Wijziging Regeling standaard-BvL, Regeling verlenging bewijzen van luchtwaardigheid en Regeling erkenningen luchtwaardigheid

Regeling van 10 juni 2007, nr. HDJZ/LUV/2007-777, Hoofddirectie Juridische Zaken, houdende wijziging van de Regeling standaard-BvL, wijziging van de Regeling verlenging bewijzen van luchtwaardigheid en wijziging van de Regeling erkenningen luchtwaardigheid

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op de artikelen 23, eerste lid, onderdeel e, 32, tweede lid, 33, tweede lid, onderdeel k en artikel 40, onderdelen a, b en c van het Besluit luchtvaartuigen;

Besluit:

Artikel I

De Regeling standaard-BvL1 wordt als volgt gewijzigd:

Na artikel 5 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 5.a

Luchtvaartuigen vallende onder Verordening (EG) nr.1592/2002

1. In dit artikel wordt verstaan onder:

Verordening (EG) nr. 1592/2002 (PbEG L 240): verordening van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Gemeenschappen van 15 juli 2002 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart;

Verordening (EG) nr. 1702/2003 (PbEG L 243): verordening van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 24 september 2003 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften inzake de luchtwaardigheid en milieucertificering van luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingsstukken, alsmede voor de certificering van ontwerp- en productieorganisaties;

Verordening (EG) nr. 2042/2003 (PbEG L 315): verordening van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 20 november 2003 betreffende de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen en luchtvaartproducten, -⁠onderdelen en -⁠uitrustingsstukken, en betreffende de goedkeuring van bij voornoemde taken betrokken organisaties en personen;

Airworthiness Review Certificate (ARC): certificaat van herbeoordeling van de luchtwaardigheid dat wordt afgegeven door de Minister of een daartoe erkende managementorganisatie voor permanente luchtwaardigheid;

Continuous Airworthiness Management Organisation (CAMO): een ingevolge Verordening (EG) 2042/2003 erkende management organisatie voor permanente luchtwaardigheid;

Part 21: Bijlage 1 bij Verordening (EG) nr. 1702/2003 betreffende certificatieprocedures voor luchtvaartuigen, aanverwante producten en onderdelen;

Part 21 subpart H: onderdeel van Part 21 waarin de eisen en de procedures worden vastgelegd voor de afgifte van bewijzen van luchtwaardigheid.

2. De Minister van Verkeer en Waterstaat kan bij een aanvraag voor de afgifte van een standaard-BvL voor een luchtvaartuig uit de algemene luchtvaart dat valt onder Verordening (EG) nr. 1592/2002, in plaats van een standaard-BvL met een geldigheid van 1 jaar, een standaard-BvL voor onbepaalde duur tezamen met een ARC voor 1 jaar afgeven.

3. De Minister van Verkeer en Waterstaat geeft bij een aanvraag voor de afgifte van een standaard-BvL voor een luchtvaartuig dat valt onder Verordening (EG) nr. 1592/2002, op basis van een positieve rapportage van een daartoe erkende CAMO, volgens de voorschriften van Part 21 Subpart H, een standaard-BvL voor onbepaalde duur tezamen met een ARC voor 1 jaar af.

Artikel II

De Regeling verlenging bewijzen van luchtwaardigheid2 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. de aanduidingen a tot en met o vervallen.

2. In de alfabetische rangschikking wordt ingevoegd:

Airworthiness Review: herbeoordeling van de luchtwaardigheid van een luchtvaartuig,

Airworthiness Review Certificate (ARC): een certificaat zoals gedefinieerd in artikel 5.a, eerste lid, van de Regeling standaard-BvL,

Continuous Airworthiness Management Organisation (CAMO): een organisatie zoals gedefinieerd in artikel 5.a, eerste lid, van de Regeling standaard-BvL,

Part M: Bijlage 1 bij Verordening (EG) nr. 2042/2003 (PbEG L 315) waarin worden vastgesteld de maatregelen die moeten worden genomen om zeker te stellen dat de luchtwaardigheid van een luchtvaartuig wordt behouden, inclusief onderhoud, alsmede de voorwaarden die moeten worden vervuld door personen of organisaties die bij permanente luchtwaardigheid zijn betrokken,

Part 21: Part zoals gedefinieerd in artikel 5.a, eerste lid, van de Regeling standaard-BvL,

Part 21, subpart H: subpart zoals gedefinieerd in artikel 5.a, eerste lid, van de Regeling standaard-BvL,

Verordening (EG) nr. 1702/2003 (PbEG L 243):verordening zoals gedefinieerd in artikel 5.a, eerste lid, van de Regeling standaard-BvL,

Verordening (EG) nr. 2042/2003 (PbEG L 315): verordening zoals gedefinieerd in artikel 5.a, eerste lid, van de Regeling standaard-BvL.

B

Na artikel 3 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3.a

1. In afwijking van artikel 3 kan de Minister bij een aanvraag voor de verlenging van de termijn van geldigheid van een standaard-BvL voor een luchtvaartuig uit de algemene luchtvaart, op basis van een positief advies na een BvL-verlengingsinspectie van het daartoe erkende bedrijf of erkende zweefvliegtechnicus, een standaard-BvL voor onbepaalde duur tezamen met een ARC voor 1 jaar afgeven.

2. In afwijking van artikel 3 geeft de Minister bij een aanvraag voor de verlenging van de termijn van geldigheid van een standaard-BvL voor een luchtvaartuig uit de algemene luchtvaart, op basis van een positieve rapportage na een Airworthiness Review, van een daartoe erkende CAMO, volgens de voorschriften van artikel A.710 van Part M, een standaard-BvL voor onbepaalde duur tezamen met een ARC voor 1 jaar af.

3. In afwijking van artikel 3 geeft voor luchtvaartuigen die voldoen aan artikel A.901(b) van Part M een daartoe erkende CAMO zelf het ARC uitgeven na een Airworthiness Review volgens de voorschriften van artikel A.710 van Part M. Een kopie van het rapport dat is opgemaakt naar aanleiding van deze Airworthiness Review en een kopie van het ARC wordt aan de Minister gestuurd tezamen met een aanvraag voor een standaard-BvL van onbepaalde duur conform Part 21 Subpart H. De Minister zal op basis daarvan een standaard-BvL voor onbepaalde duur afgeven.

Artikel III

De Regeling erkenningen luchtwaardigheid3 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

In de alfabetische rangschikking wordt ingevoegd:

Airworthiness Review: een Review zoals gedefinieerd in artikel 1, tweede lid, van de Regeling verlenging bewijzen van luchtwaardigheid;

Airworthiness Review Certificate (ARC): een certificaat zoals gedefinieerd in artikel 5.a, eerste lid, van de Regeling standaard-BvL;

Continuous Airworthiness Management Organisation (CAMO): een organisatie zoals gedefinieerd in artikel 5.a, eerste lid, van de Regeling standaard-BvL;

kleine luchtvaart: luchtvaartuigen vallende onder Verordening (EG) nr. 1592/2002 (PbEG L 240) en geclassificeerd als vliegtuigen met een maximaal toelaatbare startmassa van 5700 kg of minder, eenmotorige helikopters of ballonnen;

Maintenance Organisation Approval volgens Part M, subpart F (MOA-F): erkende onderhoudsorganisatie voor het uitvoeren van onderhoud aan luchtvaartuigen uit de kleine luchtvaart;

Part M: Part zoals gedefinieerd in artikel 1, tweede lid, van de Regeling verlenging bewijzen van luchtwaardigheid;

Part M, subpart F: onderdeel van Part M waarin de eisen en de procedures worden vastgelegd voor het verkrijgen van een MOA-F;

Part M, subpart G: onderdeel van Part M waarin de eisen en de procedures worden vastgelegd voor het verkrijgen van een CAMO-erkenning.

B

Na artikel 45 wordt een nieuwe paragraaf ingevoegd, luidende:

Paragraaf 5.5

MOA-F voor de kleine luchtvaart

Artikel 45.a

1. De Minister verstrekt op aanvraag een MOA-F wanneer de aanvrager voldoet aan het bepaalde van Part M, Subpart F.

2. De aanvraag wordt ingediend door de functionaris van het bedrijf, die de eindverantwoordelijkheid draagt ten aanzien van het door het bedrijf gevoerde beleid.

3. De aanvraag wordt ingediend door middel van volledig ingevulde en ondertekende formulieren, waarvan de exemplaren kosteloos bij de Minister zijn te verkrijgen.

4. Bij de aanvraag voor een MOA-F verstrekt de aanvrager:

a. de volgens Part M, Subpart F in te dienen gegevens,

b. een uittreksel, niet ouder dan drie maanden, uit het register van de Kamer van Koophandel en Fabrieken en

c. een zelfevaluatie, waarin de aanvrager per bepaling van de van toepassing zijnde regelgeving aantoont hoe daaraan wordt voldaan, en waar dit in het handboek staat beschreven.

5. Van de MOA-F wordt een bewijs afgegeven volgens Part M, Subpart F van Bijlage 1 bij Verordening (EG) nr. 2042/2003.

Artikel 45.b

1. De houder van een MOA-F zal voorstellen voor wijziging van de organisatie van de MOA-F overeenkomstig Part M, Subpart F vooraf aan de Minister voorleggen, zodat deze het blijven voldoen aan Part M, Subpart F kan vaststellen.

2. De Minister kan voorwaarden stellen waaronder de houder van de MOA-F zijn activiteiten kan voortzetten gedurende de periode van wijziging, tenzij de Minister bepaalt dat de erkenning voor die periode wordt geschorst.

3. De houder van een MOA-F informeert bij wijziging van het handboek van de onderhoudsorganisatie overeenkomstig Part M, Subpart F de Minister.

4. De Minister kan voorwaarden stellen waaronder wijzigingen van het handboek van de onderhoudsorganisatie worden geaccepteerd.

5. Een MOA-F wordt gewijzigd, nadat de houder heeft aangetoond, dat ook na de invoering van de wijziging aan de voor de verkrijging van een MOA-F gestelde voorwaarden wordt voldaan.

6. Artikel 45.a is van toepassing, met dien verstande dat kan worden volstaan met de gegevens, die voor de aangevraagde wijziging relevant zijn.

7. Een aanvraag om wijziging wordt uiterlijk vier weken voor de gewenste datum van wijziging ingediend.

Artikel 45.c

De artikelen 40, 41, 42 en 44 zijn van overeenkomstige toepassing op de MOA-F.

C

Na artikel 45.c wordt een nieuw hoofdstuk ingevoegd, luidende:

Hoofdstuk 5.1

CAMO (Continuous Airworthiness Management Organisation)

Artikel 45.d

1. De Minister verstrekt op aanvraag een CAMO-erkenning wanneer de aanvrager voldoet aan het bepaalde van Part M, Subpart G.

2. De aanvraag wordt ingediend door de functionaris van het bedrijf, die de eindverantwoordelijkheid draagt ten aanzien van het door het bedrijf gevoerde beleid.

3. De aanvraag wordt ingediend door middel van volledig ingevulde en ondertekende formulieren, waarvan de exemplaren kosteloos bij de Minister zijn te verkrijgen.

4. Bij de aanvraag voor een CAMO-erkenning verstrekt de aanvrager

a. de volgens Part M, Subpart G in te dienen gegevens,

b. een uittreksel, niet ouder dan drie maanden, uit het register van de Kamer van Koophandel en Fabrieken en

c. een zelfevaluatie, waarin de aanvrager per bepaling van de van toepassing zijnde regelgeving aantoont hoe daaraan wordt voldaan, en waar dit in het handboek staat beschreven.

5. Van de CAMO-erkenning wordt een bewijs afgegeven volgens Part M, Subpart F van Bijlage 1 bij Verordening (EG) nr. 2042/2003.

Artikel 45.e

1. De houder van een CAMO-erkenning zal voorstellen voor wijziging van de organisatie van de CAMO overeenkomstig Part M, Subpart G vooraf aan de Minister voorleggen, zodat deze het blijven voldoen aan Part M, Subpart G kan vaststellen.

2. De Minister kan voorwaarden stellen waaronder de houder van de CAMO-erkenning zijn activiteiten kan voortzetten gedurende de periode van wijziging, tenzij de Minister bepaalt dat de erkenning voor die periode wordt geschorst.

3. De houder van een CAMO-erkenning informeert bij wijziging van het handboek van de onderhoudsorganisatie overeenkomstig Part M, Subpart G de Minister.

4. De Minister kan voorwaarden stellen waaronder wijzigingen van het handboek van de onderhoudsorganisatie worden geaccepteerd.

5. Een CAMO-erkenning wordt gewijzigd, nadat de houder heeft aangetoond, dat ook na de invoering van de wijziging aan de voor de verkrijging van een CAMO-erkenning gestelde voorwaarden wordt voldaan.

6. Artikel 45.d is van toepassing, met dien verstande dat kan worden volstaan met de gegevens, die voor de aangevraagde wijziging relevant zijn.

7. Een aanvraag om wijziging wordt uiterlijk vier weken voor de gewenste datum van wijziging ingediend.

Artikel 45.f

De CAMO-erkenning kan op aanvraag worden uitgebreid met de privileges van Part M.A.711(b) ten aanzien van het doen van aanbevelingen aan de Minister op basis van een Airworthiness Review en het uitgeven van ARC’s.

Artikel 45.g

De artikelen 40, 41, 42 en 44 zijn van overeenkomstige toepassing op de CAMO-erkenning.

Artikel IV

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2007.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Verkeer en Waterstaat, C.M.P.S. Eurlings.

Toelichting

Algemeen

Teneinde gemeenschappelijke regels met betrekking tot de veiligheid van de luchtvaart te verzekeren heeft de Europese Unie bij Verordening (EG) nr. 1592/2002 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Gemeenschappen van 15 juli 2002 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (PbEG L 240), de zogenoemde basisverordening, regels gegeven met betrekking tot de luchtwaardigheid en voorts een agentschap in het leven geroepen, het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (European Aviation Safety Agency, EASA), ter uitvoering van deze verordening. Op grond van deze basisverordening heeft de Commissie van de Europese Gemeenschappen een tweetal uitvoeringsverordeningen met implementatieregels vastgesteld, te weten:

– Verordening (EG) nr. 1702/2003 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 24 september 2003 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften inzake de luchtwaardigheid en milieucertificering van luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingsstukken, alsmede voor de certificering van ontwerp- en productieorganisaties (PbEG L 243)

en

– Verordening (EG) nr. 2042/2003 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 20 november 2003 betreffende de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen en luchtvaartproducten, -onderdelen en -uitrustingsstukken, en betreffende de goedkeuring van bij voornoemde taken betrokken organisaties en personen (PbEG L 315).

Teneinde een hoog en uniform niveau van veiligheid in de burgerluchtvaart binnen de Gemeenschap te waarborgen, wordt aan de luchtvaartindustrie en de bevoegde autoriteiten van de lidstaten de tijd geboden om zich aan de nieuwe gemeenschappelijke regelgeving aan te passen. In beide in 2003 in werking getreden uitvoeringsverordeningen is een bepaling hiertoe opgenomen, hetgeen inhoudt dat de lidstaten de toepassing van een aantal bepalingen van de uitvoeringsverordeningen mogen uitstellen tot een in beide verordeningen per artikel gespecificeerde latere datum, maar niet later dan 27 september 2008. Het betreft hier de volgende bepalingen:

– Verordening (EG) nr. 1702/2003, artikel 5, derde lid, betreffende de geldigheidsduur van het BvL,

– Verordening (EG) nr. 2042/2003, artikel 7, derde lid, onder b, betreffende het ARC voor luchtvaartuigen gebruikt bij commercieel luchttransport en

– Verordening (EG) nr. 2042/2003, artikel 7, derde lid, onder a, betreffende Part M voor de luchtvaartuigen die niet bij commercieel luchttransport worden gebruikt.

Voor die landen die van deze mogelijkheid gebruik maken is de Europese regelgeving nog niet van toepassing. Nederland maakt van deze mogelijkheid gebruik teneinde op flexibele wijze de Europese regelgeving te implementeren. Daartoe zullen in de overgangssituatie de bestaande nationale regelgeving en de Europese verordeningen naast elkaar worden toegepast. Deze regeling bevat een aantal aanpassingen van de Regeling standaard-BvL, de Regeling verlenging bewijzen van luchtwaardigheid en de Regeling erkenningen luchtwaardigheid, teneinde op nationaal niveau een rechtsbasis te creëren op grond waarvan reeds nu de nieuwe luchtvaartdocumenten kunnen worden afgegeven conform de desbetreffende delen van de Europese uitvoeringsverordeningen. De nieuwe luchtvaartdocumenten zijn hiermee tevens geldig buiten Nederland. Aanpassing in de nationale regelgeving op deze wijze maakt het mogelijk reeds uitgegeven nationale bewijzen van luchtwaardigheid hun geldigheid te doen behouden tot aan de totale implementatie. Op deze manier wordt een geleidelijke implementatie gerealiseerd. Met de toekomstige wijziging van het Besluit luchtvaartuigen en de daaronder vallende ministeriële regelingen in het kader van de totale implementatie van de uitvoeringsverordeningen, wordt deze regeling vervangen.

Artikelsgewijs

Artikel I

Conform het Besluit luchtvaartuigen en de Regeling standaard-BvL worden luchtvaartuigen die in Nederland worden geïmporteerd, wanneer zij aan de wettelijke voorschriften voldoen, voorzien van een standaard-BvL met een beperkte geldigheidsduur. De uitvoeringsverordeningen van de Commissie van de Europese Gemeenschappen introduceren een ander administratief systeem waarbij een luchtvaartuig wordt voorzien van een standaard-BvL voor onbepaalde duur en een tweede certificaat met een beperkte geldigheid van maximaal een jaar, het zogenaamde Airworthiness Review Certificate (ARC).

De aanpassing van de Regeling standaard-BvL met een nieuw artikel 5.a maakt het mogelijk voor luchtvaartuigen die in Nederland worden geïmporteerd reeds nu deze nieuwe luchtvaartuigdocumenten af te geven conform de uitvoeringsverordeningen van de Commissie van de Europese Gemeenschappen.

Artikel II

B

Conform het Besluit luchtvaartuigen en de Regeling verlenging bewijzen van luchtwaardigheid wordt de termijn van geldigheid van een standaard-BvL verlengd nadat is aangetoond dat het luchtvaartuig nog aan alle voorwaarden voldoet.

De aanpassing van de Regeling verlenging bewijzen van luchtwaardigheid met een nieuw artikel 3.a maakt het mogelijk voor luchtvaartuigen behorende tot de algemene luchtvaart reeds nu de nieuwe luchtvaartuigdocumenten af te geven conform de uitvoeringsverordeningen van de Commissie van de Europese Gemeenschappen.

Tevens wordt de mogelijkheid geopend voor een daartoe erkende Continuous Airworthiness Management Organisation (CAMO) die al meer dan een jaar het management van de permanente luchtwaardigheid van het luchtvaartuig uitvoert, de zogenaamde ‘controlled environment’, om voor dat luchtvaartuig zelf het ARC uit te geven conform Part M van Bijlage 1 bij Verordening (EG) nr. 2042/2003.

Artikel III

B

Verordening (EG) nr. 2042/2003 introduceert een erkenning als onderhoudsbedrijf in de kleine luchtvaart. Part M van Bijlage 1 bij Verordening (EG) nr. 2042/2003 introduceert de verplichting voor luchtvaartuigen met een maximale startmassa van minder dan 5700 kg, alsmede eenmotorige helikopters, om onderhoud dat is aangemerkt als complex uit te laten voeren door een daartoe erkend onderhoudsbedrijf. Dit bedrijf kan erkend worden volgens Part 145, Bijlage 2 van Verordening (EG) nr. 2042/2003 of volgens Part M, Subpart F van Bijlage 1 bij Verordening (EG) nr. 2042/2003. Deze laatste erkenning wordt de vervanger voor de nationale onderhoudserkenning volgens de Regeling erkenningen luchtwaardigheid voor de luchtvaartuigen die vallen onder het regiem van de EASA (basis)verordening (EG) nr. 1592/2003 en zijn uitvoeringsverordeningen.

Art. 45.a

In Part M, Subpart F van Bijlage 1 van Verordening ( EG) nr. 2042/2003 staan alle eisen waar een aanvrager voor een Part M, Subpart F, Maintenance Organisation Approval (MOA-F) aan moet voldoen. In Part M.A.602 wordt aangegeven dat een aanvraag voor een MOA-F schriftelijk (per formulier) wordt ingediend bij de bevoegde autoriteit en volgens de procedures van die autoriteit. Artikel 45.a dient er toe om deze aanvraagprocedure vast te stellen.

Art. 45.b

Voor de wijziging van een MOA-F zijn de procedurele zaken hier vastgelegd en voor de inhoudelijke eisen wordt weer gebruik gemaakt van de eisen uit Part M, Subpart F van Bijlage 1 bij Verordening (EG) nr. 2042/2003.

Art. 45.c

De artikelen ten aanzien van schorsing en intrekking van een erkenning zijn gebaseerd op de Algemene wet bestuursrecht en dan ook op de MOA-F van toepassing.

C

Verordening (EG) nr. 2042/2003 introduceert een erkenning als onderhoudmanagement bedrijf in de kleine luchtvaart volgens de voorwaarden van Part M, Subpart G van Bijlage 1 bij Verordening (EG) 2042/2003. Zo’n bedrijf staat bekend als een Continuous Airworthiness Management Organisation (CAMO). Part M van Bijlage 1 bij Verordening (EG) nr. 2042/2003 introduceert de mogelijkheid voor luchtvaartuigen met een maximale startmassa van minder dan 5700 kg, alsmede eenmotorige helikopters om het management van het onderhoud contractueel uit te laten voeren door een daartoe erkende CAMO. Daarmee worden de verantwoordelijkheden voor de blijvende luchtwaardigheid van dat luchtvaartuig overgedragen aan de CAMO. Met deze erkenning wordt het regiem zoals reeds van toepassing op luchtvaartuigen die opereren onder een Air Operators Certificate (AOC) uitgebreid tot alle luchtvaartuigen onder het regiem van de EASA (basis)verordening (EG) nr. 1592/2003 en zijn uitvoeringsverordeningen.

Art. 45.d

In Part M, Subpart G van Bijlage 1 van Verordening (EG) nr. 2042/2003 staan alle eisen waar een aanvrager voor een Part M, Subpart G, Continuous Airworthiness Management Organisation Approval (CAMO-erkenning) aan moet voldoen. In Part M.A.702 wordt aangegeven dat een aanvraag voor een CAMO-erkenning schriftelijk (per formulier) wordt ingediend bij de bevoegde autoriteit op een formulier en volgens de procedures van die autoriteit. Artikel 45.d dient er toe om deze aanvraagprocedure vast te stellen.

Art. 45.e

Voor de wijziging van een CAMO zijn de procedurele zaken hier vastgelegd en voor de inhoudelijke eisen wordt weer gebruik gemaakt van de eisen uit Part M, Subpart G van Bijlage 1 bij Verordening (EG) nr. 2042/2003.

Art. 45.f

Een CAMO kan het privilege aanvragen om Airworthiness Reviews uit te mogen voeren, en dan onder bepaalde omstandigheden een Airworthiness Review Certificate uit te mogen geven of te verlengen. Dit privilege komt in de plaats van het Nederlandse privilege tot het uitvoeren van BvL-verlengingsinspecties zoals omschreven in de Regeling verlenging bewijzen van luchtwaardigheid.

Art. 45.g

De artikelen ten aanzien van schorsing en intrekking van een erkenning zijn gebaseerd op de Algemene wet bestuursrecht en dan ook op de CAMO-erkenning van toepassing.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

C.M.P.S. Eurlings

  • 1

    Stcrt. 2001, 198.

  • 2

    Stcrt. 2000, 174; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 20 april 2005 (Stcrt. 82).

  • 3

    Stcrt. 2001, 198; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 3 juli 2006 (Stcrt. 130).

Naar boven