Regeling tot wijziging van de Uitvoeringsregeling belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992

2 juni 2007

Nr. DV 2007/83

Directoraat-Generaal voor fiscale zaken, Directie Douane en verbruiksbelastingen

De Staatssecretaris van Financiën,

Gelet op de artikelen 6, derde lid, 10, zesde en achtste lid, en 14a, vierde en zesde lid, van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992;

Besluit:

Artikel I

De Uitvoeringsregeling belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 5 wordt ‘in afwijking van artikel 6, tweede lid, onderdeel b, van de wet’ vervangen door: in afwijking van artikel 6, tweede lid, onderdeel a, onder 3°, van de wet.

B

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘De vermindering bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de wet’ vervangen door ‘De afschrijving bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de wet’. Voorts wordt voor de punt aan het slot ingevoegd: , indien daarop een beroep wordt gedaan in het aangiftebiljet.

2. In het tweede lid wordt ‘De vermindering bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de wet’ vervangen door ‘De afschrijving bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de wet’. Voorts wordt voor de punt aan het slot ingevoegd: per maand die is verstreken na het tijdstip waarop het motorrijtuig voor het eerst als zodanig in gebruik is genomen, indien daarop een beroep wordt gedaan in het aangiftebiljet.

3. Het vijfde lid komt te luiden:

5. Bij toepassing van artikel 10, zesde lid, van de wet is de afschrijving, bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de wet, een percentage van het belastingbedrag, bedoeld in artikel 9, eerste en tweede lid, van de wet, na toepassing van artikel 9a, artikel 9b en artikel 9c, tweede lid, van de wet, welk percentage is aangegeven in de navolgende tabel. Het vierde lid blijft in dat geval buiten toepassing.

Indien sinds het tijdstip waarop het motorvoertuig voor het eerst in gebruik is genomen een periode is verstreken van ten minste

maar minder dan

is het percentage

en voor iedere maand die geheel of gedeeltelijk is verstreken sinds de in de eerste kolom bedoelde periode vermeerderd met

0 dagen

1 maand

0

4

1 maand

3 maanden

4

3

3 maanden

5 maanden

10

2,5

5 maanden

9 maanden

15

2,25

9 maanden

1 jaar en 6 maanden

24

1,444

1 jaar en 6 maanden

2 jaar en 6 maanden

37

0,833

2 jaar en 6 maanden

3 jaar en 6 maanden

47

0,833

3 jaar en 6 maanden

4 jaar en 6 maanden

57

0,75

4 jaar en 6 maanden

5 jaar en 6 maanden

66

0,5

5 jaar en 6 maanden

6 jaar en 6 maanden

72

0,416

6 jaar en 6 maanden

7 jaar en 6 maanden

77

0,416

7 jaar en 6 maanden

8 jaar en 6 maanden

82

0,333

8 jaar en 6 maanden

9 jaar en 6 maanden

86

0,333

9 jaar en 6 maanden

 

90

0,083

4. Na het vijfde lid worden twee leden toegevoegd, luidende:

6. Bij toepassing van artikel 10, zesde lid, van de wet, is de vermindering ten hoogste het belastingbedrag, bedoeld in artikel 9, eerste en tweede lid, van de wet, na toepassing van artikel 9a, artikel 9b en artikel 9c, tweede lid, van de wet.

7. In afwijking van het eerste lid en het tweede lid wordt de afschrijving vastgesteld aan de hand van de in het vijfde lid opgenomen tabel, indien daarop een beroep wordt gedaan in het aangiftebiljet.

C

In artikel 8d, eerste lid, wordt in de eerste volzin ‘vermenigvuldigd met’ vervangen door: toegepast op.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2008.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 2 juni 2007.
De Staatssecretaris van Financiën, J.C. de Jager.

Toelichting

Algemeen

Met deze regeling wordt de Uitvoeringsregeling belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 (Uitvoeringsregeling BPM) gewijzigd. De indeling in de afschrijvingstabel voor de heffing over gebruikte personenauto’s, bestelauto’s en motorrijwielen (hierna motorrijtuigen), opgenomen in artikel 8, vijfde lid, van de regeling, wordt omgezet van jaarstappen naar maandstappen. Verder worden enkele technische wijzigingen aangebracht. Deze regeling heeft geen budgettaire gevolgen of gevolgen voor de administratieve lasten of overige nalevingskosten.

Afschrijving bij heffing van gebruikte motorrijtuigen

De afschrijvingslijn in de forfaitaire afschrijvingstabel voor de BPM-heffing van gebruikte motorrijtuigen, sinds 1 februari 2007 opgenomen in artikel 8 van de Uitvoeringsregeling BPM, wordt door voorliggende wijziging omgezet naar afschrijving in maandstappen. Bij de behandeling van het Belastingplan 2007 is toegezegd deze omzetting zo snel mogelijk door te voeren naar aanleiding van een gesignaleerde ongelijkheid. Bij wijziging van het Belastingplan 2007 is een teruggave van BPM bij export geïntroduceerd, die al direct in maandstappen werd berekend. Omdat de systemen van de Belastingdienst nog niet aangepast waren aan maandafschrijving bij heffing, wordt eerst bij voorliggende wijziging, met inwerkingtredingsdatum 1 januari 2008 deze ongelijkheid tussen heffing (jaarstappen) en teruggaaf (maandstappen) verholpen.

Heffing van afgestoten politie- en brandweervoertuigen en rolstoelbussen

Voor motorrijtuigen van politie en brandweer en voor rolstoelbussen wordt onder voorwaarden op grond van artikel 15 van de Wet BPM een teruggaaf verleend. Wanneer niet langer aan de voorwaarden van de vrijstelling wordt voldaan, wordt de verschuldigde belasting op grond van artikel 10, achtste lid, van de Wet BPM en artikel 8, eerste en tweede lid, van de Uitvoeringsregeling BPM berekend met inachtneming van een versnelde afschrijving. Indien de algemene afschrijvingslijn gunstiger is dan de versnelde afschrijving kan de algemene afschrijvingslijn worden toegepast zoals in het artikelsgewijze deel wordt uiteengezet.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A (artikel 5 Uitvoeringsregeling belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992)

Door deze wijziging wordt een verouderde verwijzing gecorrigeerd. De bepaling waarnaar wordt verwezen is sinds 1 januari 2007 in artikel 6, tweede lid, onderdeel a, onder 3°, van de wet opgenomen. De delegatiebepaling van artikel 6, derde lid, verwijst sinds deze datum ook naar genoemde bepaling.

Artikel I, onderdeel B, eerste en tweede lid (artikel 8, eerste en tweede lid, Uitvoeringsregeling belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992)

Door deze wijziging wordt een onjuistheid hersteld zodat nu duidelijk is op welke grondslag de in artikel 8, eerste en tweede lid, genoemde percentages moeten worden toegepast.

Artikel I, onderdeel B, derde en vierde lid (artikel 8, vijfde en zesde lid en nieuw zevende lid, Uitvoeringsregeling belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992)

De tabel van artikel 8, vijfde lid, bevat na deze wijziging feitelijk maandpercentages. De tabel heeft vier kolommen. De nieuwe kolom drie bevat de cumulatieve afschrijving op de verstreken periodes genoemd in de eerste kolom, berekend sinds de eerste ingebruikname van het motorrijtuig. De vierde kolom bevat de afschrijving per geheel of gedeeltelijk verstreken maand in de periode gelegen tussen de tijdstippen in de eerste en tweede kolom.

De afschrijving bij heffing wordt nu als volgt berekend:

Aan de hand van de leeftijd van het motorrijtuig wordt de toepasselijke rij in de tabel bepaald. Het aantal maanden dat geheel of gedeeltelijk is verstreken sinds de verstreken periode uit de eerste kolom wordt vermenigvuldigd met het percentage in kolom vier. Bij de uitkomst van deze berekening wordt het bijbehorende percentage in de derde kolom opgeteld. Het zo gevonden percentage wordt toegepast op het belastingbedrag, bedoeld in artikel 9, eerste en tweede lid, van de Wet BPM, na toepassing van artikel 9a, 9b en 9c, tweede lid, van diezelfde wet. Het belastingbedrag in deze betekenis staat bekend als de bruto BPM.

Een voorbeeld:

Een personenauto heeft een zogenoemde bruto BPM van € 10.000. De auto wordt in Nederland in de heffing betrokken als deze twee jaar, acht maanden en drie dagen oud is (leeftijd auto na eerste ingebruikneming). De toepasselijke rij uit de tabel is de zevende. Sinds de auto twee jaar en zes maanden oud was zijn drie maanden geheel of gedeeltelijk verstreken. Het percentage is nu drie maal 0,833, plus 47 = 49,499. De vermindering is 49,499% van € 10.000 = € 4.949,90. De te betalen belasting is € 10.000 -/- € 4.949,90 = € 5.050,10.

Het nieuwe zevende lid dient ter vervanging van de goedkeuring die is vervat in paragraaf 7.7. van het Besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 12 september 2006, nr. CPP2006/1980M, Stcrt. 2006, 185. De afschrijvingslijn van artikel 8, vijfde lid, houdt rekening met het feit dat in de regel de maandelijkse waardedaling van een jong motorrijtuig hoog is en afneemt naarmate een motorrijtuig ouder wordt. Voor de heffing van afgestoten politie- en brandweervoertuigen en rolstoelbussen kan het bij jonge motorrijtuigen daarom voorkomen dat de algemene afschrijvingslijn gunstiger is dan de versnelde afschrijvingslijn van artikel 8, eerste en tweede lid. Voor politie- en brandweervoertuigen doet deze situatie zich voor als een motorrijtuig minder dan twee maanden oud is. Bij rolstoelbussen doet deze stuatie zich voor als een motorrijtuig minder dan twee jaar en negen maanden oud is. Op grond van het nieuwe zevende lid kan, overeenkomstig de delegatiebepaling opgenomen in artikel 10, achtste lid, van de Wet BPM, bij de aangifte van de verschuldigde belasting dan de gunstiger algemene afschrijvingslijn worden toegepast.

Artikel I, onderdeel C (artikel 8d, eerste lid, Uitvoeringsregeling belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992)

In artikel 8d, eerste lid, wordt een redactionele onjuistheid hersteld.

Artikel II (inwerkingtreding)

Dit artikel regelt de inwerkingtreding van deze regeling, te weten 1 januari 2008.

De Staatssecretaris van Financiën,

J.C. de Jager

Naar boven