Samenwerkingsprotocol tussen Beleidsondersteunend Team Milieu-incidenten en DCMR Milieudienst Rijnmond

Samenwerkingsovereenkomst tussen het Beleidsondersteunend Team Milieu-incidenten, verder te noemen: BOT-mi, rechtsgeldig vertegenwoordigd door de inspecteur-generaal van de VROM-Inspectie van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM), daartoe gemachtigd door de Minister van VROM in haar hoedanigheid van bestuursorgaan

en

de gemeenschappelijke regeling DCMR Milieudienst Rijnmond, rechtsgeldig vertegenwoordigd door de directeur.

Hierna gezamenlijk te noemen: partijen.

Nemen in aanmerking dat

De missie van BOT-mi het ondersteunen is van de Nederlandse crisisbeheersingsorganisatie voor ongevallen met chemische stoffen. Het BOT-mi vindt zijn juridische grondslag in het Besluit Eenheid Planning en Advies Beleidsondersteunend Team milieu-incidenten van 2 april 2002 (Staatscourant 2002, 24 en Staatscourant 2005, 244), nader genoemd als het Besluit BOT-mi.

Het bij de DCMR ondergebrachte Landelijk Informatiepunt Ongevalsbestrijding Gevaarlijke Stoffen (LIOGS) levert ten aanzien van de signalering en de te nemen maatregelen en ondernomen maatregelen bij de bestrijding, afhandeling en nazorg van incidenten binnen en buiten het verzorgingsgebied van de Regionale Hulpverleningsdienst Rotterdam Rijnmond (RHRR). Aan het LIOGS ligt een overeenkomst ten grondslag tussen het ministerie van Binnenlandse Zaken en de DCMR Milieudienst Rijnmond (overeenkomst van opdracht EB94/3138).

Partijen samen wensen te werken ten tijde van (dreigende) incidenten waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn.

In het kader van deze samenwerking het LIOGS/DCMR de Expertgroep en de teamleider van het BOT-mi zal bijstaan op basis van artikel 3.4, vijfde lid en artikel 4.2, tweede lid van het Besluit BOT-mi.

Door deze samenwerking tussen het LIOGS/DCMR en het BOT-mi ontstaat de één loket gedachte, waarbij informatie en kennis kan worden gedeeld. Hiermee wordt voorkomen dat tegengestelde adviezen worden verstrekt.

Komen als volgt overeen:

Artikel 1. Begrippen

a. GRIP: Gecoördineerde Regionale Incidentsbestrijdings Procedure (Handboek voorbereiding rampenbestrijding, ministerie van Binnenlandse Zaken, 2003)1.

b. BOT-mi: Beleidsondersteunend Team milieu-incidenten.

c. LIOGS: Landelijk Informatiepunt Ongevalsbestrijding Gevaarlijke Stoffen bij de DCMR Milieudienst Rijnmond.

d. Handboek BOT-mi. In dit handboek zijn de werkprocessen en procedures beschreven van het BOT-mi (september 2005, versie 1).

e. Het Besluit-BOT-mi: Besluit Eenheid Planning en Advies Beleids-ondersteunend Team milieu-incidenten (Staatscourant 15 december 2005, nr. 244/pag. 24).

Artikel 2. Doel

Het doel van deze overeenkomst is enerzijds dat het LIOGS als externe deskundige bijstand verleend aan het BOT-mi en anderzijds het vastleggen van de afspraken tussen het Beleidsondersteunend Team milieu-incidenten (BOT-mi) en het Landelijk Informatiepunt Ongevalbestrijding Gevaarlijke Stoffen (LIOGS) bij de DCMR Milieudienst Rijnmond (DCMR) over de samenwerking ten tijde van (dreigende) incidenten met chemische stoffen om een eenduidig optreden te bevorderen.

Artikel 3. Extern deskundige

Het LIOGS zal aan de Expertgroep en de teamleider van het BOT-mi als externe deskundige in de zin van de artikelen 3.4, vijfde lid, en 4.2, tweede lid, van het Besluit-BOT-mi bijstand verlenen.

Artikel 4. Domein

1.De inzet bij incidenten wordt als volgt geregeld:

a. Het LIOGS richt zich met name op het eerste uur van het incident. Het LIOGS heeft een directe lijn met de Officier van Dienst (OvD) of Regionaal Officier Gevaarlijke Stoffen (ROGS) op de plaats van het incident voor:

- het geven van adviezen;

- het verstrekken van informatie over gevaarlijke stoffen;

- het optreden als vraagbaak.

b. Het BOT-mi richt zich met name op de fase na het eerste uur van het incident.

c. Het BOT-mi is in principe alleen betrokken bij chemische calamiteiten waar milieu- of gezondheidseffecten zijn vastgesteld of zijn te verwachten buiten de directe omgeving van het plaatsincident of waar gezondheidseffecten van gevaarlijke stoffen voor hulpverleners of bedrijfspersoneel worden vastgesteld of zijn te verwachten.

d. De informatie en de adviezen, die door LIOGS in het eerste uur zijn verstrekt worden als input gebruikt voor het daarop volgende adviesproces van het BOT-mi waardoor het adviesproces van beide organisaties naadloos op elkaar aan moet sluiten.

Artikel 5. Rol BOT-mi

1. Indien een adviesaanvraag bij het BOT-mi wordt gedaan, wordt het LIOGS op basis van artikel 3 altijd gealarmeerd zoals beschreven in artikel 8.3.

2. Indien het BOT-mi conform haar beoordeling geen actie voor BOT-mi noodzakelijk acht en mogelijk wel voor het LIOGS, verwijst zij door naar het LIOGS.

Artikel 6. Rol LIOGS

1. Het LIOGS meldt incidenten met gevaarlijke stoffen tot en met GRIP 1, waarbij het LIOGS betrokken is in principe niet aan het BOT-mi, tenzij het LIOGS van mening is dat ook de deskundigheid van het BOT-mi noodzakelijk is.

2. Incidenten met gevaarlijke stoffen van GRIP 2 en hoger, waarbij het LIOGS betrokken is, meldt het LIOGS direct aan het BOT-mi via de dienstdoende ambtenaar van VROM zoals bepaald in artikel 8.1.

Artikel 7. Afspraken partijen bij incidenten

1. In overleg tussen het LIOGS en het BOT-mi kunnen de volgende afspraken worden gemaakt.

• Het LIOGS verzoekt het BOT-mi de advisering over te nemen (na afstemming met de aanvrager van het advies). Het LIOGS blijft als deelnemende BOT-mi organisatie betrokken bij de advisering.

• Het BOT-mi verzoekt het LIOGS de advisering voort te zetten (na afstemming met de aanvrager van het advies).

De operationeel leider ter plaatse moet hiervoor toestemming geven.

2. Tijdens het verloop van het incident kan het LIOGS of de aanvrager van het advies ook nog besluiten het BOT-mi in te schakelen.

Artikel 8. Alarmering

1. Melding naar het BOT-mi vanuit het LIOGS vindt altijd plaats via het Meldpunt VROM (tel. 070- 3832425, noodnet: 17444, fax noodnet: 17414). Na de melding wordt de Dienstdoend Ambtenaar VROM (DDA) door het meldpunt gesemafoneerd. De DDA belt terug naar de piketfunctionaris van het LIOGS voor verificatie van de melding, het verzamelen van relevante informatie en het vastleggen van vragen aan BOT-mi. Hierna activeert de DDA de dienstdoende teamleider BOT-mi. De teamleider BOT-mi wordt dan het aanspreekpunt voor het LIOGS en neemt contact op met de piketfunctionaris van het LIOGS.

2. Melding naar het LIOGS vanuit het BOT-mi vindt altijd plaats via de Meldkamer van DCMR (tel. 010-4733 333, noodnet 18160). Aanspreekpunt voor het BOT-mi bij het LIOGS is de piketfunctionaris van het LIOGS.

3. Indien het BOT-mi wordt geactiveerd, wordt het LIOGS als deelnemende BOT-mi organisatie conform de geldende procedures uit het Handboek BOT-mi gealarmeerd en ingeschakeld.

Artikel 9. Uitwisseling van informatie

1.Indien op basis van deze samenwerkingsovereenkomst informatie over het incident uitgewisseld moet worden tussen het BOT-mi en het LIOGS verstrekken partijen deze informatie aan elkaar, tenzij er sprake is van vertrouwelijke informatie die op basis van wettelijke geheimhoudingsverplichtingen niet aan derden mag worden verstrekt.

2. In het contact tussen de teamleider BOT-mi en de piketfunctionaris van het LIOGS worden de bereikbaarheidsgegevens (telefoon- en faxnummer/e-mail adres etc) uitgewisseld om zodoende mondelinge en schriftelijke informatie met elkaar uit te wisselen.

3. Indien het BOT-mi is geactiveerd, vindt de informatie-uitwisseling plaats conform de BOT-mi procedures (onder meer via de BOT-mi website), zoals genoemd in het Handboek BOT-mi.

4. Schematisch vindt de informatie-uitwisseling als volgt plaats:

stcrt-2007-131-p16-SC81388-1.gif

Artikel 10. Gebruik van informatie

1. Het BOT-mi heeft de taak de deelnemende departementen aan het BOT-mi op verzoek of uit eigen beweging te voorzien van informatie met het oog op de bestrijding of beoordeling van incidenten, die vallen onder hun beleidsverantwoordelijkheid. Ook voor de deelnemende departementen aan het BOT-mi geldt dat zij discreet met de informatie dienen om te gaan.

2. Indien de informatie gegenereerd wordt door het BOT-mi in de respons- of nazorgfase buiten BOT-mi verband moet worden aangewend, informeert het BOT-mi direct het LIOGS via de in artikel 8.2 afgesproken kanalen.

3. Het BOT-mi heeft geen rechtstreeks contact met de media. Dit blijft de verantwoordelijkheid van de betrokken gemeenten, veiligheidsregio’s, provincies en departementen.

Artikel 11. Communicatie

De inhoud van deze samenwerkingsovereenkomst tussen het BOT-mi en het LIOGS/DCMR wordt door BOT-mi en het LIOGS/DCMR gecommuniceerd met alle veiligheidsregio’s en andere betrokken organisaties, zoals de landelijke netwerken Ongevalsbestrijding Gevaarlijke Stoffen en Gezondheidskundig Adviseurs Gevaarlijke stoffen, het Landelijk Operationeel Coördinatie Centrum (LOCC), het Nationaal Coördinatie Centrum (NCC), de NVBR en het NIBRA.

Artikel 12. Evaluatie

Jaarlijks of indien eerder noodzakelijk evalueren partijen deze samenwerkingsovereenkomst en stellen deze eventueel bij. Het beheer van het samenwerkingsprotocol BOT-mi-LIOGS valt onder de verantwoordelijkheid van de operationeel manager BOT-mi. Wijzigingen kunnen worden doorgegeven via SecretariaatCM@minvrom.nl.

Deze overeenkomst betreft een samenwerkingsprotocol met een dynamische en flexibele procedure die in wederzijds overleg, kan worden aangepast aan nieuwe inzichten en ervaringen.

Artikel 13. Beëindiging overeenkomst

Elke partij kan deze samenwerkingsovereenkomst zonder opgaaf van redenen, met inachtneming van een opzegtermijn van een maand, schriftelijk opzeggen.

Artikel 14. Inwerkingtreding

Deze overeenkomst treedt in werking na ondertekening door de partijen en wordt voor onbepaalde tijd aangegaan.

Artikel 15. Publicatie

De zakelijke inhoud van deze overeenkomst wordt binnen een maand na ondertekening gepubliceerd in de Staatscourant en ligt gedurende vier weken ter inzage bij het secretariaat van de stafafdeling Crisismanagement van VROM.

Artikel 16. Afspraken BOT-mi met de veiligheidsregio’s

Door het BOT-mi zijn met alle veiligheidsregio’s samenwerkingsafspraken gemaakt. Deze zijn vastgelegd in samenwerkingsovereenkomsten. De gemaakte afspraken tussen de veiligheidsregio’s en het BOT-mi blijven onverminderd van kracht.

In tweevoud ondertekend op 4 juni 2007 te Schiedam.

Namens de Minister van VROM (het BOT-mi),
de inspecteur-generaal van VROM-Inspectie,
G.J.R. Wolters.
Namens de DCMR,
de directeur DCMR,
J.H. van den Heuvel.

1 De opschalingsniveaus kunnen in hoofdlijn als volgt worden beschreven.

GRIP-1. Bij GRIP-1 wordt alleen op de plaats van het incident een operationele staf ingericht: het Coördinatieteam Plaats Incident (CTPI). In dit team vindt multidisciplinaire afstemming plaats. Er is geen specifieke operationele leider; er wordt op collegiale wijze samengewerkt. Op tactisch en strategisch niveau wordt géén staf ingericht.

GRIP-2. Bij GRIP-2 wordt de staf op de plaats van het incident omgevormd tot een Commando Rampterrein (CoRT), dat onder het commando van de brandweercommandant komt te staan. Daarnaast wordt op strategisch niveau het gemeentelijk beleidsteam ingericht en komt op tactisch niveau de kernbezetting van het Regionaal Operationeel Team (ROT) bijeen.

GRIP-3. Bij GRIP-3 wordt op strategisch niveau een regionaal beleidsteam ingericht onder voorzitterschap van de coördinerend bestuurder.

GRIP-4. Bij GRIP-4 vindt verdere opschaling plaats naar het provinciale en/of nationale niveau.

Naar boven