Besluit mandaat en machtiging handhaving Inspectoraat-Generaal VROM

24 mei 2007

Nr. VI/BZ2007019082

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie,

Gelet op het Organisatiebesluit VROM 2005, het Besluit mandaat, volmacht en machtiging VROM 2007 en de Beschikking toezicht naleving Kernenergiewet;

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. Minister: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer of Minister voor Wonen, Wijken en Integratie;

b. inspecteur-generaal: inspecteur-generaal van het Inspectoraat-Generaal VROM, zoals bedoeld in artikel 3.38 van het Organisatiebesluit VROM 2005;

c. regionaal inspecteur: regionaal inspecteur van de VROM-Inspectie, zoals bedoeld in artikel 3.40 van het Organisatiebesluit VROM 2005;

d. directeur Kernfysische dienst: directeur van de Kernfysische dienst, zoals bedoeld in artikel 3.43 van het Organisatiebesluit VROM 2005;

e. hoofd Stafafdeling crisismanagement: hoofd Stafafdeling crisismanagement, zoals bedoeld in 3.44 van het Organisatiebesluit VROM 2005;

f. algemene leiding: de secretaris-generaal en, voorzover het betreft de vervanging van de secretaris-generaal, de plaatsvervangend secretaris-generaal;

g. diensthoofd Gemeenschappelijke Dienst: plaatsvervangend secretaris-generaal;

h. handhaving: het nemen van bestuursrechtelijke maatregelen wegens het niet naleven van voorschriften.

Artikel 2

1. Aan de inspecteur-generaal wordt mandaat en machtiging verleend tot het nemen van besluiten en het vaststellen en ondertekenen van alle op die besluiten betrekking hebbende stukken terzake van de aan de Minister toekomende bevoegdheden tot handhaving op grond van de EEG-Verordening overbrenging van afvalstoffen, de Huisvestingswet, de Kernenergiewet, de Waterleidingwet, de Wet bodembescherming, de Wet explosieven voor civiel gebruik, de Wet geluidhinder, de Wet inzake de luchtverontreiniging, de Wet milieubeheer, de Wet milieugevaarlijke stoffen, de Wet op de Ruimtelijke Ordening en de Woningwet.

2. Aan de inspecteur-generaal wordt mandaat en machtiging verleend tot het beslissen op bezwaarschriften tegen besluiten als bedoeld in het eerste lid en het vaststellen en ondertekenen van alle op die beslissingen betrekking hebbende stukken, voorzover het besluit waartegen het bezwaar zich richt niet door hem krachtens mandaat is genomen.

Artikel 3

1. De inspecteur-generaal is bevoegd tot het verlenen van ondermandaat en het doorverlenen van zijn machtiging, bedoeld in artikel 2, eerste lid, aan de regionaal inspecteurs en de plaatsvervangend regionaal inspecteurs.

2. De inspecteur-generaal is bevoegd tot het verlenen van ondermandaat en het doorverlenen van zijn machtiging, bedoeld in artikel 2, eerste lid, aan de directeur van de Kernfysische dienst en zijn plaatsvervanger, voorzover deze bevoegdheid betrekking heeft op de handhaving van de Kernenergiewet.

3. De inspecteur-generaal is bevoegd tot het verlenen van ondermandaat en het doorverlenen van zijn machtiging, bedoeld in artikel 2, eerste lid, aan het hoofd Stafafdeling crisismanagement en zijn plaatsvervanger, voorzover deze bevoegdheid betrekking heeft op de handhaving van het Vuurwerkbesluit.

4. De uitoefening door de inspecteur-generaal van de bevoegdheden, bedoeld in het eerste, tweede en derde lid, geschiedt bij schriftelijk besluit, met voorafgaande instemming van de algemene leiding.

Artikel 4

De plaatsvervangend inspecteur-generaal is bevoegd om ter vervanging van de inspecteur-generaal de bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 2 en 3, uit te oefenen.

Artikel 5

Bij gelijktijdige afwezigheid van de inspecteur-generaal en zijn plaatsvervanger worden, voor de duur van hun afwezigheid, de bevoegdheden uitgeoefend door een hogere functionaris of door een door de inspecteur-generaal daartoe gemandateerde of gemachtigde functionaris.

Artikel 6

De inspecteur-generaal en zijn plaatsvervanger oefenen het verleende mandaat en de machtiging uit met inachtneming van de artikelen 5, 6 en 7 van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging VROM 2007.

Artikel 7

1. Indien op grond van artikel 2 van dit besluit stukken worden afgedaan, luidt de ondertekening:

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

voor deze:

de (plv.) inspecteur-generaal, gevolgd door de handtekening en de naam van de betrokken functionaris

2. In afwijking van het eerste lid worden stukken terzake van de handhaving op grond van de Huisvestingswet en de Woningwet als volgt ondertekend:

De Minister voor Wonen, Wijken en Integratie,

voor deze:

de (plv.) inspecteur-generaal, gevolgd door de handtekening en de naam van de betrokken functionaris

Artikel 8

1. De Regeling mandaat handhaving Inspectoraat-generaal VROM (Stcrt. 2001, 247) wordt ingetrokken.

2. Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

3. Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit mandaat en machtiging handhaving Inspectoraat-Generaal VROM.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 24 mei 2007
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, J.M. Cramer.De Minister voor Wonen, Wijken en Integratie, C.P. Vogelaar.

Toelichting

De Regeling mandaat handhaving Inspectoraat-generaal VROM (Stcrt. 20 december 2001, nr. 247) is verouderd en wordt bij dit besluit ingetrokken. In dit besluit worden de bevoegdheden tot het nemen van handhavingsbesluiten geactualiseerd.

Het Besluit mandaat en machtiging handhaving Inspectoraat-Generaal VROM is een verbijzondering van het voor het Ministerie van VROM bestaande juridisch kader dat van toepassing is op mandaat, volmacht en machtiging betreffende toezichtstaken. Dit juridisch kader is te vinden in het Besluit mandaat, volmacht en machtiging VROM 2007. Voor het Inspectoraat-Generaal VROM is dit kader uitgewerkt in het Besluit mandaat, volmacht en machtiging van het Inspectoraat-Generaal VROM 2006. Wegens de aard van de handhavingsbevoegdheid is er, net als in het verleden, voor gekozen om (onder)mandaat en machtiging ter zake van de handhavingsbevoegdheid apart te regelen. Deze bevoegdheid kenmerkt zich namelijk door het opleggen aan derden van verplichtingen en het waarschuwen daarvoor wegens het niet naleven van voorschriften. Door deze bevoegdheid bij bijzondere besluiten vast te leggen is het voor betrokken derden transparant op welke wijze uitvoering wordt gegeven aan de Ministeriële bestuursrechtelijke handhavingsbevoegdheid.

In artikel 2 van dit Besluit is een opsomming gegeven van de regelgeving waarvoor de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie een bestuursrechtelijke handhavingsbevoegdheid hebben. Deze opsomming is uitgebreid ten opzichte van de eerder genoemde verouderde regeling.

De bevoegdheden op het gebied van toezicht en handhaving van de Kernenergiewet hebben de afgelopen jaren een verandering ondergaan. De Kernfysische dienst (KFD) is overgeplaatst van het Ministerie van Sociale Zaken naar naar het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer hetgeen is geregeld bij Besluit houdende overgang van de Kernfysische dienst van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid naar het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 24 mei 2000 (Stb. 2000, nr. 244). Dit besluit is gewijzigd bij Besluit van 5 september 2003 (Stb. 2003, nr. 468).

Als gevolg van deze overplaatsing van de Kernfysisiche dienst is het tevens nodig dat de eerder genoemde mandaatregelingen worden vernieuwd. De inspecteur-generaal is nu bevoegd om ook aan de directeur van de Kernfysische dienst (en diens plaatsvervanger) bevoegdheden te verlenen, hetgeen geregeld is in artikel 3, tweede lid.

Sinds 2004 is de Vliegende brigade Vuurwerk (VbV), een landelijk toezichthoudend team dat is belast met de uitvoering van het toezicht op het Vuurwerkbesluit, organisatorisch ondergebracht bij de Stafafdeling crisismanagement. Het is logisch om bij deze ontwikkeling aan te sluiten. Op grond van artikel 3, derde lid, is de inspecteur-generaal nu bevoegd om ook aan het hoofd van de Stafafdeling crisismanagement en diens plaatsvervanger, bevoegdheden te verlenen.

Naar boven