Wijziging Mandaatbesluit gemeenschappelijke landelijke diensten R.O. en rechterlijke ambtenaren in opleiding

Besluit van de Minister van Justitie van 15 juni 2007, nr. 5485242/07, tot wijziging van het Mandaatbesluit gemeenschappelijke landelijke diensten R.O. en rechterlijke ambtenaren in opleiding

De Minister van Justitie,

Besluit:

Artikel I

Het Mandaatbesluit gemeenschappelijke landelijke diensten R.O. en rechterlijke ambtenaren in opleiding wordt als volgt gewijzigd.

A

Artikel 3, tweede lid, komt te luiden:

2. In afwijking van het eerste lid zijn de Raad en het College niet bevoegd, indien in het Convenant gemeenschappelijke landelijke diensten rechterlijke organisatie anders is overeengekomen.

B

In artikel 7, eerste lid, vervalt de zinsnede: , tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald of de aard van de bevoegdheden zich daartegen verzet.

C

De artikelen 8 en 9 worden vervangen door:

Artikel 8

(Mandaat inzake rechterlijke ambtenaren in opleiding)

Aan de Raad en het College gezamenlijk wordt mandaat verleend om namens de Minister besluiten te nemen met betrekking tot de individuele rechtspositie van rechterlijke ambtenaren in opleiding.

Artikel 9

(Ondermandaat)

1. Ten aanzien van de in artikel 8 bedoelde bevoegdheden kunnen de Raad en het College gezamenlijk ondermandaat verlenen aan de Raad van opdrachtgevers van het Studiecentrum Rechtspleging.

2. De Raad van opdrachtgevers van het Studiecentrum Rechtspleging kan het krachtens het eerste lid verleend ondermandaat doorgeven aan de leiding van het Studiecentrum Rechtspleging, met uitzondering van het nemen van beslissingen inzake ontslag, anders dan op eigen verzoek.

3. De leiding van het Studiecentrum Rechtspleging kan krachtens het tweede lid verleend ondermandaat doorgeven aan onder haar ressorterende functionarissen.

4. Verlening of doorgeven van ondermandaat geschiedt schriftelijk en wordt ter kennis gebracht van de Minister.

D

Artikel 11 vervalt.

Artikel II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Den Haag, 15 juni 2007.
De Minister van Justitie, E.M.H. Hirsch Ballin.Met instemming van:
De voorzitter van de Raad voor de rechtspraak, A.H. van Delden.De voorzitter van het College van procureurs-generaal, H. Brouwer.

Toelichting

Artikel I

Algemeen

De onderhavige wijziging strekt ertoe om het Mandaatbesluit gemeenschappelijke landelijke diensten R.O. en rechterlijke ambtenaren in opleiding te moderniseren. Deze modernisering is ingegeven door de ervaringen sinds de inwerkingtreding van het mandaatbesluit op 1 januari 2002, in het bijzonder waar het de uitoefening van rechtspositionele bevoegdheden ten aanzien van rechterlijke ambtenaren in opleiding betreft. Genoemde ervaringen nopen tot het mogelijk maken van een wijziging in de formele verantwoordelijkheidsverdeling tussen Raad van opdrachtgevers (RvO) van het Studiecentrum Rechtspleging, de leiding van het Studiecentrum Rechtspleging en de bij het Studiecentrum Rechtspleging werkzame functionarissen.

In de bestaande mandaatregeling blijken de beperkingen bij het kunnen verlenen van ondermandaat door de RvO te leiden tot een verantwoordelijkheidsverdeling die niet aansluit bij de beoogde feitelijke dagelijkse gezagsverhouding tussen de leiding van het Studiecentrum Rechtspleging, respectievelijk de bij het Studiecentrum Rechtspleging werkzame functionarissen en de rechterlijke ambtenaar in opleiding. Het belangrijkste doel van de wijziging is dan ook gericht op het laten aansluiten van de – na doorgeven van de mandatering – gerealiseerde verantwoordelijkheidsverdeling op de gewenste feitelijke gezagsverhouding.

Daarnaast wordt van de gelegenheid gebruik gemaakt om een aantal technische wijzigingen door te voeren.

Onderdelen A en B

De in het tweede lid van artikel 3 en in het eerste lid van artikel 7 vervallen zinsneden zijn overbodig, want vloeien al voort uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Onderdeel C

Met de nieuwe formulering van artikel 8 (waarmee de bestaande limitatieve opsomming van wetten en besluiten vervangen wordt door de algemene formulering ‘… besluiten met betrekking tot de rechtspositie van rechterlijke ambtenaren in opleiding.’) wordt aangesloten bij de praktijk dat ook in andere wetten of besluiten, dan die welke specifiek op rechterlijke ambtenaren gericht zijn, rechtspositionele aangelegenheden worden geregeld die (ook) op rechterlijke ambtenaren in opleiding van toepassing zijn.

De toevoeging in het oude artikel 8: ……‘tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald of de aard van de bevoegdheden zich daartegen verzet’ kan vervallen, omdat dat al uit de Awb voortvloeit.

De wijziging van artikel 9 dient ertoe om de – na doorgeven van het verleende ondermandaat – gerealiseerde verantwoordelijkheidsverdeling aan te laten sluiten bij de beoogde feitelijke gezagsverhouding tussen de leiding van het Studiecentrum Rechtspleging en de rechterlijke ambtenaar in opleiding.

Het oude tweede lid beperkte de mogelijkheid tot het doorgeven van het verleende ondermandaat ten aanzien van een limitatief opgesomd aantal bevoegdheden. In de praktijk bleek die opsomming (veel) te beperkt, waardoor veel beslissingen die tot de reguliere uitoefening van het werkgeversgezag behoren door de RvO genomen moesten worden. Het nieuwe lid 2 draait deze systematiek om. Aangegeven wordt in welke gevallen het ondermandaat níet mag worden doorverleend.

Het kunnen doorgeven van het ondermandaat wordt slechts beperkt met betrekking tot beslissingen inzake ontslag, anders dan op eigen verzoek, waaronder begrepen het ontslag (al dan niet voorwaardelijk) als disciplinaire maatregel. Achtergrond van deze beperking bij het doorgeven van het ondermandaat, is dat het hier een bevoegdheid betreft met zodanig verregaande gevolgen voor de rechterlijke ambtenaar in opleiding, dat het wenselijk lijkt om deze bevoegdheid nu juist niet te leggen bij het orgaan of de functionaris, waarbij de dagelijkse leiding berust.

Onderdeel D

Artikel 11 van de oude mandaatregeling – het artikel regelde wie in geval van een bezwaarschrift bevoegd is een beslissing op bezwaar te nemen – kan vervallen, omdat zulks uit de Awb voortvloeit.

De Minister van Justitie,

E.M.H. Hirsch Ballin

Naar boven