Mandaatbesluit CJIB Incasso Huursubsidie
Besluit van de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie van 29 juni 2007, nr. DGW/BO2007.036878, tot het verlenen van mandaat, volmacht en machtiging ter uitvoering van artikel 37 van de Huursubsidiewet (Mandaatbesluit CJIB Incasso Huursubsidie)
De Minister voor Wonen, Wijken en Integratie,
Gezien de schriftelijke instemming van de algemeen directeur Centraal Justitieel Incasso Bureau van 18 juni 2007;
Besluit:
Artikel 1
Aan de algemeen directeur van het Centraal Justitieel Incasso Bureau wordt mandaat verleend tot:
a. het nemen van besluiten met betrekking tot de uitvoering van artikel 37 van de Huursubsidiewet, voorzover dit artikel van toepassing is op grond van artikel I. Overgangsrecht Huursubsidiewet, zesde lid van Hoofdstuk 2. Overgangs-en slotbepalingen, Aanpassingswet Awir;
b. het beslissen op bezwaarschriften tegen besluiten als bedoeld in onderdeel a, voorzover het besluit waartegen het bezwaar zich richt, niet door hem in mandaat is genomen.
Artikel 2
Aan de algemeen directeur van het Centraal Justitieel Incasso Bureau wordt:
a. volmacht verleend tot het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen;
b. machtiging verleend tot het verrichten van alle benodigde werkzaamheden ter voorbereiding en ter uitvoering van de besluiten als bedoeld in artikel 1.
Artikel 3
De algemeen directeur van het Centraal Justitieel Incasso Bureau kan met betrekking tot zijn bevoegheden, bedoeld in de artikelen 1 en 2 ondermandaat, volmacht en machtiging verlenen aan één of meer onder hem ressorterende functionarissen.
Artikel 4
De in de artikelen 1 tot en met 3 bedoelde functionarissen van het Centraal Justitieel Incasso Bureau oefenen de bij dit besluit verleende bevoegdheden uit met inachtneming van de instructie opgenomen in de van dit besluit deel uitmakende bijlage.
Artikel 5
Indien uitvoering wordt gegeven aan de artikelen 1 en 2 luidt de ondertekening:
De Minister voor Wonen, Wijken en Integratie,
voor deze:
de algemeen directeur van het het Centraal Justitieel Incasso Bureau,
(gevolgd door de handtekening en naam)
Artikel 6
Indien uitvoering wordt gegeven aan artikel 3 luidt de ondertekening door de ondergemandateerde, gemachtigde en gevolmachtigde:
De Minister voor Wonen, Wijken en Integratie,
voor deze:
de algemeen directeur van het Centraal Justitieel Incasso Bureau,
op last:
(gevolgd door de functieaanduiding, de handtekening en de naam van de betrokken functionaris waaraan ondermandaat is verleend)
Artikel 7
Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.
Artikel 8
Dit besluit wordt aangehaald als: Mandaatbesluit CJIB Incasso Huursubsidie.
Dit besluit zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
Den Haag, 29 juni 2007.
De Minister voor Wonen, Wijken en Integratie, C.P. Vogelaar.
Bijlage, als bedoeld in artikel 4
Instructie incasso teruggevorderde huursubsidies
1. Inningsproces
1.1. Het CJIB verstuurt voor alle nieuwe vorderingen een eerste aanschrijving voor het volledige terug te vorderen bedrag met daaraan een acceptgirokaart (OLA) gehecht.
1.2. Wanneer een schuldenaar het verschuldigde bedrag op de eerste aanschrijving niet binnen de betalingstermijn van vier weken heeft betaald, dan wordt hij hiertoe door het CJIB schriftelijk aangemaand. Hij krijgt dan vier weken de tijd om het verschuldigde bedrag alsnog te betalen.
1.3. Aan de schuldenaar worden door het CJIB geen aanmaningskosten in rekening gebracht.
1.4. Als betaling ook na de in de aanmaning gestelde termijn uitblijft, dan krijgt de schuldenaar schriftelijk bericht van het CJIB waarin de overdracht naar de belastingdeurwaarder wordt aangekondigd. De schuldenaar krijgt een laatste termijn van drie weken om te betalen om deze overdracht te voorkomen.
1.5. Er wordt aan de schuldenaar geen wettelijke rente (uitgekeerd en niet) in rekening gebracht.
2. Incassoproces
2.1. Het CJIB maakt een dwangbevel aan en draagt deze ter betekening en, zo nodig, ter executie over aan de ontvanger van de rijksbelastingen en de belastingdeurwaarder van de rijksbelastingen.
2.2. De selectie van belastingdeurwaarders gebeurt op door de belastingdienst aangegeven wijze.
2.3. De belastingdeurwaarder gaat zo spoedig mogelijk over tot betekening van het dwangbevel aan degene tot wie het dwangbevel zich richt.
2.4. De schuldenaar kan tegen de tenuitvoerlegging van een dwangbevel in verzet komen bij de rechtbank van het arrondissement waarbinnen het kantoor is gevestigd van de met de tenuitvoerlegging van het dwangbevel belaste ontvanger.
2.5. De belastingdeurwaarder handelt een zaak in beginsel binnen een termijn van één jaar af.
2.6. De kosten voor het verrichten van werkzaamheden voor de invordering, waaronder de kosten voor het verzenden van een aanmaning en het betekenen van een dwangbevel worden conform de Kostenwet Invordering Rijksbelastingen door de belastingdeurwaarder in rekening gebracht bij de schuldenaar.
2.7. De belastingdeurwaarder meldt de afloop van de incasso op een afgesproken wijze aan het CJIB.
3. Betalingsregelingen
3.1. Op verzoek van de schuldenaar kan in de inningsfase met het CJIB een standaard betalingsregeling worden getroffen. Een betalingsregeling bestaat uit gelijke maandelijkse termijnen.
3.2. Het CJIB staat schuldenaar op basis van onderstaand schema een standaardregeling toe. De schuldenaar wordt hiervan schriftelijk op de hoogte gesteld. Dit schrijven gaat vergezeld van een ‘verzoek om machtiging voor automatische incasso’.
De standaard betalingsregeling:
vorderingen t/m | € | 120,00 | | ineens; |
vorderingen van | € | 120,00 | tot € 300,00 | in maximaal 6 maanden; |
vorderingen van | € | 300,00 | tot € 600,00 | in maximaal 12 maanden; |
vorderingen van | € | 600,00 | tot € 900,00 | in maximaal 18 maanden; |
vorderingen van | € | 900,00 | tot € 1.200,00 | in maximaal 24 maanden; |
vorderingen van | € | 1.200,00 | tot € 1.500,00 | in maximaal 30 maanden; |
vorderingen van | € | 1.500,00 | en groter | in maximaal 36 maanden. |
3.3. Wanneer een schuldenaar geen machtiging tot automatisch betaling verstrekt, dan wordt hem door het CJIB per termijn een OLA toegezonden. Op de OLA is de uiterste betalingstermijn aangegeven.
3.4. Bij uitzondering kan onder voorwaarden van de standaardregeling worden afgeweken. Dan wordt beoordeeld of de zogenaamde verruimde standaardregeling kan worden toegepast.
3.5. Naar aanleiding van een verzoek om afwijking van de verruimde standaardregeling kan de schuldenaar een zogenaamd Formulier Financiële Positie worden toegezonden. Hierop wordt informatie gevraagd over onder andere de volgende onderwerpen: gezinssamenstelling, netto inkomen en bijzondere uitgaven/schulden. Deze informatie moet door de schuldenaar worden gestaafd met relevante bewijsstukken. Op basis van een berekening van de draagkracht wordt vervolgens beoordeeld of schuldenaar in aanmerking komt voor een individuele betalingsregeling. Het CJIB stelt de aflossingstermijnen vast. Een draagkrachtberekening kan leiden tot het vaststellen van een hogere aflossingstermijn dan het geval is bij een (verruimde) standaardbetalingsregeling. In dat geval kan de schuldenaar niet meer kiezen voor de meest gunstige regeling.
Indien blijkt dat na een beoordeling van een FFP een betalingsregeling langer dan 60 maanden zal lopen, wordt er een betalingsregeling van 60 maanden aangeboden met een OLA in de toekomst (5 jaar na aanvang betalingsregeling) voor het restantbedrag wat overblijft na de betalingsregeling (daarna kan dan opnieuw een betalingsregeling worden afgesproken).
3.6. Wanneer de betalingsregeling niet volgens de vastgestelde termijnen wordt nagekomen, dan wordt de schuldenaar schriftelijk in kennis gesteld dat dit consequenties kan hebben voor voortzetting van de betalingsregeling.
3.7. Wanneer voor de tweede maal binnen een periode van twaalf maanden de regeling niet wordt nagekomen, dan wordt de betalingsregeling afgebroken. De vordering wordt dan opeisbaar en de schuldenaar krijgt een termijn van drie weken om het nog openstaande bedrag in een keer over te maken.
3.8. Wanneer betaling van het volledige bedrag uitblijft, dan wordt de vordering zonder voorafgaande waarschuwing overgedragen aan de belastingdeurwaarder.
3.9. Beslissingen met betrekking tot toekennen of afwijzen van het verzoek om een betalingsregeling zijn voor bezwaar en beroep vatbaar. Deze worden door het CJIB in behandeling genomen.
4. Bijzondere omstandigheden
4.1. Minnelijke schuldregeling
4.1.1. schuldbemiddeling
Vanwege een schuldensituatie kan een schuldenaar middels een schuldbemiddelingsinstantie een schuldregeling voorstellen. Een schuldbemiddelingsvoorstel kan een 100% voorstel zijn, maar ook een regeling voor 3 jaar met een gedeeltelijke kwijtschelding. Het CJIB kan dergelijke voorstellen na beoordeling accepteren.
4.1.2. schuldsanering
Schuldsanering is het volledig oplossen van een schuldenpakket door het verstrekken van een saneringskrediet. In eerste instantie kan door de Gemeentelijke Kredietbank, Bureau Schuldsanering, Gemeentelijke Sociale Dienst of een advocatenkantoor een krediet worden verstrekt waarmee een bepaald percentage van de schulden kan worden voldaan tegen finale kwijting, het zgn. minnelijk akkoord. Schuldsaneringsvoorstellen door particulieren en particuliere instanties worden niet geaccepteerd.
4.2. Wettelijke schuldsanering (WSNP)
De schuldenaar kan een aanvraag indienen bij de rechtbank toegelaten te worden tot het wettelijke traject van de schuldsanering. Het CJIB dient bij toelating de vordering ter verificatie in bij de bewindvoerder. Als de schuldsanering is afgehandeld en er is een schone lei verklaring afgegeven dan wordt de vordering buiten invordering gesteld.
4.3. Faillissement
Als de schuldenaar in staat van faillissement verkeert, dan wordt de vordering door het CJIB ter verificatie bij de curator aangemeld. Na plaatsing op de lijst van erkende schuldeisers wordt de vordering definitief buiten invordering gesteld.
4.4. Overlijden
Wanneer een schuldenaar is overleden wordt de (restant-)vordering buiten invordering gesteld.
4.5. Echtscheiding
Wanneer de schuldenaar scheidt van een huwelijks- of geregistreerd partner richt het CJIB zijn innings- en incasso-activiteiten uitsluitend op de schuldenaar en niet op de ex-partner.
4.6. Vertrokken onbekend waarheen.
Wanneer na bevraging bij de Landelijk Raadpleegbare Directory (LRD) blijkt dat de schuldenaar geen bekend woon- of verblijf adres in Nederland heeft, dan wordt de vordering buiten invordering gesteld.
4.7. Vertrokken naar het buitenland
Als van de schuldenaar een adres in het buitenland bekend is, dan wordt de inning in het buitenland voortgezet. Wanneer geen adres bekend is, dan wordt de vordering buiten invordering gesteld.
4.8. Kwijtschelding
Vanuit kosten baten overweging worden restant vorderingen van minder dan €10,00 kwijtgescholden. Het CJIB heeft de bevoegdheid om schuldenaren in nader te omschrijven omstandigheden de vordering kwijt te schelden.
4.9. Definitief buiten invordering
In de volgende gevallen geldt de regel dat de vordering definitief buiten invordering wordt gesteld:
– de schuldenaar is vertrokken onbekend waarheen (VOW/Emigratie);
– bij overlijden van de schuldenaar;
– bij echtscheiding, indien geen verhaal meer mogelijk is;
– als de vordering is verjaard;
– nadat in een faillissement de vordering ter verificatie is ingediend en deze is geplaatst op de lijst van erkende schuldeisers;
– nadat een minnelijke schuldregeling is afgehandeld en er een bepaald percentage is ontvangen;
– nadat de wettelijke schuldsanering is afgehandeld en er een schone lei situatie van toepassing is;
– zaken die via de deurwaarder worden geretourneerd, omdat de schuldenaar geen verhaalsmogelijkheden biedt.
4.10. Overige situaties waarin deze richtlijn niet voorziet worden afgestemd met de Directie Beleidsontwikkeling van Wonen, Wijken en Integratie.
4.11. Samenloop van vorderingen.
Wanneer van een schuldenaar over verschillende tijdvakken huursubsidie wordt teruggevorderd, dan worden deze bedragen als er sprake is van een (verzoek tot) betalingsregeling in beginsel bij elkaar opgeteld.
5. Fraudezaken
5.1. Als uit een onderzoek van de Inlichtingen- en Opsporings Dienst (IOD) van VROM is gebleken dat een schuldenaar opzettelijk onjuiste gegevens heeft verstrekt op het aanvraagformulier, dan is er sprake van fraude. De mogelijkheid bestaat om hiervoor onder andere een administratieve boete op te leggen. De vordering op de schuldenaar bestaat dan uit twee componenten te weten een boetedeel en een terugvorderingdeel.
6. Communicatie
6.1. Informatieverstrekking, klachten
Het CJIB is voor de schuldenaar de aan te schrijven organisatie. Dit betekent dat algemene vragen, klachten die betrekking hebben op de behandeling van de zaak m.b.t. inning en incasso, verzoeken en klachten betreffende betalingsregelingen enzovoort, in eerste instantie door het CJIB worden beoordeeld en behandeld. Indien gewenst kan het CJIB nadere informatie opvragen bij VROM.
6.2. Telefonische en schriftelijke vragen en/of klachten die specifiek de inhoudelijkheid van de zaak betreffen en geen enkel verband hebben met de door het CJIB gehanteerde procedures, zullen ter verdere behandeling worden doorgezonden aan VROM. In beginsel schorst correspondentie de inning niet.
7. Verantwoordelijkheid
VROM houdt te allen tijde de bevoegdheid om de overeengekomen terugvorderingactiviteiten van het CJIB te toetsen aan de geldende afspraken.
Toelichting
In het onderhavig besluit wordt aan de algemeen directeur van het Centraal Justiteel Incasso Bureau (hierna: CJIB) mandaat, volmacht en machtiging verleend om namens de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie besluiten te nemen en handelingen te verrichten op grond van artikel 37 van de Huursubsidiewet. Dat artikel geeft de Minister de bevoegdheid om zonder tussenkomst van de rechter over te gaan tot invordering van te veel betaalde subsidie bij dwangbevel. Artikel 37 is per 1 januari 2006 komen te vervallen met de invoering van de Aanpassingswet Awir (Stb. 2005, 343). In het daarin opgenomen overgangsrecht (artikel I. Overgangsrecht Huursubsidiewet, zesde lid van Hoofdstuk 2. Overgangs- en slotbepalingen) is geregeld dat aanvragen met betrekking tot de subsidietijdvakken vóór ultimo 2005 volgens de toen geldende Huursubsidiewet worden afgedaan overeenkomstig die wet.
Per 1 januari 2006 wordt de opvolger van de huursubsidie, de huurtoeslag, uitgevoerd door de Belastingdienst Toeslagen. Daarom zijn de werkzaamheden met betrekking tot de uitvoering van de Huursubsidiewet bij het Ministerie van VROM beëindigd.
De werkzaamheden met betrekking tot de incasso van teveel of ten onrechte uitbetaalde huursubsidie zijn echter nog niet geheel afgerond. Een aantal dossiers over de jaren vóór 2006 dient nog te worden afgehandeld op grond van de Huursubsidiewet.
De Minister voor Wonen, Wijken en Integratie heeft ervoor gekozen de betreffende incassowerkzaamheden met ingang van 9 juli 2007 te laten uitvoeren door het CJIB vanwege hun expertise met dergelijke processen. Over de inning van teruggevorderde huursubsidie zijn werkafspraken gemaakt met het CJIB en vastgelegd in een convenant. In de bijlage bij dit besluit is een instructie gevoegd met richtlijnen voor het incassoproces, het treffen van betalingsregelingen en schuldregeling in bijzondere gevallen. De gemeentebesturen en woningcorporaties worden geïnformeerd middels een mg-circulaire en debiteuren middels een schrijven van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.