Klachtenregeling SIOD

Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 27 juni 2007, nr. SIOD/2007/21337, tot het vaststellen van nadere regels over de behandeling van klachten over gedragingen van opsporingsambtenaren van de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Klachtenregeling SIOD)

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 14, eerste lid, van de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten;

Besluit:

Artikel 1

Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. wet: de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten;

b. SIOD: de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bedoeld in artikel 2, onder d, van de wet;

c. opsporingsambtenaar: de ambtenaar van de SIOD, bedoeld in artikel 1, onder b, van de wet;

d. klachtencommissie: de commissie, bedoeld in artikel 14, tweede lid, onder a, van de wet.

e. hoofd van het functioneel parket: de officier van justitie, bedoeld in artikel 137a, tweede lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie.

Artikel 2

Klachtencommissie

1. Er is een klachtencommissie die is belast met de behandeling van schriftelijke klachten en die de directeur van de SIOD adviseert over de afhandeling daarvan.

2. Afdeling 9.1.3 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing.

Artikel 3

Indiening en ontvangstbevestiging klacht

1. Een schriftelijke klacht over een gedraging van een opsporingsambtenaar wordt ingediend bij de directeur van de SIOD.

2. De directeur van de SIOD vermeldt bij het bericht van ontvangst van de klacht, bedoeld in artikel 9:6 van de Algemene wet bestuursrecht, het verloop en de duur van de procedure voor de behandeling van klachten.

Artikel 4

Advies hoofd functioneel parket

1. De directeur van de SIOD stelt het hoofd van het functioneel parket in de gelegenheid om binnen vier weken advies uit te brengen over de afhandeling van de klacht.

2. Indien het hoofd van het functioneel parket advies uitbrengt, zendt de directeur van de SIOD het advies onverwijld na de ontvangst daarvan aan de klachtencommissie en de opsporingsambtenaar op wiens gedraging de klacht betrekking heeft.

3. Indien het advies van de klachtencommissie afwijkt van het advies van het hoofd van het functioneel parket, wordt in eerstbedoeld advies de reden voor die afwijking vermeld.

Artikel 5

Afdoening, registratie en publicatie van klachten

1. De directeur SIOD zendt een afschrift van de kennisgeving, bedoeld in artikel 9:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, aan de klachtencommissie en de opsporingsambtenaar op wiens gedraging de klacht betrekking heeft.

2. De directeur SIOD houdt een registratie bij van de ingediende en afgehandelde klachten en draagt zorg voor een jaarlijkse publicatie waarin de klachten en de afdoening ervan zijn opgenomen.

Artikel 6

Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 juni 2007.

Artikel 7

Overgangsrecht

Deze regeling is niet van toepassing op een klacht over een gedraging van een opsporingsambtenaar die is ingediend vóór 1 juni 2007.

Artikel 8

Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Klachtenregeling SIOD

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 27 juni 2007.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, A. Aboutaleb.

Toelichting

Algemeen

1.1. Inleiding

De Wet op de bijzondere opsporingsdiensten (Wet BOD) is op 1 juni 2007 in werking getreden.

Op grond van artikel 14 van de Wet BOD is de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Minister van SZW) gehouden nadere regels vast te stellen over de behandeling van klachten over gedragingen van opsporingsambtenaren die werkzaam zijn bij de Sociale Inlichtingen en Opsporingsdienst van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SIOD).

Daarbij dient te worden voorzien in:

– de instelling van een commissie, bestaande uit onafhankelijke leden, die overeenkomstig hoofdstuk 9, afdeling 9.1.3 (de Wet BOD spreekt abusievelijk over ‘afdeling 9.3’) van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is belast met de behandeling van klachten en advisering over de afhandeling daarvan

– de registratie van de ingediende klachten en, indien beschikbaar, de daarop genomen beslissingen en

– een jaarlijkse publicatie van de geregistreerde klachten en beslissingen.

Deze regeling strekt ertoe de nadere regels vast te stellen, met dien verstande dat de instelling van een onafhankelijke klachtenadviescommissie zal plaatsvinden bij een afzonderlijke regeling.

Verder zijn nog regels opgenomen die voortvloeien uit het voorschrift van artikel 15 van de Wet BOD dat van de klacht onverwijld na de ontvangst daarvan een afschrift wordt gezonden aan het functioneel parket en dat het hoofd van het functioneel parket in de gelegenheid wordt gesteld advies over de afhandeling van de klacht uit te brengen.

Overwogen wordt de instelling van een onafhankelijke klachtencommissie, die ook zal adviseren omtrent de afhandeling van klachten over gedragingen van opsporingsambtenaren die werkzaam zijn bij de bijzondere opsporingsdienst, ressorterend onder de Minister van Financiën (FIOD-ECD), de bijzondere opsporingsdienst ressorterend onder de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM-IOD) en de bijzondere opsporingsdienst, ressorterend onder de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (AID). Besluitvorming omtrent de in- en samenstelling van deze commissie heeft niet vóór 1 juni 2007 kunnen plaatsvinden. Daarom zal vooruitlopend op de instelling van zo’n geheel onafhankelijke commissie, bij afzonderlijke ministeriële regeling worden voorzien in een (voorlopige) interdepartementale klachtencommissie, die is samengesteld uit een onafhankelijke voorzitter en een viertal leden, elk afkomstig van een van de betrokken bijzondere opsporingsdiensten. Bij de behandeling van een klacht met betrekking tot een opsporingsambtenaar van een bepaalde bijzondere opsporingsdienst (bijvoorbeeld de SIOD) zal het lid van de klachtencommissie, werkzaam bij de desbetreffende BOD (in dit voorbeeld: SIOD), geen zitting hebben in de commissie. Op die wijze is in voldoende mate de onafhankelijkheid van de klachtencommissie gewaarborgd. Na enige tijd zal worden geëvalueerd of deze samenstelling en werkwijze voldoet, of dat het voor een behoorlijke afhandeling van klachten toch wenselijk wordt geacht een geheel van de bijzondere opsporingsdiensten en betrokken departementen onafhankelijke commissie in te stellen.

1.2. Algemene procedurebepalingen in de Awb

Een algemene procedureregeling voor de behandeling van klachten is geregeld in hoofdstuk 9 van de Awb. Artikel 14 van de Wet BOD sluit bij deze systematiek aan en schrijft de instelling van een onafhankelijke klachtenadviescommissie voor. Afdeling 9.1.3 van de Awb is daarmee van toepassing verklaard. De Klachtenregeling SIOD bevat alleen aanvullende bepalingen met betrekking tot de procedureregeling van de afdelingen 9.1.2 en 9.1.3 van de Awb en hoofdstuk VI van de Wet BOD.

1.3. Aanvullende bepalingen in de Wet BOD

Hoofdstuk VI van de Wet BOD bevat een enkele kleine aanvulling op de algemene regeling uit hoofdstuk 9 van de Awb. De registratie- en publicatieplicht (artikel 9:12a Awb) wordt verbreed tot de op die klachten genomen beslissingen, indien beschikbaar (artikel 14, tweede lid, onder b en c, Wet BOD). Naast de advisering door de onafhankelijke klachtencommissie, wordt ook het hoofd van het functioneel parket van het Openbaar Ministerie in de gelegenheid gesteld advies over de afhandeling van de klacht in te dienen (artikel 15 Wet BOD). Vanwege dit extra advies, is de proceduretermijn verlengd tot veertien weken (artikel 16 Wet BOD).

1.4. Aanvullende bepalingen in de Klachtenregeling SIOD

De Klachtenregeling SIOD bevat slechts enkele aanvullingen op hoofdstuk 9 van de Awb en hoofdstuk VI van de Wet BOD. Bij het opstellen van aanvullingen is terughoudendheid betracht. De aanvullingen betreffen enerzijds de uitvoering van artikel 14, tweede lid, van de Wet BOD en voorts een aantal nuttige informatieverplichtingen (aanvullende informatie in de ontvangstbevestiging, toezending van stukken en adviezen, aanvullende motiveringsplicht voor de klachtencommissie). Deze aanvullingen worden in de artikelsgewijze toelichting nader toegelicht. De instelling en bemensing van de (interdepartementale) onafhankelijke klachtencommissie geschiedt bij een afzonderlijke regeling, vastgesteld in onderlinge overeenstemming tussen alle betrokken ministers.

De klachtenregeling dient dus altijd gelezen te worden in samenhang met hoofdstuk 9 van de Awb, hoofdstuk VI van de Wet BOD en bedoeld instellingsbesluit.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Deze klachtenregeling heeft betrekking op één van de vier bijzondere opsporingsdiensten, genoemd in artikel 2 van de Wet BOD: de SIOD.

De SIOD is een onderdeel van het ministerie van SZW en houdt zich bezig met de grotere en complexere opsporingsonderzoeken, die zich afspelen binnen het sociale domein. De SIOD werkt onder gezag van het functioneel parket van het Openbaar Ministerie (artikel 3 Wet BOD). Om die reden wordt het hoofd van het functioneel parket in de gelegenheid gesteld te adviseren omtrent de afhandeling van een klacht (artikel 15 Wet BOD).

De klachtenregeling ziet uitsluitend op gedragingen van opsporingsambtenaren, niet op andere ambtenaren in dienst van de SIOD.

De term ‘klacht’ is ontleend aan hoofdstuk 9 van de Awb. Deze term is in de Awb niet gedefinieerd, evenmin als de term ‘gedraging’. Uitgangspunt van hoofdstuk 9 Awb is een ruim klachtbegrip. Alles wat geen aanvraag, bezwaarschrift of verzoek om informatie is, kan worden aangemerkt als klacht. Een gangbare omschrijving is: mondelinge of schriftelijke uiting van ontevredenheid of ongenoegen over iemand. Onder gedraging valt elk handelen of nalaten door een opsporingsambtenaar.

Artikel 2

Dit artikel geeft uitvoering aan artikel 14, tweede lid, onder a, van de Wet BOD. Aangezien de Wet BOD ten aanzien van de inschakeling van een onafhankelijke commissie abusievelijk verwijst naar het van toepassing zijn van afdeling 9.3 van de Awb, is in dit artikel de juiste verwijzing opgenomen: afdeling 9.1.3.

Een onafhankelijke klachtencommissie wordt bij afzonderlijke regeling ingesteld. Deze commissie zal adviseren over klachten met betrekking tot bijzondere opsporingsambtenaren in dienst van de de AID, de FIOD-ECD, de SIOD en de VROM IOD.

Artikel 3

Het hoofd van de bijzondere opsporingsdienst, de directeur van de SIOD, is gemandateerd om namens het bestuursorgaan, in casu de Minister van SZW, klachten over gedragingen van opsporingsambtenaren te behandelen en daaromtrent te beslissen. De directeur SIOD draagt dus zorg voor een behoorlijke behandeling van zowel mondeling (telefonisch) als schriftelijk binnenkomende klachten.

Voor de behandeling van mondelinge klachten kan dit betekenen dat de directeur een instructie aan het personeel van de SIOD geeft, hoe klagers dienen te worden te woord gestaan en of van telefonische klachten en de afhandeling daarvan aantekening dient te worden gehouden.

Een schriftelijke klacht kan rechtstreeks bij de directeur worden ingediend. Het postadres is: Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst Postbus 93356 2509 AJ Den Haag.

De afdelingen 9.1.2 en 9.1.3 van de Awb regelen nergens dat (een afschrift van) het klaagschrift (en eventuele bijbehorende stukken) in handen wordt gesteld van de klachtencommissie. Kennelijk spreekt dit vanzelf. In artikel 15 van de Wet BOD wordt wel bepaald dat een afschrift van het klaagschrift onverwijld na de ontvangst wordt toegezonden aan het hoofd van het functioneel parket.

Artikel 4

In afwijking van artikel 9:11, eerste lid, van de Awb, wordt de klacht overeenkomstig artikel 16 van de Wet BOD, binnen veertien weken na de ontvangst van het klaagschrift afgehandeld. De termijn is verlengd vanwege de mogelijkheid van advies die wordt geboden aan het hoofd van het functioneel parket. Aanvullend op artikel 15 van de Wet BOD is een termijn van vier weken gesteld aan het hoofd van het functioneel parket, waarbinnen dit advies kan worden uitgebracht (eerste lid). Deze termijn is relatief kort, zodat de klachtencommissie en de opsporingsambtenaar van dit advies kennis kunnen nemen vóór aanvang van de hoorzitting. De klager zal tijdens de hoorzitting omtrent dit advies kunnen worden geïnformeerd.

In het advies van de klachtencommissie zal ook worden ingegaan op het advies van het hoofd van het functioneel parket.

Hoofdstuk VI van de Wet BOD regelt alleen dat twee adviezen dienen te worden ingewonnen: een advies van een onafhankelijke klachtencommissie en een advies van het hoofd van het functioneel parket. Niet geregeld is de eventuele samenhang tussen beide adviezen. Aanvullend is daarom geregeld, dat het advies van het hoofd van het functioneel parket zo tijdig wordt uitgebracht, dat de klachtencommissie in haar advies dit eerder uit te brengen advies kan betrekken. Indien de klachtencommissie tot een afwijkend advies komt, dient zij dit in haar advies uitdrukkelijk te motiveren (derde lid).

Artikel 5

Aanvullend op artikel 9:12 van de Awb is bepaald dat een afschrift van de afdoeningsbrief aan de klachtencommissie en aan de betrokken opsporingsambtenaar wordt toegezonden (eerste lid).

De ingevolge artikel 9:12a van de Awb verplichte registratie en publicatie van schriftelijke klachten is in artikel 14, tweede lid, onder b en c, van de BOD, verruimd: behalve klachten dienen ook de beslissingen daarop te worden geregistreerd en gepubliceerd. Publicatie vindt plaats in een geanonimiseerde vorm, en kan plaatsvinden in een jaarverslag, maar ook op bijvoorbeeld de website van het ministerie van SZW (tweede lid).

Artikelen 6 en 7

De Wet BOD is op 1 juni 2007 in werking getreden. Aangezien deze regeling na 1 juni 2007 in de Staatscourant zal worden geplaatst, is voorzien in terugwerkende kracht tot en met 1 juni 2007. Deze terugwerkende kracht hangt samen met het overgangsrecht, waarin is geregeld dat alle klachten die vóór 1 juni 2007 zijn ingediend, nog worden afgehandeld overeenkomstig het ‘oude recht’. Alle klachten die met ingang van 1 juni 2007 worden ingediend, zullen overeenkomstig de onderhavige regeling in behandeling worden genomen.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. Aboutaleb

Naar boven