Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2007, 112 pagina 11 | Overig |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2007, 112 pagina 11 | Overig |
3 mei 2007
Nr. C/S&A/07/1171
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, en de Minister van Verkeer en Waterstaat,
Gelet op artikel 5, tweede lid, onder b, van de Archiefwet 1995;
De Raad voor Cultuur gehoord (advies van de Raad voor Cultuur van 23 april 2007, nr. arc-2007.03707/2);
Besluiten:
De bij dit besluit gevoegde ‘selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de Minister van Verkeer en Waterstaat en de onder hem ressorterende actoren op het beleidsterrein Voorlichting van de rijksoverheid, over de periode 1945–’ en de daarbij behorende toelichting worden vastgesteld.
De ‘selectielijst neerslag handelingen Minister van Verkeer en Waterstaat beleidsterrein Organisatie van de Rijksoverheid over de periode 1945–1999’ (vastgesteld bij beschikking van de Minister van Verkeer en Waterstaat en de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, nr. C/S&A/05/1360 d.d. 5 juli 2005 (gepubliceerd in de Staatscourant nr. 245 d.d. 16 december 2005)) wordt ingetrokken, uitsluitend voor handeling 312 Het behandelen van aangelegenheden met beroep op grond van de Wet Openbaarheid van Bestuur (WOB).
Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.
Een belanghebbende kan tegen dit besluit beroep instellen bij de rechtbank binnen het rechtsgebied waarvan hij zijn woonplaats heeft.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende selectielijst en toelichting in de Staatscourant zal worden geplaatst.
Den Haag, 3 mei 2007.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
namens deze:
de Algemene Rijksarchivaris, M.W. van Boven.De Minister van Verkeer en Waterstaat,
namens deze:
de projectdirecteur Project Wegwerken Archief Achterstanden, A. van der Kooij.
voor de administratieve neerslag van
De Minister van Algemene Zaken,
en de daaronder ressorterende actoren,
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
De Minister van Buitenlandse Zaken,
De Minister van Defensie,
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
De Minister van Justitie,
De Minister van Economische Zaken,
De Minister van Financiën, en
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Voorlichting van de rijksoverheid
Ministerie van Algemene Zaken, Afdeling Communicatietechnologie, Informatie- en Documentmanagement (CID)
Vastgestelde versie voor publicatie Staatscourant (SDU) mei 2007
Project Wegwerken Archiefachterstanden (PWAA)
AMvB: algemene maatregel van bestuur (groot KB)
AOK: Algemene Oorlogvoering van het Koninkrijk
ARA: algemeen rijksarchivaris
AZ: Algemene Zaken
B: bewaren
BOB: Besluit openbaarheid van bestuur
BSD: basisselectiedocument (selectielijst)
BVC: Bijzondere Voorlichtingscommissie
CBS: Centraal Bureau voor de Statistiek
CPB: Centraal Planbureau
DPC: Directie Publiek en Communicatie
DTC: Directie Toepassing Communicatietechniek
KB: Koninklijk besluit
KMP: Kabinet van de Minister-president
NA: Nationaal Archief
OCenW: Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
OKW: Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen
OVC: Oorlogsvoorlichtingscommissie
PCI: Commissie Publiekscommunicatie en Informatie
PIVOT: Project Invoering Verkorting Overbrengingstermijn
plv.: Plaatsvervangend
PTT: Staatsbedrijf der Posterijen, Telegrafie en Telefonie
RAD: Rijksarchiefdienst
RIO: rapport institutioneel onderzoek
ROOS: koepel van regionale omroepen
RPD: Rijks Planologische Dienst
RTP: Radio, Televisie en Pers
RVD: tot 15 september 1953 Rege(e)ringsvoorlichtingsdienst
RVD: vanaf september 1953 Rijksvoorlichtingsdienst
SCP: Sociaal Cultureel Planbureau
Stb.: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Stcrt.: Nederlandse Staatscourant
TITAN: televisie-informatie ten algemene nutte
V: vernietigen
Vora: Voorlichtingsraad
VORAMP: voorlichting bij grootschalige incidenten en rampen
VROM: Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
V&W: Verkeer en Waterstaat
WOB: Wet openbaarheid van bestuur
1.1 Doel en werking van het BSD
Een basis-selectiedocument (BSD) is een bijzondere vorm van een selectielijst. In de regel heeft een BSD niet zozeer betrekking op (alle) archiefbescheiden van een enkele organisatie, als wel op het geheel van de bescheiden die de administratieve neerslag vormen van het overheidshandelen op een bepaald beleidsterrein. Het BSD geldt dus voor de archiefbescheiden van verschillende overheidsorganen (veelal ook diverse zorgdragers), en wel voorzover de desbetreffende actoren op het terrein in kwestie werkzaam zijn (geweest). Dit betekent dat er geen handelingen van particuliere actoren worden opgenomen.
Dit BSD is opgesteld op basis van institutioneel onderzoek. In het Rapport Institutioneel Onderzoek (RIO) is het betreffende beleidsterrein beschreven, evenals de taken en bevoegdheden van de betrokken organen. De handelingen van de overheid op het beleidsterrein staan in het RIO in hun functionele context geplaatst. In het BSD zijn de handelingen overgenomen, alleen nu geordend naar de actor. Bovendien is bij elke handeling aangegeven of de administratieve neerslag hiervan bewaarde dan wel vernietigd moet worden.
Het niveau waarop geselecteerd wordt is dus niet dat van de stukken zelf, maar dat van de handelingen waarvan die archiefbescheiden de administratieve neerslag vormen. Een BSD is derhalve geen opsomming (categorieën) stukken, maar een lijst van handelingen van overheidsactoren, waarbij elke handeling is voor zien van een waardering en indien van toepassing een vernietigingstermijn.
Door de beleidsterreingerichte benadering komen verschillende aspecten betreffende het beheer van de eigen organisatie van de zorgdrager (personeelsbeleid, financieel beleid, enz.) niet aan bod. Voor het selecteren van de administratieve neerslag die betrekking heeft op de instandhouding en ontwikkeling van de eigen organisaties van overheidsorganen dienen een aantal zogeheten ‘horizontale’ BSD’s. Deze horizontale BSD’s zijn van toepassing op alle organisaties van de rijksoverheid.
Het opgestelde ontwerp-BSD wordt voorgelegd aan de Raad voor Cultuur en op verschillende plaatsen ter inzage gelegd. Na eventuele wijziging van de ontwerp-BSD kan worden overgegaan tot de vaststelling. Het BSD wordt vastgesteld in een gezamenlijk besluit van de Minister belast met het cultuurbeleid (tegenwoordig de Minister van OC&W) en de betrokken zorgdrager(s).
1.2 Definitie van het beleidsterrein
Voorlichting van de rijksoverheid is het beleidsterrein waarop zich de coördinerende handelingen van de rijksoverheid op het gebied van overheidscommunicatie en -voorlichting afspelen.
1.3 Afbakening van het beleidsterrein
Iedere overheidsorganisatie heeft, voor haar eigen taken en werkzaamheden, de taal de burger actief te informeren. Omdat de rijksoverheid als geheel met één mond wil praten, is aan de Minister van Algemene Zaken de taak toebedeeld te zorgen voor de coördinatie van het voorlichtingsbeleid van alle (rijks)overheden.
De Minister-president heeft daarnaast specifieke taken op het gebied van communicatie van het algemene regeringsbeleid, communicatie over en namens het Koninklijk Huis, het faciliteren van communicatie door rijksoverheden. Bij het Ministerie van Algemene Zaken is daarvoor ook een uitgebreide organisatie ingericht, de Rijksvoorlichtingsdienst (RVD).
Communicatie en voorlichting over (voorgenomen) beleid en beleidsuitvoering aan de burger is een algemene handeling op alle beleidsterreinen, voor de neerslag waarvan iedere actor zelf de zorg draagt. Hiervoor bestaat een algemene handeling die in de meeste afzonderlijke BSD’s is opgenomen. Omdat deze handeling niet in alle BSD’s is opgenomen bevat dit BSD ook een handeling voor voorlichting over het eigen beleid aan de burgers. Als de algemene handeling is opgenomen in een BSD over een specifiek beleidsterrein, heeft deze voorrang. Als de algemene handeling ontbreekt, kan de vakMinistershandeling uit het onderhavige BSD gebruikt worden.
1.4 Doelstelling(en) van de overheid op het beleidsterrein
Het hoofddoel van het beleidsterrein ‘voorlichting van de rijksoverheid’ is het coördineren van het beleid en het faciliteren van de uitvoering van de actieve communicatie van de rijksoverheid
1.4.2 Geschiedenis van de voorlichting van de rijksoverheid
De Nederlandse regering in ballingschap bouwde in 1940–1945 in Londen, ‘naar Brits model’, de Regeringsvoorlichtingsdienst op. Na de bevrijding werd de dienst in Den Haag opnieuw ingesteld. De regering wilde de overheidsvoorlichting structureel vormgeven. Daarom kreeg de staatscommissie-Van Heuven Goedhart in 1946 de opdracht te adviseren over de coördinatie van de overheidsvoorlichting.
In januari 1947 stelde het kabinet een ‘Regeringsadviseur van het voorlichtingsbeleid’ aan. Overheidsvoorlichting mocht alleen worden toegepast om door het politiek goedgekeurdbeleid toe te lichten en te verklaren. Daarmee gaat de periode van ‘passieve overheidsvoorlichting’ van start.
Later in 1947 gaf de ambtelijke commissie Hermans de regering het advies een coördinerend orgaan voor de overheidsvoorlichting in te stellen, de Voorlichtingsraad. De Voorlichtingsraad werd op 17 oktober 1947 ingesteld en heeft naast een coördinerende ook een adviserende taak.
In 1950 adviseerde de ambtelijke commissie-Fock de overheidsvoorlichting te centraliseren bij de RVD.
In de daaropvolgende dertig jaren hield de RVD zich bezig met de woordvoering voor Koninklijk Huis, Minister-president, Ministerraad en Minister van Algemene Zaken, met publicaties en advertenties, tentoonstellingen, film en foto.
Een bijzondere primeur kende het jaar 1967. De overheid begon met het uitzenden van TITAN-spotjes (televisie-informatie ten algemene nutte) waarin zij burgers voorlichtte over onderwerpen als persoonlijke hygiëne, voeding en energie. De RVD coördineerde de uitzendingen. Niet veel later werd Postbus 51 een bekend begrip. Het is de postbus van de RVD waar burgers hun schriftelijke vragen en grieven konden deponeren. De RVD stuurde de vraag voor beantwoording door naar het betreffende Ministerie.
Op 1 januari 1978 gaat de directie Toepassing Communicatietechniek (DTC) van staart, het onderdeel van de RVD dat zich bezig ging houden met het faciliteren van de overheidscommunicatie.
De tijden veranderden. De Commissie Heroriëntatie Overheidsvoorlichting (commissie-Biesheuvel) haakte daarop eind jaren zeventig in met het rapport ‘Openbaarheid Openheid’. In het rapport stelde de commissie dat de overheid een actieve plicht heeft beleid openbaar te maken en dat daarvoor een Wet Openbaarheid van Bestuur moet worden ingevoerd. Dat was de start van de periode van actieve overheidsvoorlichting. Op 1 mei 1980 werd de Wet Openbaarheid van Bestuur (WOB) van kracht. De wet stelde de overheid verplicht desgevraagd informatie te verschaffen. Ook moest de overheid de burger actief informeren als dit in het belang was van ‘een goede en democratische bestuursvoering’.
De Regeling uitbesteding voorlichtings- en andere communicatieprojecten verscheen in september 1983 in de Staatscourant en verplichtte rijksoverheden om bijvoorbeeld bij de plaatsing van advertenties de RVD in te schakelen. Een jaar later introduceerde de ambtelijke werkgroep Heroverweging Voorlichting Rijksoverheid (onder leiding van de RVD-directeur Van der Voet) twee nieuwe begrippen: voorlichting als public relations en voorlichting als beleidsinstrument. Dat laatste wilde zoveel zeggen als: de overheid probeert door communicatie de burgers zodanig te beïnvloeden dat geen regelgeving meer nodig is.
In 1984 verscheen het rapport Heroverweging Voorlichting Rijksoverheid. Ook kwamen er Kamervragen over publicaties van het Ministerie van Financiën. De Voorlichtingsraad besloot onder invloed daarvan een bezinningsdag te houden over de principia in de voorlichting van de rijksoverheid.
De principia hadden betrekking op de persvoorlichting (in de fasen ‘beleidsvoorbereiding’ en ‘beleidsvaststelling’) en de publieksvoorlichting (in de fase ‘beleidsuitvoering’).
Een van de principia ging over de beïnvloedende publieksvoorlichting. Deze moest gericht zijn op houding en gedrag van de burger. Beïnvloeding van de mentaliteit (‘normen en waarden’) was alleen gewenst als de voorlichting ging over aanvaard beleid, over een onderwerp dat niet controversieel was en voldoende informatie bevatte om belangstellenden en belanghebbenden in staat te stellen een eigen oordeel te vormen.
In 1987 werd de Commissie voor de voorlichting bij grootschalige incidenten en rampen ingesteld, die tot taak had de Ministers van AZ, van Binnenlandse Zaken en van VROM, en de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken te adviseren over algemene richtlijnen voor de voorlichting bij grootschalige incidenten en rampen.
De Algemene Rekenkamer verrichtte in 1991 een onderzoek naar de planmatige opzet, kosten en evaluatie van overheidscampagnes. De resultaten waren pijnlijk. Meer dan de helft van de campagnes bleek niet geëvalueerd te zijn. Financiële gegevens waren nauwelijks voorhanden.
Het rapport van de Rekenkamer werd in de Tweede Kamer behandeld, waarna besloten werd criteria vast te leggen waaraan grote voorlichtingscampagnes moesten voldoen. Ze moesten vooraf worden voorgelegd aan de Kamer, mochten niet gaan over controversieel beleid en moesten bijdragen aan de geloofwaardigheid van de overheid.
De werkgroep Grote Efficiency Operatie-voorlichting (GEO) ging in 1991 van start en alle Ministeries moesten bezuinigen op voorlichting. Vanaf 1992 bood de RVD/DTC tegen betaling van kosten de volgende diensten aan overheden aan: communicatieadvies, onderzoeksadvies en -begeleiding, projectmanagement, mediaservice en juridische ondersteuning.
De RVD stootte zelf een aantal taken af. De afdeling Tentoonstellingen werd al in 1989 opgeheven. In 1996 werd het filmarchief geprivatiseerd en werd het foto-archief overgedragen aan het Nationaal Archief. De mediatheek is in 1998 verzelfstandigd.
Wel heeft de RVD het organiseren van fotosessies met leden van het Koninklijk Huis en het beheren van de foto- en audio-visuele-verzameling van het Koninklijk Huis in eigen beheer gehouden.
In de jaren negentig kwam de zogenaamde ‘interactieve beleidsvorming’ op. De overheid streefde ernaar, allereerst op lokaal en provinciaal niveau, om publieksgroepen te betrekken bij de voorbereiding van beleid. Op rijksniveau bleef de interactieve beleidsvorming tamelijk beperkt.
Wel zagen veel websites het licht: die van Postbus 51, het Ministerie zelf en het Koninklijk Huis. Later de website regering.nl en government.nl, speciaal voor de buitenlandse pers, een aanvulling op de periodiek Netherlands Newsmonitor. Ook begon het Ministerie met de verzending van digitale nieuwsbrieven, zogenaamde e-zines.
In 1997 werd de Postbus 51 Infolijn ondergebracht bij de RVD. Een jaar later veranderde die zijn naam in Postbus 51 Informatiedienst. Postbus 51 is onder meer verantwoordelijk voor decentrale distributie van overheidsinformatie via bijvoorbeeld postkantoren en bibliotheken. Ook besloot de Ministerraad om de plaatsing van advertenties op radio en televisie en langs de openbare weg uitsluitend door tussenkomst van de RVD/DTC mogelijk te maken.
De Voorlichtingsraad besloot in 1999 om voor alle Postbus-51-campagnes standaard een effectonderzoek uit te laten voeren. DTC voerde het onderzoek uit en beheerde de databank met onderzoeksgegevens. Deze activiteit vloeide voort uit toezeggingen van de Minister-President aan Tweede Kamer om voortaan campagnes te melden, totaal-evaluaties van campagnes te maken en een overzicht van coproducties van overheid met bijvoorbeeld omroepen te geven.
De RVD was ook vertegenwoordigd in externe commissies, zoals het Bestuur Nieuwspoort, Werkgroep Holland Imago en de Programmaraad van de Wereldomroep.
De staatscommissie Toekomst Overheidscommunicatie (Commissie-Wallage) werd in 2000 ingesteld met als opdracht om advies uit te brengen over de toekomst van de overheidscommunicatie. Een jaar daarna verscheen het eindrapport met de titel ‘In dienst van de democratie’. De regering nam de meeste adviezen over en stuurde in november 2001 het regeringsstandpunt naar de Tweede Kamer. De hoofdlijnen van het rapport:
– burger moet centraal komen te staan in de overheidscommunicatie;
– communicatie moet opschuiven naar het hart van het beleidsproces.
Het eindrapport heeft onder meer geleid tot de website regering.nl, een zeer actieve voorlichtingssite van de regering.
In 2002 fuseerden DTC en Postbus 51 Informatiedienst tot een nieuw onderdeel van de Rijksvoorlichtingsdienst: RVD/Publiek en Communicatie. De RVD zelf werd omgevormd van een hoofddirectie tot een Directoraat-Generaal binnen het Ministerie van Algemene Zaken.
Vier jaar nadat de commissie Wallage haar rapport heeft gepresenteerd is er in het kader van het programma Andere Overheid opnieuw veel aandacht voor overheidscommunicatie. Communicatie is namelijk één van de onderwerpen waar een zogenaamde rijksbrede takenanalyse voor is uitgevoerd. De commissie onder voorzitterschap van Gerrit Jan Wolffensperger heeft gekozen voor een praktische invalshoek. Deze praktische benadering heeft geleid tot 50 concrete aanbevelingen om de overheidscommunicatie te versterken. Hierbij is gekozen voor een balans in eenheid, transparantie en intensiever contact met de burger. Voorbeelden hiervan zijn:
– meer contact en werkbezoeken, zowel van politici als van ambtenaren
– meer kennis over en contact met de samenleving door enquêtes, consultatie, simulatiegames en expertmeetings
– een televisiekanaal binnen de publieke omroep met live Kamerdebatten, persconferenties en dergelijke
– ‘townhall meetings’ waarbij beleidsmakers kunnen worden aangesproken door burgers en maatschappelijke organisaties
– expliciet aandacht voor eenheid in overheidsbeleid
Het kabinet reageert met een implementatieplan. In 2006 wordt het actieprogramma Wallage afgerond en wordt gestart met het uitwerken van de aanbevelingen van de commissie Wolffensperger.1
1.5 De actoren op het beleidsterrein
Actoren onder de zorg van het Ministerie van Algemene Zaken:
– de Minister-President/de Minister van Algemene Zaken
– Voorlichtingsraad
– Commissie-Van Heuven Goedhart
– Commissie-Hermans
– Commissie-Fock
– Commissie-Biesheuvel
– Commissie voor de voorlichting bij grootschalige incidenten en rampen (Adviescommissie voorlichting rampen, Commissie-Van der Voet, Commissie VORAMP)
– Staatscommissie Toekomst OverheidsCommunicatie (Commissie-Wallage)
– Commissie Wolffensperger 2005–2006
– Evaluatiecommissie Wet Openbaarheid Bestuur
– Begeleidingscommissie Evaluatie Wet Openbaarheid Bestuur
– Werkgroep Heroverweging voorlichting rijksoverheid
– Commissie Publiekscommunicatie en Informatie (PCI)
NB: Onderstaande actoren vallen of vielen onder de VoRa (zie RIO voor omschrijving takenpakket). De handelingen van deze actoren vallen onder de handelingen van de Voorlichtingsraad.
– Agendacommissie (Agcie.)/Presidium 1948–
– Commissie Nieuwe Media (CNM)
– Platform Gemeenschappelijk Webbeleid
– CoordinatieGroep Voorlichtingsraad 2005–
– Commissie Nieuwe Media
– Commissie Publieksvoorlichting (PuVo) 1948–
– Kerngroep Publieksvoorlichting 1948–
– Commissie Overheidsinformatie 1958–1960
– Commissie Deskundigheid 1964–1965
– Commissie opleiding voorlichtingsambtenaren 1965–1966
– Commissie heroriëntatie overheidsvoorlichting 1965–1970
– Studiecommissie Rapport CHO 1970–
– Embargocommissie 1972–1974
– Commissie Film 1947 (1948)
– Commissie Financiering Filmactiviteiten
– Commissie van Overleg Vora-Vereniging van Voorlichtingsambtenaren 1981–
– Commissie Bewerktuiging 1973–1975
– Projectgroep gemeenschappelijke infrastructuur (PGI)
– Project/werkgroep Onderzoek 1981–
– Begeleidingscommissie Onderzoek
– Projectgroep Coördinatie en inventarisatie
– Commissie Informatiebeleid (CIB) 1981–
– Radioredactiecommissie 1949–1964
– Redactiecommissie Radio en Televisie 1964–1972
– Coordinatiecommissie Radio en Televisie 1972–
– Werkgroep televisie-informatie ten algemene nutte (TITAN) 19(68)–
– Televisiecommissie 1954–196(5/6)
– Televisiewerkgroep 1960–1972
– Werkgroep Radio en Televisie (WRT) 1973–
– Bruggroep Mediazaken (BM) 1973–1976
– Beroepsinstantie voor afgewezen voorlichtingsprojecten 1976–
– Werkgroep Voorlichting en Presentatie Buitenland–1992
– Werkgroep WOB 1980–
– Stuurgroep PEP
– Begeleidingscommissie Aanjaagprogramma
– Stuurgroep Informatiebeleid Europa ’92 1990–
– Werkgroep voorlichting inzake het Nederlands voorzitterschap van de EG 1991–
– Projectgroep Postbus 51 op Videotex
– Projectgroep Nationaal Voorlichtingscentrum (NVC) 1990–
– Stuurgroep NVC 1990–
– Begeleidingscommissie ’06–’51
– Klankbordgroep ’06–‘51
– Werkgroep Viditel 1983–
– Commissie Voorlichting Planologische Kernbeslissingen (PKB) 1976–1983
– Commissie Voorlichting Minderheden (CVM) 1981–
– Commissie Voorlichting Emancipatiebeleid (CVE)
– Commissie vormgeving publicaties 1976–
– Commissie (overheids)voorlichtingscentrum (CVC) 1982–
– Commercialisatie-Commissie 1954–1971
– Commissie Stimulering Marktsector (CStM) 1983–
– Commissie Ad-Hoc E-’55 1955
– Commissie Brussel 1956–1958
– Overleggroep voorlichting civiele verdediging (OVCV)
– VakMinister (deze handelingen gelden voor alle Ministers)
Actor onder de zorg van het Ministerie van Binnenlandse Zaken:
– Minister van Binnenlandse Zaken
– Begeleidingscommissie Wet Openbaarheid Bestuur
1.6 Totstandkoming selectielijst
In 2001 verscheen de ‘Selectielijst neerslag handelingen Minister van Algemene Zaken en de onder hem ressorterende actoren op het beleidsterrein voorlichting van de rijksoverheid over de periode 1931–1996’, o.d.t. ‘In strijd tegen gegevensinflatie’. De lijst was gebaseerd op het PIVOT-rapport nr. 46 ‘In den strijd tegen onwetendheid, valsche voorstelling en leugen’, een institutioneel onderzoek naar het beleidsterrein voorlichting in de periode 1931–1990. Dit onderzoek was verricht door drs. M.J.B. Kavelaars.
De selectielijst bleek echter niet afdoende praktisch in gebruik. Hiernaast achtte Ministerie van Algemene Zaken het nodig om het BSD te actualiseren tot en met het jaar 2005. Het geactualiseerde BSD is bij het Ministerie van Algemene Zaken beoordeeld door mw. M.L. de Vries en dhr. P.L. Tichem, adviseurs Communicatietechnologie, Informatie- en Documentmanagement (CID), en drs. R. Groeneweg van Digital display. De verdere begeleiding van de procedure is na commentaar van het Nationaal Archief in 2005 uitbesteed aan het project Wegwerken Archiefachterstanden (PWAA). Het aanvullend onderzoek, uitgevoerd door mw. drs. L. Boer, BSD-medewerker, is afgerond in 2006.
Ten opzichte van het RIO en de selectielijst ‘In strijd tegen gegevensinflatie’ is veel veranderd. Een overzicht van aangepaste en vervallen handelingen vindt u in bijlage 1. Onderstaand wordt het al dan niet opnemen van handelingen en actoren verantwoord.
Na vaststelling van de onderhavige lijst, vervalt de selectielijst ‘In de strijd tegen gegevensinflatie’ (gepubliceerd in Stcrt. nr. 155, op 14 augustus 2001) in zijn geheel.
In de selectielijst van de actor vakMinister is een handeling opgenomen die is overgenomen uit het BSD Organisatie Rijksoverheid (312). Het betreft een handeling over de Wet Openbaarheid Bestuur, welke beter aansluit bij het beleidsterrein Voorlichting. Na vaststelling van deze lijst zal handeling 312 uit het BSD Organisatie Rijksoverheid daarom vervallen. In dit BSD wordt handeling 312 opgenomen onder nummer 294.
Het aangepaste BSD bevat ruim 40 nieuwe handelingen. Het BSD is doorgenummerd vanaf het RIO en het BSD ‘In strijd tegen de gegevensinflatie’: de nieuwe handelingen beginnen vanaf nr. 240. Voor handelingen uit het RIO die wel geschikt waren, is de oorspronkelijke nummering aangehouden. Overige handelingen zijn vervallen. De wijzigingen zijn verantwoord in de bijlage.
Voornamelijk de enkele handeling voor de Voorlichtingsraad, het houden van vergaderingen, was veel te beperkt om het archief van de raad te kunnen bewerken. De VoRa heeft immers een veel groter aantal taken en verantwoordelijkheden dan het houden van vergaderingen. Bovendien valt een groot aantal commissies en werkgroepen onder de VoRa, die allemaal eigen taken hebben. Deze taken vallen ook onder de VoRa en moesten in handelingen worden gevat.
Hiernaast is een groot aantal algemene handelingen opgenomen, zowel voor de primaire actor de Minister-President, de Minister van Algemene Zaken als de Voorlichtingsraad. Per abuis waren deze handelingen niet opgenomen in het RIO; deze omissie is nu hersteld.
Tot slot zijn er, in overleg met het Nationaal Archief en de zorgdragers, handelingen toegevoegd voor de actor vakMinister. De handelingen 97 (en 98), 204 (en 207), 72 en 86 zijn in 2005 goedgekeurd in het Interdepartementaal Platform Selectievraagstukken. Na overleg tussen PWAA en het Nationaal Archief is handeling 97 aangepast en omgenummerd naar 293 en zijn handelingen 24, 238 en 294 aan de lijst toegevoegd.
De archieven van de Oorlogsvoorlichtingscommissie en de Bijzondere Voorlichtingscommissie zijn in 1989 al door het Ministerie van Algemene Zaken bewerkt, na afzondering van het RVD-directiearchief: deze actoren zijn dus niet in dit BSD opgenomen.
De Commissie-François was werkzaam in de periode 1931–1935 en valt buiten de reikwijdte van dit BSD.
– Media, Letteren en Bibliotheek
In het RIO werden een aantal actoren genoemd, die behoren tot het beleidsterrein Media. De onderstaande actoren zijn opgenomen in het BSD Media, Letteren en bibliotheek van het Ministerie van OCW:
– Omroepraad
– Nederlandse Televisie Stichting
– Nederlandse Omroep Stichting
– Nederlands Omroepproduktie Bedrijf
– Nederlandse Omroep Zender Maatschappij N.V. (NOZEMA)
– Stichting Nederlandse Radio Unie
– Staatsbedrijf der Posterijen, Telegrafie en Telefonie
– Nederlandse Omroep Stichting (ZBO)
– Commissariaat voor de Media (ZBO)
– Regeringscommissaris voor het radiowezen
Uit het aanvullende onderzoek bleek dat een aantal actoren een belangrijke rol spelen op het beleidsterrein voorlichting en communicatie door de Rijksoverheid. Van enkele van deze actoren waren wel beschrijvingen opgenomen in het RIO, maar geen handelingen. Het gaat om:
– Staatscommissie Toekomst Overheidscommunicatie (Commissie Wallage)
– Commissie Wolffensperger
– Evaluatiecommissie
– Begeleidingscommissie Wet Openbaarheid Bestuur
– Commissie Publiekscommunicatie en informatie (PCI)
De doelstelling van het Nationaal Archief bij de selectie van overheidsarchieven is dat de belangrijkste bronnen van de Nederlandse samenleving en cultuur veilig worden gesteld voor blijvende bewaring. Met het te bewaren materiaal moet het mogelijk zijn om een reconstructie te maken van de hoofdlijnen van het handelen van de rijksoverheid ten opzichte van haar omgeving, maar ook van de belangrijkste historisch-maatschappelijke gebeurtenissen en ontwikkelingen, voor zover deze zijn te reconstrueren uit overheidsarchieven.
Om de selectiedoelstelling te bereiken worden de handelingen in het BSD gewaardeerd aan de hand van de onderstaande algemene selectiecriteria. Deze criteria zijn in 1997 door het Convent van Rijksarchivarissen vastgesteld en geaccordeerd door PC DIN en KNHG.
Handelingen die gewaardeerd worden met B(ewaren)
1. Handelingen die betrekking hebben op voorbereiding en bepaling van beleid op hoofdlijnen
Toelichting: Hieronder wordt verstaan agendavorming, het analyseren van informatie, het formuleren van adviezen met het oog op toekomstig beleid, het ontwerpen van beleid of het plannen van dat beleid, alsmede het nemen van beslissingen over de inhoud van beleid en terugkoppeling van beleid. Dit omvat het kiezen en specificeren van de doeleinden en de instrumenten.
2. Handelingen die betrekking hebben op evaluatie van beleid op hoofdlijnen
Toelichting: Hieronder wordt verstaan het beschrijven en beoordelen van de inhoud, het proces of de effecten van beleid. Hieruit worden niet per se consequenties getrokken zoals bij terugkoppeling van beleid.
3. Handelingen die betrekking hebben verantwoordin van beleid op hoofdlijnen aan andere actoren
Toelichting: Hieronder valt tevens het uitbrengen van verslag over beleid op hoofdlijnen aan andere actoren of ter publicatie.
4. Handelingen die betrekking hebben op (her)inrichting van organisaties belast met beleid op hoofdlijnen
Toelichting: Hieronder wordt verstaan het instellen, wijzigen of opheffen van organen, organisaties of onderdelen daarvan.
5. Handelingen die bepalend zijn voor de wijze waarop beleidsuitvoering op hoofdlijnen plaatsvindt
Toelichting: Onder beleidsuitvoering wordt verstaan het toepassen van instrumenten om de gekozen doeleinden te bereiken.
6. Handelingen die betrekking hebben op beleidsuitvoering op hoofdlijnen en direct zijn gerelateerd aan of direct voortvloeien uit voor het Koninkrijk der Nederlanden bijzondere tijdsomstandigheden en incidenten
Toelichting: Bijvoorbeeld in het geval de Ministeriele verantwoordelijkheid is opgeheven en/of wanneer er sprake is van oorlogstoestand, staat van beleg of toepassing van noodwetgeving.
Naast de algemene criteria kunnen door de zorgdrager(s) en het Nationaal Archief, eveneens binnen het kader van de selectiedoelstelling, gezamenlijk beleidsterrein-specifieke criteria worden geformuleerd. Deze criteria worden doorlopend genummerd, waarbij wordt aangesloten bij de zes algemene criteria (dus vanaf 7).
Ingevolge artikel 5, onder e, van het Archiefbesluit 1995 kan neerslag van bepaalde, als te vernietigen gewaardeerde handelingen betreffende personen en/of gebeurtenissen van bijzonder cultureel of maatschappelijk belang, van vernietiging worden uitgezonderd. In bijlage 2 vindt u een overzicht van bijzondere gebeurtenissen die voor bewaring in aanmerking komen.
4. Verslag van de vaststellingsprocedure
Op 15 november 2006 is het ontwerp-BSD door het Project Wegwerken Archiefachterstanden (PWAA) namens de Minister van Algemene Zaken, de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de Minister van Buitenlandse Zaken, de Minister van Defensie, de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de Minister van Verkeer en Waterstaat, de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, de Minister van Justitie, de Minister van Economische Zaken, de Minister van Financiën, en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aan de Minister van OCW aangeboden, waarna deze het ter advisering heeft ingediend bij de Raad voor Cultuur (RvC). Van het gevoerde driehoeksoverleg over de waarderingen van de handelingen is een verslag gemaakt, dat tegelijk met het BSD naar de RvC is verstuurd. Vanaf 1 maart 2007 lag de selectielijst gedurende zes weken ter publieke inzage bij de registratiebalie van de studiezaal en op de website van het Nationaal Archief evenals op de website van het Ministerie van OCW, hetgeen was aangekondigd in de Staatscourant en in het Archievenblad.
Op 23 april 2007 bracht de RvC advies uit (kenmerk arc-2007.03707/2), hetwelk behoudens enkele tekstuele correcties geen aanleiding heeft gegeven tot wijziging van de ontwerp-selectielijst.
Daarop werd het BSD op 3 mei door de Algemene Rijksarchivaris, namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, door de projectdirecteur van het PWAA namens de Minister van Algemene Zaken (kenmerk C/S&A/07/1160), de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (kenmerk C/S&A/07/1162), de Minister van Buitenlandse Zaken (kenmerk C/S&A/07/1161), de Minister van Defensie (kenmerk C/S&A/07/1163), de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (kenmerk, de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (kenmerk C/S&A/07/1169), de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (kenmerk C/S&A/07/1159), de Minister van Verkeer en Waterstaat (kenmerk C/S&A/07/1171), de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (kenmerk C/S&A/07/1170), de Minister van Justitie (kenmerk C/S&A/07/1166), de Minister van Economische Zaken (kenmerk C/S&A/07/1164), de Minister van Financiën (kenmerk C/S&A/07/1165), en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (kenmerk C/S&A/07/1168) en de directeur Informatiemanagement & Facilitaire Zaken van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (kenmerk C/S&A/07/1167) vastgesteld.
5. Leeswijzer van de handelingen
(X): Dit is het volgnummer van de handeling.
Dit nummer is overgenomen uit het RIO. Als het volgnummer van één of meerdere handelingen in het BSD afwijkt van het oorspronkelijke RIO-nummer, dan wordt deze vermeld in een concordans.
Handeling: Dit is een complex van activiteiten die een actor verricht ter vervulling van een taak of op grond van een bevoegdheid.
In de praktijk komt een handeling meestal overeen met een procedure of een werkproces.
Bijvoorbeeld:
Het voorbereiden, coördineren en bepalen van het beleid inzake geluidshinder.
Periode: Hier staat het tijdvak vermeld gedurende welke jaren de handeling is verricht. Is geen specifiek beginjaar bekend dan wordt een beginjaar geschat, of 1945– genoemd. Wanneer er geen eindjaar staat vermeld wordt de handeling nog steeds uitgevoerd.
Grondslag: Dit is de wettelijke basis op grond waarvan de actor de handeling verricht, indien bekend, kan op twee manieren worden vermeld.
(1) de naam (citeertitel) van de wet, de Algemene Maatregel van Bestuur, het Koninklijk Besluit of de Ministeriële regeling; het betreffende artikel en lid daarvan; de vindplaats of bron; wijzigingen in de grondslag en het vervallen hiervan.
Bijvoorbeeld:
Reclasseringsregeling 1947, art. 9, lid 2 (Stb. 1947, H 423), Reclasseringsregeling 1970, art. 8, lid, lid 3 (Stb. 1969, 598), gewijzigd 1978 (Stb. 1978, 254), vervallen in 1986 (Stb. 1986, 1).
(2) de naam van de wet, de algemene Maatregel van bestuur, het Koninklijk Besluit of Ministeriële regeling; het betreffende artikel en het lid daarvan. De overige gegevens (vindplaats, wijzigingen of vervallen kunnen worden vermeld in een overzicht van geraadpleegde wetten)
Bijvoorbeeld:
Reclasseringsregeling 1947, art. 9, lid 2, Reclasseringsregeling 1970, art. 8, lid 3
NB: Met vindplaats wordt de vermelding in het staatsblad of staatscourant bedoeld. Het verdient de voorkeur de vindplaats van de grondslag op te nemen in het handelingenblok. Een andere mogelijkheid is de vindplaats in het overzicht van wet- en regelgeving te vermelden. Duidelijk moet zijn op welke versie van een wet- of regeling een handeling gebaseerd is.
Wanneer er geen wettelijke grondslag voor een handeling bestaat, kan de bron (interne regelgeving, beleidsnota’s) worden genoemd waarin de betreffende handeling staat vermeld.
Product: Hier achter staat het product vermeld waarin de handeling resulteert of zou moeten resulteren.
Opsommingen geven een indicatie van de producten en zijn niet altijd uitputtend. Vaak wordt volstaan met een algemeen omschreven eindproduct Toepassing is afhankelijk van de zorgdrager.
Opmerking: Deze aanvullende informatie wordt slechts vermeld wanneer (een onderdeel van) het handelingenblok toelichting behoeft.
Waardering: Waardering van de handeling in B (bewaren) of V (vernietigen).
Indien vernietigen, dan vermelding van de vernietigingstermijn, zonodig aangevuld met een bewerkingsinstructie, bijvoorbeeld: ‘v 5 jaar na voltooiing project’.
Indien bewaren, dan vermelding van het gehanteerde selectiecriterium.
Eventueel een nadere toelichting op de waardering.
Hieronder wordt de organisatie van het beleidsterrein voorlichting en communicatie binnen het Ministerie van Algemene Zaken anno 2005 beschreven. Voor overige actoren, zie PIVOT-rapport nr. 46 ‘In den strijd tegen onwetendheid, valsche voorstelling en leugen’.
6.1 De Minister-president en de voorlichting van de rijksoverheid
In het introductiedossier van het Ministerie van Algemene Zaken van 22 juli 2002 is te lezen: ‘De Minister-President (MP) is verantwoordelijk voor de presentatie van het algemene regeringsbeleid. Hij is de eerste woordvoerder namens het kabinet. De MP is ook verantwoordelijk voor de voorlichting inzake het Koninklijk Huis. De MP draagt voorts verantwoordelijkheid voor het algemene communicatiebeleid van de rijksoverheid in termen van uitgangspunten, coördinatie en gemeenschappelijke infrastructuur.’
De Minister-president verricht dus handelingen op de volgende terreinen:
– communicatie van het algemeen regeringsbeleid
– communicatie over en namens het Koninklijk Huis
– vaststellen van het communicatiebeleid van de rijksoverheid
– faciliteren van communicatie door rijksoverheden
6.2 Organisatie Rijksvoorlichtingsdienst anno 2007
– Bij de uitvoering van de handelingen op het beleidsterrein wordt de Minister-president ondersteund door de Rijksvoorlichtingsdienst. Die heeft de volgende taken:
– Het verzorgen van de woordvoering van de Minister-president en het kabinet;
– het geven van voorlichting over het algemeen regeringsbeleid, de Minister-president en het Ministerie van Algemene Zaken;
– het verzorgen van de woordvoering en het geven van voorlichting over het Koninklijk Huis en het adviseren aan leden van het Koninklijk Huis over publiciteitsaangelegenheden;
– het verzorgen van de informatievoorziening over het algemeen regeringsbeleid en het Koninklijk Huis;
– het vervullen van het voorzitterschap van de Voorlichtingsraad (VoRa);
– het coördineren, faciliteren van en adviseren over interdepartementale voorlichtings- en communicatiebeleid;
– het verzorgen van de informatie aan het publiek namens de gezamenlijke directies communicatie van de Ministeries (Postbus 51).
De RVD bestaat uit een aantal onderdelen.
De directie van de RVD bestaat uit een Directeur-generaal, die tevens voorzitter van de Voorlichtingsraad is, een plaatsvervangend Directeur-generaal en een plaatsvervangend Directeur-generaal bereffende zaken Koninklijk Huis,. De directie is belast met de leiding van de dienst en staat de leden van het Koninklijk Huis, de Minister-president en de Ministerraad bij in hun publieke optredens.
Analyse en Informatievoorziening Regeringsbeleid (AIR)
De afdeling AIR is verantwoordelijk voor de interne informatievoorziening aan politieke en ambtelijke top, Koninklijk Huis en overige medewerkers van AZ. De intern gerichte handelingen leveren geen neerslag op het beleidsterrein op. In de praktijk wordt de neerslag bewaard als bibliotheekmateriaal.
De afdeling AIR heeft als taken:
– Het verzamelen, selecteren, analyseren en bewerken van openbare informatie ten behoeve van de politieke en ambtelijke top van het Ministerie van Algemene Zaken en het Koninklijk Huis (kennisontwikkeling).
Producten: knipselkranten, nieuwsoverzichten, reactieoverzichten, analyses, situation reports bij calamiteiten, verslaglegging van Kamerdebatten en persconferenties
– Het opstellen en bewerken van informatie voor publiek en media.
Producten: websites, speeches, publiciteitsadviezen, ondersteunen en faciliteren van persconferenties (verantwoording van beleid)
De afdeling Pers en Protocol is enerzijds belast met de communicatie over en mediabegeleiding bij publieke optredens van leden van het Koninklijk Huis. Anderzijds draagt de afdeling zorg voor de coördinatie van ontvangsten, openbare optredens, werkbezoeken en dienstreizen van de Minister-president.
De belangrijkste taken van de afdeling zijn:
– Communicatie over het Koninklijk Huis (persberichten, woordvoering, website etc.)
– Het coördineren van de persregelingen bij publieke optredens van Leden van het Koninklijk Huis en/of de Minister-president in het binnen- en buitenland
– Het geven van pro-actief communicatieadvies aan de Leden van het Koninklijk Huis
– Het maken en uitvoeren van communicatiestrategieën voor de korte en lange termijn monitoring en het anticiperen op mediavragen
– Gedelegeerde woordvoering en reageren bij onjuiste publicaties
– De coördinatie van de binnenlandse ontvangsten, openbare optredens, werkbezoeken en dienstreizen van de Minister-president
De afdeling Communicatiebeleid heeft tot taak de coördinatie van de communicatie van de rijksoverheid te verzorgen en de kwaliteit ervan te bewaken. Belangrijke aandachtspunten zijn de interdepartementale samenwerking en de beleidsontwikkeling op het terrein van overheidscommunicatie.
De werkzaamheden van CB zijn in vijf taakgebieden onder te brengen:
– verzorgen van de inhoudelijke secretariaten van de Voorlichtingsraad (VoRa), de Commissie Publiekscommunicatie en Informatie (PCI), de Commissie Nieuwe Media (CNM) en van de daaronder ingestelde (tijdelijke) commissies en werkgroepen;
– beleidsontwikkeling door het (laten) ontwikkelen van regels, faciliteiten en methodieken gericht op structurele verbetering van de overheidscommunicatie. De afdeling CB draagt daar inhoudelijk en organisatorisch aan bij;
– toetsen van communicatietrajecten waarbij aan (politiek) vastgestelde regels moet worden voldaan. Denk bijvoorbeeld aan de door Ministeries aangemelde Postbus 51-campagnes op grond waarvan een definitieve lijst aan de Tweede Kamer wordt gestuurd. CB is ook verantwoordelijk voor de handhaving van de richtlijn coproducties die in de Ministerraad is vastgesteld. CB toetst de aanmeldingen en stelt jaarlijks een rapportage aan de Tweede Kamer op;
– algemene ondersteuning aan de (plv.) directeur-generaal van de RVD in zijn rol van adviseur communicatiebeleid van de Minister-president. (bijvoorbeeld bij de begrotingsbehandelingen van AZ in de Tweede Kamer);
– interne communicatie, zoals intrAZ en de huisstijlcoördinatie.
CoördinatieGroep Voorlichtingsraad
De coördinatiegroep Voorlichtingsraad heeft als taak de eenheid in beeldvorming en communicatie te verstevigen over kabinetsbrede beleidsthema’s.
De drie hoofdtaken zijn:
– Ondersteuning bij algemene beeldvorming over het kabinetsbeleid
– Communicatie over kabinetsbrede thema’s (bijv. communicatiekalender)
– Ontwikkeling rijksbrede communicatie (bijv. grondtoon)
Het stafbureau RVD heeft als taken:
– Het ondersteunen en adviseren van de leiding van de RVD op het gebied van de interne bedrijfsvoering: organisatie en werkwijze, personele zaken, financieel beheer en informatie, automatisering en huisvesting.
Dienst Publiek en Communicatie (DPC)
De dienst Publiek en Communicatie van de RVD heeft als voornaamste taak: Ministeries en daaraan verbonden instellingen (zoals agentschappen en uitvoeringsorganisaties) helpen beter te communiceren met burgers. DPC is een uitvoerende dienst, die zelf communicatiedeskundigen in dienst heeft, maar ook optreedt als intermediair tussen Ministeries en markt. Hiernaast bereidt de dienst beleid voor en voert in eigen beheer onderzoeksactiviteiten uit op het gebied van communicatie en voorlichting. DPC doet onderzoek naar de effecten van overheidscampagnes (trackingonderzoeken) en zorgt voor vergelijkingen tussen de verschillende campagnes. Die vergelijkingen vormen de basis voor aanbevelingen voor toekomstige campagnes. Onderdeel van DPC is de Academie voor de Overheidscommunicatie, die een kennis- en expertisecentrum op het gebied van overheidscommunicatie en is onderdeel van het Ministerie van Algemene Zaken.
De RVD neemt verder deel aan het Nationaal Coördinatiecentrum/Nationaal Voorlichtingscentrum (gestuurd vanuit het Ministerie van BZK) en organiseert bijeenkomsten, seminars, cursussen en dergelijke. Ook sluit het contracten af voor de uitvoering van werkzaamheden.
6.3 Overige actoren onder de archiefzorg van het Ministerie van Algemene Zaken
De Commissie is geïnstalleerd door de Minister-President op 7 maart 1946 en hield haar laatste vergadering 10 september 1946. Het was een overwegend niet-ambtelijke, ad-hoc commissie, voorgezeten door de chef van de directie Politieke Zaken van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, met als secretaris de secretaris van de Minister-President [Van Nispen tot Pannerden (van 1962–1972 Secretaris-Generaal (SG) van het Ministerie van AZ)]. De commissie had tot taak het adviseren van de regering over overheidsvoorlichting, zoals ‘centralisatie of decentralisatie; financieele vraagstukken; vraagstukken van staatsrechterlijken aard’.
De commissie is ingesteld bij besluit van de Ministerraad op 27 januari 1947 en volbracht haar taak in 1948. Het betrof een ambtelijke, interdepartementale, ad hoc commissie, die werd voorgezeten door de politiek secretaris en perschef van de Minister-President (Hermans). De commissie had tot taak om te adviseren over de reorganisatie van de overheidsvoorlichting, uitgaande van een daadwerkelijke en volledige handhaving van de Ministeriële verantwoordelijkheid.
De commissie is ingesteld bij beschikking van de Minister-President, Minister van AZ, op 16 juni 1949, nr. 20465 KMP; gewijzigd op 19 april 1950, nr. 23435 KMP. De laatste vergadering werd gehouden op 27 november 1950. De commissie-Fock was een overwegend ambtelijke, interdepartementale, ad hoc commissie. De voorzitter was de Secretaris-Generaal van het Ministerie van AZ (Fock) en bestond uit 14 leden. De adviseur bij het Kabinet van de Minister-President was secretaris. De commissie had tot taak om ‘aan de hand van het z.g. rapport-Van Heuven Goedhart en het rapport van de ambtelijke commissie-Hermans de Regering advies uit(...)brengen over een verdergaande dan thans reeds bereikte centralisatie van het technische apparaat en de coördinatie van de voorlichtingsuitvoering, zulks mede teneinde hierdoor tot kostenbesparing te komen, en na te gaan of de in het ambtelijke rapport-Hermans gemaakte onderscheiding tussen voorlichting, instructie en uitvoering wettelijke bepalingen nuttig en houdbaar is. (Sinds 1950:) De interne voorlichting of documentatie behoeft niet in het onderzoek te worden betrokken’.
De commissie is ingesteld bij beschikking van de Minister-President, Minister van AZ, van 13 september 1968, nr. 179612 KMP, Stcrt. 182. Op 9 juni 1970 werd het eindrapport aan de Minister-President aangeboden en hield de commissie op te bestaan. Het was een gemengde, ad hoc commissie met als voorzitter een lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal (Biesheuvel) en als secretaris het hoofd afdeling Voorlichting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken (Van Eck). De commissie had als taak ‘de regering van advies (...) dienen over de maatschappelijke functie van de voorlichting van het rijk en over de openheid van de bestuursdienst, waarbij een standpunt van de regering over een wettelijk omschreven recht op informatie ware voor te bereiden’. De commissie liet zich bijstaan door een aantal werkgroepen en subcommissies, bestaande uit rijksambtenaren en deskundigen, onder meer verenigd in de Commissie heroriëntatie overheidsvoorlichting van de Vora.
Commissie voor de voorlichting bij grootschalige incidenten en rampen (Adviescommissie voorlichting rampen, Commissie-Van der Voet, Commissie VORAMP)
De commissie is ingesteld bij beschikking van de Minister van AZ, van Binnenlandse Zaken en van VROM van 6 mei 1987, nr. Eproj.87/U823, Stcrt. 98. De eerste vergadering vond plaats op 1 april 1987; de werkzaamheden werden beëindigd op 19 mei 1989. Het was een ambtelijke, interdepartementale, ad hoc commissie met als voorzitter de hoofddirecteur van de RVD (Van der Voet) en als secretarissen de eerste secretaris van de Voorlichtingsraad (geen lid); secretaris van het Projectteam Reorganisatie Rampenbestrijding van het Ministerie van Binnenlandse Zaken (geen lid). De commissie had als taak het adviseren van de Minister van AZ, van Binnenlandse Zaken en van VROM, en van de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken over algemene richtlijnen inzake de voorlichting bij grootschalige incidenten en rampen, waaronder de inhoudelijke aspecten van de voorlichting en de wijze waarop deze tot stand komt; en het uitwerken van genoemde algemene richtlijnen in draaiboeken voor de voorlichting bij verschillende typen incidenten en rampen. De commissie liet zich dus bijstaan door werkgroepen (met deskundigen van buiten de commissie) voor de opstelling van voorlichtingsdraaiboeken bij specifieke incidenten en rampen.
Evaluatiecommissie Wet Openbaarheid Bestuur
De evaluatiecommissie is ingesteld bij beschikking van de Minister-President, Minister van AZ, en de Minister van Binnenlandse Zaken van 10 juni 1980, nr. 297827, Stcrt. 115, en opgeheven bij Beschikking van 20 januari 1984, nr. 340518 KMP, Stcrt. 17. Het was een overwegend ambtelijke, interdepartementale, ad hoc commissie, met als voorzitter een lid van de Raad van Bestuur Sijthoff Pers (Hoefnagels) en als secretaris de medewerker van de stafafdeling Algemene voorlichtingsaangelegenheden van de Directie Voorlichting van de RVD. De commissie had tot taak het adviseren van de Minister-President, Minister van AZ, en de Minister van Binnenlandse Zaken over de opzet van het verslag over de wijze van toepassing van de WOB, dat deze Ministers aan de Staten-Generaal moeten zenden, en het rapporteren aan hen over de uitkomsten van onderzoekingen naar de werking van de WOB. De commissie kon zich laten bijstaan door deskundigen buiten de rijksdienst, en personen binnen en buiten de rijksdienst.
Werkgroep Heroverweging voorlichting rijksoverheid
De werkgroep is ingesteld bij Beschikking van de Ministerraad van 22 april 1983. De werkzaamheden van de werkgroep eindigden bij het uitbrengen van haar Rapport werkgroep Heroverweging voorlichting rijksoverheid 1984. Het betrof een ambtelijke, interdepartementale, ad hoc werkgroep, met als voorzitter de hoofddirecteur van de RVD (Van der Voet) en als secretaris het hoofd van de stafafdeling Juridische Zaken van de RVD. De werkgroep onderwierp ‘de functie van voorlichting bij de overheid en bij de gesubsidieerde instellingen die zich feitelijk met voorlichtingsactiviteiten bezighouden aan een systematisch heroverwegingsonderzoek (...).’ Het ging hierbij met name om de publieksvoorlichting en niet om de persvoorlichting. De commissie liet zich bijstaan door een onderzoeker van de vakgroep Andragogie van de Rijksuniversiteit Leiden.
Staatscommissie Toekomst Overheidscommunicatie 2000–2001 (Commissie Wallage)
De commissie, onder leiding van de Groningse burgemeester bestaat uit journalisten, bestuurs- en communicatiekundigen en ICT-ondernemers, werd ingesteld op 25 april 2000 op voordracht van de Minister-President. Het secretariaat berustte bij het Ministerie van Algemene Zaken. De Commissie had tot taak te komen tot een rapport waarin zij de regering met het oog op de huidige en toekomstige ontwikkelingen op het terrein van de beleidsontwikkeling, de informatie- en communicatietechnologie, het medialandschap en de journalistiek adviseert over:
a. de toekomstige doelen, functies, coördinatie en organisatie van de overheidscommunicatie, alsmede de daarvoor benodigde financiële middelen;
b. de inzet van nieuwe middelen en instrumenten op het gebied van de media en informatie;
c. de consequenties van het advies, bedoeld onder a en b, voor de werkwijze van de Ministeries.
Na het verschijnen van het advies in 2001, werd de commissie opgeheven.
Haar rapport ‘In dienst van de democratie’ pleit ervoor de communicatiefunctie op te nemen in het hart van de beleidsvorming. Het is een managementtaak. Hoofddoel is het realiseren van communicatie als recht van de burger. Het burgerperspectief moet voorop komen. Actieve openbaarmaking, transparantie en interactiviteit moeten het recht op communicatie mogelijk maken. Benut internet meer voor overheidscommunicatie, zoals voor een regeringswebsite. De overheid moet continu bereikbaar zijn voor de media. Voorlichting over niet aanvaard beleid moet onder voorwaarden mogelijk zijn. De overheid moet proactief communiceren met burgers en voorkomen dat ze dezelfde informatie onnodig vaak moeten verstrekken. Wat ooit begon als een postbus, Postbus 51, moet uitgroeien tot een dienst waar burgers voor alle overheidsinformatie terecht kunnen.
Gemengde Commissie Communicatie 2005– (Commissie Wolffensperger)
Deze commissie werd ingesteld in 2005. Het secretariaat lag bij het Ministerie van Algemene Zaken. De commissie onder voorzitterschap van Gerrit Jan Wolffensperger heeft zich op het standpunt gesteld om het werk van de Commissie Wallage niet over te willen doen. Daarom heeft de commissie zich niet uitgeput in het schetsen van visies en vergezichten, maar is gekozen voor een praktische invalshoek. Deze praktische benadering heeft geleid tot vijftig concrete aanbevelingen om de overheidscommunicatie te versterken. Hierbij is gekozen voor een balans in eenheid, transparantie en intensiever contact met de burger. Het kabinet reageert met een implementatieplan.
Commissie Publiekscommunicatie en informatie (PCI)
De Commissie Publiekscommunicatie en Informatie (PCI) adviseert over de ontwikkeling en afstemming van de gemeenschappelijke – dus van alle Ministeries gezamenlijke – communicatie. De PCI adviseert aan de Voorlichtingsraad of rechtstreeks aan de RVD. De PCI bestaat uit de hoofden Communicatie (of daarmee vergelijkbare functionarissen) van de Ministeries. Het voorzitterschap is ondergebracht bij een lid van de Voorlichtingsraad. Onderwerpen waar de PCI zich mee bezig houdt zijn:
– massamediale campagnes (aanmelding, toetsing, onderzoek, evaluatie, professionalisering)
– centrale inkoop van communicatiediensten- en producten
– coproducties
– projecten uit het actieprogramma Toekomst Overheidscommunicatie die betrekking hebben op publiekscommunicatie
– overige onderwerpen met betrekking op publiekscommunicatie, zoals bereikbaarheid van specifieke doelgroepen
VakMinister (deze handelingen gelden voor alle Ministeries)
De Commissie-Van Heuven Goedhart inventariseerde de organisatie van het voorlichtingsbeleid van de vakMinisters uit de rijksbegrotingen 1946 en 1947, en uit rapporten en interviews met ‘leidende personen in eenigerlei voorlichtingsdienst’.2 Deze inventaris toont ten eerste aan hoe complex deze organisatie is, en ten tweede hoe vakMinisters in een bepaalde periode concreet hun voorlichting organiseerden (zie RIO voor voorbeelden). In dit BSD zijn de taken op het gebied van voorlichting van de Rijksoverheid samengevat in een aantal vakMinistershandelingen.
Actor onder de zorg van het Ministerie van Binnenlandse Zaken:
Minister van Binnenlandse Zaken
De functie van Minister-President, en daarmee het beleidsterrein voorlichting, werd tot 1947 gecombineerd met de functie van Minister van Binnenlandse Zaken. Omdat Minister-President Beel deze functies niet meer kon combineren, werd het Ministerie van Algemene Zaken opgericht.
Begeleidingscommissie Evaluatie Wet Openbaarheid Bestuur
De begeleidingscommissie is ingesteld bij Beschikking van de Minister-President, de Minister van AZ, en de Minister van Binnenlandse Zaken van 15 oktober 1980, nr. 302425, Stcrt. 208, en werd opgeheven bij Beschikking van 20 januari 1984, nr. 340518 KMP. Het betrof een gemengde, ad hoc commissie, met als voorzitter hoogleraar bestuurskunde te Amsterdam (Leemans) en als secretaris een vertegenwoordiger van het Ministerie van Binnenlandse Zaken. De commissie had tot taak ten eerste het bijdragen aan een verantwoord advies aan de Minister-President, de Minister van AZ, en de Minister van Binnenlandse Zaken over de opzet van het verslag over de wijze van toepassing van de WOB, dat zij aan de Staten-Generaal moeten zenden, en aan een verantwoorde rapportage aan deze Ministers over de uitkomsten van onderzoekingen naar de werking van de WOB, en ten tweede het toezien op een evenwichtige uitvoering van onderzoeksopdrachten naar de werking van de WOB, die de adviescommissie – na daartoe verkregen machtiging van de Minister-President, de Minister van AZ, en de Minister van Binnenlandse Zaken – verstrekt aan deskundigen buiten de rijksdienst.
A. Primaire zorgdrager: Ministerie van Algemene Zaken
7.1 Actor: Minister-President/Minister van Algemene Zaken
Handeling: Het voorbereiden, (mede)vaststellen, coördineren en evalueren van het beleid op het gebied van de voorlichting van de (rijks)overheid.
Periode: 1945–
Opmerking: De eigenlijke vaststelling van het beleid vindt plaats in de Ministerraad.
Onder deze handeling valt ook:
– het voorbereiden van een standpunt ter inbrenging in de Ministerraadsvergaderingen.
– het leveren van bijdragen aan het overleg en het voeren van overleg met het Staatshoofd.
– het voorbereiden van de Memorie van Toelichting op de Rijksbegroting
– het leveren van commentaar op de rechts- en doelmatigheidscontroles van de Algemene Rekenkamer
– het informeren van het Kabinet van de Koningin over ontwikkelingen
Waardering: B (1, 2)
Handeling: Het voorbereiden van de totstandkoming, wijziging en intrekking van wet- en regelgeving op het beleidsterrein voorlichting van en door de (rijks)overheid
Periode: 1947–
Product: voorbereiding, regelingen, AMvB’s, wetten
Opmerking: Voorbeeld hoofdlijn beleid: Wet openbaarheid van bestuur (WOB) en de daarbij behorende AMvB’s en regelingen.
Waardering: B (1)
Handeling: Het voorbereiden van de totstandkoming, wijziging en intrekking van wet- en regelgeving voor technische en procedurele aspecten van het beleidsterrein voorlichting van en door de (rijks)overheid
Periode: 1947–
Product: voorbereiding, regelingen, AMvB’s, wetten
Waardering: B (1)
Handeling: Het adviseren van onderraden, Ministeriele commissies, de Ministerraad en andere Ministeries over de externe voorlichting van de (rijks)overheid
Periode: 1947–
Grondslag/bron: onder meer:
– sinds 1982: besluit van de Ministerraad van 10 december 1982;
– sinds 1984: art. 3.1, 4.1 en 4.2 van de Regelen uitbesteding voorlichtings- en andere communicatieprojecten (Stcrt. 1983, 183), Backx
Product: Verzoeken om advies, contracten, adviezen, correspondentie, voorbereiding
Opmerking: De RVD adviseert andere Ministeries, de Ministerraad en de Minister-President over externe voorlichting. Onder deze handeling vallen bijvoorbeeld de adviserende activiteiten van de Dienst Publiek en Communicatie (DPC) van de RVD; alsmede het adviseren over de voorbereiding en uitvoering van communicatie- en voorlichtingsprojecten.
NB: De audiovisuele producten van DPC worden overgedragen aan het Nationaal Archief en bewaard bij Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid.
Waardering: B (1)
Handeling: Het voorbereiden, vaststellen of wijzigen van de organisatie voor externe en interne voorlichting van de rijksoverheid
Periode: 1947–
Grondslag/bron: art. I en II, sub f, van het Besluit tot instelling van een Departement van Algemeen Bestuur, dat de naam zal dragen van Ministerie van Algemeene Zaken (Stb. 1937, 140); Besluit tot instelling van een Departement van Algemeen Bestuur, dat de naam zal dragen van Ministerie van Algemene Zaken (Stb. 1947, H 346)
Opmerking: Omschrijving handeling aangepast om handeling bruikbaarder te maken. Hieronder vallen onder meer handelingen die te maken hebben met de (re)organisatie van het Ministerie van Algemene Zaken met betrekking tot voorlichting.
Waardering: B (4)
Vervallen.
Vervallen.
Handeling: Het medevoorbereiden van het vaststellen, wijzigen en intrekken van internationale regelingen op het beleidsterrein voorlichting en het presenteren van Nederlandse standpunten in intergouvernementele organisaties
Periode: 1947–
Product: instructie
Waardering: B (1)
Handeling: Het instellen, wijzigen of opheffen van een commissie die moet adviseren over het beleid inzake (externe) voorlichting van de rijksoverheid
Periode: 1947–
Product: Voorbereiding, instellingsbesluit
Opmerking: Voorbeelden: Commissie-Van Heuven Goedhart, Commissie-Fock, Commissie-Biesheuvel, Commissie-Hermans, Commissie-VORAMP
Voor (externe) adviescommissies als actor, zie handeling 288.
Waardering: B (4)
Handeling: Het benoemen van leden van commissies
Periode: 1947–
Bron: Instellingsbesluit van een commissie
Product: Benoemingen en ontslagverlening
Opmerking: Deze handeling is zowel van toepassing op externe advies- als coördinatiecommissies als commissies van andere aard.
Voor (externe) adviescommissies als actor, zie handeling 288.
Waardering: V, 10 jaar na benoeming of ontslag
NB: In geval van pensioengerechtelijke aangelegenheden moet gebruikt worden gemaakt van de selectielijst over personeelsbeleid (P-direct).
Handeling: Het verzoeken om en reageren op een advies van een (externe) adviescommissie
Periode: 1947–
Product: verzoeken om advies en reacties daarop
Bron: Instellingsbeschikking van een adviescommissie
Opmerking: In sommige gevallen geeft een adviescommissie een advies op verzoek van Algemene Zaken en soms doet ze dat op eigen initiatief. Ook de adviesaanvraag door Algemene Zaken wordt onder deze handeling begrepen.
Waardering: B (5)
NB: Voor de belangrijkste commissies zijn aparte lijsten opgenomen, zie actoren onder de zorg van de Minister van Algemene Zaken. Voor overige (exterme) adviescommissies, zie handeling 288.
Handeling: Het opstellen van periodieke verslagen over ontwikkelingen op het beleidsterrein voorlichting van/door de rijksoverheid
Periode: 1945–
Product: Jaarverslagen, kwartaalverslagen, maandverslagen
Waardering: B (3) jaarverslagen
V, 10 jaar overige periodieke verslagen
Handeling: Het beantwoorden van Kamervragen en informeren van de Kamers der Staten Generaal over de voorlichting van de Rijksoverheid
Periode: 1945–
Waardering: B (3)
Handeling: Het verstrekken van informatie aan de Commissies voor de Verzoekschriften van de Staten Generaal, aan overige kamercommissies en aan de Nationale Ombudsman naar aanleiding van klachten van burgers over de voorlichting van de Rijksoverheid
Periode: 1945–
Opmerking: Zie tevens het PIVOT-rapport over de Nationale Ombudsman
Waardering: B (3)
Handeling: Het beslissen op beroepsschriften naar aanleiding van beschikkingen over de voorlichting van de Rijksoverheid en het voeren van verweer in beroepsschriftenprocedures voor de Raad van State en/of kantonrechter
Periode: 1945–
Opmerking: Zie tevens het PIVOT-rapport nr. 17 ‘Driemaal ’s Raads recht’ betreffende de Raad van State.
Waardering: B (3)
Handeling: Het beantwoorden van vragen van individuele burgers, bedrijven en instellingen over de voorlichting van de Rijksoverheid
Periode: 1945–
Opmerking: Het gaat hier niet alleen om brieven, maar ook om e-mails. Rapportage over vragen over publiekscampagnes vallen hier ook onder.
Waardering: V, 2 jaar
Handeling: Het voorbereiden en uitvoeren van voorlichtingsactiviteiten op het terrein van de voorlichting van de rijksoverheid
Periode: 1947–
Product: bijvoorbeeld websites, speeches, folders, persconferenties, audiovisueel materiaal, digitaal materiaal
Waardering: Eindproducten: B (5)
Overig: V, 5 jaar
Handeling: Het vaststellen van de opdracht en het eindproduct van (wetenschappelijk) onderzoek naar voorlichting van/door de Rijksoverheid en het eventueel
reageren hierop
Periode: 1947–
Product: correspondentie, offerte, onderzoeksopdracht, eindrapport, beleidsreactie
Opmerking: Imago-onderzoek en publieke opinie onderzoeken in het kader van onder andere PR vallen ook onder deze handeling.
Waardering: B (2)
Handeling: Het begeleiden van (wetenschappelijk) onderzoek naar voorlichting van/door de Rijksoverheid
Periode: 1947–
Product: Notities, notulen en brieven
Opmerking: Imago-onderzoek en publieke opinie onderzoeken in het kader van onder andere PR vallen ook onder deze handeling.
Waardering: V, 10 jaar na publicatie rapport
Handeling: Het verzamelen en bewerken van gegevens ten behoeve van (wetenschappelijk) onderzoek naar voorlichting van/door de Rijksoverheid
Periode: 1947–
Product: Notities, brieven, etc.
Opmerking: Imago-onderzoek en publieke opinie onderzoeken in het kader van onder andere PR vallen ook onder deze handeling.
Waardering: V, 10 jaar na publicatie rapport
Handeling: Het financieren van (wetenschappelijk) onderzoek naar voorlichting van/door de Rijksoverheid
Periode: 1947–
Product Rekeningen en declaraties
Opmerking: Imago-onderzoek en publieke opinie onderzoeken in het kader van onder andere PR vallen ook onder deze handeling.
Waardering: V, 7 jaar na publicatie rapport
Handeling: Het voorbereiden, coördineren en opstellen van de inbreng van het Ministerie van Algemene Zaken in interdepartementale coördinatiecommissies en (ad hoc) interdepartementale overlegstructuren waarvan het Ministerie van Algemene Zaken het secretariaat voert
Periode: 1947–
Product: Adviezen, instructies, verslagen
Opmerking: NB: ten aanzien van deze handeling geldt dat Algemene Zaken het secretariaat voert. De RVD vervult het voorzitterschap van de Voorlichtingsraad.
Bron: Instellingsbesluit
Waardering: B (5)
Handeling: Het voorbereiden, coördineren en opstellen van de inbreng van het Ministerie van Buitenlandse Zaken in interdepartementale coördinatiecommissies en (adhoc) interdepartementale overlegstructuren, waarvan een ander departement het secretariaat voert
Periode: 1947–
Product: Adviezen, instructies, verslagen
Bron: Instellingsbesluit
Opmerking: NB: ten aanzien van deze handeling geldt dat niet Algemene Zaken, maar een ander departement het secretariaat voert
Waardering: V 10 jaar
Vervalt.
7.1.2 Kennisontwikkeling ten behoeve van interne voorlichting
Handeling: Het volgen van ontwikkelingen en het opdoen van kennis ten behoeve van de interne voorlichting van de rijksoverheid
Periode: 1947–
Product: verslagen van Kamerdebatten, (pers-)conferenties en bijeenkomsten, folders, conferentiemappen, knipselkranten, nieuwsoverzichten, reactieoverzichten, analyses, situation reports bij calamiteiten
Opmerking: De RVD licht de overheid intern voor over gebeurtenissen voor zover de media deze aan de orde hebben gesteld over zouden kunnen stellen. Uit deze vorm van kennisontwikkeling komt geen inhoudelijke rapportage voort. In feite is elk departement zelf verantwoordelijk voor de voorlichting van de eigen Minister.
Waardering: V 5 jaar
Handeling: Het adviseren van een vakMinister over de toepassing van de WOB
Periode: 1978–
Grondslag/bron: Interview met mr. G.P.I.M. Wuisman
Waardering: B (5)
Handeling: Het beantwoorden van een verzoek om informatie over een bestuurlijke aangelegenheid
Periode: 1980–
Grondslag/bron: onder meer: art. 1, lid 1, en art. 4 van de WOB (Stb. 1978, 581), art. 4 van het BOB (Stb. 1979, 590) en aanwijzing 2.2 van de Aanwijzingen inzake openbaarheid van bestuur (Stcrt. 1980, 6)
Opmerking: Doorverwijzingen vallen ook onder deze handeling.
Waardering: V 5
Vervalt.
Handeling: Het zenden van een verslag over de wijze van toepassing van de WOB aan de Staten-Generaal binnen drie jaar na het in werking treden van de wet en vervolgens om de vijf jaar
Periode: 1980–1991
Grondslag/bron: art. 5 van de WOB (Stb. 1978, 581)
Opmerking: WOB 1978 ingetrokken in 1991.
Waardering: B (3)
Handeling: Het coördineren en faciliteren van voorlichtingscampagnes voor TITAN en Postbus 51
Periode: 1967–
Product: correspondentie, contracten, financiële stukken
Opmerking: Van 1967–1977 heette Postbus 51 formeel TITAN (Televisie Informatie Ten Algemene Nutte).
De RVD coördineert Postbus 51 spots. De VoRa ontwikkelt de voorlichtingscampagnes (zie handelingen 269, 270 en 271).
Waardering: V, 7 jaar
Handeling: Het evalueren van voorlichtingscampagnes van TITAN en Postbus 51 op basis van wekelijks publieksonderzoek
Periode: 1967–
Product: evaluatie
Opmerking: Van 1967–1977 heette Postbus 51 formeel TITAN (Televisie Informatie Ten Algemene Nutte).
Postbus 51 behoort tot de kerntaken van de Minister. De RVD coördineert de Postbus 51 spots. De VoRa ontwikkelt de voorlichtingscampagnes (zie handelingen 269, 270 en 271).
Waardering: B (2)
Handeling: Het adviseren over de voorlichtingscampagnes voor TITAN en Postbus 51
Periode: 1967–
Grondslag: Instellingsbesluit Coordinatiecommissie Radio en Televisie
Product: advies
Opmerking: Van 1967–1977 heette Postbus 51 formeel TITAN (Televisie Informatie Ten Algemene Nutte). De RVD coördineert en faciliteert Postbus 51 spots.
Waardering: B (5)
Handeling: Het ontwikkelen, vaststellen, wijzigen en intrekken van voorlichtingscampagnes voor TITAN en Postbus 51
Periode: 1967–
Grondslag: Instellingsbesluit Kerngroep PuVo
Product: voorbereiding, spots: audiovisueel materiaal, script, draaiboek
Opmerking: Van 1967–1977 heette Postbus 51 formeel TITAN (Televisie Informatie Ten Algemene Nutte). De RVD coördineert de Postbus 51 spots.
Waardering: B (5)
Vervalt.
7.1.5 Uitvoering van projecten
Handeling: Het beoordelen van een projectvoorstel op het terrein voorlichting van de Rijksoverheid
Periode: 1947–
Product: projectvoorstel en beoordeling
Opmerking: Voor de andere Ministeries facilitieert de RVD de uitvoering van communicatie- en voorlichtingsprojecten. In de praktijk gebeurt dit echter alleen op verzoek van de vakMinisters: de Ministeries voeren zelf projecten uit. Onder deze handelingen vallen de faciliterende activiteiten van de Dienst Publiek en Communicatie (DPC).
Waardering: V, 7 jaar
N.B.: De audiovisuele producten die het resultaat zijn van projectenvoorlichtingsfilmpjes) worden overgebracht naar het Nationaal Archief, en worden bewaard bij het Instituut voor Beeld en Geluid.
Handeling: Het overeenstemmen met vakMinisters en daaronder ressorterende (gesubsidieerde) instellingen over de uitvoering of begeleiding van een voorlichtings- of ander communicatieproject, zoals over de productie van een film
Periode: 1947–
Grondslag/bron: onder meer: (sinds 1984:) art. 6 van de Regelen uitbesteding voorlichtings- en andere communicatieprojecten (Stcrt. 1983, 183)
Opmerking: Voor de andere Ministeries facilitieert de RVD de uitvoering van communicatie- en voorlichtingsprojecten. In de praktijk gebeurt dit echter alleen op verzoek van de vakMinisters: de Ministeries voeren zelf projecten uit. Onder deze handelingen vallen de faciliterende activiteiten van de Dienst Publiek en Communicatie (DPC).
Waardering: V 7 jaar
N.B.: De audiovisuele producten die het resultaat zijn van projecten (voorlichtingsfilmpjes) worden overgebracht naar het Nationaal Archief, en worden bewaard bij het Instituut voor Beelden Geluid.
Handeling: Het opstellen van een beschikking, contract of mandaat voor de uitvoering van een project op het terrein voorlichting van de Rijksoverheid
Periode: 1947–
Product: contract, (subsidie-)beschikking, mandaat
Opmerking: Voor de andere Ministeries facilitieert de RVD de uitvoering van communicatie- en voorlichtingsprojecten. In de praktijk gebeurt dit echter alleen op verzoek van de vakMinisters: de Ministeries voeren zelf projecten uit. Onder deze handelingen vallen de faciliterende activiteiten van de Dienst Publiek en Communicatie (DPC).
Waardering: V, 7 jaar
N.B.: De audiovisuele producten die het resultaat zijn van projecten(voorlichtingsfilmpjes) worden overgebracht naar het Nationaal Archief, en worden bewaard bij het Instituut voor Beeld en Geluid.
Handeling: Het (laten) uitvoeren en monitoren van een project op het terrein van voorlichting van de Rijksoverheid
Periode: 1947–
Product: bijvoorbeeld tussentijdse rapportage, tussenevaluaties, verslagen van overleg, correspondentie, financieel rapport, audiovisuele producten (voorlichtingsfilmpjes), digitale producten, folders, websites etc.
Opmerking: Voor de andere Ministeries faciliteert de RVD de uitvoering van communicatie- en voorlichtingsprojecten. In de praktijk gebeurt dit echter alleen op verzoek van de vakMinisters: de Ministeries voeren zelf projecten uit. Onder deze handelingen vallen de faciliterende activiteiten van de Dienst Publiek en Communicatie (DPC).
De audiovisuele producten die het resultaat zijn van projecten(voorlichtingsfilmpjes) worden overgebracht naar het Nationaal
Archief, en worden bewaard bij het Instituut voor Beeld en Geluid.
Waardering: Eindproducten: B (5)
Overig: V 7 jaar
Handeling: Het beëindigen en evalueren van een project op het terrein van voorlichting van de Rijksoverheid
Periode: 1947–
Product: eindrapport, evaluatie
Waardering: B (2)
7.1.6 Bijzondere en buitengewone omstandigheden
Handeling: Het bij bijzondere en/of buitengewone omstandigheden nemen van maatregelen ten behoeve van de voorlichting van het publiek
Periode: 1947–
Grondslag: Verschillende wetten, regelingen en besluiten, onder meer: Besluit van 23 juni 1988, houdende regelen ter uitvoering van artikel 173 van de Mediawet, artikel 2
Waardering: B (6)
7.1.7 Voorlichting over het Koninklijk Huis
Handeling: Het geven van externe voorlichting over het Koninklijk Huis
Periode: 1947–
Grondslag/bron: Besluit houdende regeling van de berichtgeving betreffende het Koninklijk Huis (Stb. 1965, 554), diverse artikelen.
Opmerking: Hieronder vallen onder meer:
– Het uitgeven van persberichten en communiqués over het Koninklijk Huis;
– Het ontwikkelen en beheren van de website(s) van het Koninklijk Huis;
– Het beheren van de foto- en audiovisuele verzameling van het Koninklijk Huis;
– Het vervaardigen van foto’s en audiovisuele materialen van (leden van) het Koninklijk Huis.
Waardering: B (5)
Handeling: Het adviseren van het Koninklijk Huis in de publiciteitsaangelegenheden
Periode: 1947–
Grondslag/bron: art. 1 van het Besluit houdende regeling van de berichtgeving betreffende het Koninklijk Huis (Stb. 1965, 554); art. I, lid 2, van de Instructie voor de RVD inzake de berichtgeving betreffende het Koninklijk Huis (Stcrt. 1965, 246)
Waardering: B (5)
Handeling: Het voorbereiden van evenementen waarbij leden van het Koninklijk Huis betrokken zijn
Periode: 1947–
Grondslag/bron: art. 2 van het Besluit houdende regeling van de berichtgeving betreffende het Koninklijk Huis (Stb. 1965, 554); art. II van de Instructie voor de RVD inzake de berichtgeving betreffende het Koninklijk Huis (Stcrt. 1965, 246)
Product: draaiboeken, correspondentie, financiële stukken, foto- en audiovisueel materiaal, persberichten, offertes, digitaal materiaal
Opmerking: Hieronder valt:
Het voorbereiden van de vaststelling, wijziging of intrekking van regelingen ten behoeve van publiciteitsvertegenwoordigers bij gebeurtenissen waarbij leden van het Koninklijk Huis betrokken zijn;
Het regelen van de ontvangst van journalisten en andere publiciteitsvertegenwoordigers door leden van het Koninklijk Huis;
Het distribueren van foto’s en audiovisuele materialen van leden van het Koninklijk Huis.
Waardering: B (5)
7.1.8 Voorlichting over de Europese Unie en voorgangers
Handeling: Het afstemmen van het externe voorlichtingsbeleid inzake ontwikkelingen op het gebied van de Europese Unie en voorgangers
Periode: 1947–
Product: verslagen van vergaderingen, correspondentie
Opmerking: De Europese Unie is in 1993 opgericht en heeft als voorlopers de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (1951), de Europese Economische Gemeenschap (1957) en de Eurotam (1957). Deze drie waren de basis voor de Europese Gemeenschap (EG, 1957) die later EU werd.
Belangrijke ontwikkelingen en gebeurtenissen op het gebied van de EU zijn het Nederlandse voorzitterschap, de inwerkingtreding van de interne markt in 1993, de Europese grondwet, de komst van de euro. Het Ministerie van AZ werkt nauw samen met het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
Waardering: B (5)
Handeling: Het ontwikkelen, vaststellen, wijzigen en intrekken van externe voorlichtingscampagnes inzake ontwikkelingen op het gebied van de Europese Unie en voorgangers
Periode: 1947–
Product: besluit, voorbereiding, audiovisueel materiaal, digitaal materiaal, script, draaiboek, postermateriaal, folders
Opmerking: De Europese Unie is in 1993 opgericht en heeft als voorlopers de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (1951), de Europese Economische Gemeenschap (1957) en de Eurotam (1957). Deze drie waren de basis voor de Europese Gemeenschap (EG, 1957) die later EU werd.
Belangrijke ontwikkelingen en gebeurtenissen op het gebied van de EU zijn het Nederlandse voorzitterschap, de inwerkingtreding van de interne markt in 1993, de Europese grondwet, de komst van de euro. Het Ministerie van AZ werkt nauw samen met het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
Waardering: B (5)
Vervalt.
Handeling: Het coördineren en faciliteren van externe voorlichtingscampagnes inzake ontwikkelingen op het gebied van de Europese Unie en voorgangers
Periode: 1947–
Product: correspondentie, contracten, financiële stukken
Opmerking: De Europese Unie is in 1993 opgericht en heeft als voorlopers de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (1951), de Europese Economische Gemeenschap (1957) en de Eurotam (1957). Deze drie waren de basis voor de Europese Gemeenschap (EG, 1957) die later EU werd.
Belangrijke ontwikkelingen en gebeurtenissen op het gebied van de EU zijn het Nederlandse voorzitterschap, de inwerkingtreding van de interne markt in 1993, de Europese grondwet, de komst van de euro. Het Ministerie van AZ werkt nauw samen met het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
Waardering: V, 7 jaar
7.2 Actor: Voorlichtingsraad (Vora) en de daaronder ressorterende commissies en werkgroepen
Handeling: Het voorbereiden en ontwikkelen van beleid op het gebied van de voorlichting van de rijksoverheid
Periode: 1947–
Opmerking: De eigenlijke vaststelling van het beleid vindt plaats in de Ministerraad.
De VoRa heeft de volgende taken op het gebied van beleidsvorming:
– het ontwikkelen van het interdepartementale voorlichtingsbeleid
– het ontwikkelen van een strategie, een organisatiemodel en de aanpak van risico- en crisiscommunicatie voor de nationale overheid die toegesneden is op de eisen van de moderne samenleving
Waardering: B (1, 2)
Handeling: Het opstellen van een jaarprogramma over te behandelen beleidsthema’s
Periode: 1947–
Grondslag: Instellingsbesluit Voorlichtingsraad Rijksoverheid
Product: Jaarprogramma
Waardering: B (1)
Handeling: Het evalueren van het algemene beleid over externe en interne voorlichting van de rijksoverheid
Periode: 1947–
Product: voorbereiding, correspondentie, eindverslag
Waardering: B (2)
Handeling: Het adviseren van de Minister van Algemene Zaken, andere Ministers en de Ministerraad (via de Minister-President) over voorlichting door/van de overheid
Periode: 1945–
Grondslag: Instellingsbesluit Voorlichtingsraad Rijksoverheid
Product: Advies, voorbereiding, correspondentie
Waardering: B (1)
Handeling: Het adviseren van de Ministerraad of rijksorganen over de technische ondersteuning van de externe voorlichting van de rijksoverheid
Periode: 1947–
Grondslag/bron: Backx
Waardering: V 10
Handeling: Het instellen, wijzigen of opheffen van een commissie die moet adviseren over het beleid inzake voorlichting van de rijksoverheid
Periode: 1947–
Product: Voorbereiding, instellingsbesluit
Opmerking: Voorbeelden: Commissie Publieksvoorlichting (PuVo), Commissie Overheidsinformatie, Commissie Financiering Filmactiviteiten, Commissie Informatiebeleid (CIB), Coordinatiecommissie Radio en Televisie, Commissie Voorlichting Minderheden (CVM) etc (voor een overzicht van alle commissies die onder de VoRa vallen, zie RIO)
Waardering: B (4)
Handeling: Het benoemen van leden van commissies
Periode: 1947–
Bron: Instellingsbesluit van een commissie
Product: Benoemingen en ontslagverlening
Opmerking: Deze handeling is zowel van toepassing op externe advies- als coördinatiecommissies als commissies van andere aard.
Waardering: V, 10 jaar na benoeming of ontslag
NB: In geval van pensioengerechtelijke aangelegenheden moet gebruikt worden gemaakt van de selectielijst over personeelsbeleid (P-direct).
Handeling: Het verzoeken om en reageren op een advies van een (externe) adviescommissie
Periode: 1947–
Product: verzoeken om advies en reacties daarop
Bron: Instellingsbeschikking van een adviescommissie
Opmerking: In sommige gevallen geeft een adviescommissie een advies op verzoek van de VoRa en soms doet ze dat op eigen initiatief. Ook de adviesaanvraag door de VoRa wordt onder deze handeling begrepen.
Waardering: B (5)
Handeling: Het voorbereiden en (mede-)formuleren van regelingen en richtlijnen op het gebied van overheidscommunicatie
Periode: 1947–
Grondslag: Instellingsbesluit Voorlichtingsraad Rijksoverheid
Product: Voorbereiding, regeling, richtlijn
Waardering: B (5)
Handeling: Het vaststellen van de opdracht en het eindproduct van (wetenschappelijk) onderzoek naar voorlichting van/door de Rijksoverheid en het eventueel
reageren hierop
Periode: 1947–
Product: correspondentie, offerte, onderzoeksopdracht, eindrapport, beleidsreactie
Opmerking: Imago-onderzoek en publieke opinie onderzoeken in het kader van onder andere PR vallen ook onder deze handeling.
Waardering: B (2)
Handeling: Het begeleiden van (wetenschappelijk) onderzoek naar voorlichting van/door de Rijksoverheid
Periode: 1947–
Product: Notities, notulen en brieven
Opmerking: Imago-onderzoek en publieke opinie onderzoeken in het kader van onder andere PR vallen ook onder deze handeling.
Waardering: V, 10 jaar na publicatie rapport
Handeling: Het verzamelen en bewerken van gegevens ten behoeve van (wetenschappelijk) onderzoek naar voorlichting van/door de Rijksoverheid
Periode: 1947–
Product: Notities, brieven, etc.
Opmerking: Imago-onderzoek en publieke opinie onderzoeken in het kader van onder andere PR vallen ook onder deze handeling.
Waardering: V, 10 jaar na publicatie rapport
Handeling: Het financieren van (wetenschappelijk) onderzoek naar voorlichting van/door de Rijksoverheid
Periode: 1947–
Product: Rekeningen en declaraties
Opmerking: Imago-onderzoek en publieke opinie onderzoeken in het kader van onder andere PR vallen ook onder deze handeling.
Waardering: V, 7 jaar na publicatie rapport
Handeling: Het coördineren en faciliteren van voorlichtingscampagnes voor TITAN en Postbus 51
Periode: 1967–
Product: correspondentie, contracten, financiële stukken
Opmerking: Van 1967–1977 heette Postbus 51 formeel TITAN (Televisie Informatie Ten Algemene Nutte).
De RVD coördineert Postbus 51 spots. De VoRa ontwikkelt de voorlichtingscampagnes (zie handelingen 269, 270 en 271).
Waardering: V, 7 jaar
Handeling: Het evalueren van voorlichtingscampagnes van TITAN en Postbus 51 op basis van wekelijks publieksonderzoek
Periode: 1967–
Product: evaluatie
Opmerking: Van 1967–1977 heette Postbus 51 formeel TITAN (Televisie Informatie Ten Algemene Nutte).
Postbus 51 behoort tot de kerntaken van de Minister. De RVD coördineert de Postbus 51 spots. De VoRa ontwikkelt de voorlichtingscampagnes (zie handelingen 269, 270 en 271).
Waardering: B (2)
Handeling: Het adviseren over de voorlichtingscampagnes voor TITAN en Postbus 51
Periode: 1967–
Grondslag: Instellingsbesluit Coordinatiecommissie Radio en Televisie
Product: advies
Opmerking: Van 1967–1977 heette Postbus 51 formeel TITAN (Televisie Informatie Ten Algemene Nutte). De RVD coördineert en faciliteert Postbus 51 spots.
Waardering: B (5)
Handeling: Het ontwikkelen, vaststellen, wijzigen en intrekken van voorlichtingscampagnes voor TITAN en Postbus 51
Periode: 1967–
Grondslag: Instellingsbesluit Kerngroep PuVo
Product: voorbereiding, spots: audiovisueel materiaal, script, draaiboek
Opmerking: Van 1967–1977 heette Postbus 51 formeel TITAN (Televisie Informatie Ten Algemene Nutte). De RVD coördineert de Postbus 51 spots.
Waardering: B (5)
Vervalt.
7.2.2 Uitvoering van projecten
Handeling: Het beoordelen van een projectvoorstel op het terrein voorlichting van de Rijksoverheid
Periode: 1947–
Product: projectvoorstel en beoordeling
Waardering: V, 7 jaar
N.B.: De audiovisuele producten die het resultaat zijn van projecten (voorlichtingsfilmpjes) worden overgebracht naar het Nationaal Archief, en worden bewaard bij het Instituut voor Beeld en Geluid.
Handeling: Het overeenstemmen met vakMinisters en daaronder ressorterende (gesubsidieerde) instellingen over de uitvoering of begeleiding van een voorlichtings- of ander communicatieproject, zoals over de productie van een film
Periode: 1947–
Grondslag/bron: onder meer: (sinds 1984:) art. 6 van de Regelen uitbesteding voorlichtings- en Waardering: V, 7 jaar
N.B.: De audiovisuele producten die het resultaat zijn van projecten (voorlichtingsfilmpjes) worden overgebracht naar het Nationaal Archief, en worden bewaard bij het Instituut voor Beeld en Geluid.
Handeling: Het opstellen van een beschikking, contract of mandaat voor de uitvoering van een project op het terrein voorlichting van de Rijksoverheid
Periode: 1947–
Product: contract, (subsidie-)beschikking, mandaat
Waardering: V, 7 jaar
N.B.: De audiovisuele producten die het resultaat zijn van projecten (voorlichtingsfilmpjes) worden overgebracht naar het Nationaal Archief en worden bewaard bij het Instituut voor Beeld en Geluid.
Handeling: Het (laten) uitvoeren en monitoren van een project op het terrein van voorlichting van de Rijksoverheid
Periode: 1947–
Product: bijvoorbeeld tussentijdse rapportage, tussenevaluaties, verslagen van overleg, correspondentie, financieel rapport, audiovisuele producten (voorlichtingsfilmpjes), digitale producten, folders, websites etc.
Opmerking: Voor de andere Ministeries faciliteert de RVD de uitvoering van communicatie- en voorlichtingsprojecten. In de praktijk gebeurt dit echter alleen op verzoek van de vakMinisters: de Ministeries voeren zelf projecten uit. Onder deze handelingen vallen de faciliterende activiteiten van de Dienst Publiek en Communicatie (DPC).
De audiovisuele producten die het resultaat zijn van projecten(voorlichtingsfilmpjes) worden overgebracht naar het Nationaal
Archief, en worden bewaard bij het Instituut voor Beeld en Geluid.
Waardering: Eindproducten: B (5)
Overig: V 7 jaar
Handeling: Het beëindigen en evalueren van een project op het terrein van voorlichting van de Rijksoverheid
Periode: 1947–
Product: eindrapport, evaluatie
Waardering: B (2)
N.B.: De audiovisuele producten die het resultaat zijn van projecten (voorlichtingsfilmpjes) worden overgebracht naar het Nationaal Archief, en worden bewaard bij het Instituut voor Beeld en Geluid.
7.2.3 Technische en inhoudelijke ondersteuning departementen
Handeling: Het ontwikkelen van gemeenschappelijke voorzieningen voor de voorlichting en communicatie van de Rijksoverheid
Periode: 1947–
Grondslag: Actieprogramma Overheidscommunicatie 2002–2006
Product: Bijvoorbeeld websites
Waardering: Een exemplaar van het eindproduct: B (5)
Overig: V, 10 jaar
Handeling: Het ontwikkelen, realiseren en onderhouden van een systeem van monitoring en analyse (ten behoeve van de gezamenlijke centrale directies voorlichting van de Ministeries) en de daarbij horende inhoudelijke coördinatie
Periode: 2002–
Grondslag: Actieprogramma Overheidscommunicatie 2002–2006
Product: Bijvoorbeeld methodes en databases ten behoeve van media-analyse en opinieonderzoeken.
Opmerking: De inhoud van de databases (data) wordt geselecteerd met behulp van andere handelingen.
Waardering: V, 10 jaar na wijziging
Handeling: Het ondersteunen van projectmatige en inhoudelijke samenwerking tussen Ministeries op belangrijke kabinetsthema’s
Periode: 2004–
Grondslag: Actieprogramma Overheidscommunicatie 2002–2006
Product: correspondentie, verslagen van vergaderingen
Waardering: V, 10 jaar
7.2.4 Voorlichting over de Europese Unie en voorgangers
Handeling: Het afstemmen van het externe voorlichtingsbeleid inzake ontwikkelingen op het gebied van de Europese Unie
Periode: 1947–
Product: verslagen van vergaderingen, correspondentie
Opmerking: De Europese Unie is in 1993 opgericht en heeft als voorlopers de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (1951), de Europese Economische Gemeenschap (1957) en de Eurotam (1957). Deze drie waren de basis voor de Europese Gemeenschap (EG, 1957) die later EU werd.
Belangrijke ontwikkelingen en gebeurtenissen op het gebied van de EU zijn het Nederlandse voorzitterschap, de inwerkingtreding van de interne markt in 1993, de Europese grondwet, de komst van de euro.
Waardering: B (5)
7.2.5 Bijzondere en buitengewone omstandigheden
Handeling: Het bij bijzondere en/of buitengewone omstandigheden nemen van maatregelen ten behoeve van de voorlichting van het publiek
Periode: 1947–
Grondslag: Verschillende wetten, regelingen en besluiten, onder meer:
Besluit van 23 juni 1988, houdende regelen ter uitvoering van artikel 173 van de Mediawet, artikel 2
Opmerking: De Projectgroep Nationaal Voorlichtingscentrum, dat onder de VoRa valt, heeft de taak om in het geval van een nationale ramp een NVC op te richten (sinds 1990).
Waardering: B (6)
7.2.6 Verdeling centraal voorlichtingsbudget
Handeling: Het beslissen over de verdeling van het centrale voorlichtingsbudget ten behoeve van gemeenschappelijke voorlichtingszaken over de verschillende departementen
Periode: 1954–
Bron: Advies Commissie Biesheuvel
Waardering: V, 7 jaar
7.2.7 Centralisatie technische uitvoering
Handeling: Het bevorderen van de centralisatie van de technische uitvoering van activiteiten waarvan de uitvoering door de Raad is opgedragen aan de RVD
Periode: 1951–
Bron: Advies Commissie Hermans
Product: Uitvoeringsplan
Opmerking: De Raad beperkte zich tot het centraal melden door departementen wat ze van plan waren.
Waardering: V, 5 jaar
7.3 Actor: Commissie-Van Heuven Goedhart
Handeling: Het adviseren van de regering over overheidsvoorlichting
Periode: 1946
Grondslag/bron: Besluit tot installatie van de Commissie-Van Heuven Goedhart door de Minister van AOK van 7 maart 1946
Product Advies, notulen, verslagen, agenda’s
Waardering: B (1)
Vervalt.
Handeling: Het adviseren over de reorganisatie van de overheidsvoorlichting
Periode: 1947–1948
Grondslag/bron: Instelling van de Commissie-Hermans van 27 januari 1947
Product Advies, notulen, verslagen, agenda’s
Waardering: B (1)
Vervalt.
Handeling: Het adviseren van de Ministerraad over het beleid inzake coördinatie en bezuiniging bij de (sinds 1951: externe) voorlichting van de rijksoverheid
Periode: 1949–1950
Grondslag/bron: Beschikking tot instelling van de Commissie-Fock van 16 juni 1949, nr. 20465 KMP; gewijzigd op 19 april 1950, nr. 23435 KMP
Product Advies, notulen, verslagen, agenda’s
Waardering: B (1)
Vervalt.
7.6 Actor: Commissie-Biesheuvel
Handeling: Het adviseren van de regering over de maatschappelijke functie van de voorlichting van de rijksoverheid en over de openheid van de bestuursdienst, waarbij een standpunt van de regering over een wettelijk omschreven recht op informatie ware voor te bereiden
Periode: 1968–1970
Grondslag/bron: Beschikking tot instelling van de Commissie-Biesheuvel van 13 september 1968, nr. 179612 KMP, Stcrt. 182
Product Advies, notulen, verslagen, agenda’s
Waardering: B (1)
Vervalt.
7.7 Actor: Commissie voor de voorlichting bij grootschalige incidenten en rampen (Adviescommissie voorlichting rampen, Commissie-Van der Voet ofwel Commissie VORAMP)
Handeling: Het adviseren van de Ministers van AZ, van Binnenlandse Zaken en van VROM, en van de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken over algemene richtlijnen inzake de voorlichting bij grootschalige incidenten en rampen, waaronder de inhoudelijke aspecten van de voorlichting en de wijze waarop deze tot stand komt
Periode: 1987–1989
Grondslag/bron: Beschikking van de Minister van AZ, van Binnenlandse Zaken en van VROM tot instelling van Commissie VORAMP (Stcrt. 1987, 98)
Product: Advies, notulen, verslagen, agenda’s
Waardering: B (1)
Handeling: Het uitwerken van genoemde algemene richtlijnen in draaiboeken voor de voorlichting bij verschillende typen incidenten en rampen
Periode: 1987–1989
Grondslag/bron: Beschikking van de Minister van AZ, van Binnenlandse Zaken en van VROM tot instelling van Commissie VORAMP (Stcrt. 1987, 98)
Product: Draaiboek
Waardering: B (1)
Vervalt.
7.8 Actor: Staatscommissie Toekomst Overheidscommunicatie (Commissie Wallage)
Handeling: Het adviseren van de regering over de toekomstige doelen, functies, coördinatie, organisatie en middelen van de overheidscommunicatie
Periode: 2000–2001
Grondslag/bron: Instellingsbesluit van de Commissie-Wallage door Premier Kok op 25 april 2000, nr. 00M383576
Product: Adviesrapport ‘In dienst van de democratie’, voorbereiding, correspondentie, notities, notulen, verslagen, agenda’s
Waardering: B (1)
Vervalt.
7.9 Actor: Commissie Wolffensperger
Handeling: Het adviseren van de Minister over verbetering van de overheidscommunicatie
Periode: 2005–2006
Grondslag: Instellingsbesluit Commissie Wolffensperger
Product: Advies, notulen, agenda, verslagen
Waardering: B (1)
Vervalt.
7.10 Actor: Evaluatiecommissie Wet Openbaarheid Bestuur
Handeling: Het adviseren van de Minister-President, de Minister van AZ en de Minister van Binnenlandse Zaken over de opzet van het verslag over de wijze van toepassing van de WOB, dat deze Ministers aan de Staten-Generaal moeten zenden
Periode: 1980–1984
Grondslag/bron: art. 1 van het Instellingsbesluit adviescommissie inzake verslaglegging Wet openbaarheid bestuur (Stcrt. 1980, 115)
Product: Advies, notulen, agenda’s, verslagen
Waardering: B (1)
Handeling: Het rapporteren aan de Minister-President, de Minister van AZ en de Minister van Binnenlandse Zaken over de uitkomsten van onderzoekingen naar de werking van de WOB
Periode: 1980–1984
Grondslag/bron: art. 1 van het Instellingsbesluit adviescommissie inzake verslaglegging Wet openbaarheid bestuur (Stcrt. 1980, 115)
Product: Rapport, notulen, agenda’s, verslagen
Waardering: B (2)
Vervalt.
7.11 Actor: Werkgroep Heroverweging voorlichting rijksoverheid
Handeling: Het adviseren aan de Ministerraad over de effectiviteit en efficiëntie van het beleid inzake voorlichting van de rijksoverheid aan het publiek
Periode: 1983–1984
Grondslag/bron: Beschikking tot instelling van de Werkgroep Heroverweging voorlichting rijksoverheid van 22 april 1983
Product: Advies, notulen, verslagen, agenda’s
Waardering: B (1)
Vervalt.
7.12 Actor: Commissie Publiekscommunicatie en informatie (PCI)
Handeling: Het adviseren van de Minister en de Voorlichtingsraad over de ontwikkeling en afstemming van de gemeenschappelijke – dus van alle Ministeries gezamenlijke – communicatie
Periode: 2000–
Grondslag/bron: Instellingsbesluit Voorlichtingsraad Rijksoverheid, artikel 5
Opmerking: PCI houdt zich bezig met onderwerpen als massamediale campagnes; centrale inkoop van communicatiediensten en -producten en andere onderwerpen die betrekking hebben op publiekscommunicatie. PCI brengt samen met de VoRa een jaarverslag uit.
Product Advies, notulen, verslagen, agenda’s
Waardering: B (1)
Vervalt.
7.13 (Externe) Adviescommissies
Handeling: Het adviseren van de Minister belast met het beleidsterrein voorlichting door de Rijksoverheid
Periode: 1945–
Product: adviesaanvraag, advies, correspondentie, (evaluatie-)rapport,
onderzoeksgegevens
Grondslag: Bijvoorbeeld Instelling van de Commissie-Hermans van 27 januari 1947; Beschikking tot instelling van de Commissie-Fock van 16 juni 1949, nr. 20465 KMP; gewijzigd op 19 april 1950, nr. 23435 KMP; Beschikking tot instelling van de Commissie-Biesheuvel van 13 september 1968, nr. 179612 KMP, Stcrt. 182.
Opmerking: In sommige gevallen geeft een adviescommissie een advies op verzoek van de Minister en soms doet ze dat op eigen initiatief. Ook de adviesaanvraag door de Minister wordt onder deze handeling begrepen.
Bedoeld worden adviescommissies van dezelfde aard als bijvoorbeeld de Commissie Hermans, de Commissie Fock of de Commissie Biesheuvel.
Product Advies, notulen, verslagen, agenda’s
Waardering: B (1)
Handeling: Het voorbereiden, vaststellen of wijzigen van het beleid inzake externe voorlichting van de rijksoverheid in buitengewone omstandigheden
Periode: 1945–
Waardering: B (6)
Handeling: Het bij bijzondere en/of buitengewone omstandigheden nemen van maatregelen ten behoeve van de voorlichting van het publiek
Periode: 1947–
Grondslag: Verschillende wetten, regelingen en besluiten, onder meer: Besluit van 23 juni 1988, houdende regelen ter uitvoering van artikel 173 van de Mediawet, artikel 2
Waardering: B (6)
Handeling: Het beantwoorden van een verzoek om informatie over een bestuurlijke aangelegenheid.
Periode: 1978–
Grondslag: Wet Openbaarheid van Bestuur, art. 3–8, 10, 11 (Stb. 1978, 581; Stb. 1992, 422, Stb. 1998, Stb. 356.)
Besluit Openbaarheid van Bestuur, art. 4 (Stcrt.1979, 590),
Aanwijzingen inzake openbaarheid van bestuur, (Stcrt.1980, 6)
Product: Beantwoording burgerbrief, verstrekking informatie, doorverwijzing van een verzoek om informatie
Opmerking: De informatie wordt schriftelijk verstrekt uiterlijk twee weken na ontvangst van het verzoek. Informatie kan worden geweigerd in geval van gevaar voor de staat, onevenredige benadeling concurrenten, niet afgesloten intern beraad, informatie die herleidbaar is tot beleidspersonen of adviezen.
Waardering: V, 3 jaar
Handeling: Het behandelen van aangelegenheden met beroep op grond van de Wet Openbaarheid van Bestuur (WOB)
Periode: 1945–
Product: Advies
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het openbaar maken van adviezen uitgebracht door ambtelijke en niet-ambtelijke adviescommissies met het oog op te vormen beleid en wetgeving
Periode: 1980–
Product: Publicatie opdracht, advies
Grondslag: Wet Openbaarheid van Bestuur, art. 3,4, art 9 (Stb. 1978, 581), Wet op de Raad van State art. 25a (Stb. 1962, 88)
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: Het adviseren over voorlichting
Periode: 1980–
Product: Bijvoorbeeld:
Advies aan de Minister-president en de Minister van Algemene Zaken over het overeenstemmen van wettelijke regelingen met de bepalingen omtrent openbaar-making en geheimhouding in de Wet Openbaarheid van Bestuur.
Advies aan Minister van Algemene Zaken over regelingen voor het aanleggen en bijhouden van registers van instellingen, diensten, bedrijven en niet-ambtelijke adviescommissies onder verantwoording van de Minister
Grondslag: Aanwijzingen inzake de openbaarheid van het bestuur, nr. 3 (Stcrt. 1980, 6)
Aanwijzingen inzake de openbaarheid van het bestuur, nr. 13, 33.3 (Stcrt. 1980, 6)
Waardering: B (5)
Handeling: Het geven van voorlichting over het eigen beleid
Periode: 1945–
Grondslag: Wet Openbaarheid van Bestuur, art. 2, 3, 4, 8 (Stb. 1978, 581, Stb. 1992, 422), Besluit van de Ministerraad van 10 december 1982, Radioreglement 1930, art. (Stb. 1930, 159; gewijzigd Stb. 1935,61), Televisiebesluit 1956, art. 12.2 (Stb. 1955, 579), Radiobesluit, art.6.2, 1965 (Stb. 1965, 484)
Product: Eindproducten: persberichten, foto’s, interviews, toespraken, tijdschrift, boek publicaties (1 ex.), radio en tv voorlichting, campagneplan, evaluatie campagne, websites (bijvoorbeeld www.overheid.nl )
Overige producten zijn stukken benodigd in de voorbereiding en ondersteuning en interne voorlichting, flyers, bulletins, personeelsbladen
Waardering: Eindproducten: B (5)
Overig: V, 5 jaar
NB: In het geval dat de algemene handeling is opgenomen in een BSD over een specifiek beleidsterrein heeft deze echter voorrang. Als de algemene handeling ontbreekt, kan de vakMinistershandeling uit het onderhavige BSD gebruikt worden.
D. Selectielijst voor de Minister van Binnenlandse Zaken
7.15 Actor: de Minister van Binnenlandse Zaken
Handeling: Het instellen, wijzigen of opheffen van een commissie die moet adviseren over het beleid inzake (externe) voorlichting van de rijksoverheid
Periode: 1946–
Waardering: B (4)
7.16 Actor: Begeleidingscommissie Wet Openbaarheid Bestuur
Handeling: Het bijdragen aan een advies aan de Minister-President, de Minister van AZ en de Minister van Binnenlandse Zaken, en aan een verantwoorde rapportage aan deze Ministers, door de Evaluatiecommissie
Periode: 1980–1984
Grondslag: art. 4, sub a, van het Instellingsbesluit adviescommissie inzake verslaglegging Wet openbaarheid bestuur (Stcrt. 1980, 115)
Waardering: B (1)
Handeling: Het toezien op een evenwichtige uitvoering van onderzoeksopdrachten naar de werking van de WOB, die de Evaluatiecommissie verstrekt aan deskundigen buiten de rijksdienst
Periode: 1980–1988
Grondslag: art. 4, sub b, van het Instellingsbesluit adviescommissie inzake verslaglegging Wet openbaarheid bestuur (Stcrt. 1980, 115)
Waardering: B (5)
Vervalt.
– Minister van Algemene Zaken, Aanwijzingen inzake externe contacten van rijksambtenaren, Staatscourant 1998, nr. 104, 19 mei 1998;
– Voorlichtingsraad/Commissie Publiekscommunicatie en Informatie, Jaarverslag 2002;
– Commissie Toekomst Overheidscommunicatie, In dienst van de democratie, 2001;
– Voorlichtingsraad, De overheidscommunicatie in vogelvlucht – ontwikkelingen sinds de Commissie Biesheuvel, Den Haag, 2001 (bijlage bij het rapport ‘In dienst van de democratie’);
– Mr. M.J.D. van der Voet, Principia in de voorlichting van de rijksoverheid, Den Haag, 2001 (bijlage bij het rapport ‘In dienst van de democratie’);
– Cees van Woerkum, Overheid en communicatie, Wageningen 2000 (bijlage bij het rapport ‘In dienst van de democratie’);
– Voorlichtingsraad, Advies inzake het rapport ‘In dienst van de democratie’ van de commissie toekomst overheidscommunicatie, september 2001;
– RVD/Voorlichtingsraad, Actieprogramma Overheidscommunicatie 2002–2006: plan van aanpak, 8 mei 2002;
– Tweede Kamer der Staten-Generaal, Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Algemene Zaken (III) voor het jaar 2004;
– Rijksarchiefdienst, ‘In strijd tegen onwetendheid, valsche voorstelling en leugen’: een institutioneel onderzoek naar het beleidsterrein voorlichting van de rijksoverheid 1931–1990;
– Marja Wagenaar, De Rijksvoorlichtingsdienst: geheimhouden, toedekken en openbaren, Den Haag, 1997;
– Besluit van 13 december 1965, houdende regeling van de berichtgeving betreffende het Koninklijk Huis;
– Besluit taak DG RVD Ministerie van AZ (Staatscourant, 4 juli 2002);
– Besluit nadere vaststelling organisatie en taakverdeling AZ;
– Regeling van de Minister-President, Minister van Algemene Zaken, van 28 oktober 2002, nr. 02M442322 houdende wijziging van de Regeling media-inkoop door departementen en daaronder ressorterende diensten en instellingen in verband met het Actieprogramma Overheidscommunicatie 2002–2006;
– Instellingsbesluit Voorlichtingsraad Rijksoverheid (Staatscourant, 19 oktober 2000);
– Instellingsbesluit Commissie Toekomst Overheidscommunicatie (Staatscourant, 10 mei 2000).
Voor het opstellen van het BSD zijn gesprekken gevoerd met:
– Ino C.M. Wubben, Hoofd Publieksinformatie en Bibliotheek
– Henk Middelkoop, Hoofd Analyse en Informatievoorziening Regeringsbeleid
– Jan Meijer, adjunct-directeur RVD/Publiek en Communicatie
– mr. G.P.I.M. Wuisman, contactfunctionaris WOB/WNO, Kabinet van de Minister-President (KMP), en secretaris bij de Ministerraad. Huidige functie: Directeur Algemene Zaken (dus weer AZ) bij de Bestuursdienst in Rotterdam.
Een concept van dit BSD werd ter beoordeling voorgelegd aan:
– Amanda Maissan, medewerker DIV, DG Rijksvoorlichtingsdienst, Dienst Publiek en Communicatie
– Edi Brouwer, Hoofd Bedrijfsbureau/Controller, DG Rijksvoorlichtingsdienst, Dienst Publiek en Communicatie
– mw. M.L. de Vries, medewerker DIV, DG Rijksvoorlichtingsdienst, Dienst Publiek en Communicatie
www.communicatieplein.nl (Ministerie van Algemene Zaken, oktober 2006)
www.publiekencommunicatie.nl (Ministerie van Algemene Zaken, oktober 2006)
1
De paragraaf over de Commissie Wolffensperger is een samenvatting van de informatie van de website www.communicatieplein.nl (Rijksvoorlichtingsdienst, 8 november 2006).
2
Overheidsvoorlichting 1946, p. 41–55, 117–130.
Overzicht van wijzigingen ten opzichte van het vervallen BSD ‘In de strijd tegen gegevensinflatie’ (1931–1996)
In principe zijn de handelingnummers hetzelfde als in het vervallen BSD Rijksvoorlichting. Hieronder wordt verantwoord om welke reden handelingen zijn vervallen of samengevoegd met andere handelingen. Nieuwe handelingen (vanaf nr. 234) zijn niet opgenomen in dit overzicht.
Vervallen SD | Actualisatie | Toelichting |
---|---|---|
1 | Vervallen | Actor MinBZ: Handeling van voor 1945. |
2 | Vervallen | Actor Commissie Francois: Handeling van voor 1945. Alle neerslag van voor 1945 is bewerkt. |
3 | Vervallen | Idem; en alle vergaderhandelingen zijn geschrapt. Deze neerslag is onder te brengen in andere handelingen. |
4 | Vervallen | Actor MinAOK: dit archief is al bewerkt. |
5 | 5 | |
6 | Vervallen | Alle vergaderhandelingen zijn geschrapt. Deze neerslag is onder te brengen in andere handelingen. |
7 | 7 | |
8 | 8 | |
9 | Vervallen | Alle vergaderhandelingen zijn geschrapt. Deze neerslag is onder te brengen in andere handelingen. |
10 | 10 | |
11 | Vervallen | Alle vergaderhandelingen zijn geschrapt. Deze neerslag is onder te brengen in andere handelingen. |
12 | Vervallen | Handelingen van de vakMinisters zijn samengevat in de lijst voor de actor VakMinister. Deze handeling is apart voor BZK opgenomen. |
13 | Vervallen | Ministerraad is geen actor. |
14 | 14 | |
15 | Vervallen | Alle vergaderhandelingen zijn geschrapt. Deze neerslag is onder te brengen in andere handelingen. |
16 | 16 | |
17 | Vervallen | Alle vergaderhandelingen zijn geschrapt. Deze neerslag is onder te brengen in andere handelingen. |
18 | Vervallen | Handeling 7 ondervangt deze handeling. |
19 | Vervallen | Opgenomen in nieuwe handelingen 278/279. |
20 | Vervallen | Alle vergaderhandelingen zijn geschrapt. Deze neerslag is onder te brengen in andere handelingen. |
21 | Vervallen | MinBZ: Handelingen van de vakMinisters zijn samengevat in de lijst voor de actor VakMinister. |
22 | Vervallen | Vervangen door nieuwe handeling 289. |
23 | Vervallen | Vervangen door nieuwe handeling 241 en 242. |
24 | Vervallen | MinBZ: De handeling is oorspronkelijk alleen voor de actor MinBZK, maar omdat alle Ministeries voorlichten in crisistijd, wordt de handeling alsnog in de lijst voor de vakMinister opgenomen. |
25 | Vervallen | MinBuZa: Het geven van voorlichting komt terug in handeling 204 en in de eigen BSD’s van BuZa. |
26 | Vervallen | MinBZ: Handelingen van de vakMinisters zijn samengevat in de lijst voor de actor VakMinister. |
27 | Vervallen | Wordt ondervangen door handeling 28. |
28 | 28 | |
29 | Vervallen | Interne, beheershandeling. |
30 | Vervallen | MinBZ: Deze handeling komt terug in de eigen BSD’s van het Ministerie van BZ. |
31 | Vervallen | VakMinister: deze handeling komt terug in de eigen BSD’s van de Ministeries (deelname aan interdepartementaal overleg). |
32 | Vervallen | Alle vergaderhandelingen zijn geschrapt. Deze neerslag is onder te brengen in andere handelingen. |
33 | Vervallen | Dit is een taak van de VoRa: vervangen door handeling 275. |
34 | Vervallen | Geen specifiek te onderscheiden neerslag. Interne, beheershandeling. |
35 | Vervallen | VakMinister: deze handeling komt terug in de eigen BSD’s van de Ministeries (vaststellen organisatie). |
36 | Vervallen | Ondervangen door nieuwe handeling en 241/242. |
37 | 37 | |
38 | Vervallen | Ministerraad is geen actor. |
39 | Vervallen | Dit is een taak van de VoRa: vervangen door handeling 275. |
40 | Vervallen | Geen specifiek te onderscheiden neerslag. Ondervangen door handeling 272 (actor VoRa). |
41 | Vervallen | Ondervangen door handeling 289. |
42 | Vervallen | Ondervangen door 266, 267, 269, 270, 271. |
43 | Vervallen | Beheershandeling: ondervangen door 272, 274. |
44 | Vervallen | Geen specifiek te onderscheiden neerslag. |
45 | Vervallen | Geen specifiek te onderscheiden neerslag. |
46 | Vervallen | Geen specifiek te onderscheiden neerslag. |
47 | Vervallen | Geen specifiek te onderscheiden neerslag. |
48 | Vervallen | VakMinister: ondervangen door 204 of aparte projecthandelingen in afzonderlijke BSD’s. |
49 | Vervallen | VakMinister: ondervangen door 204 of aparte projecthandelingen in afzonderlijke BSD’s. |
50 | Vervallen | OC&W en V&W: voorbereiding wetgeving: ondervangen door eigen BSD’s. |
51 | Vervallen | NOS/NOB: opgenomen in BSD MLB. |
52 | Vervallen | OCW/NA: BSD MLB. Dit geldt ook voor handelingen 100, 101, 114, 127, 137, 140 t/m 177 (selectielijst OCW). |
53 | Vervallen | Geen specifiek te onderscheiden neerslag. |
54 | Vervallen | Te gedetailleerd: ondervangen door 28. |
55 | Vervallen | Te gedetailleerd: ondervangen door 243. |
56 | Vervallen | Ondervangen door 258, projecthandelingen, TITAN/Postbus 51. |
57 | Vervallen | Ondervangen door 251 en 252. |
58 | Vervallen | Ondervangen door 247 t/m 250. |
59 | Vervallen | Ondervangen door 249. |
60 | Vervallen | Geen specifiek te onderscheiden neerslag. Ondervangen door 272. |
61 | Vervallen | Activiteit in het kader van projecthandelingen. |
62 | Vervallen | Het Ministerie van AZ voert geen subsidieregelingen uit. |
63 | Vervallen | BuZa: opgenomen in eigen BSD. |
64 | Vervallen | Het Ministerie van AZ voert geen subsidieregelingen uit. |
65 | Vervallen | AOK al bewerkt. |
AZ: ondervangen door projecthandelingen en 62 en 64. | ||
66 | Vervallen | Geen specifiek te onderscheiden neerslag. Ondervangen door 289. |
67 | Vervallen | Geen specifiek te onderscheiden neerslag. Ondervangen door 241 en 242. |
68 | Vervallen | Geen specifiek te onderscheiden neerslag. Ondervangen door 241 en 242. |
69 | Vervallen | Ministerraad: actor Vervallen. |
70 | Vervallen | Ondervangen door 241 en 242. |
71 | 71 | |
72 | 72 | VakMinister. |
73 | Vervallen | Ondervangen door 234. |
74 | Vervallen | VakMinister: Ondervangen door 72. |
75 | Vervallen | Ondervangen door 241 en 242. |
76 | Vervallen | BZK: Ondervangen door eigen BSD. |
77 | Vervallen | Activiteit in het kader van ondersteuning en facilitering. De handeling wordt ondervangen door handelingen op algemener niveau. |
78 | Vervallen | VakMinister: ondervangen door organisatiehandelingen in eigen BSD’s. |
79 | Vervallen | Onderdeel van handelingen over WOB/BOB. |
312 uit BSD Organisatie Rijk overgenomen: 312 in het BSD Organisatie Rijk vervalt. | ||
80 | Activiteit in het kader van advisering. Ondervangen door handelingen 238 en 24. | |
81 | Activiteit in het kader van advisering. Ondervangen door handelingen 238 en 24. | |
82 | Activiteit in het kader van advisering. Ondervangen door handelingen 238 en 24. | |
83 | Activiteit in het kader van advisering. Ondervangen door handelingen 238 en 24. | |
84 | Activiteit in het kader van advisering. Ondervangen door handelingen 238 en 24. | |
85 | Vervallen | VakMinister: Ondervangen door 204. |
86 | 86 | |
87 | Vervallen | Ondervangen door handeling betreffende advisering. |
88 | 88 | |
89 | 89 | |
90 | 90 | |
91 | Vervallen | Alle vergaderhandelingen zijn geschrapt. Deze neerslag is onder te brengen in andere handelingen. |
92 | Vervallen | Rijksorgaan: onvoldoende gespecificeerd; geen zelfstandige actor volgens de Archiefwet. |
93 | Vervallen | Ondervangen door 245. |
94 | 94 | |
95 | Vervallen | Ondervangen door onderzoekshandelingen. |
96 | Vervallen | Alle vergaderhandelingen zijn geschrapt. Deze neerslag is onder te brengen in andere handelingen. |
97 | Vervallen | Ondervangen door nieuwe handeling 293. |
98 | Vervallen | Ondervangen door nieuwe handeling 293. |
99 | Vervallen | VWS: ondersteunende handeling, die niet alleen VWS verricht. Op de website www.overheid.nl staat een register met overheidsorganisaties. Bij vakMinistershandeling 293 is deze website als voorbeeld opgenomen. |
100 | Vervallen | OCW: ondervangen in BSD Cultuurbeheer. |
101 | Vervallen | OCW: ondervangen in BSD Cultuurbeheer. |
102 | Vervallen | BuZa: Voor 1945. |
103 | Vervallen | BuZa: Voor 1945. |
104 | Vervallen | BuZa: ondervangen in eigen BSD en in vakMinistershandeling: voorlichting over eigen beleid. |
105 | Vervallen | BuZa: ondervangen in eigen BSD en in vakMinistershandeling: voorlichting over eigen beleid. |
106 | Vervallen | BZK: Voor 1945 |
107 | Vervallen | OCW, V&W, FIN: BSD MLB |
108 | Vervallen | OCW: BSD MLB |
109 | Vervallen | OCW: BSD MLB |
110 | Vervallen | OCW: BSD MLB |
111 | Vervallen | Omroepraad: OCW: BSD MLB |
112 | Vervallen | OCW: BSD MLB |
113 | Vervallen | OCW: BSD MLB |
114 | Vervallen | OCW: BSD MLB |
115 | Vervallen | Activiteit in het kader van het geven van voorlichting over het eigen beleid. |
116 | Vervallen | Activiteit in het kader van het geven van voorlichting over het eigen beleid. |
117 | Vervallen | NOS/NOB: BSD MLB |
118 | Vervallen | NOS/NOB: BSD MLB |
119 | Vervallen | NOS/NOB: BSD MLB |
120 | Vervallen | Actor onvoldoende gespecificeerd; geen zelfstandige actor volgens de Archiefwet. |
121 | Vervallen | NTS: BSD MLB |
122 | Vervallen | NRU: BSD MLB |
123 | Vervallen | VakMinister: ondervangen door 204. |
124 | Vervallen | Kroon: geen actor. |
125 | Vervallen | Voor 1945. |
126 | Vervallen | OCW: BSD MLB |
127 | Vervallen | OCW: BSD MLB |
128 | Vervallen | NTS: BSD MLB |
129 | Vervallen | NRU: BSD MLB |
130 | Vervallen | Ondervangen in afzonderlijke BSD’s en vakMinistershandelingen (voorlichting over eigen beleid). |
131 | Vervallen | Radioraad: BSD MLB |
132 | Vervallen | OCW/BZK: voor 1945 |
133 | Vervallen | OCW: BSD MLB |
134 | Vervallen | Televisieraad: BSD MLB |
135 | Vervallen | Mediaraad: BSD MLB |
136 | Vervallen | OCW: BSD MLB |
137 | Vervallen | OCW: BSD MLB |
138 | Vervallen | MP: ondervangen in BSD MLB, handeling 233. |
139 | Vervallen | CommMedia: BSD MLB |
140 | Vervallen | OCW: BSD MLB |
141 | Vervallen | OCW: BSD MLB |
142 | Vervallen | NOS: BSD MLB |
143 | Vervallen | CommMedia: BSD MLB |
144 | Vervallen | VoRa: activiteit in het kader van verschillende (bredere) handelingen, zoals projecten, Postbus 51, technische ondersteuning, bijzondere omstandigheden etc. |
145 | Vervallen | NOB: BSD MLB |
146 | Vervallen | Actor onvoldoende gespecificeerd: geen zelfstandige actor volgens de Archiefwet. |
147 | Vervallen | CommMedia: BSD MLB |
148 | Vervallen | Onduidelijke actor. |
149 | Vervallen | OCW: BSD MLB |
150–178 | AZ: Vervallen | AZ: Ondervangen door handeling 238. |
Overige actoren: Buitengewone omstandigheden: nu alleen te vinden bij AZ/VoRa. Aan de lijst van actor vakMinister is daarom handeling 238 toegevoegd. | ||
162 | CommMedia: ondervangen in BSD MLB, handeling 244. | |
169 | PTT: ondervangen in BSD MLB. | |
179 | 179 | |
180 | 180 | |
181 | Vervallen | Valt onder werkproces handeling 179. |
182 | Vervallen | Idem; en: personeel |
183 | Vervallen | Ondervangen door 241 en 242. |
184 | 184 | |
185 | Vervallen | Ondervangen door 179. |
186 | Vervallen | Ondervangen door 184. |
187 | Vervallen | Ondervangen door 184. |
188 | Vervallen | Valt onder werkproces handeling 179 en: personeel. |
189 | Vervallen | Geen zelfstandige actor volgens de Archiefwet. |
190 | Vervallen | Ondervangen door 179. |
191 | Vervallen | Ondervangen door vakMinistershandeling. |
192 | Vervallen | Ondervangen door vakMinistershandeling. |
193 | Vervallen | Ondervangen door vakMinistershandeling. |
194 | Vervallen | Ondervangen door vakMinistershandeling. |
195 | Vervallen | Zie 192. |
196 | Vervallen | Geen zelfstandige actor. |
197 | Vervallen | BuZa: Ondervangen door voorlichtingshandelingen in eigen BSD’s. |
198 | Vervallen | Geen specifieke neerslag; interne handeling. |
199 | Vervallen | Geen specifieke neerslag; interne handeling; ondervangen door handelingen over voorlichting over Europese Unie en voorlichting over het eigen beleid. |
200 | Vervallen | BZK: ondervangen door vakMinistershandeling over buitengewone omstandigheden. |
201 | Vervallen | VakMinister: ondervangen door voorlichting over eigen beleid. |
202 | Vervallen | VakMinister: ondervangen door voorlichting over eigen beleid. |
203 | Vervallen | VakMinister: ondervangen door voorlichting over eigen beleid. |
204 | 204 | |
205 | 205 | |
206 | Vervallen | BuZa: Ondervangen door algemene handelingen in eigen BSD’s. |
207 | Vervallen | BZK: Ondervangen door algemene handelingen in eigen BSD’s. |
VakMinister: ondervangen door handeling 204. | ||
208 | Vervallen | Ondervangen door 289. |
209 | Vervallen | Ondervangen door commissiehandelingen. |
210 | Vervallen | BuZa: ondervangen door algemene handelingen in eigen BSD’s. |
Reg/RVD: ondervangen door 289. | ||
211 | Vervallen | Ondervangen door 289. |
212 | Vervallen | BZK: ondervangen door beleidshandelingen in eigen BSD’s. |
213 | Vervallen | BuZa: voor 1945. |
AZ: ondervangen door 28. | ||
214 | Vervallen | Ondervangen door 28. |
215 | Vervallen | Alle actoren behalve MP: voor 1945. |
MP: ondervangen door 28. | ||
216 | Vervallen | VakMinister: ondervangen door handelingen in eigen BSD’s. |
217 | Vervallen | Het Ministerie van AZ voert geen subsidieregelingen uit. |
218 | Vervallen | BuZa: voor 1945 en ondervangen in eigen BSD’s. |
219 | Vervallen | Het Ministerie van AZ voert geen subsidieregelingen uit. |
220 | Vervallen | Het Ministerie van AZ voert geen subsidieregelingen uit. |
221 | Vervallen | Voor 1945; AOK al bewerkt. |
222 | Vervallen | Geen specifieke neerslag te onderscheiden. |
223 | Vervallen | Geen specifieke neerslag te onderscheiden. |
224 | Vervallen | BZK: ondervangen door vakMinistershandeling over buitengewone omstandigheden. |
225 | Vervallen | Geen specifieke neerslag te onderscheiden. |
226 | Vervallen | Geen specifieke neerslag te onderscheiden. |
227 | Vervallen | Interne handeling; ondersteunend proces. |
228 | Vervallen | Voor 1945. |
229 | Vervallen | BZK: ondervangen door algemene handelingen (evaluatie) in eigen BSD’s. |
230 | Vervallen | Archief al bewerkt. |
231 | Vervallen | Archief al bewerkt. |
232 | Vervallen | Archief al bewerkt. |
233 | Vervallen | Archief al bewerkt. |
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2007-112-p11-SC80731.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.