Warenwetregeling vrijstelling toevoeging foliumzuur en vitamine D aan levensmiddelen

Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 12 januari 2007, nr. VGP/VV 2742234, houdende de Warenwetregeling vrijstelling toevoeging foliumzuur en vitamine D aan levensmiddelen

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Handelende in overeenstemming met de Ministers van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, en van Economische Zaken;

Gelet op artikel 16, eerste en vierde lid, van de Warenwet;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. foliumzuur: pteroylmonoglutaminezuur;

b. light-product: eet- of drinkwaar ten aanzien waarvan een bewering over de verminderde energetische waarde is gebezigd, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onder a, 2°, van het Warenwetbesluit Voedingswaarde-informatie levensmiddelen;

c. soortgelijke waren: soortgelijke waren, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onder a, 2°, van het Warenwetbesluit Voedingswaarde-informatie levensmiddelen, die ten minste 33% meer energie leveren dan een bepaald light-product.

Artikel 2

1. Vrijstelling wordt verleend van artikel 5 van het Warenwetbesluit Toevoeging micro-voedingsstoffen aan levensmiddelen wat betreft de toevoeging van vitamine D en foliumzuur aan eet- en drinkwaren, voor zover per hoeveelheid van de waar die een energetische waarde van 100 kcal levert:

a. het gehalte aan toegevoegd foliumzuur ten hoogste 100 µg bedraagt; en

b. het gehalte aan toegevoegd vitamine D ten hoogste 4,5 µg bedraagt.

2. In afwijking van het eerste lid mogen aan een light-product ten hoogste de hoeveelheden foliumzuur en vitamine D worden toegevoegd die krachtens het eerste lid mogen worden toegevoegd aan de desbetreffende soortgelijke waren.

Artikel 3

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 4

Deze regeling wordt aangehaald als: Warenwetregeling vrijstelling toevoeging foliumzuur en vitamine D aan levensmiddelen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, J.F. Hoogervorst.

Toelichting

De inname van vitamine D en foliumzuur in hoeveelheden die een bepaalde veilige bovengrens overschrijden, is schadelijk voor de volksgezondheid. Artikel 5 van het Warenwetbesluit Toevoeging micro-voedingsstoffen aan levensmiddelen (verder: het Warenwetbesluit) bepaalt daarom dat vitamine D en foliumzuur uitsluitend mogen worden toegevoegd aan een verrijkte eet- of drinkwaar om van die waar een substitutieproduct of een gerestaureerde eet- of drinkwaar te maken1 . Tot begin 2005 werd van dit voorschrift geen ontheffing verleend aangezien voor deze toevoeging geen voedingskundige noodzaak bestond.

Bij arrest van 2 december 2004 (Commissie/Nederland, Zaak C-41/02) heeft het Hof van Justitie Nederland opgedragen zijn beleid aan te passen. Naar het oordeel van het Hof mag Nederland een verzoek om ontheffing uitsluitend weigeren indien wetenschappelijk kan worden aangetoond dat het op de markt brengen van een specifiek product een gevaar voor de volksgezondheid oplevert. De vraag of voor een toevoeging een voedingskundige noodzaak bestaat dient hierbij buiten beschouwing te blijven.

Naar aanleiding van dit arrest heeft Nederland zijn beleid ter zake aangepast. Bij bekendmaking van 8 maart 2005, VGP/VL 2566186, Stcrt. 48 (verder: de Bekendmaking), heeft de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (verder: de minister) aangegeven onder welke voorschriften voortaan desgevraagd ontheffing zou worden verleend van artikel 5 van het Warenwetbesluit. Daarmee handelde de minister in overeenstemming met het arrest van het Hof van Justitie van 2 december 2004 (Commissie/Nederland, Zaak C-41/02). Inmiddels zijn aan diverse producenten ontheffingen verleend.

Bij het beoordelen van de vraag of een verzoek om ontheffing al dan niet gehonoreerd kon worden, en hoeveel foliumzuur en/of vitamine D toegevoegd zou mogen worden, werd de zogenaamde benadering per productcategorie gehanteerd. Een verzoek van een producent om bijvoorbeeld foliumzuur te mogen toevoegen aan zijn ontbijtgranen, werd uitsluitend gehonoreerd indien uit berekeningen bleek dat zelfs bij toevoeging van foliumzuur aan alle ontbijtgranen in Nederland, geen risico zou ontstaan op overschrijding van de veilige bovengrens voor de inname van foliumzuur.

Inmiddels is gebleken dat deze benadering per productcategorie niet optimaal is. Deze benadering leidde namelijk tot de theoretische conclusie dat er geen ruimte meer zou zijn voor verdere toevoeging van vitamine D en foliumzuur aan levensmiddelen (de zogenaamde vrije ruimte zou reeds zijn opgevuld), terwijl dat in de praktijk niet erg realistisch was. Bovendien leidde deze procedure tot administratieve lasten en lange wachttijden voor het bedrijfsleven. Daarom heeft de minister het RIVM2 gevraagd een andere benadering uit te werken waarbij van deze bezwaren geen sprake is. Dat heeft geleid tot deze vrijstellingsregeling. Het door het RIVM uitgewerkte model is daarbij overgenomen.

Het door het RIVM uitgewerkte model is gebaseerd op een door Flynn et al. ontwikkelde wetenschappelijke benadering. Dat model berekent de hoeveelheid foliumzuur of vitamine D per 100 kilocalorie (kcal) die maximaal aan een product zou mogen worden toegevoegd. De filosofie hierachter is dat een individu gemiddeld nooit meer consumeert dan een bepaald aantal kilocalorie, en dat er dus ook geen risico bestaat dat een individu teveel foliumzuur (of vitamine D) binnenkrijgt.

Deze vrijstellingsregeling zal worden aangepast of ingetrokken zodra nieuwe regelgeving van de Europese Unie daartoe aanleiding geeft, dan wel indien uit specifiek uitgevoerde risicobeoordelingen zou blijken dat – anders dan thans de verwachting is – toch overschrijding dreigt van de veilige bovengrens inzake de inname van vitamine D of foliumzuur.

De vóór de inwerkingtreding van deze vrijstellingsregeling verleende ontheffingen die volledig binnen de reikwijdte van deze vrijstelling vallen, zullen worden ingetrokken. De overige ter zake verleende ontheffingen blijven vooralsnog van kracht.

Deze regeling heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten voor de burger en het bedrijfsleven.

Het ontwerp van deze regeling is gemeld aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen, ter voldoening aan artikel 8, eerste lid, van richtlijn nr. 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften (PbEG L 204). Deze notificatie was noodzakelijk, aangezien artikel 2 van de ontwerpregeling een technisch voorschrift is in de zin van richtlijn 98/34/EG. Voor zover de ontwerpregeling kwantitatieve invoerbeperkingen of maatregelen van gelijke werking bevat, worden deze maatregelen gerechtvaardigd ter bescherming van de volksgezondheid. Deze notificatie heeft niet geleid tot een reactie.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

J.F. Hoogervorst

Naar boven