Wijziging Leidraad Invordering 1990

21 juni 2007

CPP2007/1186M

Belastingdienst/Centrum voor Proces- en productontwikkeling, Sector Ontwerp, procesketen Inning

De Staatssecretaris van Financiën,

Heeft het volgende besloten:

De Leidraad Invordering 1990, resolutie van 25 juni 1990, nr. AFZ 90/1990, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 19 april 2007, Stcrt. 2007, 84 nr. CPP2007/687M, wordt gewijzigd zoals aangegeven in de bijgevoegde bijlage.

Dit besluit zal met de bijlagen in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 21 juni 2007.
De Staatssecretaris van Financiën,
namens deze:
de directeur-generaalBelastingdienst, J. Thunnissen.

Bijlage bij besluit van 21 juni 2007, nr. CPP2007/1186M

Artikel I

De Leidraad Invordering 1990 wordt gewijzigd als volgt.

A

In § 1. Inleidende opmerkingen, lid 6, eerste volzin, vervalt ‘en het daarop gebaseerde Voorschrift Awb 1997 (besluit van juli 1997, AFZ97/2526M)’.

B

Hoofdstuk IV, artikel 22, § 5, lid 2, wordt vervangen door:

Beroepsfase

2. Als uit het beroepschrift niet duidelijk blijkt waarop het beroep gebaseerd is, verzoekt de ontvanger de belastingschuldige het beroepschrift binnen een redelijke termijn (nader) te motiveren. De ontvanger wijst daarbij op een mogelijke niet-ontvankelijk verklaring bij het niet voldoen aan deze motiveringsplicht.

De directeur beslist binnen acht weken na ontvangst van het beroepschrift met dien verstande dat de termijn die belastingschuldige nodig heeft om het beroepschrift aan te vullen de beslistermijn opschort. De directeur kan daarnaast de beslistermijn verlengen met ten hoogste vier weken.

C

In hoofdstuk IV, artikel 24, worden de volgende wijzigingen aangebracht.

C.1. Artikel 24, § 2, lid 4, vervalt.

C.2. Artikel 24, § 2, lid 5, wordt vervangen door:

Beroepsfase

5. Als uit het beroepschrift niet duidelijk blijkt waarop het beroep gebaseerd is, verzoekt de ontvanger de belastingschuldige het beroepschrift binnen een redelijke termijn (nader) te motiveren. De ontvanger wijst daarbij op een mogelijke niet-ontvankelijk verklaring bij het niet voldoen aan deze motiveringsplicht.

De directeur beslist binnen acht weken na ontvangst van het beroepschrift met dien verstande dat de termijn die belastingschuldige nodig heeft om het beroepschrift aan te vullen de beslistermijn opschort. De directeur kan daarnaast de beslistermijn verlengen met ten hoogste vier weken.

D

In hoofdstuk IV, artikel 25 worden de volgende wijzigingen aangebracht.

D.1. Artikel 25, § 1, lid 5, wordt als volgt gewijzigd.

a. Het opschrift wordt vervangen door: Toewijzing van het verzoek om uitstel.

b. De eerste volzin vervalt.

D.2. In artikel 25, § 1, wordt na lid 13 een nieuw lid 13a ingevoegd, luidende:

Aanslag ter behoud van rechten

13a. Voor een aanslag die uitsluitend wordt opgelegd met het doel de bevoegdheid tot het vaststellen van een aanslag te behouden, een en ander als bedoeld in artikel 11, lid 3, artikel 16, lid 3 en artikel 20, lid 3, van de AWR, verleent de ontvanger ambtshalve uitstel van betaling. Het uitstel wordt verleend voor het gehele bedrag van de aanslag en duurt voort tot het moment waarop de inspecteur de belastingplichtige de precieze elementen van de aanslag heeft meegedeeld.

D.3. Artikel 25, § 1, lid 21, wordt vervangen door:

Beroepsfase

21. Met overeenkomstige toepassing van artikel 24 van de regeling geldt dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift tien dagen bedraagt. Als uit het beroepschrift niet duidelijk blijkt waarop het beroep gebaseerd is, verzoekt de ontvanger de belastingschuldige het beroepschrift binnen een redelijke termijn (nader) te motiveren. De ontvanger wijst daarbij op een mogelijke niet-ontvankelijk verklaring bij het niet voldoen aan deze motiveringsplicht.

De directeur beslist binnen acht weken na ontvangst van het beroepschrift met dien verstande dat de termijn die belastingschuldige nodig heeft om het beroepschrift aan te vullen de beslistermijn opschort. De directeur kan daarnaast de beslistermijn verlengen met ten hoogste vier weken.

D.4. In artikel 25, § 2, wordt na lid 2 een nieuw lid 2a ingevoegd, luidende:

Onderlinge overlegprocedure

2a. Als een belastingschuldige van mening is dat het opleggen van een aanslag door de inspecteur niet in overeenstemming is met een door Nederland gesloten belastingverdrag, kan hij verzoeken om een overlegprocedure. Als beide verdragspartners de overlegprocedure accepteren, verleent de ontvanger uitstel van betaling voor de aanslag(en) in kwestie als:

– de inspecteur een verrekenprijscorrectie heeft aangebracht;

– de inspecteur in tegenstelling tot de belastingschuldige van mening is wel degelijk een heffingsrecht te hebben.

Het uitstel duurt in beginsel tot het tijdstip waarop de nationale en internationale procedures ter oplossing van het geschil zijn afgerond. Lid 3 van deze paragraaf is van overeenkomstige toepassing.

In de situatie waarin een overlegprocedure start omdat de verdragspartner een verrekenprijscorrectie aanbrengt of meent een heffingsrecht te hebben, zal de verdragspartner uitstel van betaling dienen te verlenen. Gebeurt dat niet, dan verleent de ontvanger slechts uitstel van betaling als er sprake is van ernstige liquiditeitsproblemen.

E

In hoofdstuk IV, artikel 26 worden de volgende wijzigingen aangebracht.

E.1. Artikel 26, § 1, lid 7, vervalt.

E.2. In § 2, lid 17b, tweede volzin, wordt in de tekst achter het eerste gedachtestreepje ‘€ 2.115’ vervangen door: € 2.133.

E.3. Paragraaf 2, lid 21, wordt als volgt gewijzigd.

a. In de tweede en vierde volzin wordt ‘€ 182,47’ telkens vervangen door: € 184,85.

b. In de vierde volzin wordt ‘€ 180,65, € 178,84 en € 615,01’ vervangen door onderscheidenlijk: € 183,03, € 181,22 en € 621,78.

c. In de vijfde volzin wordt ‘€ 615,01 – € 182,47 = € 432,54’ vervangen door: € 621,78 – € 184,85 = € 436,93.

E.4. Paragraaf 2, lid 21a, wordt als volgt gewijzigd.

a. In onderdeel a. wordt ‘€ 182,47, € 180, 65 en € 178, 84’ vervangen door onderscheidenlijk: € 184,85, € 183,03 en € 181,22.

b. In onderdeel b. wordt ‘€ 615,01 – € 182,47 = € 432,54’, ‘€ 615,01 – € 180,65 = € 434,36’ en ‘€ 615,01 – € 178,84 = € 436,17’ vervangen door onderscheidenlijk: € 621,78 – € 184,85 = € 436,93, € 621,78 – € 183,03 = € 438,75 en € 621,78 – € 181,22 = € 440,56.

E.6. In § 2, lid 26, worden de volgende wijzigingen aangebracht.

a. In de achttiende volzin, achter het eerste gedachtestreepje, wordt ‘€ 891’ en ‘€ 1.114’ vervangen door: € 898 onderscheidenlijk € 1.122. Voorts wordt ‘€ 1.166’ telkens vervangen door: € 1.176.

b. In de achttiende volzin, achter het tweede gedachtestreepje, wordt ‘€ 780’, ‘€ 1.002’ en ‘€ 1.048’ vervangen door onderscheidenlijk: € 786, € 1.010 en € 1.057.

c. In de achttiende volzin, achter het derde gedachtestreepje, wordt ‘€ 557’, ‘€ 780’ en ‘€ 851’ vervangen door onderscheidenlijk: € 561, € 786 en € 858.

d. In voorbeeld 1 wordt de vierde volzin vervangen door: De (theoretische) kwijtscheldingsnorm is 90% van het inkomen ad € 890 en bedraagt dus € 801. In de vijfde en zesde volzin wordt ‘€ 780’ vervangen door: € 785. Vervolgens wordt in de zevende volzin ‘€ 800 minus € 780 = € 20 × 80% = € 16’ vervangen door: € 800 minus € 785 = € 15 × 80% = € 12.

e. In voorbeeld 2 wordt in de tweede volzin ‘€ 870’ vervangen door: € 900. In de vierde volzin wordt ‘€ 870’ en ‘€ 783’ vervangen door onderscheidenlijk: € 900 en € 810. In de vijfde volzin wordt ‘€ 1.002’ en ‘€ 780’ vervangen door onderscheidenlijk: € 1.009 en € 785. In de zesde volzin wordt ‘€ 783’ vervangen door: € 810. De laatste volzin wordt vervangen door: Zijn betalingscapaciteit per maand bedraagt € 770 minus € 785 = nihil.

f. In voorbeeld 3 wordt ‘€ 891’ telkens vervangen door: € 898.

E.7. In § 2, lid 26a, worden de volgende wijzigingen aangebracht.

a. In de tekst achter het eerste gedachtestreepje wordt ‘€ 184’ vervangen door: € 185.

b. In de tekst achter het tweede gedachtestreepje wordt ‘€ 286’ vervangen door: € 288.

E.8. Artikel 26, § 6, lid 3, wordt vervangen door:

Beroepsfase

3. Als uit het beroepschrift niet duidelijk blijkt waarop het beroep gebaseerd is, verzoekt de ontvanger de belastingschuldige het beroepschrift binnen een redelijke termijn (nader) te motiveren. De ontvanger wijst daarbij op een mogelijke niet-ontvankelijk verklaring bij het niet voldoen aan deze motiveringsplicht.

De directeur beslist binnen acht weken na ontvangst van het beroepschrift met dien verstande dat de termijn die belastingschuldige nodig heeft om het beroepschrift aan te vullen de beslistermijn opschort. De directeur kan daarnaast de beslistermijn verlengen met ten hoogste vier weken.

E.9. In artikel 26, § 8a, lid 3, laatste volzin, wordt ‘Voorschrift Awb 1997’ vervangen door: Besluit Fiscaal Bestuursrecht.

E.10. In artikel 26, § 9, lid 4, laatste volzin, wordt ‘Voorschrift Awb 1997’ vervangen door: Besluit Fiscaal Bestuursrecht.

F

In hoofdstuk IV, artikel 27, § 1, lid 4, wordt de eerste volzin vervangen door: Schorsing van de verjaring op grond van artikel 27, tweede lid, onderdeel a., van de wet heeft alleen plaats op grond van een formeel verleend uitstel van betaling dat hetzij op verzoek hetzij ambtshalve is verleend.

G

In hoofdstuk V, artikel 27a, § 1, lid 1, vijfde volzin, wordt ‘in hetzelfde jaar’ vervangen door: voor het eind van de eerste helft van het tijdvak.

H

Hoofdstuk V, artikel 30, § 1, wordt als volgt gewijzigd.

a. In lid 1, laatste volzin, wordt ‘daarop gebaseerde Voorschrift Awb 1997’ vervangen door: Besluit Fiscaal Bestuursrecht.

b. In lid 2 vervalt de tekst na de zesde volzin.

I

In hoofdstuk VI, artikel 44b, § 1, lid 7, vierde volzin, wordt de zinsnede ‘aan een niet in Nederland gevestigd pensioenfonds of lichaam dat het verzekeringsbedrijf uitoefent’ vervangen door: aan een pensioenfonds of lichaam dat het verzekeringsbedrijf uitoefent dat niet wordt aangemerkt als een toegestane pensioenverzekeraar als bedoeld in artikel 19a van de Wet op de loonbelasting 1964.

J

In hoofdstuk VI, artikel 49 worden de volgende wijzigingen aangebracht.

J.1. In § 1, lid 5, laatste volzin, wordt ‘Voorschrift Awb 1997’ vervangen door: Besluit Fiscaal Bestuursrecht.

J.2. Paragraaf 3, lid 2, vervalt.

J.3. In § 3, lid 6, derde volzin, wordt ‘volgens artikel 6.1.1. van het Voorschrift Awb 1997’ vervangen door: volgens onderdeel 5. van het Besluit Fiscaal Bestuursrecht.

K

In hoofdstuk IX, artikel 67, § 1, lid 4, tweede volzin, achter het derde gedachtestreepje, wordt de zinsnede ‘beslag is gelegd.’ vervangen door: beslag is gelegd en, zo ja, door welke gerechtsdeurwaarder beslag is gelegd en in wiens opdracht dat is gebeurd.

L

Hoofdstuk XII, § 2, lid 2, wordt vervangen door:

2. Op een bezwaarschrift tegen de in rekening gebrachte kosten van een aanmaning zijn de Awb en het Besluit Fiscaal Bestuursrecht van toepassing.

M

De bijlagen worden gewijzigd als volgt.

a. Bijlage 1a wordt vervangen door een nieuwe bijlage 1a, die als bijlage A bij dit besluit is gevoegd.

a. Bijlage 1c wordt vervangen door een nieuwe bijlage 1c, die als bijlage B bij dit besluit is gevoegd.

b. In bijlage VA wordt aan het slot de punt vervangen door een puntkomma en wordt aan de opsomming toegevoegd:

voor het tweede kwartaal 2007: 5,00;

voor het derde kwartaal 2007: 5,25.

Artikel II

Dit besluit wordt verwerkt in de Leidraad Invordering 1990, zoals opgenomen in het Boekwerk Invordering 1990, onder nummer 6.00.00.

Artikel III

Dit besluit treedt in werking op 1 juli 2007.

Bijlage A

Bijlage 1a. Beslagvrije voet per 1 juli 2007

Gehuwden

Partner 1: ≥ 21 jr. en < 65 jr.

partner 1: < 21 jr.

partner 1: ≥ 21 jr. en < 65 jr.

partner 2: ≥ 21 jr. en < 65 jr.

partner 2: < 21 jr.

partner 2: < 21 jr.

beslagvrije voet: € 1.121,57

beslagvrije voet: € 387,58

beslagvrije voet: € 754,58

partner 1: < 21 jr.

partner 1: ≥ 21 jr. en < 65 jr.

partner 2: < 21 jr.

partner 2: < 21 jr.

+ ten laste komend(e) kind(eren)

+ ten laste komend(e) kind(eren)

beslagvrije voet: € 611,89

beslagvrije voet: € 978,89

partner 1: ≥ 65 jr.

partner 1: ≥ 65 jr.

partner 2: ≥ 65 jr.

partner 2: < 65 jr.

beslagvrije voet: € 1.175,80

beslagvrije voet: € 1.175,80

Alleenstaande ouder

≥ 21 jr. en < 65 jr.

< 21 jr.

beslagvrije voet:

90% van het feitelijke inkomen (+ vakantie-aanspraak) met een minimum van € 785,10 en een maximum van € 1.009,41

beslagvrije voet: € 418,101

1 Let op: de Belastingdienst hanteert voor personen met een ander inkomen dan een bijstandsuitkering in afwijking hiervan: 90% van het feitelijke inkomen (+ vakantie-aanspraak) met een minimum van € 785,10 en een maximum van € 1.009,41.

≥ 65 jr.

 

beslagvrije voet: € 1.056,81

 

Alleenstaande

≥ 21 jr. en < 65 jr.

< 21 jr.

beslagvrije voet:

90% van het feitelijke inkomen (+ vakantie-aanspraak) met een minimum van € 560,79 en een maximum van € 785,11

beslagvrije voet: € 193,791

1 Let op: de Belastingdienst hanteert voor personen met een ander inkomen dan een bijstandsuitkering in afwijking hiervan: 90% van het feitelijke inkomen (+ vakantie-aanspraak) met een minimum van € 560,79 en een maximum van € 785,11.

≥ 65 jr.

 

beslagvrije voet: € 857,75

 

Bij een verblijf in een inrichting in de zin van artikel 1 van de Wwb bedraagt de beslagvrije voet per maand de eventuele eigen bijdrage voor verzorging dan wel verpleging vermeerderd met:

– voor een alleenstaande of alleenstaande ouder: € 184,99 + € 53 (vergoeding Zorgverzekeringswet);

– voor gehuwden: € 287,75 + € 76 (vergoeding Zorgverzekeringswet).

Indien één van de gehuwden in een inrichting verblijft, bedraagt de beslagvrije voet de som van 90% van de bijstandsnorm die voor ieder van hen als alleenstaande of alleenstaande ouder zouden gelden.

Bijlage B

Bijlage 1c. Overzicht normen huurtoeslag

De vermelde bedragen zijn op maandbasis

 

tot 1 juli 2006

Maximaal subsidiabele huur

621,78

Maximumbedrag dat in de laagste inkomenscategorie volgens art. 17, tweede lid, Wet op de huurtoeslag voor eigen rekening komt (normhuur)

184,85

Normhuur als sprake is van éénpersoonsouderenhuishouden

183,03

Normhuur als sprake is van meerpersoonsouderenhuishouden

181,22

   

Maximumbedrag aan woonlasten waarmee de beslagvrije voet kan worden verhoogd voor:

  

Jongeren tot 23 jaar

158,64

1 persoonshuishouden tot 65 jaar

334,82

1 persoonshuishouden van 65 jaar en ouder

336,64

2 persoonshuishouden 23 tot 65 jaar

269,75

2 persoonshuishouden 65 jaar of ouder en gehandicapten

338,45

3 persoonshuishouden 23 tot 65 jaar

296,19

3 persoonshuishouden 65 jaar of ouder en gehandicapten

347,27

Het begrip huurprijs in de zin van de Wet op de huurtoeslag

Onder huurprijs in de zin van de Wet op de huurtoeslag wordt verstaan de prijs die bij huur en verhuur is verschuldigd voor het enkele gebruik van een woning (de zgn. kale huur), verminderd met het eventueel daarin begrepen bedrag voor bedrijfsruimte en met een vast bedrag voor de huur van een garage (€ 22) en vermeerderd met een aantal servicekosten (de zgn. subsidiabele servicekosten: artikel 5, derde lid, Wet op de huurtoeslag). Deze servicekosten zijn:

1. elektriciteitskosten van lift-, ventilatie-, hydrofoor- en alarminstallaties en kosten van de verlichting van gemeenschappelijke ruimten, een en ander tot ten hoogste een bedrag van totaal € 12 per maand;

2. schoonmaakkosten van liften en andere gemeenschappelijke ruimten tot ten hoogste € 12 per maand;

3. kosten van een huismeester tot ten hoogste € 12 per maand;

4. kapitaals- en onderhoudskosten van dienstruimten en gemeenschappelijke recreatieruimten tot ten hoogste € 12 per maand.

De overige in de betaalde bruto-huur begrepen elementen komen niet voor subsidiëring in aanmerking en worden dus ook bij de verhoging van de beslagvrije voet op grond van artikel 475d, vijfde lid, onderdeel b, Rv buiten beschouwing gelaten. Het feit dat de belastingschuldige niet onder betaling van deze elementen uitkomt doet hieraan niet af.

NB: Voor toepassing van het vorenstaande dient de belastingschuldige zo nodig een huurspecificatie te verstrekken, verkrijgbaar bij de verhuurder.

Bijlage A bij bijlage Ic

Huur in euro’s 621,78

     
     

Max. huurgrens (23 jaar en ouder en gehandicapte jongeren tot 23 jaar)

   

50% huursubsidie voor

65+ en gehandicapten

50% huursubsidie voor

65+ en gehandicapten

 
      
  

50%

huurtoeslag

Geen extra huursubsidie voor 65–

Geen extra huursubsidie voor 65–

 
      

526,89

)

  

____________

Aftoppingsgrens

 

)

    
 

)

    

491,64

)

 

____________

 

Aftoppingsgrens

      
  

75%

huurtoeslag

75%

huurtoeslag

75%

huurtoeslag

 
      

343,49

 

____________

____________

____________

Kortingsgrens/ max. huurgrens voor jongeren (jonger dan 23 jaar)

      

Basishuur1

202,95

 

100%

huurtoeslag

100%

huurtoeslag

100%

huurtoeslag

Bezuinigingsmaatregel € 18,10

      

Normhuur2 184,85

 

____________

____________

____________

Niveau normhuren voor minima = eigen bijdrage huurder

      
      

0

     
  

1 persoon

2 personen

3 en meer personen

 

1 Voor éénpersoonsouderenhuishoudens € 201,13;

voor meerpersoonsouderenhuishoudens € 199,32.

2 Voor éénpersoonsouderenhuishoudens: € 183,03.

Voor meerpersoonsouderenhuishoudens: € 181,22.

Naar boven