Aanwijzing onmiddellijke invrijheidsstelling

Categorie: Executie

Rechtskarakter: Aanwijzing i.d.z.v. artikel 130 lid 4 Wet RO

Afzender: College van procureurs-generaal

Adressaat: Hoofden van de parketten

Registratienummer: 2006A018

Datum vaststelling: 11-12-2006

Datum inwerkingtreding: 01-08-2007

Geldigheidsduur: 31-07-2011

Publicatie in Stcrt: PM

Vervallen: Aanwijzing onmiddellijke invrijheidsstelling (2000A006)

Relevante richtlijnen voor strafvordering: –

Wetsbepalingen: art. 553 en 570 WvSv

Jurisprudentie: –

Bijlage(n):

– Model onmiddellijke invrijheidsstelling

– Werkinstructie onmiddellijke invrijheidsstelling buiten kantoortijden

– Lijst telefoon- en faxnummers penitentiaire inrichtingen

Achtergrond

Artikel 553 WvSv bepaalt dat de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen geschiedt door het openbaar ministerie (OM) dan wel op voordracht van deze door de minister van Justitie. Art. 570, eerste lid, aanhef en onder e, Sv, schrijft voor dat de invrijheidstelling geschiedt door het hoofd van de inrichting, zodra het bevoegd gezag de last tot invrijheidstelling aan het hoofd van de inrichting heeft verstrekt. Deze wettelijke regeling inclusief de administratieve afwikkeling en het daarmee gepaard gaande tijdsverloop is in overeenstemming met de jurisprudentie van het Europese Hof te Straatsburg (onder andere de uitspraak van het EHRM van 1 juli 1997 (Manzoni tegen Italië, nr. 70/1996/689/881).

Samenvatting

Deze aanwijzing bevat gedragsregels voor het OM in geval de zittingsrechter (inclusief de raadkamer) de opheffing c.q. schorsing van de voorlopige hechtenis heeft bevolen en de onmiddellijke invrijheidstelling van de verdachte heeft gelast.

Executie

1

Artikelen 553 en 570 WvSv: beleidsruimte voor het OM

Op basis van de artikelen 553 en 570 WvSv. wordt het bevel onmiddellijke invrijheidstelling/schorsing van de voorlopige hechtenis niet in de zittingszaal geëxecuteerd, maar in de inrichting.

Met de tenuitvoerlegging van dit bevel is vanwege de administratieve afhandeling enige tijd gemoeid. In het kader van deze administratieve afwikkeling wordt verdachte eerst teruggebracht naar de inrichting. Het is vervolgens de directeur van de inrichting die op basis van het bevel tot onmiddellijke invrijheidstelling de verdachte daadwerkelijk in vrijheid stelt. Wanneer op dat moment blijkt dat er een aansluitende titel voor vrijheidsbeneming is, wordt verdachte niet in vrijheid gesteld, maar wordt de vervolgstraf aansluitend geëxecuteerd.

Titels voor voortdurende vrijheidsbeneming kunnen bestaan in:

– Voor tenuitvoerlegging vatbare rechterlijke beslissingen die vrijheidsbeneming meebrengen,

– in geval van vreemdelingen: het onderzoek naar de status van de verblijfstitel dan wel het op grond van art. 59 Vreemdelingenwet 2000 in vreemdelingenbewaring stellen.

Aangezien de aansluitende executie van de vervolgstraf van rechtswege plaatsvindt, hoeft verdachte niet opnieuw te worden aangehouden. Wanneer de voorlopige hechtenis op last van de zittingsrechter is geschorst (bijv. in verband met persoonlijke omstandigheden of in het kader van de executie van een bijzondere voorwaarde) en er blijken vervolgstraffen te zijn, overlegt de advocaat-generaal/officier van justitie met de executie-advocaat-generaal/executie-officier van justitie van het executerende (ressorts)parket over de vraag of de executie van de vervolgstraffen eveneens kan worden geschorst/opgeschort. De uitkomst van dit overleg wordt zo spoedig mogelijk door advocaat-generaal/officier van justitie van het executerend parket aan de inrichting meegedeeld.

2

Procedure die in acht moet genomen bij een behandeling van de zaak door de zittingsrechter

Wanneer de zittingsrechter heeft bepaald dat de voorlopige hechtenis met onmiddellijke ingang wordt opgeheven of geschorst, maakt de advocaat-generaal/de officier van justitie ter plekke een bevel onmiddellijke invrijheidstelling op en ondertekent dit. Als bijlage I aan deze aanwijzing is een model bevel onmiddellijke invrijheidstelling gehecht.

Het ondertekende bevel wordt onverwijld naar het bureau bevolkingsadministratie van de betreffende inrichting gefaxt. Om te voorkomen dat de fax buiten kantooruren op een onbemande fax/afdeling terechtkomt, wordt ook telefonisch doorgegeven dat er een bevel onmiddellijke invrijheidstelling gefaxt wordt en afgesproken naar welk nummer de fax gezonden dient te worden. Tevens wordt een kopie van het bevel meegegeven aan de vervoersdienst. De vervoersdienst geeft deze kopie af aan het dienstdoend personeel van de inrichting. Het originele bevel wordt in het strafdossier gevoegd.

In geval van schorsing van de voorlopige hechtenis wordt het rechterlijk schorsingsbevel bij voorkeur gelijktijdig met het bevel invrijheidstelling vrijgegeven voor executie en aan de inrichting gefaxt, met het verzoek dit bevel aan de verdachte uit te reiken/te betekenen. Zo wordt voorkomen dat verdachte in vrijheid wordt gesteld voordat de schorsingsvoorwaarden in persoon betekend zijn.

3

Procedure die in acht moet worden genomen bij een behandeling van de zaak in raadkamer

Wanneer de raadkamer een vordering gevangenhouding of een vordering verlenging van de gevangenhouding heeft afgewezen, betekent dit niet dat verdachte onmiddellijk in vrijheid moet worden gesteld. Het lopende bevel bewaring of gevangenhouding is immers nog van kracht, tenzij de rechter in de beschikking heeft bepaald dat de voorlopige hechtenis met onmiddellijke ingang wordt opgeheven. Wanneer de rechter de voorlopige hechtenis schorst, gaat de schorsing in de regel in op de dag na de raadkamerbehandeling.

Uitsluitend in die zaken waarin:

a. de raadkamer onmiddellijk en in aanwezigheid van de verdachte uitspraak doet èn

b. het lopende bevel bewaring of gevangenhouding niet langer een titel oplevert voor vrijheidsbeneming, wordt de onder 2 beschreven procedure gevolgd.

In alle andere gevallen wordt de beschikking diezelfde dag door de administratie van de afdeling preventieven van het betreffende parket dan wel door de raadkameradministratie naar de inrichting gefaxt.

4

Procedure invrijheidstelling

De verdachte wordt zo spoedig mogelijk na het uitspreken van de opheffing/schorsing van de voorlopige hechtenis naar de penitentiaire inrichting vervoerd.

Wanneer er geen vervolgstraffen zijn en betrokkene Nederlander is dan wel een verblijfsstatus in Nederland heeft, wordt hij na aankomst in de inrichting dezelfde dag nog in vrijheid gesteld, na de gebruikelijke uitschrijvingsprocedure. De inrichting voorziet in dat geval betrokkene zonodig van financiële middelen om met het openbaar vervoer zijn huis/verblijfadres te bereiken.

5

Verdachte is tevens vreemdeling

Indien de verdachte tevens vreemdeling is, en er te zijnen aanzien geen voor tenuitvoerlegging vatbare vonnissen of arresten zijn die vrijheidsbeneming impliceren, dient de inrichting betrokkene onverwijld aan de vreemdelingendienst van de woon-/verblijfplaats (indien niet bekend: de vreemdelingendienst van de gemeente waar de vreemdeling verblijft) over te dragen, ten einde een onderzoek naar de verblijfsstatus mogelijk te maken of (indien dit onderzoek reeds heeft plaatsgevonden), in vreemdelingenbewaring te stellen op grond van art. 59 vreemdelingenwet 2000.

Overgangsrecht

De beleidsregels in deze aanwijzing hebben gelding vanaf de datum van inwerkingtreding.

Bijlage 1

MODEL ONMIDDELLIJKE INVRIJHEIDSTELLING

Ressortsparket/Arrondissementsparket ............................

Aan de directeur van het huis van bewaring/penitentiaire inrichting: .............................. te .........................

Controletelefoonnummer afzender: ...........................

De advocaat-generaal/officier van justitie, gezien het bevel opheffing/schorsing van de voorlopige hechtenis van het Gerechtshof/de Rechtbank .................................

d.d. .............

gelast bovengenoemde directeur om in vrijheid te stellen:

naam: ......................................

geboortedatum: ......................

Ten aanzien van parketnummer⁠(s): ......

Met ingang van: ...............

Onder de voorwaarde(n) dat: ......................................

In opdracht van mr. ......................................

De advocaat-generaal/officier van justitie ....................................

Bijlage 2

Onmiddellijke invrijheidstelling buiten kantoortijden

Aanleiding

De minister van Justitie heeft de Tweede Kamer, naar aanleiding van vragen van lid Weekers, recent laten weten dat voor vrijheidsbeneming ná de dag waarop het bevel invrijheidstelling is gegeven, geen grondslag bestaat:

‘Een redelijke wetsuitleg brengt mee dat van de verdachte in het algemeen kan worden gevergd dat hij mee teruggaat naar de inrichting voor de afwikkeling van het bevel. Ik stel voorop dat regel is dat het bevel in ieder geval dezelfde dag ten uitvoer wordt gelegd. Voor vrijheidsbeneming na ommekomst van de dag waarop de invrijheidstelling is bevolen is geen grondslag aanwezig.

In het algemeen geldt dus niet dat aan een bevel tot opheffing of schorsing van voorlopige hechtenis à la minute dient te worden voldaan en dat het voortduren van vrijheidsbeneming meteen daarop onrechtmatig wordt. (Vgl. ook de uitspraak van het EHRM van 1 juli 1997 (Manzoni tegen Italië, nr. 70/1996/689/881), waarin een oponthoud van 3,5 uur voor daadwerkelijke invrijheidstelling geen schending van artikel 5 EVRM werd geoordeeld.) De mogelijkheid bestaat dat de rechter in het concrete geval weliswaar heeft beslist dat er geen titel meer aanwezig is voor het voortduren van de voorlopige hechtenis, maar dat vrijheidsbeneming op een andere titel moet worden ten uitvoer gelegd. [...]

Ik meen dat geen aanvullende wettelijke regeling nodig en wenselijk is voor het kort ophouden van een verdachte voor het vervoer naar de inrichting, met dien verstande dat dit vervoer zo spoedig mogelijk plaatsvindt en de penitentiaire inrichting de benodigde procedures kan afhandelen. De invrijheidstelling kan dan zo spoedig mogelijk plaats vinden.’ 1

De minister heeft de hoofddirecteur DJI gevraagd om in overleg met het College van procureurs-generaal maatregelen te nemen die ertoe leiden dat de invrijheidstelling zo spoedig mogelijk kan plaatsvinden en de penitentiaire inrichtingen de benodigde procedures kunnen afhandelen.

Dit heeft geleid tot onderstaande werkinstructie bij onmiddellijke invrijheidstelling buiten kantoortijden.

Werkinstructie onmiddellijke invrijheidstelling buiten kantoortijden

1. De afdeling Bevolkingsadministratie (BVA) controleert elke werkdag aan de hand van de signaallijsten of er gedetineerden zijn die op die dag een zitting hebben bij de rechtbank of het gerechtshof. Vervolgens controleert de BVA-medewerker tijdig (voor het einde van de kantoortijd) of in deze zaken een onmiddellijke invrijheidstelling is uitgesproken. Dit gebeurt telefonisch bij de betrokken instantie. Indien er een onmiddellijke invrijheidstelling is uitgesproken, dan handelt de BVA-medewerker de invrijheidstelling conform de reguliere procedure af.

2. Indien aan het einde van de werkdag nog niet bekend is of er een onmiddellijke invrijheidstelling zal volgen, dan bereidt de BVA-medewerker de afwikkeling van een eventuele onmiddellijke invrijheidstelling voor ten behoeve van de geconsigneerde directeur. Hiervoor verricht de BVA-medewerker de volgende handelingen:

a. De BVA-medewerker controleert in TULP GW en aan de hand van het BVA-dossier of er vervolgvonnissen aanwezig zijn. De medewerker maakt hiertoe een uitdraai van de registratiekaart en controleert de checklist.

b. De BVA-medewerker controleert of de gedetineerde de Nederlandse nationaliteit bezit. Is dat niet het geval, dan controleert de medewerker of op de uitdraai van de registratiekaart het CRV-nummer en de verantwoordelijke Vreemdelingendienst staan vermeld.

Indien er geen Vreemdelingendienst op de registratiekaart staat, dan is de piketfunctionaris binnen de eigen regio het aanspreekpunt. De piketfunctionaris van de Vreemdelingendienst is op te vragen via het landelijke politienummer 0900-8844. De BVA-medewerker noteert vervolgens de ontbrekende gegevens op de uitdraai van de registratiekaart.

De BVA-medewerker legt deze informatie aan het einde van de werkdag klaar voor de geconsigneerde directeur.

3. Ingeval van een onmiddellijke invrijheidstelling buiten kantoortijden, meldt het Openbaar Ministerie telefonisch bij de in de penitentiaire inrichting aanwezige leidinggevende die piketdienst draait (afdelingshoofd of wachtcommandant) dat er een bevel onmiddellijke invrijheidstelling zal worden verstuurd. Het Openbaar Ministerie informeert dan naar welk faxnummer het bevel verstuurd kan worden. Het Openbaar Ministerie geeft een kopie van het bevel mee aan de transportmedewerkers ter overhandiging aan de in de penitentiaire inrichting aanwezige leidinggevende (afdelingshoofd of wachtcommandant).

Het bevel onmiddellijke invrijheidstelling bevat in elk geval:

a. personalia

b. parketnummer

c. datum invrijheidstelling.

Ook staat op het bevel een telefoonnummer waarop het Openbaar Ministerie na kantoortijden bereikbaar is voor eventueel overleg. Desgewenst vermeldt het Openbaar Ministerie op het bevel of er sprake is van bijzonderheden, zoals begeleid vervoer (bijvoorbeeld bij opname in een kliniek).

4. De in de penitentiaire inrichting aanwezige leidinggevende (afdelingshoofd of wachtcommandant) die het bevel tot onmiddellijke invrijheidstelling per fax ontvangt, controleert het faxnummer waarvan het bevel afkomstig is. Ook controleert hij of de transportmedewerker een kopie van het bevel heeft .

Na deze controle waarschuwt de leidinggevende de geconsigneerde directeur.

5. De geconsigneerde directeur komt naar de penitentiaire inrichting.

De directeur controleert aan de hand van het BVA-dossier en de uitdraai van de registratiekaart of er vervolgvonnissen of andere insluitingstitels (bijvoorbeeld preventieve hechtenis) aanwezig zijn.

Indien er vervolgvonnissen zijn en de voorlopige hechtenis is opgeheven, dan wordt de gedetineerde ingesloten op grond van de nieuwe titel. Hiervoor is geen nieuwe opdracht van het Openbaar Ministerie vereist. Het schriftelijke bevel invrijheidstelling wordt nu niet ten uitvoer gebracht en wordt alleen gebruikt ter beëindiging van de vrijheidsbeneming in de zaak waarin uitspraak is gedaan.

Indien er vervolgvonnissen zijn en de voorlopige hechtenis is geschorst, bijvoorbeeld ten behoeve van opname in een kliniek, dan neemt de geconsigneerde directeur onmiddellijk telefonisch contact op met het Openbaar Ministerie voor nader overleg. Het Openbaar Ministerie beslist dan of de gedetineerde in vrijheid wordt gesteld of wordt ingesloten op grond van een vervolgvonnis.

6. Indien er geen vervolgvonnissen zijn, dan controleert de geconsigneerde directeur op de registratiekaart of de gedetineerde de Nederlandse nationaliteit bezit. Is dat niet het geval, dan handelt de directeur overeenkomstig het VRIS-protocol: de directeur neemt contact op met de Vreemdelingendienst.

7. Indien op grond van voorgaande stappen geen bezwaar is gebleken, dan wordt de gedetineerde nog dezelfde dag in vrijheid gesteld. De geconsigneerde directeur tekent hiertoe het bevel onmiddellijke invrijheidstelling.

8. De gedetineerde kan in beginsel op eigen gelegenheid de penitentiaire inrichting verlaten (ook bij invrijheidstelling ten behoeve van een verblijf in een kliniek), tenzij door het Openbaar Ministerie anders is aangegeven op het bevel. De gedetineerde wordt voorzien van middelen (treinkaartje of geld), zodat hij in ieder geval zijn verblijfsadres in Nederland kan bereiken.

9. Indien nodig, verricht de BVA-medewerker de eerstvolgende werkdag de administratieve afhandeling van de invrijheidstelling, bij voorkeur vóór 09.00 uur in verband met het capaciteitsbeheer. De BVA-medewerker legt daarbij alle verrichte handelingen schriftelijk vast in het BVA-dossier.

1

TK 2005–2006, aanhangsel 1783, nr. 839.

Naar boven