Omzetbelasting. Fondswerving en kantines

13 juni 2007

Nr. CPP2007/1077M

Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, Sector brieven & beleidsbesluiten

De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.

Dit besluit is een samenvoeging van alle besluiten die zijn verschenen over de vrijstelling voor fondswervende activiteiten en de heffing van omzetbelasting ten aanzien van kantines van verenigingen en andere instellingen. Uit oogpunt van uniformiteit is het beleid over carnavalsverenigingen en amateurmuziekverenigingen opgenomen in de goedkeuring voor fondswerving door andere organisaties. De goedkeuring betreffende advertentie-inkomsten uit ledenbladen (uitgezonderd van de vrijstellingsgrens) is hierbij ingetrokken. Deze inkomsten worden als fondswerving aangemerkt. Verder vervalt de mogelijkheid om overkoepelende organisaties aangifte te laten doen voor zelfstandige regionale of plaatselijke organisaties. Gebleken is dat deze goedkeuring van weinig praktisch nut is. In onderdeel 5 is een goedkeuring opgenomen voor bepaalde bijzondere evenementen en acties. De goedkeuring betreffende sportcursussen in besluit CPP2001/2158 is opgenomen in besluit CPP2006/2506M. Voor het overige is het niet de bedoeling met de samenvoeging de inhoud van de ingetrokken besluiten te wijzigen.

1

Inleiding

Artikel 11, eerste lid, onderdeel v, van de Wet op de omzetbelasting 1968 regelt een vrijstelling voor fondswervende activiteiten door organisaties die voor hun primaire activiteiten zijn vrijgesteld van de heffing van omzetbelasting. Hiermee wordt voorkomen dat deze organisaties voor hun fondswervende prestaties wel in de heffing van omzetbelasting worden betrokken. Om ernstige verstoring van concurrentieverhoudingen te voorkomen is de vrijstelling beperkt tot bepaalde maxima aan ontvangsten.

Naast de wettelijke vrijstelling zijn in dit besluit diverse goedkeuringen op het gebied van fondswerving opgenomen. Voor een deel hebben die goedkeuringen betrekking op organisaties die geen gebruik kunnen maken van de wettelijke vrijstelling. Daarnaast kunnen bepaalde organisaties gebruik maken van een bijzondere regeling voor kantineontvangsten.

1.1

Gebruikte begrippen en afkortingen

wet Wet: op de omzetbelasting 1968

vrijstellingsbepaling: artikel 11, eerste lid, onderdeel v, van de wet

beschikking: Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968

btw-richtlijn: Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PbEU L 347/1, 11 december 2006)

2

De wettelijke vrijstelling voor fondswerving

Bepaalde organisaties1 waarvan de primaire activiteiten zijn vrijgesteld voor de heffing van omzetbelasting zijn ook voor fondswerving vrijgesteld (artikel 11, eerste lid, onderdeel v, van de wet, hierna: de vrijstellingsbepaling). Onder fondswerving wordt verstaan: het verrichten van leveringen en diensten van bijkomstige aard, voor zover die leveringen en diensten voortvloeien uit activiteiten ter verkrijging van financiële steun. Voor de toepassing van de vrijstellingsbepaling gelden bepaalde grensbedragen.

– Voor leveringen mogen de ontvangsten niet méér bedragen dan € 68.067 per jaar.

– Voor diensten is het maximum aan ontvangsten € 22.689 per jaar. Daarbij geldt voor sportorganisaties een uitzondering: hun fondswervende diensten zijn vrijgesteld tot een bedrag van € 31.765.

De vrijstellingsbepaling is gebaseerd op artikel 132, eerste lid, onderdeel o, van de btw-richtlijn.

Hierna wordt in de onderdelen 2.1 en 2.2 ingegaan op het begrip fondswerving en de grensbedragen. In de onderdelen 3 tot en met 5 zijn aanvullende goedkeuringen opgenomen. In onderdeel 6 is een aparte regeling over kantine-activiteiten opgenomen.

2.1

Fondswerving

De fondswerving door organisaties is te onderscheiden in leveringen en diensten.

Over de uitleg van het begrip fondswervende diensten blijkt in de praktijk onduidelijkheid te bestaan. Om dit begrip te verduidelijken volgen hier een aantal voorbeelden van fondswervende diensten:

– entreegelden voor uitvoeringen, wedstrijden, toertochten of fancy-fairs;

– het tegen vergoeding reclame maken voor een boekleverancier en het bieden van ondersteuning bij distributie van de boeken door scholen;

– het tegen vergoeding toestaan van plaatsing van een zendmast op het terrein van de organisatie;

– het maken van reclame voor ondernemers, veelal als tegenprestatie voor sponsoring (hierbij maakt het niet uit of de sponsoring uit geld of goederen –zoals schoenen en trainingspakken- bestaat);

– kantine-activiteiten (zoals het verstrekken van spijzen, dranken, rookwaren en dergelijke artikelen, exploitatie van speelautomaten);

– de verhuur van lig- en bergplaatsen aan passanten van een watersportvereniging2 . Hieronder is ook begrepen het daarmee samenhangende gelegenheid geven tot parkeren van voertuigen.

Tot de hierboven bedoelde kantine-activiteiten worden alleen die activiteiten aangemerkt die als ‘normale bijkomstige activiteit’ van de betreffende organisatie kunnen worden gerekend. Tot de kantine-activiteiten in de zin van de vrijstellingsbepaling worden daarom niet gerekend de verstrekking van spijzen en dranken ter gelegenheid van in de persoonlijke sfeer van derden of individuele leden gelegen evenementen, zoals bruiloften, feesten en jubilea. Voor kantine-activiteiten bestaat overigens ook een bijzondere regeling, zie onderdeel 6 van dit besluit.

Het uitlenen/detacheren van personeel kan nimmer als een fondswervende dienst worden aangemerkt.

Ook het verstrekken van bladen ter informatie van de leden of aangeslotenen over de eigen activiteiten van een organisatie zoals bedoeld in de vrijstellingsbepaling wordt niet aangemerkt als fondswerving.

Indien het verstrekken van de informatie een bijkomstige activiteit is in de totaliteit van de aan de leden verleende diensten keur ik echter het volgende goed.

Goedkeuring ledenbladen

Ik keur goed dat de verstrekking van bladen aan de leden ter informatie van de leden of de aangeslotenen over de eigen activiteiten van de vereniging of instelling waarvan de primaire activiteiten zijn vrijgesteld of niet belast zijn, buiten de belastingheffing blijft.

2.2

Grensbedragen

De grensbedragen voor leveringen en diensten gelden onafhankelijk van elkaar. Dit betekent dat indien één van deze grensbedragen wordt overschreden, slechts die ontvangsten in de heffing van de omzetbelasting worden betrokken.

Goedkeuring bij overschrijding

Overschrijdt een organisatie één of beide grenzen als gevolg van bijzondere eenmalige omstandigheden dan kan heffing in dat jaar achterwege blijven. Dit geldt ook wanneer sprake is van een overschrijding die redelijkerwijs voor een bepaald jaar niet was te voorzien. Als dan echter het volgende jaar zich opnieuw een overschrijding voordoet, moet in dat jaar in elk geval heffing plaatsvinden.

Een organisatie die ten onrechte fondswervende prestaties in de heffing heeft betrokken kan teruggaaf van omzetbelasting verzoeken volgens de daarvoor geldende procedure. Dat is het geval als een of beide grensbedragen niet zijn overschreden.

Als een grensbedrag gedurende een boekjaar wordt gewijzigd, moet het grensbedrag voor dat boekjaar worden berekend op basis van beide in het boekjaar geldende bedragen naar tijdsgelang.

Goedkeuring

Ik keur goed dat organisaties niet in de heffing van omzetbelasting worden betrokken voor de wederverkoop van lotto, toto en loten voor de Grote Clubactie, ongeacht de hiermee behaalde opbrengst. Hierbij stel ik de voorwaarde dat terzake geen voorbelasting in aftrek wordt gebracht. De opbrengst van deze (weder)verkoop blijft buiten beschouwing bij de beoordeling of de grensbedragen voor fondswervende prestaties door de desbetreffende vereniging wordt overschreden.

Giften, donaties en contributies (zonder expliciete tegenprestatie) hoeven voor de grensbedragen evenmin te worden meegerekend.

3

Goedkeuring fondswerving door andere organisaties

Goedkeuring

Ik keur goed dat fondswerving door organisaties, waarvan de primaire activiteiten zijn vrijgesteld op andere gronden dan die in de vrijstellingsbepaling zijn genoemd of waarvan de primaire activiteiten niet worden belast, eveneens buiten de heffing van omzetbelasting blijft.

Bij de hier bedoelde organisaties gaat het om verenigingen en instellingen die werkzaam zijn op sociaal, recreatief of cultureel terrein zoals amateurtoneel-, amateurmuziek-, carnavals- en kleindierenverenigingen. Met uitzondering van carnavalsverenigingen gelden voor de toepassing van deze goedkeuring de wettelijke grensbedragen (per jaar € 68.067 voor leveringen en € 22.689 voor diensten). Voor carnavalsverenigingen geldt voor de toepassing van deze goedkeuring dat hun totale omzet (vrijgestelde en belaste) het bedrag van € 22.689 per jaar niet mag overschrijden. De reden hiervoor is dat carnavalsverenigingen ook spijzen en dranken verstrekken. De daarmee behaalde omzet realiseren zij in een relatief korte periode. Daardoor leidt onverkorte toepassing van deze goedkeuring tot een onaanvaardbare verstoring van de concurrentieverhoudingen ten opzichte van horeca-ondernemers.

Ook ‘wereldwinkels’ kunnen deze goedkeuring toepassen. Onder wereldwinkels worden verstaan stichtingen of andere rechtspersonen die zich onder meer bezighouden met de kleinhandel uit ontwikkelingslanden en dergelijke gebieden afkomstige, inheemse producten. Het doel is vestigen van aandacht op de speciale problemen van die landen of gebieden. De hier bedoelde wereldwinkels hebben geen commercieel oogmerk.

Overigens is het gestelde in onderdeel 2.1 en 2.2 onverkort van toepassing op deze goedkeuring.

Van de goedkeuring is uitgesloten het verlenen van toegang tot (en het verstrekken van spijzen en dranken tijdens) ‘grotere’ evenementen. Deze evenementen worden georganiseerd voor een ruimere kring van bezoekers dan de leden of aangeslotenen van de organisatie of er worden artiesten aangetrokken om het evenement op te luisteren, zoals dorpsfeesten, muziek- en volksdansfestivals etc. Het gaat hier in beginsel niet om fondswervende activiteiten ten behoeve van de primaire activiteiten van de vereniging of instelling. Het bezoeken van of deelnemen aan dergelijke evenementen vormt een consumptieve besteding die op grond van de wettelijke bepalingen in de heffing van omzetbelasting dient te worden betrokken.

4

Fondswervende organisaties

Fondswervende organisaties zijn niet-commerciële organisaties (bijvoorbeeld een ‘steunstichting’ bij een vereniging of de ‘Stichting Vrienden van ...’). Zij ontplooien activiteiten om financiële steun te verkrijgen voor de activiteiten van een organisatie die werkzaam is op sociaal, recreatief of cultureel terrein. Deze fondswervende organisaties zijn zelf veelal niet werkzaam op sociaal, recreatief of cultureel terrein.

Goedkeuring

Ik keur goed dat onder de hierna genoemde voorwaarden deze fondswervende organisaties de goederen en diensten met vrijstelling leveren c.q. verrichten.

Voorwaarden

Voor deze goedkeuring gelden de volgende voorwaarden:

a. de verkoop van de goederen en het verrichten van de diensten is op ‘het publiek’ gericht en is niet doorlopend of langdurig;

b. de verkoop van goederen en het verrichten van diensten heeft als doel het verwerven van gelden om een specifieke, van omzetbelasting vrijgestelde of niet-belaste, activiteit op sociaal, recreatief of cultureel terrein te financieren;

c. de verkoop van goederen en het verrichten van diensten vindt onder zodanige omstandigheden plaats dat het publiek er zich van bewust is dat de opbrengst bestemd is voor het in onderdeel b bedoelde doel;

d. de begunstigde organisatie zou voor het verrichten van de fondswervende prestaties zelf ook een vrijstelling hebben kunnen toepassen. Deze voorwaarde houdt in dat als de begunstigde organisatie zelf de vrijstelling volledig benut, er geen ruimte is om fondswervende activiteiten van derden vrij te stellen. Hiermee wordt opeenstapeling van fiscale faciliteiten voorkomen. Benut de begunstigde organisatie de eigen vrijstelling niet of niet volledig, dan kunnen de door derden verrichte fondswervende prestaties worden vrijgesteld tot de vrijstellingsgrenzen die gelden voor de begunstigde organisatie zijn bereikt. Vorenstaande dient te worden aangetoond door een verklaring van de begunstigde organisatie;

e. bij toepassing van deze goedkeuring kan terzake geen voorbelasting in aftrek worden gebracht.

Van de goedkeuring zijn uitgesloten de activiteiten als omschreven in de laatste alinea van onderdeel 3 van dit besluit.

5

Bijzondere evenementen/acties

Het komt voor dat uit ideële overwegingen bijzondere evenementen worden georganiseerd. De opbrengst van die evenementen wordt aangewend voor een ‘goed doel’, bijvoorbeeld voor hulp aan Aids-patiënten of de instandhouding van een theater.

De organisatoren/ondernemers kunnen terzake van deze evenementen op de normale wijze omzetbelasting verschuldigd zijn3 . Kenmerkend voor deze evenementen is dat de afnemers voor de aangeboden prestaties een substantieel hogere prijs betalen dan gebruikelijk is.

Goedkeuring

Ik keur goed dat onder de hierna genoemde voorwaarden het in de prijs voor aangeboden prestaties te onderkennen giftelement buiten de heffing van omzetbelasting blijft.

Voorwaarden

Voor deze goedkeuring gelden de volgende voorwaarden:

a. de afnemer is kenbaar gemaakt dat een gedeelte van de vergoeding bestemd is voor een specifiek charitatief doel;

b. de afnemer is erop geattendeerd dat hij voor de aangeboden prestatie boven de normale prijs, bij wijze van gift, een extra bedrag betaalt;

c. de afnemer is op hoogte van het bedrag van de gift door expliciete vermelding van dat bedrag bij het verkooppunt en op het geleverde product (bijvoorbeeld vermelding op toegangsbewijs of door middel van stickers op het geleverde goed);

d. het aldus ontvangen bedrag aan ‘giften’ komt volledig ten goede aan het charitatieve doel;

e. de inspecteur van het belastingdienstkantoor waaronder de organisator van het evenement ressorteert, moet zich voor de aanvang van het evenement schriftelijk akkoord hebben verklaard met toepassing van de goedkeuring.

Het giftelement kan alleen worden bepaald als een normale prijs voor een goed kan worden vastgesteld. Als er geen normale prijs kan worden vastgesteld, bijvoorbeeld omdat het gaat om een eenmalig goed of dienst kan ook het giftelement niet worden bepaald en dient over de volledige prijs omzetbelasting in rekening te worden gebracht.

Alleen het giftelement dat de afnemer van de prestatie als onderdeel van de vergoeding betaalt blijft buiten de heffing. Het is daarbij niet van belang of de organisator van het evenement een groter deel van de opbrengst aan het goede doel besteedt. Bijvoorbeeld omdat hij zelf en/of andere betrokkenen voor hun werkzaamheden geen of een lagere vergoeding dan gebruikelijk vragen.

Het vorenstaande heeft alleen betrekking op bijzondere evenementen tot het verwerven van financiële steun ten behoeve van derden en niet op evenementen die worden georganiseerd ten bate van de eigen organisatie. Op deze laatstbedoelde evenementen is eventueel de vrijstelling voor fondswervende activiteiten van toepassing.

6

Kantineregeling

Organisaties die werkzaam zijn op het gebied van sport of recreatie dan wel op sociaal of cultureel gebied exploiteren als aanvulling op hun primaire activiteiten vaak een kantine. Uit praktische overwegingen heb ik aanleiding gevonden een bijzondere regeling te treffen voor het al dan niet in de heffing van omzetbelasting betrekken van de kantine-activiteiten. Die regeling houdt in dat onder bepaalde voorwaarden de normale kantine-activiteiten van omzetbelasting zijn vrijgesteld. De kantineregeling staat los van de regeling voor fondswervende activiteiten als omschreven in de onderdelen 2 en 3 van dit besluit. Dat betekent dat de kantine-ontvangsten buiten beschouwing blijven bij de beoordeling of sprake is van overschrijding van de in die onderdelen genoemde grensbedragen. De invulling van deze grensbedragen kan dan worden gebruikt voor andere fondswervende activiteiten. Overschrijden de kantine-ontvangsten het grensbedrag, dan kan in bepaalde gevallen de omzetbelasting naar een forfaitair percentage worden voldaan (zie onderdeel 6.4).

Voldoet een organisatie niet aan de hieronder gestelde voorwaarden dan kunnen de kantine-activiteiten uiteraard nog zijn vrijgesteld op grond van de onderdelen 2 en 3 van dit besluit. De kantineregeling en de vrijstellingsbepaling kunnen echter niet tegelijkertijd worden toegepast op de kantine-activiteiten.

6.1

Goedkeuring kantineregeling

Goedkeuring

Ik keur goed dat de navolgende organisaties, voor zover hun primaire activiteiten niet zijn belast, ook voor hun kantine-activiteiten buiten de heffing van omzetbelasting blijven:

– sportverenigingen;

– muziekverenigingen;

– speeltuinverenigingen;

– instellingen voor jeugdwerk;

– bejaardensociëteiten;

– hobbyclubs;

– buurtverenigingen;

– dorpshuizen en wijkcentra;

– scholen voor basisonderwijs, lager en middelbaar beroepsonderwijs en algemeen voortgezet en voorbereidend wetenschappelijk onderwijs.

Voorwaarden

Voor deze goedkeuring gelden de volgende voorwaarden:

a. In de kantine mogen uitsluitend activiteiten plaatsvinden die als normale nevenactiviteit van de organisatie zijn aan te merken (zie ook onderdeel 2). De kantine-regeling mist dan ook ten aanzien van alle kantine-activiteiten toepassing in de gevallen waarin de kantine mede wordt gebruikt voor niet-normale nevenactiviteiten. Tot de niet-normale nevenactiviteiten worden gerekend het openstellen c.q. het ter beschikking stellen van de kantine voor activiteiten die geen direct verband houden met de eigenlijke activiteiten van de vereniging. In het bijzonder zijn daaronder te begrijpen de in de persoonlijke sfeer van derden c.q. individuele leden gelegen evenementen, zoals bruiloften, feesten en jubilea.

Voor sportverenigingen kunnen tot de normale nevenactiviteiten ook worden gerekend de activiteiten die in rechtstreeks verband staan (ook qua tijdsduur) met sportieve activiteiten van derden. Hierbij gelden de volgende beperkingen:

– de sportieve activiteiten van derden komen overeen met de sport die wordt beoefend door de vereniging c.q. de sportaccommodatie is voor die sportieve activiteiten ingericht;

– de openstelling vloeit rechtstreeks voort uit de tussen de vereniging en de eigenaar/verhuurder van de accommodatie aangegane verplichtingen.

– de openstelling vindt op ten hoogste 12 dagen per kalenderjaar plaats.

b. De kantine-ontvangsten, met inbegrip van de ontvangsten die verband houden met de sportieve activiteiten van derden, mogen niet meer bedragen dan € 68.067 per jaar. De kantine-ontvangsten worden gevormd door alle opbrengsten voor leveringen en diensten welke in direct verband met de kantine-exploitatie worden gerealiseerd. Dit betekent dat niet alleen de opbrengst voor verstrekte spijzen en dranken maar ook de opbrengst van de verkoop van tabaksproducten en de opbrengst uit de exploitatie van speelautomaten e.d. tot de kantine-ontvangsten behoren.

c. Eventuele exploitatie-overschotten van de kantine moeten worden aangewend voor de primaire activiteiten van de organisatie.

d. Met betrekking tot kantine-activiteiten die op grond van de kantineregeling buiten de heffing van omzetbelasting blijven, kan geen aanspraak op aftrek van voorbelasting worden gemaakt. In samenhang daarmee zijn de artikelen 11 tot en met 14 van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 (hierna: de Beschikking) van overeenkomstige toepassing. Zo is dit laatste van belang als de kantine-activiteiten voor het eerst in de heffing worden betrokken (bijvoorbeeld omdat het grensbedrag wordt overschreden). Ook in het omgekeerde geval (de kantine-ontvangsten dalen tot onder het grensbedrag) spelen deze bepalingen een rol.

Voor de toepassing van de kantineregeling wordt onder ‘kantine’ verstaan de vaste plaats waar of van waaruit de desbetreffende organisatie de kantine-activiteiten als normale nevenactiviteit verricht.

Het komt voor dat de organisatie haar normale nevenactiviteiten incidenteel elders verricht (bijvoorbeeld in een gehuurde zaal). De daarmee verkregen ontvangsten voor de verstrekking van spijzen en dranken, worden voor de toepassing van het grensbedrag samengenomen met de kantine-ontvangsten vanuit de eigen kantine.

Wanneer een organisatie op verschillende plaatsen een accommodatie met een kantine heeft kan het grensbedrag per accommodatie worden toegepast (bijvoorbeeld een stichting die in verschillende delen van een stad wijkcentra beheert).

6.2

Overschrijding van het grensbedrag

Wanneer de kantine-ontvangsten van een organisatie in enig jaar het grensbedrag overschrijden moeten de ontvangsten in de heffing van omzetbelasting worden betrokken.

Goedkeuring

Ik keur goed dat in gevallen waarin deze overschrijding redelijkerwijs niet was te voorzien de kantine-activiteiten eerst met ingang van het daarop volgende boekjaar (verenigingsjaar) in de heffing van omzetbelasting worden betrokken.

6.3

Toepassing van de wettelijke bepalingen

Indien een organisatie voor haar kantine-activiteiten in de heffing van omzetbelasting wil worden betrokken staat het de organisatie vrij de wettelijke bepalingen toe te passen. Als een organisatie ervoor kiest de kantineregeling niet toe te passen betekent dit niet zonder meer dat voor de kantine-activiteiten steeds omzetbelasting is verschuldigd. Zoals in onderdeel 2 is aangegeven, zijn kantine-activiteiten in de regel aan te merken als fondswervende activiteiten in de zin van de vrijstellingsbepaling en is pas omzetbelasting verschuldigd indien de daarin genoemde grensbedragen voor leveringen en/of diensten worden overschreden.

Wanneer een organisatie ervoor kiest de kantineregeling niet toe te passen, brengt doel en strekking van de kantineregeling met zich mee dat op deze regeling naderhand geen beroep meer kan worden gedaan.

6.4

Forfaitair percentage kantine sportverenigingen

Het komt voor dat sportverenigingen waarvan de primaire activiteiten zijn vrijgesteld voor de exploitatie van de kantine als normale nevenactiviteit in de heffing van omzetbelasting worden betrokken (bijvoorbeeld omdat het grensbedrag van de kantineregeling wordt overschreden).

Goedkeuring

Ik keur goed dat de hier bedoelde sportverenigingen, met betrekking tot de kantine-ontvangsten omzetbelasting voldoen naar een forfaitair percentage. Dit percentage bedraagt met ingang van 1 januari 2001: 11. De totale kantine-ontvangsten vormen dan de grondslag van de heffing (11/100). Dat wil zeggen niet alleen de opbrengst voor het verstrekken van spijzen en dranken, maar ook de opbrengst van de verkoop van tabaksproducten, de opbrengst uit de exploitatie van speelautomaten e.d.

7

Ingetrokken regelingen

De volgende besluiten zijn ingetrokken met ingang van de inwerkingtreding van dit besluit:

besluit van 31 maart 1994, nr. DB94-1118M;

besluit van 5 november 2001, nr. CPP 2001/2181M;

besluit van 5 november 2001, nr. CPP 2001/2158M;

besluit van 5 november 2001, nr. CPP 2001/2157M en bijlage VB 96/328;

besluit van 9 januari 2001, nr. CPP 2001/12M;

besluit van 11 december 2001, nr. CPP 2001/2165;

besluit van 14 augustus 2003, CPP 2003/1969M.

8

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 13 juni 2007.
De Staatssecretaris van Financiën,
namens deze:
de directeur-generaalBelastingdienst, J. Thunnissen.

  • 1

    Het gaat om organisaties bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdelen c, d, e, f, o ten eerste en t, van de wet.

  • 2

    Het gaat dan om een organisatie die is vrijgesteld op grond van artikel 11, lid 1, onderdeel e, van de wet.

  • 3

    Wanneer zij geen ondernemer zijn is geen omzetbelasting verschuldigd. Zie in dit verband HR 14 mei 2004, nr. 39 324.

Naar boven