Subsidieregeling maritieme haalbaarheids-, en innovatieprojecten module 2007 van de Experimentele kaderregeling subsidies innovatieprojecten

Regeling van de Minister van Economische Zaken van 9 juli 2007, nr. WJZ 7082050, houdende regels voor de verstrekking van subsidies voor maritieme haalbaarheids- en innovatieprojecten (Subsidieregeling maritieme haalbaarheids-, en innovatieprojecten module 2007 van de Experimentele kaderregeling subsidies innovatieprojecten)

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op artikel 3 van de Kaderwet EZ-subsidies;

Besluit:

§ 1

Algemene bepalingen

Artikel 1

1. In deze regeling wordt verstaan onder:

a. kaderregeling: de Experimentele kaderregeling subsidies innovatieprojecten;

b. maritiem haalbaarheids-samenwerkingsverband: een geen rechtspersoonlijkheid bezittend verband, bestaande uit ten minste twee niet in een groep verbonden deelnemers, waaronder één MKB-ondernemer, dat is opgericht voor de uitvoering van een maritiem haalbaarheidsproject;

c. maritiem innovatie-samenwerkingsverband: een geen rechtspersoonlijkheid bezittend verband, bestaande uit ten minste twee niet in een groep verbonden deelnemers, waaronder ten minste één ondernemer, dat is opgericht voor de uitvoering van een maritiem innovatieproject;

d. maritiem haalbaarheidsproject: een samenhangend geheel van activiteiten, uitgevoerd door een maritiem haalbaarheids-samenwerkingsverband, dat leidt tot een schriftelijk rapport met

1°. een inschatting van de technische en economische mogelijkheden van een innovatieproject, en

2°. een beschrijving van de benodigde samenstelling van het samenwerkingsverband dat een innovatieproject zal gaan uitvoeren;

e. maritiem innovatieproject: een samenhangend geheel van activiteiten, uitgevoerd door een maritiem innovatie-samenwerkingsverband, bestaande uit industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling of een combinatie hiervan, binnen de sectoren offshore en maritieme maakindustrie;

f. publiek gefinancierde onderzoeksorganisatie:

1°. een onder a, b, c, f, of g van de bijlage van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek genoemde instelling voor hoger onderwijs en een onder i van de bijlage van die wet bedoeld academisch ziekenhuis;

2°. een andere dan onder 1° bedoelde meerjarig en voor tenminste eenderde door de rijksoverheid gefinancierde onderzoeksinstelling zonder winstoogmerk die activiteiten verricht met als doel de algemene wetenschappelijke en technische kennis uit te breiden;

3°. een openbare instelling voor hoger onderwijs en een daaraan verbonden ziekenhuis gelijkwaardig aan een instelling respectievelijk academisch ziekenhuis als bedoeld onder 1°, welke meerjarig en voor ten minste eenderde wordt gefinancierd door een ander land, of

4°. een onderzoeksinstelling zonder winstoogmerk die activiteiten verricht met als doel algemene wetenschappelijke en technische kennis uit te breiden, welke meerjarig en voor ten minste eenderde wordt gefinancierd door een ander land.

2. Voor de definities van innovatieproject, ondernemer, MKB-ondernemer, groep, haalbaarheidsstudie en industrieel onderzoek is artikel 1 van de kaderregeling van toepassing. Voor de definitie van experimentele ontwikkeling is de definitie van preconcurrentiële ontwikkeling van artikel 1 van de kaderregeling van toepassing.

§ 2

Maritieme haalbaarheidsprojecten

Artikel 2

1. De Minister verstrekt op aanvraag een subsidie aan een maritiem haalbaarheids-samenwerkingsverband dat voor gezamenlijke rekening en risico een maritiem haalbaarheidsproject uitvoert dat past binnen de kaders van bij deze regeling behorende bijlage 1.

2. In aanvulling op artikel 21 van de kaderregeling is de bedoelde penvoerder een in Nederland gevestigde MKB-ondernemer. De penvoerder vraagt de subsidie aan.

3. De subsidie bedraagt 50 procent van de subsidiabele kosten.

4. Het subsidieplafond voor het in 2007 verlenen van subsidies op grond van dit artikel bedraagt € 1.500.000.

5. Voor het verstrekken van subsidies op grond van dit artikel zijn de artikelen 4, 5, 7, 8, 9, 11, 15 tot en met 23 en 28 tot en met 32, 33, eerste, tweede, derde en vijfde lid en 34 van de kaderregeling van toepassing.

Artikel 3

1. Het in artikel 3, vierde lid, van de kaderregeling bedoelde bedrag is € 100.000.

2. De in artikel 15, onderdeel c van de kaderregeling bedoelde termijn, is een jaar.

3. In afwijking van artikel 16, derde lid van de kaderregeling bedraagt het ambtshalve te verstrekken voorschot 50 procent.

4. Aanvragen voor een maritiem haalbaarheidsproject moeten zijn ontvangen voor 31 oktober 2007, 18.00 uur.

Artikel 4

In aanvulling op artikel 15 van de kaderregeling, beslist de Minister afwijzend op een aanvraag voor een maritiem haalbaarheidsproject indien:

a. het haalbaarheidsproject onvoldoende bijdraagt aan de doelstellingen zoals opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 1;

b. het innovatieproject waarop het maritiem haalbaarheidsproject betrekking heeft onvoldoende technisch risicovol is;

c. het innovatieproject waarop het maritiem haalbaarheidsproject betrekking heeft onvoldoende economische perspectieven en toepassingsmogelijkheden biedt.

§ 3

Maritieme innovatieprojecten

Artikel 5

De Minister verstrekt op aanvraag een subsidie aan een maritiem innovatie-samenwerkingsverband dat voor gezamenlijke rekening en risico een maritiem innovatieproject uitvoert dat past binnen de kaders van bij deze regeling behorende bijlage 1.

Artikel 6

1. De periode, bedoeld in artikel 12 van de kaderregeling, is: de dag na de datum van inwerkingtreding van deze regeling tot en met 15 oktober 2007, 18.00 uur.

2. Het subsidieplafond voor het verlenen van subsidies op grond van artikel 5 op de in het eerste lid bedoelde periode ontvangen aanvragen is € 5.000.000,-.

3. Voor het verstrekken van subsidies op grond van artikel 5 zijn de artikelen 3, eerste lid, onderdelen b en c en tweede tot en met vierde lid, 4, 6, 7, 12 tot en met 19, 21 tot en met 23, 28 tot en met 32, 33, eerste, tweede, derde en vijfde lid en 34 van de kaderregeling van toepassing.

Artikel 7

1. Het in artikel 3, vierde lid, van de kaderregeling bedoelde bedrag is € 1.000.000.

2. De in artikel 21 van de kaderregeling bedoelde penvoerder is een in Nederland gevestigde ondernemer.

Artikel 8

Indien de subsidiabele kosten betrekking hebben op industrieel onderzoek, bedraagt, in afwijking van artikel 3, eerste lid, onderdeel b, van de kaderregeling, de subsidie voor een ondernemer 35 procent van de subsidiabele kosten. Dit percentage wordt met 10 procent verhoogd indien subsidie wordt verleend aan een MKB-ondernemer.

Artikel 9

1. Als subsidiabele kosten worden uitsluitend in aanmerking genomen:

a. de volgende rechtstreeks aan de uitvoering van het onderzoek en de experimentele ontwikkeling toe te rekenen, na de indiening van de aanvraag door de subsidie-ontvanger gemaakte en betaalde kosten:

1°. loonkosten voor betrokken personeel, voor zover deze rechtstreeks voor de uitvoering van het onderzoek noodzakelijk zijn. Het uurloon wordt berekend op basis van 1650 productieve uren per jaar;

2°. de kosten van verbruikte materialen en hulpmiddelen, gebaseerd op historische aanschafprijzen;

3°. kosten van het gebruik van bestaande machines en apparatuur van de deelnemers;

4°. kosten van speciaal voor het onderzoek aan te schaffen machines en apparatuur;

5°. aan derden verschuldigde kosten;

6°. kosten van buitenlandstages;

7°. kosten van octrooi-aanvraag van publiek gefinancierde onderzoeksorganisaties en MKB-ondernemers;

8°. kosten inzake kennisoverdracht en verankering;

b. een opslag voor overige algemene kosten van 50 procent van de onder a, onder 1°, bedoelde kosten.

2. Voor de directe loonkosten als bedoeld in het eerste lid, wordt uitgegaan van gemiddelde uurtarieven per categorie bij het onderzoek betrokken personeel.

3. De kosten worden in aanmerking genomen met inbegrip van omzetbelasting, indien de subsidie-ontvanger die de kosten heeft gemaakt, omzetbelasting niet in aftrek kan brengen.

4. Een publiek gefinancierde onderzoeksorganisatie kan bij de Minister een verzoek indienen om de berekening van de loonkosten en de algemene kosten te mogen vervangen door een in de gehele organisatie van de subsidie-ontvanger gebruikelijke, controleerbare methodiek. Dit verzoek moet vergezeld gaan van het gebruikte kostenmodel, de berekeningswijze en een door een accountant opgesteld assurance-rapport over de aanvaardbaarheid van de voorgestelde methodiek.

5. Indien geen loonkosten als bedoeld in het eerste lid, worden gemaakt, maar niettemin arbeid ten behoeve van het project wordt verricht, wordt voor de berekening van de projectkosten uitgegaan van een uurtarief van € 35.

6. Aan een ontheffing als bedoeld in het vierde lid kunnen voorschriften worden verbonden.

Artikel 10

1. De in artikel 15, onderdeel c, van de kaderregeling bedoelde termijn is vier jaar.

2. De Minister beslist, in aanvulling op het bepaalde in artikel 15 van de kaderregeling, tevens afwijzend op een aanvraag indien:

a. hij de subsidiabele kosten raamt op minder dan € 200.000;

b. onvoldoende samenhang in het project aanwezig is, gelet op de verhouding tussen de voorgenomen kosten en de omvang van de activiteiten van het maritiem innovatieproject.

Artikel 11

1. Er is een Adviescommissie Maritiem Innovatie Programma, die tot taak heeft de Minister op zijn verzoek te adviseren over aanvragen om subsidie voor een maritiem innovatieproject. Artikel 6 van de kaderregeling is van toepassing.

2. In afwijking van artikel 6, tweede lid, van de kaderregeling bestaat de Adviescommissie Maritiem Innovatie Programma uit een voorzitter en ten minste drie leden.

3. De Minister wint over de aanvragen om een subsidie voor een maritiem innovatieproject, waarop niet op grond van artikel 15 van de kaderregeling of 10 van deze regeling afwijzend wordt beslist het advies in van de adviescommissie.

4. De Minister rangschikt, daarbij geadviseerd door de adviescommissie, de aanvragen zodanig, dat een project hoger wordt gerangschikt naarmate:

a. de kwaliteit van de samenwerking hoger is;

b. het meer bijdraagt aan technologische innovatie;

c. het economisch perspectief, ten minste blijkend uit de toepassingsmogelijkheden van de projectresultaten alsmede het perspectief op arbeidsplaatsen of kennisuitwisseling met human capital, beter is;

d. het meer bijdraagt aan duurzaamheid.

5. Voor de rangschikking wegen de in het vierde lid vermelde criteria even zwaar.

Artikel 12

1. In aanvulling op artikel 33 van de kaderregeling draagt de subsidieontvanger zorg voor de openbaarmaking van de algemene kennis die voorvloeit uit de resultaten van het maritiem innovatieproject.

2. De Minister kan bij de subsidieverlening aan een maritiem innovatie-samenwerkingsverband verplichtingen opleggen met betrekking tot het geven van bekendheid aan het project en de resultaten ervan.

3. De Minister kan voor een periode van vijf jaar na de vaststelling van de subsidie nadere verplichtingen ter uitvoering van het eerste en tweede lid opleggen.

4. Wanneer een publiek gefinancierde onderzoeksorganisatie deel uitmaakt van een maritiem innovatie-samenwerkingsverband, draagt het slechts kennis of andere resultaten uit een maritiem innovatieproject over aan een ondernemer die deelneemt aan het samenwerkingsverband, indien aan tenminste een van de volgende voorwaarden is voldaan:

a. de deelnemende ondernemingen dragen de volledige kosten van het project;

b. de resultaten waaraan geen intellectuele eigendomsrechten kunnen worden ontleend, mogen ruim worden verspreid en eventuele intellectuele eigendomsrechten op de resultaten die uit de activiteiten van de publiek gefinancierde onderzoeksorganisatie voortvloeien, worden volledig aan de publiek gefinancierde onderzoeksorganisatie toegekend;

c. de publiek gefinancierde onderzoeksorganisatie ontvangt van de deelnemende ondernemingen een vergoeding die overeenstemt met de marktprijs voor de intellectuele eigendomsrechten die voortvloeien uit de door de publiek gefinancierde onderzoeksorganisatie in het kader van het project uitgevoerde activiteit en die worden overgedragen aan de deelnemende ondernemingen. Eventuele bijdragen van de deelnemende ondernemingen in de kosten van de publiek gefinancierde onderzoeksorganisatie worden op deze compensatie in mindering gebracht.

§ 4

Formulieren

Artikel 13

Het formulier voor het indienen van een aanvraag om:

a. een subsidie is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 2;

b. een voorschot is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 3;

c. een subsidievaststelling is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 4.

§ 5

Slotbepalingen

Artikel 14

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, met uitzondering van paragraaf 2 die in werking treedt op de eerste dag van de kalendermaand na bedoelde dagtekening.

Artikel 15

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling maritieme haalbaarheids-, en innovatieprojecten module 2007 van de Experimentele kaderregeling subsidies innovatieprojecten

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst, met uitzondering van de bijlagen 2, 3 en 4 die ter inzage worden gelegd bij SenterNovem, Juliana van Stolberglaan 3, te Den Haag.

Den Haag, 9 juli 2007.
De Minister van Economische Zaken, M.J.A. van der Hoeven.

Bijlage 1

1. Inleiding

Nederland heeft een sterke maritieme sector. Deze sector bestaat uit elf subsectoren, zoals de binnenvaart, havens en visserij. Een aantal belangrijke wereldspelers en een groot aantal kleine bedrijven uit de subsectoren maritieme maakindustrie, toeleveranciers, offshore en natte waterbouw heeft zich, samen met een aantal kennisinstituten, verenigd in de maritieme cluster. Dit cluster vormt een goed georganiseerd geheel waarin zowel wetenschappelijke, toepassingsgerichte als commerciële kennis van de wereldmarkt wordt verenigd. Het is een onderdeel van het zogenaamde sleutelgebied ‘Water’, zoals gedefinieerd door het Nederlandse Innovatieplatform.

Door de combinatie van een groeiende wereldhandel én een toenemende behoefte aan een meer betrouwbare en duurzame energievoorziening, is de huidige economische situatie voor de Nederlandse maritieme maak- en offshore industrie bijzonder goed. De verwachtingen voor de toekomst zijn vooral gunstig voor díe hoogwaardige nichemarkten waar de Nederlandse bedrijven, ondanks hun relatief hoge loonkostenniveaus, toch in staat zijn een toonaangevende positie te verwerven op het gebied van productleiderschap en regievoering.

Gezien de goede uitgangspositie willen de toonaangevende bedrijven, toeleverende MKB-bedrijven en publiek gefinancierde onderzoeksorganisaties in de offshore- en maritieme maakindustrie, met behulp van een extra (innovatieve) inspanning gedurende de komende vijf jaar, hun toonaangevende positie op het gebied van productleiderschap en regievoering verder versterken.

2. Doelstelling Maritiem Innovatie Programma

Het Maritiem Innovatie Programma heeft tot doel te bereiken dat de bedrijven en publiek gefinancierde onderzoeksorganisaties in de offshore en maritieme maakindustrie een toonaangevende positie van Nederland op het gebied van productleiderschap en regievoering behouden en versterken. Dit op basis van onderscheidende technologie en een concurrerend positie in prijs/kwaliteit verhouding gebaseerd op een sterke kennisbasis en een hechte samenwerking in de maritieme cluster, rekening houdend met de maatschappelijke randvoorwaarden.

3. Focus Maritiem Innovatie Programma

In het Visiedocument 2020 van juni 2006, schetst de maritieme cluster de innovatiekansen en knelpunten. Op basis van dit document is er in twee werkgroepen een strategische agenda opgesteld voor de Nederlandse offshore- en de maritieme maakindustrie. Het zal grote inspanningen vergen om enerzijds de kansen te benutten, en anderzijds de knelpunten die deze kansen in de weg staan, op te oplossen. Voor de maritieme maak- en de offshore industrie zijn deze uitdagingen in het Maritiem Innovatie Programma vastgelegd. De sleutelwoorden in dit programma zijn: innovatie en concurrentiekracht alsmede energie, milieu, veiligheid en transport.

De vier speerpunten waarop de maritieme cluster zijn positie wil versterken zijn:

1. LNG supply chain;

Toelichting: het aandeel van LNG (liquefied natural gas, vloeibaar aardgas) in de energievoorziening van de middenlange termijn zal sterk toenemen. De Nederlandse offshore bedrijven hebben de ambitie om daarbij een significante rol te spelen bij zowel de vaste als drijvende LNG-terminals in de leveringsketen;

2. Olie en gaswinning onder extreme omstandigheden (zoals zeer diep water en ontoegankelijke omgeving);

Toelichting: de groei van de wereldeconomie heeft de vraag naar olie en gas sterk doen toenemen, terwijl de makkelijk toegankelijke wingebieden uitgeput raken. Mondiaal worden daarom de exploratie en exploitatie activiteiten verlegd naar (zeer) diep water in belangrijke winningsgebieden zoals de Golf van Mexico;

3. Complexe specials;

Toelichting: Nederland excelleert in het bouwen van zogenaamde complexe specials, dat wil zeggen schepen met een gespecialiseerde en complexe functionaliteit, waaraan door de eindgebruiker hoge en specifieke kwaliteitseisen worden gesteld;

4. Procesinnovatie;

Toelichting: de Nederlandse maritieme maakindustrie moet het hebben van het slimmer en sneller maken van complexe producten. In een steeds ingewikkelder proces van integraal ontwerpen, international sourcing en intensieve samenwerking in de keten blijkt het bedrijfsleven in staat zijn positie te versterken d.m.v. innovatie van het voortbrengingsproces resulterend in o.a. kostenbeheersing.

4. De deelprogramma’s

Het Maritiem Innovatie Programma is opgebouwd uit vier deelprogramma’s die voortkomen uit de door de maritieme cluster geconstateerde specifieke knelpunten, waarbij met name de eerste twee deelprogramma’s nauw met elkaar samenhangen.

Die vier deelprogramma’s zijn:

A. Research voor bedrijfsoverschrijdende kennis en technologie;

Toelichting: doorbraken en innovaties zijn noodzakelijk om in de maritieme maakindustrie en in de offshore dienstverlening de kennis en technologie tijdig beschikbaar te hebben. De steeds hogere eisen die gesteld worden ten aanzien van milieu, veiligheid en duurzaamheid moeten snel door nieuwe kennis en technologie kunnen worden ingevuld.

B. Samenwerking;

Toelichting: dit deelprogramma richt zich op het intensiveren van de samenwerking en de kennisuitwisseling tussen het MKB, grotere bedrijven en publiek gefinancierde onderzoeksorganisaties en het stimuleren van innovatie binnen het MKB;

C. Verbeteren van de huidige en waarborgen van de toekomstige kennisbasis;

Toelichting: dit deelprogramma richt zich op het versterken van de opleidingen, het onderwijs en de kennisbasis. Er is in de gehele maritieme cluster nu al een groot gebrek aan voldoende gekwalificeerd personeel;

D. Programma voor de eliminatie van innovatiedrempels;

Toelichting: dit deelprogramma is gericht op het slechten van belemmeringen voor innovatie in wet- en regelgeving en het bevorderen van innovatieve pilotprojecten waarmee een nieuwe werkwijze kan worden getoetst.

5. Activiteiten en instrumenten

In het eerste deelprogramma gaat het voornamelijk om de ontwikkeling van platformtechnologie, die sector breed kan worden ingezet. Hierin spelen publiek gefinancierde onderzoeksorganisaties en met name de grote bedrijven een belangrijke rol. Daarnaast is het de uitdrukkelijke bedoeling dat het MKB meer betrokken wordt bij deze ontwikkelingsactiviteiten. Hiervoor zullen samenwerkingsprojecten tussen grote bedrijven en toeleveranciers worden uitgevoerd. In het tweede deelprogramma zal de samenwerking tussen (MKB-) bedrijven onderling en tussen bedrijven en publiek gefinancierde onderzoeksorganisaties worden gestimuleerd. Hiervoor wordt in eerste instantie gedacht aan thematische netwerken, maar ook exportondersteuning voor het MKB en kennisoverdrachtsactiviteiten vallen hieronder. Voor 2007 zijn voor deze twee deelprogramma’s een tender voor onderzoek- en ontwikkelingsprojecten voorzien, maritieme innovatieprojecten geheten, en een subsidieregeling voor haalbaarheidsstudies. Voor de jaren hierna zal door de maritieme cluster een jaarwerkplan worden opgesteld in overleg met Economische Zaken, waarin de doelen, bijbehorende instrumenten en budgetten voor de vier deelprogramma’s zullen worden beschreven.

6. Prioriteiten

Gelet op de eerste en tweede speerpunten van de cluster zullen de research- en samenwerkingsactiviteiten onder de deelprogramma’s A en B voor de offshore dienstverlening bijdragen aan:

– Nieuwe ontwerptechnologie, gericht op de ‘life cycle’ en veiligheid, en nieuwe omgevingscondities voor diep water en LNG systemen;

– Kennis en predictie-gereedschap met betrekking tot het gedrag van LNG-carriers in zeegang en ondiep water, en de interactie tussen lading en carrier;

– Kennis en productie technologie met betrekking tot cryogene systeemcomponenten;

– Technologie voor industriële toepassing van simulatiemodellen ten behoeve van ontwerp, engineering en training; decision support modellen en risico beheerssystemen; remote control, sensing en plaatsbepaling; positioneringstechnologie voor korte en lange termijn toepassingen, en seismische en flow assurance technologie voor diepwater applicaties, en installatietechnologie voor diep water.

Gelet op de derde en vierde speerpunten van de cluster zullen de research- en samenwerkingsactiviteiten onder de deelprogramma’s A en B voor de maritieme maakindustrie bijdragen aan:

– Nieuwe concepten voor schepen en systemen die beantwoorden aan de eisen van eindgebruikers en maatschappij;

– Nieuwe voortstuwings- en energiesystemen die leiden tot gereduceerde emissies en lager brandstofgebruik;

– Automatisering en robotisering leidend tot een hogere betrouwbaarheid en veiligheid;

– Nieuwe materialen en verbindingstechnologie leidend tot betere, lichtere, goedkopere en duurzame constructies;

– Optimalisatie van aanboord systemen leidend tot een snellere ladingsbehandeling, efficiëntere baggerprocessen en betere inzetbaarheid van launch en recovery van autonome systemen;

– Het ontwerpen in cost performance termen op een hoog systeemniveau in sterke interactie met de klant en toeleveranciers leidend tot beter op de klantbehoefte afgestemde ontwerpen;

– Automatisering, mechanisering en simulatie van processen leidend tot een kortere doorlooptijd van het bouwproces.

7. Monitoring

De werking van het programma zal worden gemonitored door de maritieme cluster en door Economische Zaken. De monitoring door de maritieme cluster is vooral gericht op het bereiken van de resultaten van het innovatieprogramma en de monitoring door Economische Zaken op de verantwoording van de financiële betrokkenheid van het departement.

Toelichting

Algemeen

1. Inleiding

De doelstelling van de regeling is subsidieverlening mogelijk te maken voor maritieme haalbaarheids- en innovatieprojecten die passen in het Maritiem Innovatie Programma op de sectoren ‘offshore’ en ‘maritieme maakindustrie’. Zie voor de inhoud van dit innovatieprogramma onderstaande paragraaf en de bij deze regeling behorende bijlage 1.

2. Het Maritiem Innovatie Programma (MIP)

Het Innovatieplatform heeft een aantal sleutelgebieden benoemd, waaronder het sleutelgebied Water. Binnen het gebied Water is onder meer het Maritiem Innovatie Programma opgesteld. Het Maritiem Innovatie Programma is, net zoals andere programma’s, vraaggestuurd tot stand gekomen: het voortouw heeft bij de bedrijven zelf gelegen. De strategische agenda met bijbehorende visiedocumenten die door de bedrijven uit de maritieme cluster zijn opgesteld, zijn te vinden op www.innovatieindialoog.nl.

De maritieme cluster heeft Economische Zaken gevraagd om steun te verlenen bij de uitvoering van het innovatieprogramma. Economische Zaken heeft het innovatieprogramma daarom door de Strategische Adviescommissie Innovatieprogramma’s laten toetsen aan de criteria voor de programmatische aanpak binnen het innovatiebeleid. Deze adviescommissie heeft de Minister van Economische Zaken geadviseerd om het Maritiem Innovatie Programma te ondersteunen. Duidelijk is dat het bedrijfsleven niet alle initiatieven kan nemen om de geconstateerde knelpunten te elimineren. Daarnaast is er een impuls nodig vanuit de overheid om het bedrijfsleven, met name het MKB, internationaal concurrerende producten en diensten te laten ontwikkelen. Hiervoor is ook gezamenlijke kennisontwikkeling en ontwikkeling van doorbraaktechnologieën nodig. Gelet op het voorgaande en het gegeven dat innovaties op het gebied van de maritieme cluster bijdragen aan de welvaart in Nederland wil Economische Zaken het Maritiem Innovatie Programma ondermeer middels deze regeling ondersteunen.

Het deelprogramma B (Samenwerking) uit het Maritiem Innovatie Programma wordt in deze regeling ingevuld door de voorziening voor haalbaarheidsprojecten. Er zullen ondermeer haalbaarheidsprojecten worden gesubsidieerd die uiteindelijk resulteren in innovatieprojecten.

Het deelprogramma A (Research voor bedrijfsoverschrijdende kennis en technologie) wordt in deze regeling ingevuld middels de tender voor maritieme innovatieprojecten.

De onderhavige regeling voor haalbaarheidsprojecten en maritieme innovatieprojecten geldt alleen voor subsidies aangevraagd in 2007. Het is de bedoeling dat deze regeling een aanjaageffect heeft bij de start van dit innovatieprogramma. Gedurende de looptijd van het programma zal voor de jaren hierna door de maritieme cluster een jaarwerkplan worden opgesteld in overleg met Economische Zaken, waarin de doelen en bijbehorende instrumenten zullen worden beschreven. Er is gekozen voor jaarwerkplannen om binnen de kaders van het innovatieprogramma een flexibele invulling te kunnen geven aan het programma, afgestemd op de behaalde resultaten van het voorgaande jaar én de verwachte (markt-)omstandigheden. In 2008 wordt gestart met de jaarwerkplannen.

3. De regeling

3.1 Haalbaarheidsprojecten

De subsidievoorziening voor haalbaarheidsprojecten is gebaseerd op artikel 3 van de Kaderwet EZ-subsidies en maakt gebruik van de definities en procedures die zijn opgenomen in de Experimentele kaderregeling subsidies innovatieprojecten. Er kunnen subsidies worden verstrekt voor maritieme haalbaarheidsonderzoeken die passen binnen de kaders van bij deze regeling behorende bijlage 1.

Het MKB wordt traditioneel gezien als de banenmotor van de Nederlandse economie. Innovatie is ook voor deze bedrijven een belangrijk thema, maar de kleinschalige ondernemingsstructuur van bedrijven in de maritieme industrie leidt vaak tot een innovatiebelemmering. Om het potentieel van deze MKB-bedrijven ten volle te benutten zal de betrokkenheid in de innovatietrajecten moeten worden vergroot. Van groot belang hierbij is kennisoverdracht; overdracht van kennis zowel tussen bedrijven onderling als tussen de kennisinfrastructuur en bedrijven. Hierbij gaat het om kennis over zowel technologische als niet-technologische aspecten van innovatie. Het doel van de voorziening voor haalbaarheidsprojecten is daarmee drieledig:

1. het vergroten van de betrokkenheid en het innovatievermogen van het MKB;

2. het stimuleren van innovaties in den brede;

3. het stimuleren van de vorming van samenwerkingsverbanden.

Haalbaarheidsprojecten kunnen resulteren in innovatieprojecten. Op deze manier zullen de haalbaarheidsprojecten ook bijdragen aan:

– Een groter aantal samenwerkingsprojecten tussen het MKB én grote bedrijven en publiek gefinancierde onderzoeksorganisaties, en een versterkte deelname van MKB aan de onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten;

– Een vergroting van de eigen innovatieve kracht van de MKB-bedrijven en een verbetering van de eigen kennispositie;

– Een vergroting van het export aandeel.

Concrete voorbeelden van haalbaarheidsprojecten die kunnen worden verwacht zijn:

– De haalbaarheid van een nieuwe verbindingstechniek voor een onderdeel van de koppeling tussen een bewegende LNG off-loading terminal en een LNG tanker, welke bestendig moet zijn voor én de cryogene omstandigheden én de omgevingsbelastingen;

– De haalbaarheid van een geautomatiseerd hydraulisch onderwatergereedschap voor zeer diep water.

– De haalbaarheid van de toepassing van een nieuwe (licht) materiaal en/of van een nieuwe verbindingstechniek gericht op gewichtsbesparing in de jachtbouw.

– De haalbaarheid van een ICT-functie in de aansturing van de bedrijfsgrensoverschrijdende logistiek in het maakproces.

3.2 Maritieme innovatieprojecten

De subsidievoorziening voor de tender voor maritieme innovatieprojecten is gebaseerd op artikel 3 van de Kaderwet EZ-subsidies en maakt gebruik van de definities en procedures die zijn opgenomen in de Experimentele kaderregeling subsidies innovatieprojecten. Er kunnen subsidies worden verstrekt voor maritieme innovatieprojecten die passen binnen de kaders van bij deze regeling behorende bijlage 1.

In Europees verband zijn ambitieuze doelstellingen geformuleerd ten aanzien van innovatie. Nederland wil binnen Europa tot de koplopers behoren op het gebied van de kenniseconomie. Om deze doelstellingen te realiseren voert de Nederlandse overheid innovatiebeleid. Er is een aantal belangrijke redenen voor de overheid om innovatiebeleid te voeren. De belangrijkste is het feit dat de maatschappelijke baten van kennisontwikkeling groter zijn dan de private baten.

De kwaliteit van de output en de productiviteit van publieke onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten in Nederland (verder O&O-projecten) zijn goed. Ten aanzien van de oriëntatie en benutting van publieke O&O-projecten is er ruimte voor verbetering. Daarnaast zijn bedrijven steeds minder in staat om zelf alle relevante kennis op te doen; niet alleen omdat de technologische ontwikkeling steeds sneller verloopt en complexer wordt, maar ook door de steeds hogere kosten en risico’s die aan het verrichten van onderzoek en ontwikkeling verbonden zijn. Door gebruik te maken van elkaars kennis en kunde kunnen bedrijven sneller met betere producten, productieprocessen en diensten aan de concurrentie het hoofd bieden. Er zijn dus duidelijke redenen om technologische samenwerking tussen bedrijven en publiek gefinancierde onderzoeksorganisaties en bedrijven onderling te blijven bevorderen.

Doel van deze tender is om een belangrijke bijdrage te leveren aan de kennisopbouw binnen het programma. Daarnaast heeft deze tender als doel om belangrijke kansen te geven voor het beter benutten van het innovatiepotentieel van het midden- en kleinbedrijf. Om die reden wordt het subsidiepercentage voor het MKB met 10 procent verhoogd wanneer de subsidiabele kosten betrekking hebben op industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling. Het gaat hierbij nadrukkelijk om niet-ordergebonden onderzoek en ontwikkeling.

De maritieme innovatieprojecten zullen bijdragen aan:

– een vergroting van de eigen innovatieve kracht van de maritieme cluster en een verbetering van de eigen kennispositie, door enerzijds kennisoverdracht vanuit de kennisinfrastructuur en anderzijds kennisoverdracht binnen de samenwerkingsverbanden met de hightech (MKB-)bedrijven;

– een grotere participatie van de MKB-bedrijven met een groter aantal samenwerkingsprojecten tussen MKB én grote bedrijven en/of publiek gefinancierde onderzoeksorganisaties, en met een grotere betrokkenheid van de hightech (MKB-)bedrijven;

– een verbetering van duurzaamheidsaspecten als het energieverbruik en de milieubelasting door de maritieme cluster.

Concrete voorbeelden van maritieme innovatieprojecten die kunnen worden verwacht zijn:

– nieuwe expertise voor verbindingstechnieken voor de koppeling tussen bewegende LNG off-loading terminals en LNG tankers, welke bestendig zijn voor én de cryogene omstandigheden én de omgevingsbelastingen;

– de ontwikkeling door een MKB-bedrijf van een gespecialiseerd hydraulisch onderwatergereedschap voor diep water;

– onderzoek en ontwikkeling van een nieuwe verbindingstechniek voor het verbinden van de materialen staal en kunststof, ten behoeve van de besparing op het totaalgewicht van een scheepsconstructie;

– onderzoek naar computermodellen voor de simulatie van het gedrag van maritieme (scheeps-) constructies ten behoeve van ontwerp, engineering, training etc.

4. Staatssteunaspecten

Op 1 januari 2007 is de Europese kaderregeling inzake staatssteun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie in werking getreden (2006/C 323/01). Beide vormen van subsidiëring op grond van deze regeling (subsidiëring van haalbaarheidsprojecten en maritieme innovatieprojecten) vallen binnen de grenzen van dit Europese steunkader. Dit kader bevat specifieke voorschriften voor het voorkomen van indirecte steun die kan ontstaan door overdracht van kennis, die is ontstaan uit activiteiten die gefinancierd zijn met publieke middelen, naar ondernemingen. In de onderhavige regeling is in artikel 12 een inhoudelijk gelijke bepaling opgenomen als te vinden is in het steunkader.

Voor zover het haalbaarheidsprojecten voor MKB-ondernemingen betreft, is rekening gehouden met de Verordening (EG) nr. 70/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1976/2006. Voor zover het om subsidieverstrekking aan maritieme innovatieprojecten betreft, behoeft deze regeling niet gemeld te worden, aangezien de reikwijdte binnen de grenzen van de goedkeurende beschikking van de Europese Commissie van 16 mei 2007 blijft.

5. Administratieve lasten

Gelet op het subsidieplafond voor de in 2007 te verlenen subsidies voor maritieme projecten, en het subsidiebedrag dat ten hoogste ingevolge deze regeling wordt verleend, komen ongeveer 42 projecten voor subsidieverlening in aanmerking, waarvan 30 haalbaarheidsprojecten en 12 maritieme innovatieprojecten. De totale administratieve lasten voor het oriënteren op, het verkrijgen van en verantwoorden van subsidie komen neer op ongeveer 3,4 procent van het subsidieplafond van € 6,5 mln. voor maritieme innovatieprojecten en haalbaarheidsprojecten.

Met deze regeling wordt zo veel mogelijk aangesloten bij de programmatische aanpak zoals ook wordt beoogd met de Experimentele kaderregeling subsidies innovatieprojecten. Een belangrijke doelstelling daarvan is het verminderen van administratieve lasten door eenduidige bepalingen en beperking van het aantal en de zwaarte van de administratieve voorschriften.

De kostendefinitie is ontleend aan die van de subsidieregeling IOP-TTI (Innovatiegerichte Onderzoeksprogramma’s – Technologische Top Instituten), vanwege de goedkeuring door Brussel van het PRIOO-kader waar de IOP-TTI-regeling onder valt. In deze regeling voor maritieme projecten is voor maritieme innovatieprojecten als alternatief voor het gebruik van de standaard kostendefinitie de mogelijkheid opgenomen van een verzoek om toepassing van de eigen kostenmethodiek van de publiek gefinancierde onderzoeksorganisatie. Doel daarvan is niet om het subsidieniveau te veranderen ten opzichte van de subsidie bij toepassing van de standaard kostendefinitie, maar om het administratief eenvoudiger te maken voor de subsidieaanvragende publiek gefinancierde onderzoeksorganisaties.

Bij de haalbaarheidsprojecten wordt het systeem gevolgd van beoordeling op volgorde van binnenkomst van de aanvragen. Het gaat om bescheiden subsidiebedragen tot maximaal € 100.000 per haalbaarheidsproject. Aan MKB-ondernemers wordt bij de subsidieverlening ambtshalve een eerste voorschot verstrekt. Daardoor heeft een MKB-ondernemer geen extra kosten. Slechts bij een aantal haalbaarheidsprojecten (> € 50.000 subsidie) zal een accountantsverklaring noodzakelijk zijn voor het haalbaarheidsproject zelf.

In deze regeling voor maritieme projecten is gebruik gemaakt van de Experimentele kaderregeling subsidies innovatieprojecten. Deze kaderregeling is het centrale instrument voor het programmatische pakket voor innovatie. Veel van de bepalingen uit de kaderregeling worden in deze regeling van toepassing verklaard. Het betreft bepalingen inzake subsidiepercentages, (anti)cumulatie, subsidiabele kosten, aanvraagprocedure, voorschotten, afwijzingsgronden, verplichtingen voor de subsidieontvanger, en voor de maritieme innovatieprojecten bovendien de adviescommissie en de rangschikkingscriteria.

Er is ten gevolge van het gebruik van de Experimentele kaderregeling subsidies innovatieprojecten ten opzichte van de vorige maritieme subsidieregelingen een aantal verbeteringen uitgevoerd. Daardoor vallen de administratieve lasten voor ondernemingen gunstiger uit. Er is onder andere geen vaste vorm meer voorgeschreven voor de samenwerkingsovereenkomsten. Daarbij komt dat de overeenkomsten voorheen bij de aanvraag om verlening van de subsidie moesten worden overgelegd. Thans vindt dat plaats na verlening van de subsidie.

Met deze regeling is met artikel 9, vijfde lid, specifiek voor maritieme innovatieprojecten ook de mogelijkheid ingevoerd uit te gaan van een uurtarief van € 35 voor het geval geen aantoonbare loonkosten voor betrokken personeel worden gemaakt als bedoeld in artikel 9, eerste lid, sub 1, onder a, maar wel arbeid ten behoeve van het project wordt verricht. Voor de directe loonkosten zelf is bovendien bepaald dat bij de begroting wordt uitgegaan van gemiddelde uurtarieven per categorie bij het onderzoek betrokken personeel terwijl voorheen daarbij de loonkosten van het betrokken personeel moesten worden overhandigd.

Artikelsgewijs

1. Maritieme haalbaarheidsprojecten

Artikel 2

In dit artikel wordt de mogelijkheid gecreëerd voor een MKB-onderneming om subsidie te verkrijgen voor een maritiem haalbaarheidsproject. Dit artikel bevat, tezamen met de afwijzingsgronden van artikel 15 van de kaderregeling en artikel 4 van deze regeling, de criteria voor het verstrekken van subsidie voor maritieme haalbaarheidsprojecten. Centraal in de criteria staat, dat het moet gaan om een project in de zin van deze regeling. Dit impliceert dat moet worden voldaan aan alle in de van toepassing zijnde definities van de in artikel 1 opgenomen elementen.

In verband met de kosten en risico’s die gemoeid zijn met industrieel onderzoek en experimentele ontwikkeling is het veelal raadzaam de haalbaarheid van een innovatieproject te bestuderen. Het doel van deze subsidiemogelijkheid is om een studie naar de haalbaarheid voor een MKB-onderneming om een maritiem innovatieproject op te zetten te subsidiëren.

In dit artikel wordt verwezen naar bijlage 1 waarin de kaders zijn beschreven waarbinnen aanvragen kunnen worden ingediend.

Artikel 3

Het vierde lid van artikel 3 regelt onder andere dat de aanvragen voor een maritiem haalbaarheidsproject kunnen worden ingediend vanaf de datum van inwerkingtreding van paragraaf 2 van deze regeling (zie artikel 14) tot en met 31 oktober 2007, 18:00 uur.

Artikel 4

In dit artikel zijn in aanvulling op artikel 15 van de kaderregeling extra afwijzingsgronden opgenomen. Daarnaast kan ook afwijzend moeten worden beslist op grond van artikel 7 van de Kaderwet EZ-subsidies, indien subsidieverstrekking in strijd zou zijn met ingevolge een verdrag voor de staat geldende verplichtingen, of op grond van artikel 4:35 van de Awb. Afwijking op grond van dit laatste artikel is mogelijk indien gegronde vrees bestaat dat de activiteiten niet zullen plaatsvinden, dat niet aan de aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen zal worden voldaan, of dat niet op behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal worden afgelegd, bij onjuiste of onvolledige gegevensverstrekking indien dat geleid zou hebben tot een onjuiste beschikking en ingeval van faillissement, surseance van betaling of van toepassing verklaring van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, of indien een verzoek daartoe is ingediend. In de eerste plaats zal een aanvraag op grond van artikel 15 van de kaderregeling worden afgewezen, indien zij niet voldoet aan enige bepaling van de geldende regelgeving.

2. Maritieme innovatieprojecten

Artikel 5

In dit artikel wordt de mogelijkheid gecreëerd voor een maritiem innovatie-samenwerkingsverband om subsidie te verkrijgen voor een maritiem innovatieproject. Dit artikel bevat, middels de verwijzing naar bijlage 1, tezamen met de afwijzingsgronden van artikel 15 van de kaderregeling en artikelen 10 en 11 van deze regeling, de criteria voor het verstrekken van subsidie voor maritieme innovatieprojecten. Centraal in de criteria staat, dat het moet gaan om een project in de zin van deze regeling. Dit impliceert dat moet worden voldaan aan alle in de van toepassing zijnde definities van de in artikel 1 opgenomen elementen.

In dit artikel wordt verwezen naar bijlage 1 waarin de kaders zijn beschreven waarbinnen aanvragen kunnen worden ingediend.

Artikel 8

Op grond van dit artikel bedraagt het subsidiepercentage voor industrieel onderzoek voor ondernemers 35 procent. Dat subsidiepercentage wordt voor MKB-ondernemers met 10 procentpunten verhoogd. Het subsidiepercentage voor industrieel onderzoek voor een publiek gefinancierde onderzoeksorganisatie bedraagt, conform artikel 3, eerste lid, onderdeel b, van de kaderregeling, 50 procent.

Indien het om experimentele ontwikkeling gaat, is de percentage van artikel 3, eerste lid, sub c van de kaderregeling van toepassing, te weten 25 procent. Door de verhoging van 10 procentpunten voor MKB-ondernemers op grond van artikel 3, derde lid van de kaderregeling, bedraagt het subsidiepercentage voor MKB-ondernemers voor experimentele ontwikkeling 35 procent. Fundamenteel onderzoek wordt niet gesubsidieerd.

Artikel 9

In het belang van zo laag mogelijke administratieve lasten is gezocht naar mogelijkheden om de toepassing van de kostendefinitie te vereenvoudigen. Dit heeft geresulteerd in de volgende vereenvoudigingen: in de begroting kan worden uitgegaan van door de indiener onderbouwde gemiddelde uurtarieven voor de directe loonkosten per categorie van het bij het onderzoek betrokken personeel. Wat betreft het volume van de directe loonkosten kan in de begroting worden uitgegaan van een zo goed mogelijke toerekening van het deel van de jaartijd aan een bij het project of het programma betrokken fte.

Voor de nacalculatie ten behoeve van de eindafrekening van een project is een sluitende urenadministratie vereist, behalve indien:

– aantoonbaar is dat het project ingevuld wordt door medewerkers die hun tijd volledig (100%) aan het project besteden, aan te tonen door een arbeidsovereenkomst voor de duur van het maritiem innovatieproject;

– aantoonbaar is dat bepaalde personen een vast percentage (bijvoorbeeld 50%) van hun beschikbare tijdsinzet aan het project besteden (dit kan bijvoorbeeld via een schriftelijke verklaring ondertekend door de verantwoordelijk leidinggevende die is opgenomen in de administratie van de instelling).

De kosten van het gebruik van bestaande machines en apparatuur van de deelnemers komen slechts in aanmerking voor de subsidiegrondslag voorzover zij zijn toe te rekenen aan het maritiem innovatieproject. De toerekening van deze kosten wordt gedaan naar evenredigheid van de tijd welke de machines respectievelijk de apparatuur worden gebruikt voor het onderzoek.

Voor publiek gefinancierde onderzoeksorganisaties is de toepassing van de nieuwe kostendefinitie problematischer dan voor het bedrijfsleven, met name wat betreft het systeem van productieve uren per fte per jaar. Daarom is voor hen de mogelijkheid gecreëerd hun eigen, in hun hele organisatie gangbare, controleerbare methodiek voor de berekening van het uurloon en opslag voor algemene kosten te gebruiken. Mits voldoende onderbouwd behoort toepassing van hun eigen systeem tot de mogelijkheden. Het verzoek hiertoe dient vergezeld te gaan van een assurance-rapport door een accountant. In dit assurance-rapport doet de accountant een mededeling over de aanvaardbaarheid van de methodiek, waarbij hij in dit kader onder meer beoordeelt: de toepassing van bedrijfseconomisch aanvaardbare, stelselmatige toerekening van kosten, de consistentie met de in de organisatie gangbare methodieken en het volgen van een bestendige gedragslijn. Dit kostenmodel is overigens niet van invloed op de hoogte van de subsidie.

De in het eerste lid, onder a, 5°, genoemde aan derden verschuldigde kosten (indien noodzakelijk aan derden in het buitenland) betreffen onder meer de kosten van het gebruik van machines en apparatuur bij niet-deelnemende publiek gefinancierde onderzoeksorganisaties en ondernemers en het inhuren van testpersonen. De kosten voor kennisoverdracht en verankering zijn subsidiabel volgens de subsidiepercentages van de categorie onderzoek van waaruit de kennis is ontstaan.

Artikel 10

De regeling richt zich op maritieme innovatieprojecten van maritieme innovatie-samenwerkingsverbanden die een substantiële start van het innovatieprogramma bewerkstelligen. De duur van de projecten is maximaal vier jaar. Door deze eis komen de resultaten van de met het innovatieprogramma nagestreefde ontwikkeling redelijk snel ter beschikking.

In dit artikel zijn verder, in aanvulling op artikel 15 van de kaderregeling, twee afwijzingsgronden opgenomen. Daarnaast kan ook afwijzend worden beslist op grond van artikel 7 van de Kaderwet EZ-subsidies, indien subsidieverstrekking in strijd zou zijn met ingevolge een verdrag voor de staat geldende verplichtingen, of op grond van artikel 4:35 van de Awb. Afwijking op grond van dit laatste artikel is mogelijk indien gegronde vrees bestaat dat de activiteiten niet zullen plaatsvinden, dat niet aan de aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen zal worden voldaan, of dat niet op behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal worden afgelegd, bij onjuiste of onvolledige gegevensverstrekking indien dat geleid zou hebben tot een onjuiste beschikking en ingeval van faillissement, surseance van betaling of van toepassing verklaring van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, of indien een verzoek daartoe is ingediend. In de eerste plaats zal een aanvraag op grond van artikel 15 van de kaderregeling worden afgewezen, indien zij niet voldoet aan enige bepaling van de geldende regelgeving.

Artikel 11

De Adviescommissie Maritiem Innovatie Programma adviseert de Minister over aanvragen om subsidie voor een maritiem innovatieproject. De adviescommissie adviseert over de aanvragen waarop niet reeds met toepassing van artikel 10 van deze regeling of op grond van artikel 15 van de kaderregeling afwijzend is beslist. De op grond van artikel 10 van deze regeling afgewezen aanvragen doen dus niet mee aan de rangschikking zoals bedoeld in het vierde lid van artikel 11. Het vierde lid bevat de rangschikkingscriteria.

Bij de in het vierde lid bedoelde rangschikking hanteert de adviescommissie een puntensysteem. Alle in dat lid vermelde criteria wegen even zwaar (vijfde lid). De criteria richten zich op de kwaliteit van de samenwerking met een positieve waardering voor de betrokkenheid van MKB-ondernemers, het effect van het project op MKB-ondernemingen alsmede de mate van samenwerking met publiek gefinancierde onderzoeksorganisaties. Daarnaast gelden als criteria de technologische innovatie, de te verwachten economische resultaten en de duurzaamheidsaspecten van het maritiem innovatieproject. Ook hiervoor geldt dat de gegevens in de aanvraag steeds de grondslag voor de beoordeling vormen. De beoordelingscriteria worden voorts gehanteerd vanuit het perspectief van het Maritiem Innovatie Programma als geheel. Dat betekent dat hoog resultaat ten aanzien van bijvoorbeeld uitsluitend technologische innovatie niet automatisch leidt tot een hoge waardering. Indien dit hoog resultaat slechts zijdelings een bijdrage levert aan het programma, zal de waardering van de adviescommissie lager zijn.

De beoordeling van het economisch perspectief richt zich op de resultaten van het project. Daarbij wordt niet alleen gekeken naar de kansen van het project, maar ook naar de (vervolg-) activiteiten die nodig zijn om dat resultaat te bereiken, de partijen die die activiteiten moeten verrichten en de omgevingsfactoren waarmee verder rekening moet worden gehouden. Denk bijvoorbeeld bij dit laatste ook aan de afhankelijkheid van toegang tot markten, bijvoorbeeld vanwege goedkeuringsvoorschriften, of de betrokkenheid van andere partijen.

De beoordeling van de duurzaamheid richt zich op de energie- en milieuaspecten van het project. Daarbij wordt onder andere gekeken naar de vermindering van het energieverbruik (gebruik van koolwaterstoffen) en de emissiereductie door schepen. Daarnaast wordt schone en efficiënte winning van koolwaterstoffen door de offshore industrie positief gewaardeerd. Ten slotte worden ook initiatieven die de veiligheid in de maritieme industrie bevorderen op het criterium duurzaamheid positief beoordeeld.

Artikel 12

Dit artikel noemt drie situaties waarin naar het oordeel van de Europese Commissie geen sprake is van (indirecte) staatssteun bij de overdracht van kennis door publiek gefinancierde onderzoeksorganisaties aan deelnemers in een samenwerkingsverband.

Als eerste is er de situatie dat de kennis die overgedragen wordt door een publiek gefinancierde onderzoeksorganisatie ontstaat door activiteiten die volledig zijn betaald door de ontvangende ondernemer of ondernemers die deelnemen aan het samenwerkingsverband.

Een overdracht is ook zonder meer toegestaan als daarbij geen sprake is van bescherming door intellectuele eigendomsrechten. Er is dan geen sprake van ongelijk voordeel. Iedere ondernemer kan op gelijke wijze profiteren van kennis die door publieke financiering tot stand is gekomen. Dit geldt ook ten aanzien van ondernemers die geen deel uitmaken van het samenwerkingsverband.

De derde situatie is die waarbij wel overdracht naar één ondernemer of een beperkte groep van ondernemers binnen het samenwerkingsverband plaats vindt. In dat geval moet het voordeel van het publieke geld waarmee de kennis tot stand is gekomen gecompenseerd worden. Dat kan door een overdacht waarbij de kopende ondernemer(-s) een vergoeding betalen die overeenstemt met de marktprijs. Als door de koper is meebetaald aan de totstandkoming van de betreffende kennis, mogen die kosten in mindering worden gebracht. Voor het bepalen van de hoogte van de vergoeding is geen vaste regel. Dat er sprake is van een vergoeding die overeenkomt met een marktprijs kan blijken uit gevoerde onderhandelingen, advies van deskundigen of bijvoorbeeld vergoedingen die in andere situaties betaald zijn voor vergelijkbare kennis.

3. Formulieren

Artikel 13

De in dit artikel bedoelde formulieren zijn verkrijgbaar bij SenterNovem, Juliana van Stolberglaan 3, Postbus 93144, 2509 AC te Den Haag. Zie eveneens www.senternovem.nl/maritiem.

4. Slotbepalingen

Artikel 14

Voor wat de maritieme haalbaarheidsprojecten betreft, treedt de regeling in werking op de eerste dag van de kalendermaand die volgt op de dagtekening van de Staatscourant teneinde aan de MKB-ondernemers voldoende tijd te geven om hun aanvraag voor te bereiden.

Er is geen overgangsrecht opgenomen aangezien deze subsidieregeling nieuw is. De bepalingen hebben, zodra de inwerkingtreding is geschiedt, onmiddellijke werking.

De Minister van Economische Zaken,

M.J.A. van der Hoeven

Naar boven