Mandaterings- en volmachtbesluit College sanering zorginstellingen

Het College sanering zorginstellingen,

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. de Wet: de Wet toelating zorginstellingen;

b. instelling: een organisatorisch verband als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder f van de Wet;

c. het College: het College sanering zorginstellingen, als bedoeld in artikel 32, lid 1, van de Wet;

d. de voorzitter de voorzitter van het College, en als zodanig door de minister benoemd op grond van artikel 32, lid 3 jo artikel 20, lid 2, van de Wet;

e. de secretaris/directeur van het College: degene als bedoeld in artikel 6, tweede lid, van het bestuursreglement, verder te noemen: de directeur;

f. de gemachtigde: een natuurlijk persoon, aangewezen door het College, conform artikel 8.3. lid 1, van het Uitvoeringsbesluit WTZi;

g. het secretariaatsbureau: het geheel van het ingevolge artikel 32, lid 3, jo artikel 22 van de Wet benoemde personeel, verder te noemen: bureau;

h. sanering: het geheel van maatregelen dat wordt genomen:

1. op grond van een besluit als bedoeld in artikel 17 van de Wet;

2. ter uitvoering van een voornemen als bedoeld in artikel 18 van de Wet;

3. op grond van een besluit als bedoeld in artikel 12a van de Wet ambulancevervoer.

Artikel 2

De directeur is bevoegd binnen acht weken na ontvangst van de aanmelding door een instelling als bedoeld in artikel 18, eerste lid, van de Wet, te beslissen dat voor het verhuren, vervreemden of aan enig beperkt recht onderwerpen de goedkeuring van het College is vereist en dit bij beschikking te berichten aan de meldende instelling.

Artikel 3

1. De directeur is bevoegd in spoedeisende gevallen te besluiten dat een beoogd gemachtigde reeds een aanvang maakt met zijn/haar werkzaamheden voordat besloten is tot aanwijzing van een gemachtigde, dan wel bevestiging van een aanwijzing door het College sanering:

a. ten behoeve van de sanering als bedoeld in artikel 1, onder h, van dit besluit;

b. ten behoeve van het uitvoeren van taken op uitdrukkelijk verzoek van de minister.

2. De directeur is bevoegd:

a. in geval van meer dan één aangewezen gemachtigde de onderlinge taakverdeling in overleg te regelen;

b. de gemachtigde decharge te verlenen indien een casus via besluitvorming van het College is afgerond.

Artikel 4

1. De directeur is bevoegd tot de ondertekening van de correspondentie en beschikkingen.

2. De directeur is, binnen het kader van de begroting en met inachtneming van door het College vastgesteld beleid bevoegd namens het College privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten.

3. De directeur is, na overleg met de voorzitter, bevoegd tot het openen en opheffen van bank- en/of girorekeningen ten name van het College en het stellen van zekerheid voor overeengekomen betalingsverplichtingen.

Artikel 5

De directeur is bevoegd in spoedeisende gevallen aan een instelling die voornemens is tot het vervreemden, verhuren of aan enig beperkt recht onderwerpen van gebouwen of terreinen of delen daarvan goedkeuring te verlenen aan de voorgenomen transactie. Dit besluit dient te zijn voorzien van een medeparaaf van een beleidsmedewerker.

Artikel 6

Het College beslist tot het voornemen tot het vaststellen van de subsidie op basis van artikel 17 WTZi. Over dit voornemen wordt het College voor zorgverzekeringen gehoord op grond van artikel 17 lid 6 van de WTZi. In gevallen dat het College voor zorgverzekeringen geen opmerkingen heeft is de directeur bevoegd de subsidie definitief vast te stellen, conform het bedrag, opgenomen in het voornemen.

Artikel 7

De directeur is bevoegd in voorkomende gevallen een beslissing tot het verlenen van een voorschot te nemen, mits het bedrag van het voorschot het in de liquidatiebegroting genoemde bedrag niet te boven gaat zoals bepaald in artikel 12 van het bestuursreglement. Dit besluit dient te zijn voorzien van een medeparaaf van een beleidsmedewerker.

Artikel 8

1. De directeur is verantwoordelijk voor het functioneren van het bureau In dit kader, en binnen de begroting van het College, is de directeur, bevoegd in naam van het College besluiten te nemen tot het aanstellen, aangaan van arbeidsovereenkomsten en bevorderen van medewerkers van het bureau van het College. Voorafgaand aan deze besluiten overlegt de directeur ter zake met de voorzitter.

2. Bij ingrijpende maatregelen, zoals het schorsen of ontslaan van medewerkers van het bureau besluit, op voordracht van de directeur, het College. In spoedeisende gevallen is de directeur bevoegd, na overleg met de voorzitter, medewerkers van het secretariaat van het College te schorsen en/of te ontslaan.

3. De directeur heeft volmacht om, binnen de grenzen van de arbeidsvoorwaarden, die op basis van de CAO Ziekenhuizen zijn of alsnog worden vastgesteld, arbeidsvoorwaarden vast te stellen voor de medewerkers van het bureau, en deze te wijzigen.

Artikel 9

De directeur is bevoegd, conform artikel 7:10 derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, de beslistermijn op een ingediend bezwaarschrift met vier weken te verdagen.

Artikel 10

De directeur is bevoegd tot:

1. het verzoeken om informatie met betrekking tot lopende casus bij de openbare registers, kadaster, notarissen en dergelijke;

2. het geven van voorlichting over het beleid op het terrein van de sanering van instellingen en onroerende zaken en ambulancevervoer;

3. het desgevraagd verstrekken van inlichtingen aan de minister van VWS, alsmede het aan deze minister verschaffen van inzage in zakelijke gegevens en bescheiden ingevolge artikel 34 van de Wet;

4. het desgevraagd aan de in artikel 33 van de Wet genoemde Colleges verschaffen van inzage in zakelijke gegevens en bescheiden.

Artikel 11

1. De directeur is bevoegd tot het verlenen van ondermandaat en ondervolmacht aan een medewerker van het bureau om de bevoegdheden genoemd in artikel 2 tot en met 10 van dit besluit, met uitzondering van de artikelen 7 en 8, uit te oefenen.

2. De directeur verleent ondermandaat, om in zijn afwezigheid en in spoedeisende gevallen, besluiten te nemen:

a. op het gebied van de sanering aan de economisch beleidsmedewerker, de heer drs. P.A. van Ruijven;

b. op het gebied van het ambulancevervoer aan de beleidsmedewerker, de heer mr. H.Th, Stevens;

c. op het gebied van de onroerende zaken aan de beleidsmedewerker, de heer drs. A.H.M. Strous.

3. besluiten als bedoeld in het tweede lid van dit artikel onder a tot en met c dienen mede te worden geparafeerd door één van beide andere beleidsmedewerkers.

Artikel 12

In geval van (langdurige) ontstentenis van de directeur voorziet de voorzitter van het College in (zijn) vervanging.

Artikel 13

Deze regeling vervangt bestaande mandateringsbesluiten dan wel bestaande volmachtbesluiten met ingang van 1 juli 2001.

Artikel 14

Het besluit treedt in werking op 1 januari 2007 voor onbepaalde termijn.

Deze regeling zal worden gepubliceerd in de Nederlandse Staatscourant.

Naar boven