de samenhang met de interventie is ervoor gekozen deze regels in onderhavige regeling onder te brengen. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt de regels aan te passen aan de huidige Europese kaders.

3. Keuze voor bevoegde autoriteiten

In de paragrafen 2 en 3 van Hoofdstuk 1 van deze regeling is een aantal artikelen gewijd aan de toewijzing van bevoegdheden in het kader van de uitvoering van deze regeling. In de verschillende van toepassing zijnde Europese verordeningen wordt in dit kader veelal gesproken over ‘bevoegde instantie’, ‘de bevoegde autoriteit’ of ‘het interventiebureau’.

In deze Regeling wordt hieraan uitvoering gegeven door Dienst Regelingen aan te wijzen (artikel 2, eerste lid). Dienst Regelingen is op het gebied van interventie momenteel al de instantie die de meeste taken uitvoert. Zo is Dienst Regelingen de instantie waar aanvragen, offertes of biedingen worden ingediend en beoordeeld, waar zekerheden worden gesteld en waar het recht op steun wordt vastgesteld en de instantie die de steun uitbetaalt.

De generieke aanwijzing betekent bijvoorbeeld dat Dienst Regelingen de instantie is die boter met de bestemming openbare opslag aankoopt en de betaling in dat verband aan de verkoper doet. Dit volgt namelijk uit de artikelen 3 en 13 van Verordening 2771/1999 waar gesproken wordt van ‘interventiebureau’.

Dienst Regelingen is evenwel niet voor alle in de Europese verordeningen voorgeschreven taken bevoegd.

Met betrekking tot het verlenen, schorsen en intrekken van erkenningen zijn in artikel 6 ook het HPA en het PZ aangewezen als bevoegde instanties. Het HPA is bevoegd voor zover het gaat om de verwerking van mageremelkpoeder en ondermelk tot mengvoeder. Het PZ is bevoegd voor zover het gaat om denaturatie van mageremelkpoeder.

De keuze voor deze twee productschappen is gebaseerd op de bestaande situatie. Zoals al eerder is toegelicht wordt niet beoogd hierin wezenlijke veranderingen door te voeren. Er is geen aanleiding op dit onderdeel een uitzondering te maken.

Voorts is in artikel 2, derde en vierde lid, neergelegd dat deze productschappen de bevoegde autoriteit zijn voor wat betreft de beoordeling van de vraag of het productiebedrijf dat mageremelkpoeder verwerkt tot mengvoeder of het productiebedrijf van gedenatureerd mageremelkpoeder voldoet aan de voorwaarden om steun op grond van deze regeling te ontvangen. Dienst Regelingen is feitelijk de instantie die de steun uitbetaalt. Dit volgt uit de aanwijzing van Dienst Regelingen als Europees betaalorgaan. Hierdoor is Dienst Regelingen bij uitsluiting bevoegd tot het doen van betalingen op grond van Europese regelingen.

De AID is aangewezen als de bevoegde controle-instantie. In de regeling is dit neergelegd in artikel 2, tweede lid. Met de daar gekozen formulering is beoogd aan te geven dat de AID verantwoordelijk is voor de fysieke controles bij het bedrijf zelf. Onder fysieke controles wordt mede verstaan het controleren van de administratie van het betrokken bedrijf. Dienst Regelingen blijft verantwoordelijk voor de controle of aan de voorwaarden voor steun is voldaan. Die controle vindt immers niet bij het bedrijf zelf plaats.

De verhouding tussen Dienst Regelingen en de AID is derhalve zodanig dat Dienst Regelingen – teneinde vast te stellen of aan de voorwaarden voor steun is voldaan – gebruik maakt van de controlegegevens die door de AID onder haar verantwoordelijkheid worden opgeleverd.

Binnen het aspect van de uitvoering van de controles spelen de monsternames en -analyses een grote rol. Zeker voor het verrichten van analyses is zeer specialistische kennis en vaardigheid vereist. In de regeling worden twee laboratoria aangewezen die bevoegd zijn tot het verrichten van deze taken. In artikel 3, eerste en tweede lid, wordt het COKZ generiek aangewezen. In artikel 3, derde lid, en artikel 4 wordt het RIKILT, in afwijking daarvan, voor een aantal specifieke monsteranalyses aangewezen. De AID blijft op grond van artikel 2, tweede lid, de bevoegde controle-instantie.

4. Administratieve lasten

De regeling heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten. Zoals eerder aangegeven is niet beoogd wijzigingen aan te brengen in de bestaande uitvoeringspraktijk. Er is onderzocht of een terugdringing van de administratieve lasten mogelijk is. Gebleken is dat de bestaande lasten voor het overgrote deel voortvloeien uit communautaire voorschriften. Op bepaalde punten is echter gebleken dat verplichte gebruikmaking van bepaalde formulieren ter verkrijging van bepaalde gegevens niet noodzakelijk is. In die gevallen bestaat weliswaar nog steeds een plicht tot gegevensverstrekking maar volstaat een vormvrije wijze.

De wijziging kan in bepaalde gevallen dus leiden tot vermindering van de administratieve lasten. Deze vermindering is echter moeilijk kwantificeerbaar.

Artikelsgewijs

Artikelen 5 t/m 9

De Europese kaders met betrekking tot interventie schrijven voor dat bepaalde activiteiten slechts steunwaardig zijn op het moment dat ze worden uitgevoerd door een erkend bedrijf. De voorwaarden waaraan een bedrijf moet voldoen om erkend te worden staan veelal uitgebreid geregeld in de toepasselijke Europese verordeningen. Dit geldt eveneens voor het schorsen of intrekken van de erkenning. Wie echter bevoegd is tot de beoordeling of aan deze voorwaarden is voldaan is een nationale aangelegenheid. Dit is in onderhavige artikelen geregeld.

Tevens is in artikel 7 invulling gegeven aan de ruimte die Verordening 2799/1999 aan de lidstaten biedt om aan het verlenen van een erkenning extra voorwaarden te stellen. De extra voorwaarden hebben hoofdzakelijk betrekking op eisen die aan de administratie van productiebedrijven van gedenatureerd mageremelkpoeder en mengvoeder worden gesteld. De administratieve voorschriften zijn nodig om te kunnen voldoen aan de communautair voorgeschreven controles.

Artikel 10

Een bedrijf dat boter produceert en dat die boter in aanmerking wil laten komen voor steunverlening op grond van deze regeling zal voorafgaand aan die productie hiervan melding moeten doen aan het COKZ. Om te kunnen verifiëren dat de desbetreffende boter aan de eisen voldoet zal het COKZ tijdig op de hoogte gebracht moeten worden zodat monsters van de boter genomen kunnen worden. Het is de bedoeling dat van de productie van gezouten boter en ongezouten boter aparte mededeling wordt gedaan zodat hiervan ook afzonderlijke monsters worden genomen. Dit houdt onder andere verband met de verschillende samenstellingseisen op grond van artikel 6, derde lid, van Verordening 1255/1999. Aan deze eisen moet zijn voldaan om de boter in aanmerking te kunnen laten komen voor particuliere opslag. Voorts geldt voor gezouten boter een aangepast steuntarief op grond van artikel 74, tweede lid, van Verordening 1898/2005.

Artikel 11

In Nederland is gekozen voor een systeem van productieweken, in plaats van productiedagen of andere periodes. Voor zowel het bedrijfsleven als de uitvoerings- en controle-instanties is dit een praktische werkwijze gebleken. Met het oog op een efficiënte controle van de boter is in artikel 11 bepaald dat – in aanvulling op hetgeen al communautair is bepaald – van de boter op weekbasis monsters worden genomen. De toevoeging dat de monsters representatief moeten zijn voor elke aangemelde dag van de productieweek heeft het doel de controlelasten tot een minimum te beperken. Het is zo immers niet meer noodzakelijk van elke productiedag een apart monster te nemen.

Artikel 17

Het COKZ neemt en analyseert een monster dat representatief is voor de weekproductie (zie artikel 11). Dit vereenvoudigt de monstername omdat niet per productiedag een monstername hoeft te gebeuren. Als het COKZ aangeeft dat de boter niet voor een certificaat in aanmerking komt, kan – conform artikel 17 – een verzoek om herbemonstering worden gedaan teneinde een analyse per productiedag uit te voeren. Op deze manier kan worden voorkomen dat niet de gehele weekproductie wordt afgekeurd en dat toch een certificaat kan worden afgegeven met betrekking tot bijvoorbeeld vier productiedagen.

Artikel 18

Dit artikel heeft betrekking op de situatie dat in het buitenland geproduceerde boter in Nederland een bestemming krijgt of verwerkt wordt.

De artikelen 6, eerste lid, en 31 van Verordening 2771/1999 en 45, tweede lid, van Verordening 1898/2005 bieden geen duidelijkheid over de instantie waaraan de in die artikelonderdelen bedoelde certificaten moeten worden overgelegd. De algemene aanwijzing van bevoegde instanties in paragraaf 2 van Hoofdstuk 1 van de regeling voorziet hier niet in. Om deze reden is het nodig in artikel 18 te bepalen dat die instantie Dienst Regelingen is.

Artikel 19

Dit artikel heeft betrekking op de situatie waarbij in Nederland geproduceerde boter in andere EU-lidstaten een bestemming krijgt of verwerkt wordt. De omgekeerde situatie dus van artikel 18.

Dit artikel is nodig om duidelijk te maken dat het productiebedrijf het in artikel 6, eerste lid, dan wel het in artikel 31 van Verordening 2771/1999 of het in artikel 45, tweede lid, van Verordening 1898/2005 bedoelde certificaat kan verkrijgen door het bij Dienst Regelingen aan te vragen. Tevens moet hij het bewijs leveren dat aan de eisen voor afgifte van het certificaat is voldaan. Deze voorwaarden vloeien niet direct voort uit de desbetreffende Verordeningsteksten maar zijn wel nodig om onduidelijkheid hierover uit te sluiten.

Artikelen 28 en 30

Verordening 213/2001 stelt regels over de referentiemethoden voor de analyse en de kwaliteitsbeoordeling van melk en zuivelproducten. Artikel 7 van deze verordening regelt dat monsters in duplo genomen moeten worden en tevens welke procedure moet worden toegepast in gevallen waarin de resultaten van een analyse niet door de betrokken marktdeelnemer worden geaccepteerd.

Uit deze gedetailleerd voorgeschreven procedure volgt dat ‘een tweede laboratorium’ in voorkomend geval het duplomonster onderzoekt.

In de artikelen 3 en 4 van deze regeling zijn de verschillende monsteranalysebevoegdheden toebedeeld aan het COKZ en het RIKILT. In artikel 28, eerste lid, is bepaald dat het COKZ en het RIKILT over en weer als elkaars tweede laboratorium als bedoeld in verordening 213/2001 fungeren.

In een beperkt aantal gevallen biedt deze regeling geen uitkomst omdat bepaalde analyses niet door beide laboratoria kunnen worden uitgevoerd. Om die reden is in artikel 30 bepaald dat de Minister in een dergelijke situatie ad hoc een ander laboratorium kan aanwijzen.

Artikel 34

In de verschillende Europese verordeningen worden regels gesteld met betrekking tot het stellen van zekerheden. Er zijn verschillende soorten zekerheden. Zo kunnen onder andere de Inschrijvingszekerheid, Bestemmingszekerheid en Verwerkingszekerheid worden onderscheiden. In het tweede lid van artikel 34 wordt geregeld dat het bedrijf, bij het stellen van de zekerheid verduidelijkt om wat voor zekerheid het gaat. Voor Dienst Regelingen is deze informatie belangrijk om te kunnen registreren waar de betaling van het geld verband mee houdt. De verduidelijking kan bijvoorbeeld geschieden door de zekerheid te omschrijven zoals hiervoor bij de opsomming, of door te verwijzen naar het desbetreffende artikel uit de relevante Europese verordening.

Artikelen 38 tot en met 42

In de artikelen 38 tot en met 42 wordt de zogenaamde vooraanmelding geregeld. Deze faciliteit is in Nederland op verzoek van het bedrijfsleven in de uitvoeringspraktijk geïntroduceerd en houdt in dat partijen boter al in het vrieshuis kunnen worden opgeslagen voordat zeker is dat de boter in aanmerking komt voor openbare opslag. Als de boter inderdaad aan de gestelde eisen voldoet en de Europese Commissie besluit dat de lidstaten boter voor openbare opslag kunnen aankopen, dan gelden vanaf dat moment de gedetailleerde communautaire kaders van verordening 2771/1999.

Artikel 40 bepaalt welke kosten de aanbieder die van de vooraanmelding gebruik maakt aan Dienst Regelingen moet betalen.

In artikel 41 is bepaald wat de gevolgen zijn van de situatie waarbij de boter uiteindelijk niet voor openbare opslag in aanmerking komt. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer een aanbieder wel van de vooraanmelding gebruik maakt maar de boter uiteindelijk niet voor openbare opslag aanbiedt. Ook kan het voorkomen dat de bieding niet wordt toegewezen doordat de bieding te hoog was. Voor deze situaties bepaalt artikel 41 dat degene die van de vooraanmelding gebruik heeft gemaakt de reeds in het vrieshuis opgeslagen boter binnen 14 dagen terugneemt en bepaalt het welke kosten bij hem in rekening worden gebracht.

Artikel 46 en 47

Nederland is op grond van artikel 18 van verordening 2771/1999 verplicht tot het vaststellen van technische normen die gesteld moeten worden aan vrieshuizen. In artikel 46 is dit gebeurd. Voor opslagpanden is al communautair voorgeschreven welke eisen van toepassing zijn (artikel 10 van verordening 214/2001). Niettemin is, ter uitvoering van Bijlage I van Verordening 884/2006, in artikel 47 voorgeschreven over welke weegschalen en toetsgewichten het opslagpand van mageremelkpoeder dient te beschikken.

Artikel 52

In Bijlage II van verordening 214/2001 is voorgeschreven aan welke eisen de verpakking van mageremelkpoeder moet voldoen dat wordt aangekocht in het kader van openbare opslag. Het is dus niet toegestaan een willekeurige andere verpakking te gebruiken. In artikel 52 is bepaald dat de aanbieder van mageremelkpoeder ervoor zorg dient te dragen dat het opslagpand ten minste drie voorgeschreven zakken tot zijn beschikking heeft voor het geval beschadiging aan de zakken van de geleverde partij mageremelkpoeder optreedt.

Artikel 53

Voor de opslag van boter is het belangrijk dat de dozen waarin de boter zich bevindt, geen buikvorming vertonen. Buikvorming kan onder meer ontstaan wanneer de boter nog zacht is en er teveel gewicht op de doos rust. Hierdoor krijgt de doos een ronding die de opslag ernstig kan bemoeilijken. Op grond van artikel 53 kunnen partijen boter op het moment van fysieke inslag door Dienst Regelingen geweigerd worden.

Artikel 55

Dit artikel regelt dat de boter of het mageremelkpoeder dat door de aanbieder is geleverd en opgeslagen in het vrieshuis of het opslagpand maar niet voor openbare opslag in aanmerking komt, binnen 14 dagen na de datum van het afwijzingsbericht van Dienst Regelingen bij het betrokken vrieshuis of opslagpand moet worden afgehaald of separaat van de interventievoorraad moet worden opgeslagen.

Het artikel richt zich op de situatie waarbij de boter of het mageremelkpoeder niet aan de communautaire eisen voldoet. Dit kan ofwel bij de inslagcontrole worden vastgesteld dan wel aan de hand van de analyseresultaten van de genomen monsters.

Artikel 59

Ingeval de boter of het mageremelkpoeder dat aan de inschrijver is toegewezen niet binnen dertig dagen na de laatste dag waarop de biedingen konden worden ingediend bij het vrieshuis of opslagpand (geheel) is afgehaald, ligt de hoeveelheid die dan nog in opslag is na voornoemde dertig dagentermijn voor rekening en risico van de inschrijver opgeslagen.

Het document dat op grond van artikel 59 in dat geval moet worden uitgeschreven, beschrijft precies welke boter of mageremelkpoeder die aan de inschrijver is toegewezen dan voor zijn rekening en risico ligt.

Artikel 71

Het onderscheid tussen de actoren onder a (Dienst Regelingen) en onder b (de Minister) in artikel 71 laat zich als volgt verklaren.

Uit de aanwijzing in artikel 2, eerste lid, van Dienst Regelingen als interventiebureau volgt dat Dienst Regelingen tevens de instantie is die verantwoordelijk is voor de verkoop van boter tegen verlaagde prijs als bedoeld in artikel 71, onder a. In artikel 26, tweede lid, tweede alinea, van Verordening 1898/2005 is immers geregeld dat ‘het bevoegde interventiebureau’ de interventieboter verkoopt (…).

Omdat in Hoofdstuk II van Verordening 1898/2005 niet expliciet ‘het interventiebureau’ wordt aangewezen als verantwoordelijke instantie voor de verlening van steun als bedoeld in artikel 71, onder b, is de Minister hier als zodanig aangewezen.

Artikel 73

Dit artikel dient ter uitvoering van het bepaalde in artikel 13, eerste lid, onderdeel h, en artikel 39, eerste lid, van Verordening 1898/2005. Op grond van dit artikelonderdeel delen de betrokken bedrijven hun productieprogramma aan de bevoegde controleautoriteit mee ‘overeenkomstig de door elke lidstaat vastgestelde procedure’.

Artikel 74

Ter uitvoering van de Europese voorschriften met betrekking tot de interventieregelingen heeft Nederland gekozen voor een systematiek van controle en verantwoording die zo is ingericht dat de controlediensten kunnen nagaan wie, wat, waar, wanneer heeft gedaan. De gehele van de interventieregelingen deel uit makende keten (producent, verwerkers of bewerkers, verpakkers of ompakkers en handelaren) dient hiertoe bepaalde gegevens te overleggen.

De formulieren die daarvoor worden gebruikt staan ook wel bekend als ‘verantwoordingsstaten’. De gegevens die in de verantwoordingsstaten zoals bedoeld in artikel 74 gevraagd worden, vloeien voort uit Verordening 1898/2005. De regeling impliceert dat ook handelaren en grootverwerkers die ingevolge artikel 12 van Verordening 1898/2005 niet erkend hoeven zijn om in het kader van de Bakkersboterregeling (Hoofdstuk II van Verordening 1898/2005 actief te zijn), verantwoordingsstaten moeten overleggen.

De regeling komt overeen met de uitvoeringspraktijk tot nu toe.

Artikel 82

Dit artikel is een aanvullend nationaal voorschrift ter beperking van de administratieve lasten. Indien van dit artikel gebruik wordt gemaakt, hoeft niet voor iedere offerte afzonderlijk een nieuwe inschrijvingswaarborg te worden gesteld en kan onder bepaalde voorwaarden de waarborg worden gebruikt voor de volgende inschrijving. Afwijzing van de offerte gebeurt om de redenen als genoemd in artikel 26, eerste lid, van Verordening 1898/2005.

Artikel 83

In de praktijk kan het voorkomen dat een in Nederland gevestigd bedrijf boter uit openbare opslag koopt bij een interventiebureau van een andere EU-lidstaat maar de zekerheid daarvoor stelt bij Dienst Regelingen. Het verkopende interventiebureau is voor de verkoop afhankelijk van informatie van Dienst Regelingen. Artikel 5, eerste lid, eerste gedachtestreepje, van Verordening 3002/1992 voorziet hierin: het interventiebureau dat de zekerheid ontvangt, verstrekt de in dat artikelonderdeel bedoelde informatie aan het interventiebureau dat de boter verkoopt.

Dienst Regelingen beschikt echter niet over al die informatie.

Om deze reden is in artikel 83 bepaald dat de koper van de boter gehouden is de desbetreffende informatie aan Dienst Regelingen te overleggen.

Artikel 85

Uit artikel 85, in samenhang gelezen met artikel 2, derde en vierde lid, van deze regeling kan worden afgeleid dat het HPA en het PZ niet de bevoegde instantie zijn tot daadwerkelijk verlening van de steun. Het gaat hier dus om de steun voor het verwerken van mageremelkpoeder of ondermelk tot mengvoeder of voor het denatureren van mageremelkpoeder. Wel zijn ze bevoegd om – ieder voor zijn eigen werkterrein – vast te stellen of is voldaan aan de voorwaarden om steun te ontvangen. De verlening zelf, dus de daadwerkelijke betaling van de steun, is een taak die aan de Minister toebehoort.

Deze verhouding tussen de Minister en de productschappen heeft te maken met de recent gewijzigde nationale organisatie ten aanzien van de betaalorganen. Betaalorganen zijn instanties die op grond van Europese regelgeving door de lidstaten dienen te worden erkend om Europese gelden (zoals subsidies en interventiesteun) te kunnen uitbetalen aan de eindbegunstigden. Tot voor kort waren de productschappen, net als Dienst Regelingen, betaalorgaan. Deze situatie is, onder andere ter beperking van het aantal betaalorganen, recentelijk gewijzigd in die zin dat Dienst Regelingen het enige erkende betaalorgaan is geworden voor betalingen in het kader van interventie. Dienst Regelingen voert deze functie uit namens de Minister. Het HPA en het PZ zijn in dezen zogenaamde ‘delegated bodies’. Deze delegated bodies zijn wel bevoegd het recht op steun vast te stellen maar niet tot feitelijke uitbetaling ervan.

Artikel 97

In de toelichting bij artikel 74 is reeds uiteengezet dat Nederland ter uitvoering van de Europese voorschriften met betrekking tot de interventieregelingen heeft gekozen voor een systematiek van controle en verantwoording die zo is ingericht dat de controlediensten kunnen nagaan wie, wat, waar, wanneer heeft gedaan.

Hiertoe wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde verantwoordingsstaten.

Artikel 74 heeft betrekking op de Bakkersboterregeling (Hoofdstuk II van Verordening 1898/2005). Artikel 97 is het equivalent van artikel 74 maar dan voor de Bak- en braadboterregeling (Hoofdstuk III van Verordening 1898/2005).

Artikel 102

Dit artikel schrijft voor dat op de verpakking van de boter ook de productiedatum vermeld moet worden. Dit is een aanvullend vereiste op de verpakkingsvoorschriften van artikel 81 van Verordening 1898/2005. Artikel 102 is niettemin noodzakelijk om te kunnen vaststellen dat de aan de instelling geleverde boter betrekking heeft op boter waarvoor een kwaliteitscertificaat is afgegeven. Aan de hand van de verpakkingsvoorschriften van artikel 81 van Verordening 1898/2005 alleen is deze vaststelling niet mogelijk.

Artikel 108

Uit de verkoopfactuur (artikel 105) blijkt dat de steun op de bruto-verkoopprijs in mindering is gebracht. Die informatie is cruciaal voor de verlening van de steun. De in het tweede lid van artikel 108 opgenomen – en op de communautaire kaders aanvullende – regel dat de leverancier ook de verkoopfactuur meestuurt, is dus nodig om de verordening adequaat uit te voeren.

Artikel 114

In dit artikel is het uitgangspunt neergelegd dat boter en room die eenmaal in het kader van particuliere opslag in het vrieshuis liggen opgeslagen niet verplaatst mogen worden naar een vrieshuis dat elders is gesitueerd, behalve dan wanneer dat vrieshuis zich op hetzelfde terrein bevindt als het eerste vrieshuis. Met het oog op een efficiënte uitvoering van de vereiste controles is het nodig te weten waar de boter of room zich bevindt. Verplaatsingen van de boter of room zouden telkens aan Dienst Regelingen, de AID of het COKZ doorgegeven moeten worden. Dit zou een aanzienlijke en ongewenste verzwaring van de administratieve lasten inhouden.

Toch zijn er noodsituaties denkbaar waarbij de vrieshuishouder tot behoud van de boter of de room genoodzaakt is de boter of de room naar een ander vrieshuis te verplaatsen. De Minister verleent in dergelijke gevallen toestemming.

Uit het derde lid van artikel 114 kan worden afgeleid dat het in het tweede lid bedoelde verzoek om toestemming ook ná verplaatsing kan worden gedaan. In verband met de vaak met een noodsituatie gepaard gaande spoed kan immers niet altijd tijdig van de Minister de benodigde toestemming worden verkregen.

Artikel 116

Zoals bij artikel 11 is toegelicht, heeft Nederland gekozen voor een systeem van productieweken. De uitvoerings- en controlepraktijk is hier volledig op ingericht.

Deze praktijk zou aanzienlijk worden bemoeilijkt indien opslagpartijen uit meerdere productieweken zouden kunnen bestaan. Alle producten zouden dan willekeurig door elkaar kunnen worden opgeslagen en dan is in het geheel niet controleerbaar of de desbetreffende producten daadwerkelijk (nog) voldoen aan de eisen om in aanmerking te komen voor particuliere opslag. Omdat de definitie van ‘opslagpartij’ in artikel 25 van Verordening 2771/1999 op dit punt geen duidelijkheid biedt, is in artikel 116 geregeld dat één opslagpartij niet kan bestaan uit boter die in verschillende productieweken zijn geproduceerd.

Artikel 117

De Europese Commissie bepaalt elk jaar opnieuw het steunbedrag voor particuliere opslagcontracten. Daarbij kan de Commissie data vaststellen waarbinnen de inslag en uitslag dient plaats te vinden die afwijken van de data zoals vastgesteld in artikel 29, eerste lid, van Verordening 2771/1999.

Omdat de relevante data voor particuliere opslag dus niet op voorhand vaststaan, wordt in artikel 117 gesproken over ‘de dan geldende Europese verordeningen’.

Dit artikel regelt verder de mogelijkheid dat boter die is geproduceerd maximaal 28 dagen vóór de in ‘de dan geldende Europese verordening’ vastgestelde begindatum van inslag voor de particuliere opslagregeling en al is ingeslagen in het vrieshuis vóór bedoelde begindatum, ook onder de particuliere opslagregeling kan worden gebracht. De betreffende boter kan dan worden beschouwd als zijnde ingeslagen onder de particuliere opslagregeling met ingang van de in de verordening vastgestelde begindatum van inslag. Door het vrieshuis wordt dan op de betreffende inslagbonnen tevens de datum waarop de boter in het kader van de particuliere opslagregeling is ingeslagen vermeld.

Artikel 121

Het derde lid is van belang om te kunnen voldoen aan de informatieverplichting jegens de Europese Commissie die op de lidstaten rust op grond van artikel 1, tweede lid, van Verordening (EG) nr. 562/2005 van de Commissie van 5 april 2005 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad ten aanzien van de mededelingen van gegevens tussen de lidstaten en de Commissie in de sector melk en zuivelproducten.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg

Naar boven