Openstellingsbesluit Innovatie Groen Onderwijs 2007

Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 22 juni 2007, nr. TRCJZ/2007/2076, houdende openstelling van de Regeling kennisverspreiding en innovatie groen onderwijs (Openstellingsbesluit Regeling kennisverspreiding en innovatie groen onderwijs 2007)

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op de artikelen 2 en 4 van de Kaderwet LNV-subsidies en op de artikelen 3, 4, 5, onderdeel a, b en d, 6, vierde en vijfde lid, 10, 15, tweede lid, onderdeel c en 16, tweede lid, onderdeel b, van de Regeling kennisverspreiding en innovatie groen onderwijs;

Besluit:

Paragraaf 1

Begripsbepalingen

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder regeling: Regeling kennisverspreiding en innovatie groen onderwijs.

Paragraaf 2

Aanvragen

Artikel 2

De instellingen, bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de regeling, kunnen met ingang van de datum van inwerkingtreding van dit besluit tot en met 15 juli 2007 een aanvraag als bedoeld in artikel 7 of 8 van de regeling indienen.

Artikel 3

1. Subsidie kan worden verleend voor programma’s en programmaonderdelen, ingediend in de periode, genoemd in artikel 2 voor de thema’s:

a. Agrologistiek;

b. Biologische landbouw;

c. Gewasbescherming;

d. Ketenkennis;

e. Melkveehouderij;

f. Voeding & gezondheid;

g. Tuinbouw;

h. Regionale transities;

i. Dierenwelzijn;

j. Paardenhouderij;

k. Bos- en natuurbeheer;

l. Leren & werken;

m. Ondernemerschap;

n. LNV-kennis voor burgers/jongeren, of

o. Internationalisering.

2. Subsidie voor projecten, niet zijnde programmaonderdelen kan uitsluitend worden verleend voor de thema’s genoemd in de bijlage 1A bij dit besluit.

3. Onverminderd artikel 15 en 16 van de regeling wordt een aanvraag tot subsidieverlening voor een project afgewezen indien dat project naar het oordeel van de Minister onvoldoende meerwaarde heeft voor de doelgroepen van dat project en voor het kennissysteem.

Artikel 4

De aanvraag voor een programma omvat in ieder geval:

a. een beschrijving van de aanleiding, van het doel en van de doelgroep of doelgroepen van het programma in relatie tot het doel van de regeling en één of meer van de thema’s, genoemd in artikel 3, eerste lid;

b. een beschrijving van de gezamenlijke visie met doelstellingen voor de lange termijn;

c. een beschrijving van de soort van voorgenomen activiteiten op programmaniveau en van programmaonderdelen gedurende de looptijd van het programma tegen de achtergrond van lopende activiteiten binnen en buiten het groene kennissysteem;

d. een activiteitenplan voor het eerste jaar inclusief samenvattingen van de uitvoeringsplannen van de voorgenomen programmaonderdelen;

e. een meerjarenbegroting en de beoogde dekking vanuit verschillende bronnen, alsmede een raming van eventueel benodigde financiering vanuit deze openstelling;

f. een beschrijving van de programmaorganisatie, waarbij in ieder geval de personele inzet van de penvoerder, deelnemende instellingen, ondersteunende organisaties en onderzoeksinstellingen worden vermeld;

g. een beschrijving van de beoogde wijze van beschikbaar stellen en verspreiden van de eindresultaten;

h. een beschrijving van de wijze waarop relevantie en succes van het programma worden gemeten door middel van een beschrijving van de verbinding tussen de geplande acties én de criteria van de regeling;

i. een beschrijving van de wijze waarop de kwaliteit wordt geborgd, en

j. een beschrijving van de looptijd, inclusief de start- en einddatum van het programma.

Artikel 5

1. De aanvraag tot subsidieverlening voor een project omvat in ieder geval:

a. een beschrijving van het doel en van de doelgroep of doelgroepen van het project;

b. een beschrijving van de beoogde resultaten, inclusief de bijdrage aan de landelijke infrastructuur;

c. een beschrijving van de aard en positionering van het project ten aanzien van andere relevante projecten;

d. een beschrijving van de motivatie voor het project, waarbij in ieder geval aandacht wordt besteed aan de problemen die het project beoogt op te lossen in relatie tot de thema’s, waarbinnen het project valt;

e. een beschrijving van de begrenzing van en randvoorwaarden voor het project;

f. een uitgewerkt activiteitenplan met daarin concrete producten van het project;

g. de looptijd, inclusief de start- en einddatum van het project;

h. een beschrijving van de projectorganisatie, waarbij in ieder geval de instellingen die deel uitmaken van een eventueel samenwerkingsverband, de projectleider en de contactpersoon voor het project worden vermeld;

i. in voorkomend geval, een beschrijving van het samenwerkingsverband, dat aantoonbaar tot uitdrukking komt in de activiteiten en financiering van het project en vastgelegd is in één door de partners getekende samenwerkingsovereenkomst, waarin de personele en financiële bijdrage van de partners zijn vermeld;

j. een sluitende en onderbouwde begroting van het project, gespecificeerd naar de verschillende partnerinstellingen en vervolgens gespecificeerd naar de verschillende subsidiabele kosten, bedoeld in artikel 5 van de regeling, alsmede naar de eigen kosten en de kosten van derden en een opgave van een sluitende financiering van het project;

k. een beschrijving van de beoogde wijze van beschikbaar stellen en verspreiden van de eindresultaten, en

l. een beschrijving van de wijze waarop relevantie en succes worden gemeten, door middel van een beschrijving van beschrijving van de verbinding tussen de geplande acties én de criteria van de regeling.

2. In een aanvraag tot subsidieverlening voor een programmaonderdeel wordt bij de projectaanvraag de relatie van het project met het relevante programma beschreven.

3. In een aanvraag tot subsidieverlening voor een project, niet zijnde een programmaonderdeel, voorziet de aanvraag in een beschrijving van wijze waarop de kwaliteit van dat project wordt geborgd.

Paragraaf 3

Subsidieverlening

Artikel 6

1. Met betrekking tot de aanvraagperiode, genoemd in artikel 2, bedraagt het subsidieplafond, bedoeld in artikel 4, tweede lid, van de regeling totaal € 9,2 miljoen, waarvan:

a. € 7,2 miljoen voor programma’s en programmaonderdelen, en

b. € 2 miljoen voor projecten, niet zijnde programmaonderdelen.

2. De beschikbare subsidie voor programma’s en programmaonderdelen wordt als volgt nader verdeeld over de thema’s:

– € 1 mln. per thema voor de thema’s Regionale transities, Dierenwelzijn en LNV-kennis voor burgers/jongeren;

– € 500.000,– per thema voor de thema’s Agrologistiek, Biologische landbouw, Melkveehouderij, Tuinbouw, Voeding & Gezondheid en Ondernemerschap;

– € 300.000,– per thema voor de thema’s Leren & werken, Gewasbescherming en Internationalisering, en

– € 100.000,– per thema voor de thema’s Paardenhouderij, Ketenkennis en Bos & Natuurbeheer, specifiek voor programmaontwikkeling.

3. Bij onderuitputting voor het budget voor projecten, niet zijnde programmaonderdelen, wordt het restant van dat budget toegevoegd aan het budget voor programma’s en programmaonderdelen.

4. Bij eventuele onderuitputting per thema besluit de Minister over het al dan niet beschikbaar stellen van het resterend budget voor één van de andere thema’s.

Artikel 7

1. De hoogte van het subsidiebedrag bedraagt:

a. voor programma’s: maximaal € 200.000,– voor het eerste jaar en maximaal 100.000,– per jaar voor volgende jaren;

b. voor programmaonderdelen: minimaal € 50.000,– en maximaal € 300.000,–, en

c. voor projecten, niet zijnde programmaonderdelen: minimaal € 50.000,– en maximaal € 100.000,–.

2. Voor verschillende niveaus van medewerkers worden de volgende uurtarieven inclusief opslag voor algemene kosten gehanteerd:

a. voor schaal 1–9: € 52,–;

b. voor schaal 10–12: € 65,– en

c. voor schaal 13 en hoger: € 86,–.

Artikel 8

De duur van de subsidieverlening is maximaal:

a. vier jaar voor programma’s;

b. tweeënhalfjaar voor programmaonderdelen;

c. anderhalf jaar voor projecten, niet zijnde programmaonderdelen.

Artikel 9

1. De hoogte van het subsidiepercentage met betrekking tot de vergoeding van de subsidiabele kosten voor programma’s is maximaal 100% voor kosten, genoemd in artikel 5 van de regeling.

2. De hoogte van het subsidiepercentage met betrekking tot de vergoeding van de subsidiabele kosten voor projecten is 50% voor kosten genoemd in artikel 5, onderdeel a, van de regeling en maximaal 75% voor kosten genoemd in artikel 5, onderdelen b tot en met d, van de regeling.

3. De subsidie voor de kosten, genoemd in artikel 5, onderdeel b, van de regeling is voor projecten maximaal 20% van de totale subsidie die op grond van de regeling wordt verstrekt.

4. De subsidie voor de kosten genoemd in artikel 5, onderdeel d, van de regeling is voor projecten maximaal 5% van de totale subsidie die op grond van de regeling wordt verstrekt.

Artikel 10

De hoogte van de voorschotten, bedoeld in artikel 18, eerste lid, van de regeling, bedraagt maximaal:

a. bij programma’s: 40% van het toegekende subsidiebedrag, en

b. bij projecten en programmaonderdelen: 60% van het toegekende subsidiebedrag.

Artikel 11

Artikel 6, tweede lid, van de regeling is, voor wat betreft aanvragen tot subsidieverlening, ingediend in de periode, genoemd in artikel 2, van toepassing op:

a. subsidies, verstrekt op grond van de Regeling bekostiging praktijkleren AOC, de Regeling Innovatiearrangement 2003/2004/2005/2006–2009, de Regeling Innovatiebox beroepsonderwijs, de Tijdelijke stimuleringsregeling leren en werken 2007 en de Subsidieregeling ondernemerschap en onderwijs 2007;

b. bijdragen, verstrekt door de Stichting Innovatie Alliantie;

c. bijdragen, verstrekt door de Minister in het kader van het thema School als kenniscentrum;

d. bijdragen, verstrekt door de Wageningen Universiteit, in het kader van WURKS, en

e. bijdragen ten behoeve van het groene onderwijs, verstrekt door het Deltapunt Bèta/techniek.

Paragraaf 4

Slotbepalingen

Artikel 12

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Artikel 13

Dit besluit wordt aangehaald als: Openstellingsbesluit Innovatie Groen Onderwijs 2007.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, G. Verburg.

Bijlage I A Openstellingsbesluit RIGO 2007: Thema’s LNV-beleid.

Hoofdthema’s

Thema’s (doelstellend, richtinggevend)

Vitale, duurzame land- en tuinbouw

– Concurrentiekracht (internationale) ketens

– Toekomst intensieve veehouderij

– Duurzame Glastuinbouw (incl. energie)

– Herstructurering Melkveehouderij

– Duurzame open teelten

– Biologische Landbouw

– Herziening mestbeleid

– Gewasbescherming

– Duurzame visserij en aquacultuur

– Vermarkting duurzame producten

– Agrologistiek

– Biobased economie

Natuur en landschap

– Realisatie en beheer Ecologische HoofdStructuur

– Biodiversiteit

– Landschapsbeleid

– Natuur en jongeren

De V van Voedselkwaliteit

– Voedselveiligheid

– Diergezondheid

– Dierenwelzijn

– Voedselkwaliteit (smaaklessen)

Ruimte op het Platteland

– Groen/recreatie in en om de stad

– Omgeving (klimaat, bodem, water)

– Gebiedsgericht beleid

– Verbrede landbouw

– Water

Innovatie en ondernemerschap

– Tuinbouw, akkerbouw, intensieve veehouderij, melkveehouderij, etc

– Voeding (MKB, multinationals)

– Loonwerk

– Paardenhouderij

– Hoveniers en groenvoorziening, etc.

Bijlage I B Openstellingsbesluit Innovatie Groen Onderwijs 2007

School als Kenniscentrum

Systeemthema’s

Versterken maatschappelijke kennisfunctie

– Tools voor Ondernemerschap

– Post initiële scholing (Leren en werken)

– Kenniskringen en -netwerken

– Gebiedsgerichte kenniscirculatie

– LNV-Kennis voor burgers/jongeren

– Benutting van kennis voor LNV-beleidsthema’s

– Ontsluiten van publieke kennis

– Culturele diversiteit

– Continuïteit van productieopleidingen

Competentiegerichte groene opleidingen

– Doorlopende leerlijnen en -arrangementen

– Competentiegericht toetsen en examineren

– Leren en begeleiden op maat (o.a. doorlopende

– leerlijnen, zorg, coaching, portfolio)

  

Professionalisering medewerkers en voorzieningen

– Professionalisering

– Ondersteunen van onderwijsvernieuwing

– Ontwikkelen van leermiddelen

– Internationalisering

– Faciliteren praktijkgerichtheid

– ICT-infrastructuur (groen kennisnet)

Toelichting

Algemeen

A. Inleiding

Het Openstellingsbesluit innovatie groen onderwijs 2007 (hierna: het besluit) strekt tot openstelling van de aanvraagperiode voor subsidies op grond van de Regeling kennisverspreiding en innovatie groen onderwijs (hierna: de regeling). Deze subsidies hebben tot doel programma’s en bijbehorende projecten (aangeduid met: ‘programmaonderdelen’) te stimuleren, die door een gezamenlijke inzet van groen onderwijs, onderzoek en ondersteunende instellingen bijdragen aan betere ontsluiting, verspreiding en benutting van publieke kennis in het beleidsterrein van de Minister van Landbouw Natuur en Voedselkwaliteit. Op beperkte schaal wordt ruimte geboden voor ‘losse’ projecten. De regeling vormt de basis voor het onderhavige besluit. Dat betekent dat de in de regeling gehanteerde begripsbepalingen en geformuleerde eisen van toepassing zijn op het onderhavige besluit.

In het kader van de kwaliteitstoets die in de regeling is opgenomen voor programma’s, programmaonderdelen en projecten wordt, voor de aanvragen, ingediend in de openstellingsperiode genoemd in dit besluit, rekening gehouden met de ingrijpende wijzigingen in de subsidieverleningssystematiek, die verband houden met de invoering van de meerjarige programmering van de LNV onderwijssubsidies. Programma’s moeten op grond van visie, doel, positionering van die programma’s ten opzichte van andere programma’s, overzicht van lopende activiteiten en activiteitenplan een voldoende basis bieden voor eventuele programmaonderdelen. Waar nodig wordt ruimte geboden voor de verdere ontwikkeling van de programma’s in het jaar 2007/2008.

Bij de beoordeling van de spreiding van de projecten en programmaonderdelen naar opleidingsniveau en doelgroep wordt de verdeling van de beschikbare subsidie ten behoeve van de Openstelling RIGO 2006 als indicatie gehanteerd. In deze openstelling is de volgende verdeling opgenomen:

– Verdeling VMBO-MBO (60%) ten opzichte van HBO-WO (40%);

– Verdeling naar thema’s/doelgroep: bedrijfsleven (45%), ‘gebieden’ (20%), burgers/jongeren (15%) en onderwijsvernieuwing (20%).

Artikelsgewijs

Artikel 3

In het eerste lid is een aantal thema’s benoemd waarvoor in het kader van deze openstelling een programma en bijbehorende programmaonderdelen kunnen worden ingediend. De thema’s zijn direct of indirect – als combinatie – te herleiden op bijlage 1A of 1B. Het zwaartepunt van de programmaonderdelen zal liggen bij programma’s voor de LNV-thema’s (bijlage 1A) vanwege de beoogde versterking van vraagoriëntatie. De systeemprogramma’s voor thema’s (bijlage 1 B), waarbij de ontwikkeling van het kennissysteem centraal staat, doorsnijden vanuit hun invalshoek de thematische programma’s met als oogmerk waar nodig dwarsverbanden te bevorderen dan wel sectoren en thema’s te bedienen waarvoor er geen thematische programma’s zijn.

Aanvragen voor projecten, die geen programmaonderdeel zijn, kunnen worden ingediend voor de thema’s uit bijlage 1A. In artikel 17, tweede lid van de regeling is bepaald dat deze ‘losse’ projecten slechts kunnen worden goedgekeurd worden genomen voor thema’s, voor zover binnen die thema’s geen programma is goedgekeurd.

De thema’s en de beoordelingswijze ten aanzien van aanvragen, ingediend in het kader van de openstellingsperiode, genoemd in artikel 2, zijn niet alleen gericht op het financieren van innovaties op het gebied van systeem en inhoud, waar samenwerking en gezamenlijke voorzieningen dienstig zijn, maar ook op de eerste verbreding van die vernieuwingen tussen de verschillende instellingen. De subsidies zijn niet bedoeld voor verdere uitbreiding van de toepassing van reeds ontwikkelde vernieuwingen binnen de instellingen.

Artikel 4

In artikel 4 worden de onderdelen genoemd die een aanvraag tot subsidieverlening voor een programma in ieder geval dient te bevatten. In de aanvraag worden de aanleiding, het doel en de doelgroepen van het programma omschreven. Vervolgens wordt aangegeven welke relatie die factoren hebben met het doel van de regeling en het thema of de thema’s waarop het programma ziet. Hierbij is met name de rol van de kennisinstellingen van belang.

In de beschrijving van de gezamenlijke visie van de instellingen wordt in ieder geval aandacht besteed aan de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de systeemthema’s, genoemd in bijlage 1B.

In de omschrijving, bedoeld in onderdeel c worden de geplande activiteiten op het niveau van programmaonderdelen behorend bij het programma, omschreven. Daarnaast wordt aangegeven hoe deze activiteiten zich verhouden tot activiteiten die reeds in de gehele onderwijssector worden uitgevoerd.

In de bovengenoemde documenten wordt een onderscheid gemaakt tussen de verschillende typen activiteiten (verkennen, ontwikkelen, uitbreiden en verankeren), de gezamenlijke activiteiten op programmaniveau versus de activiteiten in het kader van de programmaonderdelen.

De aanvrager geeft in de omschrijving, bedoeld in onderdeel e aan op welke wijze het programma, naast de financiering op grond van in het kader van deze openstelling te verstrekken financiering zal worden bekostigd. Hierbij wordt zowel de inzet van diverse LNV-onderwijssubsidies en subsidiegelden die ten behoeve van vernieuwing in het gehele onderwijsstelsel worden verstrekt, als de inzet van andere middelen ten behoeve van onder meer beleidsondersteunend onderzoek ondersteuning, omschreven.

In de aanvraag wordt omschreven op welke wijze wordt voldaan aan de verplichtingen op grond van artikel 22 van de regeling.

Artikel 5

In dit artikel is bepaald welke eisen worden gesteld aan aanvragen voor programmaonderdelen en voor projecten die geen deel uitmaken van programma’s.

In de beschrijving, bedoeld in onderdeel d, wordt de relatie tussen de activiteiten in het kader van dat project en de thema’s, waarbinnen het project valt, omschreven. Voor wat betreft programmaonderdelen is sprake van één van de thema’s, genoemd in artikel 3, eerste lid. Voor wat betreft projecten die geen deel uitmaken van een programma is sprake van één van de thema’s, genoemd in bijlage 1A.

Artikelen 6, 7 en 8

Het subsidieplafond voor subsidieverlening in de openstellingsperiode, waarop deze openstelling ziet, bedraagt negen miljoen twee honderdduizend euro. In dit artikel wordt een nadere verdeling van het budget aangegeven tussen enerzijds programma’s, en programmaonderdelen en anderzijds projecten. Ten aanzien van de bestemming van het budget is per thema een uitsplitsing gegeven van het budget voor programma’s en programmaonderdelen.

Artikel 11

In artikel 6, tweede lid, van de regeling is bepaald dat wanneer voor een programma of project reeds een nader vast te stellen subsidiesoort is verleend slechts beperkte cumulatie mogelijk is. In dit artikel worden die overheidsbijdragen, voor wat betreft aanvragen ingediend in het kader van deze openstelling, vastgesteld.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg

Naar boven