Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar teleservicemedewerkers Rotterdam-Rijnmond 2007

Besluit van de Minister van Justitie van 4 juni 2007, nr. 5488144/07, houdende aanwijzing van teleservicemedewerkers bij het regionaal politiekorps Rotterdam-Rijnmond tot buitengewoon opsporingsambtenaren (Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar teleservicemedewerkers Rotterdam-Rijnmond 2007)

De Minister van Justitie,

Gelet op artikel 142, eerste lid, onder b en c, en het derde lid, van het Wetboek van Strafvordering;

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

de buitengewoon opsporingsambtenaar: de buitengewoon opsporingsambtenaar, bedoeld in artikel 2.

Artikel 2

De ambtenaren werkzaam bij het regionaal politiekorps Rotterdam-Rijnmond in de functie van medewerker teleservice zijn aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar.

Artikel 3

1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van alle strafbare feiten. Het gebruik van deze opsporingsbevoegdheid beperkt zich tot het opnemen van (telefonische) aangiften, zonder daderindicatie, zonder dat getuigen worden gehoord en gericht op relatief eenvoudige strafbare feiten.

2. De opsporingsbevoegdheid geldt voor het grondgebied van Nederland.

Artikel 4

Op grond van dit besluit kunnen maximaal 100 personen als buitengewoon opsporingsambtenaar worden beëdigd.

Artikel 5

1. Als toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de hoofdofficier van justitie van het arrondissementsparket Rotterdam.

2. Als direct toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de korpschef van het regionaal politiekorps Rotterdam-Rijnmond.

Artikel 6

De korpschef van het regionaal politiekorps Rotterdam-Rijnmond brengt jaarlijks, voor 1 april, met betrekking tot de onder diens verantwoordelijkheid werkzame buitengewoon opsporingsambtenaren verslag uit over:

a. het aantal buitengewoon opsporingsambtenaren werkzaam in de artikel 2 genoemde functie;

b. de door die buitengewoon opsporingsambtenaren verrichte activiteiten;

c. de stand van zaken met betrekking tot de door deze categorie van buitengewoon opsporingsambtenaren verplicht te volgen (interne) opleiding(en).

Artikel 7

De buitengewoon opsporingsambtenaar beschikt over een ontheffing van het bepaalde in artikel 16, eerste lid, van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar onder de voorwaarde dat de buitengewoon opsporingsambtenaar een certificaat overlegt, waaruit blijkt dat betrokkene met goed gevolg binnen een periode van 5 jaar voorafgaande aan de aanvraag heeft deelgenomen aan een op deze functie gerichte interne opleiding.

Artikel 8

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt 5 jaar na de datum van inwerkingtreding.

Artikel 9

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar teleservicemedewerkers Rotterdam-Rijnmond 2007.

Binnen zes weken na publicatie van dit besluit kan een belanghebbende daartegen een bezwaarschrift Indienen bij de Minister van Justitie, Postbus 20301, 2500 EH Den Haag. Het bezwaarschrift dient te zijn gemotiveerd.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 4 juni 2007.
De Minister van Justitie,
namens deze:
het hoofd van de afdeling Bestuurlijke en juridische zaken, L.A.M. Gielen.

Toelichting

De korpschef van het regionaal politiekorps Rotterdam-Rijnmond heeft bij brief van 2 april 2007 verzocht om de medewerkers van de afdeling Teleservice onder te brengen in de functie van teleservicemedewerker.

De werkzaamheden van deze medewerkers bestaan uit het in ontvangst nemen en doorgeleiden naar het onderdeel van bestemming van aangiftes. Bij de opname van aangiftes is geen sprake van daderindicatie, noch worden getuigen gehoord. De aangiftes zijn gericht op relatief eenvoudige strafbare feiten.

Conform de circulaire Functielijst buitengewoon opsporingsambtenaar wordt aan deze buitengewoon opsporingsambtenaren ontheffing van de bekwaamheidseis verleend, onder de voorwaarde dat de buitengewoon opsporingsambtenaren een certificaat overleggen, waaruit blijkt dat betrokkenen met goed gevolg binnen een periode van 5 jaar voorafgaande aan de aanvraag hebben deelgenomen aan een op deze functie gerichte interne opleiding.

De Minister van Justitie

namens deze:

het hoofd van de afdeling Bestuurlijke en juridische zaken,

L.A.M. Gielen

Naar boven