Wijziging Voorschrift Vreemdelingen 2000 (drieënzestigste wijziging)

Regeling van de Staatssecretaris van Justitie van 12 juni 2007, nr. 5489175/07, houdende wijziging van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (drieënzestigste wijziging)

De Staatssecretaris van Justitie,

Gelet op artikel 14, eerste lid, onder e en 24, tweede lid, Vreemdelingenwet 2000 en artikel 3.6, tweede lid, Vreemdelingenbesluit 2000;

Besluit:

Artikel I

Het Voorschrift Vreemdelingen 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3.17a komt te luiden:

Artikel 3.17a

Als beperking, bedoeld in artikel 3.6, tweede lid, van het Besluit, worden aangewezen de beperkingen verband houdende met:

a. verblijf als meerderjarige ex-bama;

b. afwikkeling nalatenschap oude Vreemdelingenwet;

c. voortgezet verblijf na verblijf op grond van de Regeling afwikkeling nalatenschap oude Vreemdelingenwet.

B

Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel g door een puntkomma, wordt aan artikel 3.34b, eerste lid, een onderdeel toegevoegd, luidende:

h. in aanmerking komt voor verlening van een verblijfsvergunning, bedoeld in artikel 14 van de Wet, onder een beperking verband houdend met gezinsvorming bij een houder van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Wet, onder een beperking verband houdend met verblijf op grond van de Regeling afwikkeling nalatenschap oude Vreemdelingenwet, en de feitelijke gezinsvorming heeft plaatsgehad op of voor 13 december 2006.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal (met de toelichting) in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 12 juni 2007.
De Staatssecretaris van Justitie, N. Albayrak.

Toelichting

Artikelsgewijs

Artikel I

A

In het Coalitieakkoord van 7 februari 2007 is neergelegd dat de nalatenschap van de oude Vreemdelingenwet wordt afgewikkeld. Daartoe is een regeling getroffen waarbij onder bepaalde voorwaarden aan vreemdelingen, die onder de oude vreemdelingenwet een asielaanvraag hebben ingediend en nog steeds in Nederland zijn, een verblijfsvergunning wordt verleend. Bij brief van 25 mei 2007 is de regeling aangeboden aan de Voorzitter van de Tweede Kamer.

In de brief aan de Voorzitter van de Tweede Kamer is aangegeven dat de verblijfsvergunning op grond van de regeling ambtshalve zal worden verleend. Op grond van artikel 3.6 Vreemdelingenbesluit 2000 kan een verblijfsvergunning alleen ambtshalve worden verleend onder de beperkingen die in het eerste lid van die bepaling worden genoemd, dan wel onder een in het Voorschrift Vreemdelingen 2000 aan te wijzen beperking.

In dit wijzigingsbesluit worden in verband met de regeling twee beperkingen aangewezen waaronder de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd ambtshalve kan worden verleend.

Het betreft ten eerste, in artikel 3.17a, onder b, de vergunning die in eerste instantie wordt verleend als is gebleken dat de vreemdeling in aanmerking komt voor verblijf op grond van de regeling. De verblijfsvergunning onder deze beperking wordt verleend voor een jaar.

Ten tweede is, in artikel 3.17a, onder c, opgenomen de vergunning die op grond van de regeling wordt verleend voor voortgezet verblijf. In verband met het bijzondere karakter van de regeling is besloten dat aan de houder van een verblijfsvergunning op grond van de regeling ten tijde van de eerste verlenging ambtshalve een verblijfsvergunning voor voortgezet verblijf wordt verleend.

B

Personen die op of voor 13 december 2006 een gezin hebben gevormd met een vreemdeling, wiens verblijf op grond van de regeling is aanvaard, kunnen op reguliere wijze verblijf aanvragen bij die hoofdpersoon. Daarbij vindt vrijstelling plaats van het mvv-vereiste en de inkomenseis. Onderhavige wijziging van artikel 3.34b strekt ertoe dat de vreemdeling eveneens is vrijgesteld van de verplichting tot het betalen van leges.

De Staatssecretaris van Justitie,

N. Albayrak

Naar boven