Vaststelling selectielijst neerslag handelingen Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport beleidsterrein Monumentenzorg vanaf 1965

3 mei 2007

Nr. C/S&A/07/1156

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op artikel 5, tweede lid, onder b, van de Archiefwet 1995;

De Raad voor Cultuur gehoord (advies van de Raad voor Cultuur van 23 april 2007, nr. arc-2007.03707/8);

Besluiten:

Artikel 1

De bij dit besluit gevoegde ‘selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de onder hem ressorterende actoren op het beleidsterrein Monumentenzorg over de periode vanaf 1965’ en de daarbij behorende toelichting worden vastgesteld.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Een belanghebbende kan tegen dit besluit beroep instellen bij de rechtbank binnen het rechtsgebied waarvan hij zijn woonplaats heeft.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende selectielijst en toelichting in de Staatscourant zal worden geplaatst.

Den Haag, 3 mei 2007.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
namens deze:
de Algemene Rijksarchivaris, M.W. van Boven.De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
namens deze:
de projectdirecteurProject Wegwerken Archief Achterstanden, A. van der Kooij.

BASIS SELECTIEDOCUMENT

Instrument voor de selectie – ter vernietiging dan wel blijvende bewaring – van de administratieve neerslag van de zorgdragers

Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

op het beleidsterrein

Monumentenzorg

1965–

Versie SDU/vastgesteld mei 2007

1. Lijst van afkortingen

AMvB: Algemene maatregel van bestuur

BZK: (Ministerie van) Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

BSD: Basis Selectiedocument

CAS: Centrale Archief Selectiedienst

CRM: (Ministerie van) Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk

Fin: (Ministerie van) Financiën

Jus: (Ministerie van) Justitie

KB: Koninklijk Besluit

KNHG: Koninklijk Nederlands Historisch Genootschap

LVV: 1946–1960 (Ministerie van) Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening

LenV: 1960–1989 (Ministerie van) Landbouw en Visserij

LNV: 1989–2003 (Ministerie van) Landbouw, Natuurbeheer en Visserij

2003– (Ministerie van) Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

NA: Nationaal Archief

OCW: (Ministerie van) Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

OKW: (Ministerie van) Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen

PIVOT: Project Invoering Verkorting Overbrengingstermijn

RIO: Rapport Institutioneel Onderzoek

Stb.: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Stcrt.: Nederlandse Staatscourant

TK: Tweede Kamer (Kamerstukaanduiding)

VenW: (Ministerie van) Verkeer en Waterstaat

VROM: (Ministerie van) Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

VWS: (Ministerie van) Volksgezondheid, Welzijn en Sport

WVC: (Ministerie van) Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur

2. Verantwoording

2.1. Doel en werking van het Basis Selectiedocument

Een Basis Selectiedocument (BSD) is een bijzondere vorm van een selectielijst. In de regel heeft een BSD niet zozeer betrekking op (alle) archiefbescheiden van één (enkele) organisatie, als wel op het geheel van de bescheiden die de administratieve neerslag vormen van het overheidshandelen op een bepaald beleidsterrein.

Het BSD geldt dus voor de archiefbescheiden van verschillende overheidsorganen (veelal ook diverse zorgdragers), en wel voor zover de desbetreffende actoren op het terrein in kwestie werkzaam zijn (geweest). Dit betekent dat er geen handelingen van particuliere actoren worden opgenomen.

Een BSD wordt normaliter opgesteld op basis van institutioneel onderzoek. In het rapport institutioneel onderzoek (RIO) wordt dan het betreffende beleidsterrein beschreven, evenals de taken en bevoegdheden van de betrokken organen. De handelingen van de overheid op het beleidsterrein staan in het RIO in hun functionele context geplaatst. In het BSD zijn de handelingen overgenomen, alleen nu geordend naar de actor. Bovendien is bij elke handeling aangegeven of de administratieve neerslag hiervan bewaard dan wel vernietigd moet worden.

Door de beleidsterreingerichte benadering komen verschillende aspecten betreffende het beheer van de eigen organisatie van de zorgdrager (personeelsbeleid, financieel beleid, etc.) niet aan bod. Voor het selecteren van de administratieve neerslag die betrekking heeft op de instandhouding en ontwikkeling van de eigen organisaties van overheidsorganen dienen een aantal zogeheten ‘horizontale’ BSD’s. Deze horizontale BSD’s zijn van toepassing op alle organisaties van de rijksoverheid.

Het niveau waarop geselecteerd wordt, is dus niet dat van de stukken zelf, maar dat van de handelingen waarvan die archiefbescheiden de administratieve neerslag vormen. Een BSD is derhalve geen opsomming van (categorieën) stukken, maar een lijst van handelingen van overheidsactoren, waarbij elke handeling is voorzien van een waardering en indien van toepassing een vernietigingstermijn.

2.2. De definitie van het beleidsterrein

Het beleid met betrekking tot monumentenzorg richt zich op het veiligstellen van monumentale bouwwerken die als nationaal cultureel erfgoed worden aangemerkt. Hiervoor is een instrumentarium ontwikkeld dat bestaat uit wetten, beschermende maatregelen en subsidieverstrekkingen. Zie voor meer informatie de paragraaf ‘Doelstellingen en taken van de overheid op het beleidsterrein’ hieronder.

2.3. De afbakening van het beleidsterrein

Zie hiervoor het Rapport Institutioneel Onderzoek (RIO, nummer 33) Van monumentale waarde. Een institutioneel onderzoek naar de rijksoverheidsbemoeienis met monumentenzorg, 1945–1990 van de auteurs F. van der Doe en H. Spijkerman.

2.4. Doelstellingen en taken van de overheid op het beleidsterrein

In het onderhavige BSD is het beleidsterrein monumentenzorg, als een vorm van cultuurbeheer, in handelingen beschreven waarna deze zijn gewaardeerd. Het doorgeven aan latere generaties van cultuur-historisch waardevolle objecten en stads- en dorpsgezichten is één van de voornaamste doelstellingen van de monumentenzorg. Door passieve en actieve maatregelen, i.c. bescherming en restauratie, wordt getracht dit doel te bereiken. De belangrijkste doelstelling van het rijksoverheidsbeleid op het beleidsterrein monumentenzorg is het behoud van het cultureel erfgoed, i.c. van monumentale objecten, oude dorpskernen en stadsgezichten. Daarnaast is het streven gericht op openstelling en publiekmaking en tracht de overheid het wetenschappelijk onderzoek te stimuleren. De overheidsinterventie is primair gericht op de instandhouding van gebouwde en archeologische monumenten waaraan een bijzondere culturele waarde wordt toegekend. Hieronder worden zowel openbare gebouwen, woonhuizen, kastelen, kerken en molens, als stads- en dorpsgezichten, grachten, wegen, straten, pleinen en bruggen verstaan, alsmede historische parken, tuinen en buitenplaatsen. Ook archeologische monumenten, zowel aan de oppervlakte zichtbare objecten als grafheuvels en hunebedden, als niet zichtbare terreinen met sporen van vroegere bewoning en begraving en in de (zee)bodem aanwezige scheepswrakken behoren tot de zorg van de rijksoverheid tot bescherming en instandhouding van monumenten.

De overheid beschermt deze onroerende monumenten tegen verminking en vernietiging. De interventie van de overheid behelst in beginsel een systeem van bescherming van objecten door deze via inschrijving in een register te erkennen als een object van overheidszorg. Naast bescherming verleent de rijksoverheid subsidie ten behoeve van restauratie van gebouwde monumenten. De lagere overheden dragen ook zelf bij in de kosten van de bescherming. De Minister draagt de eindverantwoordelijkheid voor de uitoefening van de bepalingen in de Monumentenwet 1961 – en diens opvolger van 1988 – die de bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten mogelijk maakt.

Lange tijd bleef de bemoeienis op het gebied van de gebouwde monumentenzorg beperkt tot het instrument van subsidieverlening. Tot de invoering van de Tijdelijke wet Monumentenzorg in 1950 beschikte men niet over voldoende bevoegdheden om aantasting, vernietiging of vernieling van monumenten te verhinderen. Formele wetgeving op het terrein van de monumentenzorg begon pas in 1961, toen het systeem van de tijdelijke regelingen definitief werd vervangen door een Monumentenwet. Met de totstandkoming van deze wet werd de bescherming van afzonderlijke monumenten, alsook van stads- en dorpsgezichten als een wettelijke taak van de rijksoverheid aanvaard. De toestemming van de Minister was vereist in alle gevallen waarin met subsidie werd gerestaureerd of waar een beschermd monument in het geding was. Het uitvoerend beleid van de Minister is in handen gelegd van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg en de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek.

De hoofdlijnen van de rijksoverheidsbemoeienis op het beleidsterrein monumentenzorg kunnen derhalve worden geformuleerd als de zorg voor het beheer en behoud van gebouwde en archeologische monumenten en beschermde stads- en dorpsgezichten. Deze zorg kan worden onderscheiden in de volgende deelprocessen:

1. het aanwijzen

2. het beschrijven

3. instandhouding en restauratie.

2.5. Totstandkoming BSD

1. Het beleidsterrein monumentenzorg heeft bij verschillende Ministeries behoord. Dit waren achtereenvolgens het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen (OKW, 1945–1965), het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk (CRM, 1965–1982), het Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur (WVC, 1982–1994) en het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW, 1994–). Dit betekent dat de rol van de primaire actor, de ‘Minister belast met de monumentenzorg’, tussen 1945 en heden achtereenvolgens is gespeeld door de Ministers van OKW, CRM, WVC en OCW.

2. Op basis van het Rapport Institutioneel Onderzoek Van monumentale waarde. Een institutioneel onderzoek naar de rijksoverheidsbemoeienis met monumentenzorg, 1945-1990 is een BSD opgesteld (onderzochte periode: 1945-1990). Dat oorspronkelijke BSD bevat onder de benaming ‘Minister van Cultuur’, de handelingen van de primaire actor, die in dit aanvullende BSD de ‘Minister belast met de monumentenzorg’ wordt genoemd. Ook bevat het de handelingen van de actor Schadebeoordelingscommissie, die ressorteert onder de genoemde primaire actor (Stcrt 2003, 70).

3. Het oorspronkelijke BSD bevat echter niet de handelingen van een aantal Ministers, die als secundaire actoren op het terrein optreden. Het gaat om de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV), de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu (VROM) en de Minister van Verkeer en Waterstaat (VenW).

4. Tenslotte is het beperkte oorspronkelijke BSD slechts vastgesteld voor de zorgdrager de Minister van OCW. Echter, de Minister van OCW draagt niet de zorg voor de archieven die gevormd zijn door zijn voorgangers (van CRM en WVC) in hun hoedanigheid van ‘Minister belast met de monumentenzorg’. Met name de huidige Minister van VWS draagt de zorg voor deze archieven.

Daarom was het van belang dat het BSD Monumentenzorg niet alleen werd uitgebreid met de handelingen van de actoren die niet waren opgenomen in het oorspronkelijke BSD, ook dienden de handelingen van de ‘Minister belast met de monumentenzorg’ te worden opgenomen in een selectielijst voor de zorgdrager de Minister van VWS.

5. Dit BSD betreft dan ook de volgende selectielijsten:

A. Een selectielijst voor de Minister van VWS, als zorgdrager voor de neerslag van de handelingen van de Ministers van CRM en WVC in de rol van de actor ‘Minister belast met de monumentenzorg’, en als zorgdrager voor de neerslag van de handelingen van de onder deze primaire actor ressorterende secundaire actor Schadebeoordelingscommissie.

B. Een selectielijst voor de Minister van BZK.

C. Een selectielijst voor de Minister van LNV.

De handelingen voor ‘de Minister belast met monumentenzorg’, zijn vrijwel identiek aan de handelingen die in een eerder stadium voor de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap werden vastgesteld. Aangezien het oorspronkelijke BSD een looptijd heeft tot 1990, en de Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur tot 1994 heeft geacteerd, zijn enkele handelingen toegevoegd om deze periode te overbruggen. Ook zijn enkele algemene handelingen met betrekking tot commissies toegevoegd. De nummering van de handelingen is gewijzigd ten opzichte van die in het RIO. De wijzigingen zijn verwerkt in een concordans (blz. 45).

De actoren Rijkscommissie Monumentenzorg, Rijkscommissie voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek, Voorlopige Monumentenraad, Monumentenraad en Raad voor het Cultuurbeheer zijn buiten dit BSD gelaten. De Raad voor Cultuur, de rechtsopvolger van deze actoren, zal naar alle waarschijnlijkheid een eigen selectielijst opstellen.

De Minister van VROM speelt op het beleidsterrein monumentenzorg een rol, maar heeft al een eigen BSD Monumentenzorg vastgesteld (Stcrt. 2005, 145). Daarnaast zijn ter zake doende handelingen opgenomen in de selectielijst voor de zorgdrager Minister van VROM in het BSD Rijkshuisvesting (Stcrt. 2001, 184).

De handeling die in het RIO is opgenomen voor de Minister van Verkeer en Waterstaat is in dit BSD overbodig. Deze handeling wordt ondervangen in het BSD Waterstaat (Stcrt. 2004, 155).

2.6. Actoren op het beleidsterrein, voor zover in dit BSD opgenomen

A. Actoren onder de zorg van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

– De Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk als de Minister die is belast met monumentenzorg (1965–1982)

– De Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur als de Minister die is belast met monumentenzorg (1982–1994)

– Schadebeoordelingscommissie (1989–1994)

B. Actoren onder de zorg van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

– De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (1965–)

C. Actoren onder de zorg van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

– De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (1983–)

3. Selectiedoelstelling

In de productbeschrijving BSD van maart 2004 is de selectiedoelstelling van het Nationaal Archief als volgt verwoord. ‘De doelstelling van het Nationaal Archief bij de selectie van overheidsarchieven is dat de belangrijkste bronnen van de Nederlandse samenleving en cultuur veilig worden gesteld voor blijvende bewaring. Met het te bewaren materiaal moet het mogelijk zijn om een reconstructie te maken van de hoofdlijnen van het handelen van de rijksoverheid ten opzichte van haar omgeving, maar ook van de belangrijkste historisch-maatschappelijke gebeurtenissen en ontwikkelingen, voor zover deze zijn te reconstrueren uit overheidsarchieven.’

3.1. Selectiecriteria

Uitgaande van de algemene selectiedoelstelling heeft PIVOT in 1998 een (gewijzigde) lijst van algemene selectiecriteria geformuleerd. Met behulp van die algemene criteria wordt in een BSD een waardering toegekend aan de handelingen die door middel van het institutioneel onderzoek in kaart zijn gebracht.

De algemene selectiecriteria van PIVOT zijn positief geformuleerd; het zijn bewaarcriteria. Is een handeling op grond van een criterium gewaardeerd met B (‘blijvend te bewaren’), dan betekent dit dat de administratieve neerslag van die handeling te zijner tijd geheel dient te worden overgebracht naar het NA.

De neerslag van een handeling die niet aan één van de selectiecriteria voldoet, wordt op termijn vernietigd. De waardering van de desbetreffende handeling luidt dan V (vernietigen), onder vermelding van de periode waarna de vernietiging dient plaats te vinden. De neerslag die uit dergelijke handelingen voortvloeit, is dus niet noodzakelijk geacht voor een reconstructie van het overheidshandelen op hoofdlijnen.

Handelingen die worden gewaardeerd met een B (BEWAREN)

1. Handelingen die betrekking hebben op voorbereiding en bepaling van beleid op hoofdlijnen

Toelichting: Hieronder wordt verstaan agendavorming, het analyseren van informatie, het formuleren van adviezen met het oog op toekomstig beleid, het ontwerpen van beleid of het plannen van dat beleid, alsmede het nemen van beslissingen over de inhoud van beleid en terugkoppeling van beleid. Dit omvat het kiezen en specificeren van de doeleinden en de instrumenten.

2. Handelingen die betrekking hebben op evaluatie van beleid op hoofdlijnen

Toelichting: Hieronder wordt verstaan het beschrijven en beoordelen van de inhoud, het proces of de effecten van beleid. Hieruit worden niet perse consequenties getrokken zoals bij terugkoppeling van beleid.

3. Handelingen die betrekking hebben verantwoording van beleid op hoofdlijnen aan andere actoren

Toelichting: Hieronder valt tevens het uitbrengen van verslag over beleid op hoofdlijnen aan andere actoren of ter publicatie.

4. Handelingen die betrekking hebben op (her)inrichting van organisaties belast met beleid op hoofdlijnen

Toelichting: Hieronder wordt verstaan het instellen, wijzigen of opheffen van organen, organisaties of onderdelen daarvan.

5. Handelingen die bepalend zijn voor de wijze waarop beleidsuitvoering op hoofdlijnen plaatsvindt

Toelichting: Onder beleidsuitvoering wordt verstaan het toepassen van instrumenten om de gekozen doeleinden te bereiken.

6. Handelingen die betrekking hebben op beleidsuitvoering op hoofdlijnen en direct zijn gerelateerd aan of direct voortvloeien uit voor het Koninkrijk der Nederlanden bijzondere tijdsomstandigheden en incidenten

Toelichting: Bijvoorbeeld in het geval de Ministeriele verantwoordelijkheid is opgeheven en/of wanneer er sprake is van oorlogstoestand, staat van beleg of toepassing van noodwetgeving.

Overigens kan, ingevolge artikel 5, onder e, van het Archiefbesluit 1995 neerslag van bepaalde, als te vernietigen gewaardeerde handelingen, betreffende personen en/of gebeurtenissen van bijzonder cultureel of maatschappelijk belang, van vernietiging worden uitgezonderd.

Naast de algemene criteria kunnen er in een BSD, eveneens binnen het kader van de selectiedoelstelling, in overleg met het NA, beleidsterreinspecifieke criteria worden geformuleerd. Deze criteria worden doorlopend genummerd, waarbij wordt aangesloten bij de zes algemene criteria (dus vanaf 7).

Gelet op het cultuurhistorische belang van monumenten is voor het beleidsterrein Monumentenzorg een bijzonder selectiecriterium toegevoegd. Hierdoor komt de neerslag van uitvoerende handelingen die onmisbaar zijn voor de reconstructie van de bepalende cultuurhistorische (architectuur- en bouwhistorische en archeologische) kenmerken van objecten van monumentale waarde voor blijvende bewaring in aanmerking. De betreffende handelingen zijn in dit BSD gewaardeerd met ‘B 7’.

4. Verslag van de vaststellingsprocedure

Op 31 juli 2006 is het ontwerp-BSD door het Project Wegwerken Archiefachterstanden (PWAA) namens Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aan de Minister van OCW aangeboden, waarna deze het ter advisering heeft ingediend bij de Raad voor Cultuur (RvC). Van het gevoerde driehoeksoverleg over de waarderingen van de handelingen is een verslag gemaakt, dat tegelijk met het BSD naar de RvC is verstuurd. Vanaf 1 maart 2007 lag de selectielijst gedurende zes weken ter publieke inzage bij de registratiebalie en op de website van het Nationaal Archief evenals op de website van het Ministerie van OCW, hetgeen was aangekondigd in de Staatscourant en in het Archievenblad.

Op 23 april bracht de RvC advies uit (kenmerk arc-2007.0370/8), hetwelk behoudens enkele tekstuele correcties geen aanleiding heeft gegeven tot wijziging van de ontwerp-selectielijst.

Daarop werd het BSD op 3 mei 2007 door de algemene rijksarchivaris, namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, door de projectdirecteur van het PWAA namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (kenmerk C/S&A/07/1156), Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (kenmerk C/S&A/07/1154) en en de directeur Informatiemanagement & Facilitaire Zaken van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (kenmerk C/S&A/07/1155) vastgesteld.

5. Leeswijzer

Handelingnr.: Dit is het volgnummer van de handeling.

Handeling: Dit is een complex van activiteiten die een actor verricht ter vervulling van een taak of op grond van een bevoegdheid. In de praktijk komt een handeling meestal overeen met een procedure of een werkproces.

Periode: Hier staat het tijdvak vermeld gedurende welke jaren de handeling is verricht. Wanneer er geen eindjaar staat vermeld wordt de handeling nog steeds uitgevoerd.

Grondslag: Dit is de wettelijke basis op grond waarvan de actor de handeling verricht.

Vermeld worden: de naam (citeertitel) van de wet, de Algemene Maatregel van Bestuur, het Koninklijk Besluit of de Ministeriële regeling; het betreffende artikel en lid daarvan; de vindplaats, dwz. de vermelding van Staatsblad of Staatscourant; wijzigingen in de grondslag en het vervallen hiervan.

Wanneer er geen wettelijke grondslag voor een handeling bestaat, kan de bron worden genoemd waarin de betreffende handeling staat vermeld.

Product: Waar mogelijk wordt hier vermeld welke documenten uit de handeling zijn voortgekomen.

Opmerking: Deze aanvullende informatie wordt slechts vermeld wanneer de strekking van de handeling toelichting behoeft.

Waardering: Waardering van de handeling in B (bewaren) of V (vernietigen).

Indien vernietigen, dan vermelding van de vernietigingstermijn.

Indien bewaren, dan vermelding van het gehanteerde selectiecriterium.

Eventueel een nadere toelichting op de waardering.

6. Actorenoverzicht

A. Actoren onder de zorg van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

De Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk, als de Minister die is belast met monumentenzorg (1965–1982)

Tot de bevoegdheden van de Minister behoren het formuleren van de hoofdlijnen van het beleid met betrekking tot de monumentenzorg, het stellen van algemene regels of het aanstellen, respectievelijk benoemen van ambtenaren en leden van adviesorganen. Ook heeft de Minister bevoegdheden zonder directe financiële consequenties, zoals het vaststellen van de monumentenlijst. Ten aanzien van monumenten die zijn geplaatst op een lijst, geeft de wet beperkende maatregelen met betrekking tot de beschikkingsvrijheid van de eigenaar. Plaatsing op de lijst is mede afhankelijk van inhoudelijke eisen. Deze eisen worden getoetst door een adviescommissie. Ten tijde van de Minister van CRM was dat de Monumentenraad.

De Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, als de Minister die is belast met monumentenzorg (1982–1994)

Tot de bevoegdheden van de Minister behoren het formuleren van de hoofdlijnen van het beleid met betrekking tot de monumentenzorg, het stellen van algemene regels of het aanstellen, respectievelijk benoemen van ambtenaren en leden van adviesorganen. Ook heeft de Minister bevoegdheden zonder directe financiële consequenties, zoals het vaststellen van de monumentenlijst. Ten aanzien van monumenten die zijn geplaatst op een lijst, geeft de wet beperkende maatregelen met betrekking tot de beschikkingsvrijheid van de eigenaar. Plaatsing op de lijst is mede afhankelijk van inhoudelijke eisen. Deze eisen worden getoetst door een adviescommissie. In de loop der jaren waren dat voor de Minister van WVC achtereenvolgens de Monumentenraad en de Raad voor het Cultuurbeheer.

Schadebeoordelingscommissie (1989–1994)

Ingevolge artikel 23 van de Monumentenwet 1988 werd een schadebeoordelingscommissie ingesteld, welke de Minister belast met monumentenzorg moet adviseren bij verzoeken om schade indien een vergunning tot wijziging, afbraak of verwijdering van beschermde monumenten is geweigerd of indien bijzondere voorwaarden aan de verleende vergunning zijn verbonden. De oude wet van 1961 kende geen soortgelijke adviescommissie.

B. Actoren onder de zorg van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (1965–)

De Minister van Binnenlandse Zaken is ingevolge het Besluit monumentenwacht (Stb. 1964/477, in werking 1965) tezamen met de minster waaronder cultuur ressorteert, verantwoordelijk voor de invulling van de voorschriften over de wijze van uitvoering van diensten en beloning en vergoeding van monumentenwachters.

C. Actoren onder de zorg van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (1983–)

In de Beschikking bijdragen achterstallig onderhoud historische parken, tuinen en buitenplaatsen uit 1983 (Stcrt. 199) is bepaald dat de Minister belast met monumentenzorg in samenspraak met de Minister van Landbouw beslist inzake het verlenen van een rijksbijdrage aan eigenaren voor het verrichten van werkzaamheden in verband met achterstallig onderhoud in historische parken, tuinen en buitenplaatsen. Daarnaast beslissen de Minister belast met monumentenzorg en de Minister van Landbouw gezamenlijk over het verstrekken van subsidies voor de restauratie van historische buitenplaatsen. Deze taak vloeit voort uit het Besluit rijkssubsidiëring historische buitenplaatsen van 1993.

SELECTIELIJST

A. Actoren onder de zorg van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

De actoren Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk (1965–1982) en de Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur (1982–1994) als ‘de Minister belast met monumentenzorg’.

(1).

Handeling: Het voorbereiden en bepalen van het beleid op het gebied van de monumentenzorg

Periode: 1965–1994

Waardering: B 1

(2).

Handeling: Het evalueren van het beleid op het gebied van de monumentenzorg

Periode: 1965–1994

Waardering: B 2

(3).

Handeling: Het instellen, wijzigen en opheffen van Ministeriële organisatie-eenheden op het gebied van de monumentenzorg

Periode: 1965–1994

Waardering: B 4

(4).

Handeling: Het bepalen van de (her)⁠inrichting van de rijksdiensten voor de monumentenzorg en het oudheidkundig bodemonderzoek

Periode: 1965–1994

Waardering: B 4

(5).

Handeling: Het informeren van de Staten-Generaal betreffende de monumentenzorg

Periode: 1965–1994

Waardering: B 3

(6).

Handeling: Het informeren van de Rijkscommissies voor de Monumentenzorg en het Oudheidkundig Bodemonderzoek/(Voorlopige) Monumentenraad/Raad voor het Cultuurbeheer betreffende de monumentenzorg

Periode: 1965–1994

Waardering: V, 5 jaar

(7).

Handeling: Het beantwoorden van vragen van individuele burgers betreffende de monumentenzorg

Periode: 1965–1994

Grondslag: Grondwet 1887, art. 8

Grondwet 1983, art. 5

Waardering: V, 3 jaar

(8).

Handeling: Het informeren van instellingen in binnen- en buitenland betreffende de monumentenzorg

Periode: 1965–1994

Waardering: V, 5 jaar

(9).

Handeling: Het opstellen van periodieke verslagen betreffende de monumentenzorg

Periode: 1965–1994

Waardering: B 3: jaarverslagen, of bij ontbreken daarvan kwartaalverslagen, dan wel maandverslagen

V, 10 jaar: alle verslagen met een kortere verslagperiode dan de te bewaren verslagen

(151).

Handeling: Het vaststellen van de opdracht en het eindproduct van (wetenschappelijk) onderzoek betreffende de monumentenzorg

Periode: 1965–1994

Product: Offerte, brieven, rapport

Waardering: B 1

(152).

Handeling: Het begeleiden van (wetenschappelijk) onderzoek betreffende de monumentenzorg

Periode: 1965–1994

Product: Notities, notulen, brieven

Waardering: V, 10 jaar

(153).

Handeling: Het verzamelen en bewerken van gegevens ten behoeve van (wetenschappelijk) onderzoek betreffende de monumentenzorg

Periode: 1965–1994

Waardering: V, 5 jaar

(154).

Handeling: Het financieren van (wetenschappelijk) onderzoek betreffende de monumentenzorg

Periode: 1965–1994

Product: Rekeningen, declaraties

Waardering: V, 10 jaar

(11).

Handeling: Het bevorderen van de kennis van en de waardering voor monumenten en historische stads- en dorpsgezichten door middel van het geven van voorlichting en het ter beschikking stellen van onderzoeksresultaten

Periode: 1965–1994

Waardering: V, 5 jaar: uitvoeren van voorlichtingsactiviteiten

B: 1 exemplaar van het eindproduct

(132).

Handeling: Het deelnemen aan commissies en werkgroepen inzake de

voorbereiding en evaluatie van beleid op het beleidsterrein monumentenzorg, waarbij het voorzitterschap en/of secretariaat bij de Minister belast met monumentenzorg berust.

Periode: 1965–1994

Bron: Begrotingen

Product: verslagen, nota’s, rapporten, agenda’s, notulen

Waardering: B 1, 2

(133).

Handeling Het deelnemen aan commissies en werkgroepen inzake de

voorbereiding en evaluatie van beleid op het beleidsterrein monumentenzorg, waarbij het voorzitterschap en/of secretariaat niet bij de Minister belast met monumentenzorg berust.

Periode: 1965–1994

Product: verslagen, nota’s, rapporten, agenda’s, notulen

Waardering: V, 10 jaar

(12).

Handeling: Het toekennen van subsidies aan organisaties op het gebied van de monumentenzorg

Periode: 1965–1994

Grondslag: Comptabiliteitswet 1927

Waardering: B 5

(13).

Handeling: Het bekostigen van (wetenschappelijk) onderzoek door derden op het terrein van de monumentenzorg

Periode: 1965–1994

Grondslag: Comptabiliteitswet 1927

Waardering: B 5

(22).

Handeling: Het aanwijzen of benoemen en ontslaan van voorzitters, leden en secretarissen van de (Voorlopige) Monumentenraad en zijn afdelingen

Periode: 1965–1988

Grondslag: KB instelling Voorlopige Monumentenraad 1946, art. 2.3, 3.1, 4.3 en 4.4 Monumentenwet 1961, art. 4.2, 4.3, 5.2 en 5.3

Waardering: V, 10 jaar na ontslag

Wanneer sprake is van rechtspositionele verhoudingen moet gebruik worden gemaakt van de selectielijst voor personeelsdossiers van de rijksoverheid (P-direkt).

(23).

Handeling: Het bij Amvb stellen van regels over de wijze waarop overleg wordt gevoerd met betrekking tot beslissingen ten aanzien van kerkelijke monumenten

Periode: 1965–1988

Grondslag: Monumentenwet 1961, art. 2.3

Waardering: B 1

(24).

Handeling: Het geven van voorschriften betreffende de werkwijze en bevoegdheden van de Monumentenraad en zijn afdelingen

Periode: 1965–1988

Grondslag: Monumentenwet 1961, art. 6

Waardering: B 5

(25).

Handeling: Het vaststellen van de lijst van beschermde monumenten

Periode: 1965–1988

Grondslag: Monumentenwet 1961, art. 8 en 9

Waardering: B 1

(26).

Handeling: Het vaststellen van de inrichting van de registers van beschermde monumenten en van beschermde stads- en dorpsgezichten

Periode: 1965–1988

Grondslag: Monumentenwet 1961, art. 10.1 en 21.1

Waardering: B 1

(27).

Handeling: Het doen aanbrengen van wijzigingen in het register van beschermde monumenten

Periode: 1965–1988

Grondslag: Monumentenwet 1961, art. 11

Waardering: B 1

(28).

Handeling: Het verlenen van vergunningen voor afbraak, verplaatsen, wijzigen, herstellen of ingebruiknemen van beschermde monumenten

Periode: 1965–1988

Grondslag: Monumentenwet 1961, art. 14, 15.1, 15.2, 15.3, en 16

Waardering: B 7

(29).

Handeling: Het toekennen van een schadevergoeding indien een vergunning is geweigerd of indien bijzondere voorwaarden aan de vergunning zijn verbonden

Periode: 1965–1988

Grondslag: Monumentenwet 1961, art. 15.4

Waardering: Beschikking: B 7

Overige stukken: V, 10 jaar

(30).

Handeling: Het doen terugbrengen in de vroegere toestand van een beschermd monument op kosten van de overtreder, indien is gehandeld in strijd met het verbod beschermde monumenten te beschadigen of te vernielen

Periode: 1965–1988

Grondslag: Monumentenwet 1961, art. 17, 18 en 19

Waardering: Beschikking: B 7

Overige stukken: V, 10 jaar

(31).

Handeling: Het in samenspraak met de Minister van Volkshuisvesting en Bouwnijverheid/Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieuhygiëne aanwijzen en intrekken van de aanwijzing van beschermde stads- en dorpsgezichten

Periode: 1965–1994

Grondslag: Monumentenwet 1961, art. 20

Monumentenwet 1988, art. 35

Waardering: B 1

(32).

Handeling: Het aanwijzen en intrekken van de aanwijzing van diensten, instellingen en personen, bevoegd tot het verrichten of doen verrichten van graafwerk ten behoeve van het opsporen of onderzoeken van monumenten

Periode: 1965–1988

Grondslag: Monumentenwet 1961, art. 22

Waardering: B 5

(33).

Handeling: Het toewijzen van bij opgraving gevonden roerende monumenten die eigendom zijn van de Staat, aan depots voor bodemvondsten

Periode: 1965–1994

Grondslag: Monumentenwet 1961, art. 23

Monumentenwet 1988, art. 45

Waardering: B 5

(34).

Handeling: Het bepalen dat rechthebbenden moeten dulden dat op hun terrein graafwerk wordt verricht ten behoeve van opsporen of onderzoeken van monumenten

Periode: 1965–1988

Grondslag: Monumentenwet 1961, art. 23.1

Waardering: V, 5 jaar

(35).

Handeling: Het bepalen dat roerende monumenten gevonden bij bevoegd verricht graafwerk in bruikleen worden afgestaan ter openbare bezichtiging

Periode: 1965–1988

Grondslag: Monumentenwet 1961, art. 23.2

Waardering: V, 5 jaar

(36).

Handeling: Het bij het doen van vondsten geven van voorschriften voor of het geheel of gedeeltelijk stilleggen van graaf- of baggerwerk dat niet tot doel heeft het opsporen of onderzoeken van monumenten, ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek

Periode: 1965–1994

Grondslag: Monumentenwet 1961, art. 25.1

Monumentenwet 1988, art. 49.1

Waardering: B 5

(37).

Handeling: Het aanwijzen van en intrekken van de aanwijzing van opsporings-ambtenaren belast met het toezicht op de uitvoering van de Monumentenwet 1961

Periode: 1965–1988

Grondslag: Monumentenwet 1961, art. 31.1

Beschikking opsporingsambtenaren Monumentenwet 1972

Waardering: V, 5 jaar

(38).

Handeling: Het op verzoek van belanghebbenden afvoeren van in de ‘Voorlopige Lijst der Nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst’ vermelde onroerende zaken

Periode: 1965–1988

Grondslag: Monumentenwet 1961, art. 34.2

Waardering: B 1

(39).

Handeling: Het aanwijzen van onroerende monumenten als beschermd monument

Periode: 1989–1994

Grondslag: Monumentenwet 1988, art. 3 en 4

Waardering: B 1

(40).

Handeling: Het aanhouden van een register van beschermde monumenten voor elke gemeente

Periode: 1989–1994

Grondslag: Monumentenwet 1988, art. 6

Waardering: B 1

(41).

Handeling: Het aanhouden van een landelijk register van beschermde monumenten niet gelegen binnen het grondgebied van enige gemeente

Periode: 1989–1994

Grondslag: Monumentenwet 1988, art. 7

Waardering: B 1

(42).

Handeling: Het aanbrengen van wijzigingen in het register van beschermde monumenten

Periode: 1989–1994

Grondslag: Monumentenwet 1988, art. 8 en 9

Waardering: B 1

(43).

Handeling: Het verlenen van vergunningen voor wijziging, afbraak of verwijdering van archeologische monumenten of monumenten in gebruik bij de Minister van Defensie die tevens een militaire bestemming hebben

Periode: 1989–1994

Grondslag: Monumentenwet 1988, art. 14, 17, 18 en 19

Waardering: B 7

(44).

Handeling: Het voordragen voor schorsing van door de gemeenteraad vastgestelde verordeningen op het gebied van de monumentenzorg

Periode: 1989–1994

Grondslag: Monumentenwet 1988, art. 15.2

Waardering: V, 5 jaar

(45).

Handeling: Het adviseren van burgemeester en wethouders over de aanvraag om vergunning tot wijziging, afbraak of verwijdering van beschermde monumenten

Periode: 1989–1994

Grondslag: Monumentenwet 1988, art. 16.2

Waardering: B 7

(46).

Handeling: Het aanhouden van een openbaar register van verleende vergunningen voor wijziging, afbraak of verwijdering van monumenten niet gelegen binnen het grondgebied van enige gemeente

Periode: 1989–1994

Grondslag: Monumentenwet 1988, art. 20.1

Waardering: B 1

(47).

Handeling: Het intrekken van verleende vergunningen voor wijziging, afbraak of verwijdering van beschermde monumenten

Periode: 1989–1994

Grondslag: Monumentenwet 1988, art. 21.2

Waardering: B 7

(48).

Handeling: Het toekennen van een schadevergoeding indien een vergunning is geweigerd of indien bijzondere voorwaarden aan de vergunning zijn verbonden

Periode: 1989–1994

Grondslag: Monumentenwet 1988, art. 22, 24, 27 en 29

Waardering: Beschikking: B 7

Overige stukken: V, 10 jaar

(49).

Handeling: Het instellen van een schadebeoordelingscommissie met het oog op de beoordeling van verzoeken om schadevergoeding

Periode: 1989–1994

Grondslag: Monumentenwet 1988, art. 23

Waardering: B 4

(50).

Handeling: Het doen terugbrengen in de vroegere toestand van een beschermd monument op kosten van de overtreder, indien is gehandeld in strijd met het verbod beschermde monumenten te beschadigen of te vernielen en voor zover de Minister het vergunningverlenend gezag is

Periode: 1989–1994

Grondslag: Monumentenwet 1988, art. 30, 31, 32 en 33

Waardering: Beschikking: B 7

Overige stukken: V, 10 jaar

(51).

Handeling: Het verstrekken van subsidie ten behoeve van herstel en instandhouding van beschermde monumenten

Periode: 1989–1994

Grondslag: Monumentenwet 1988, art. 34.1, 34.3

Waardering: Goedkeuring plan van de architect: B 7

Vaststelling subsidiabele kosten: B 7

Geldelijke verantwoording (‘eindstaat’): B 7

Overige stukken: V, 10 jaar

(52).

Handeling: Het bij Amvb vaststellen van regels met betrekking tot het aanvragen, toekennen en verantwoorden van subsidies ten behoeve van herstel en instandhouding van beschermde monumenten

Periode: 1989–1994

Grondslag: Monumentenwet 1988, art. 34.2, 34.4

Waardering: B 1

(53).

Handeling: Het verlenen van vergunningen aan een rijksdienst, een instelling van wetenschappelijk onderwijs of een gemeente voor het verrichten van opgravingen

Periode: 1989–1994

Grondslag: Monumentenwet 1988, art. 39 en 40

Waardering: B 5

(54).

Handeling: Het bepalen dat rechthebbenden moeten dulden dat op hun terrein graafwerk wordt verricht in het belang van archeologisch onderzoek

Periode: 1989–1994

Grondslag: Monumentenwet 1988, art. 42

Waardering: V, 10 jaar

(55).

Handeling: Het aanmerken en intrekken van het aanmerken van een gebouw of een gedeelte van een gebouw als depot voor bodemvondsten voor het op verantwoorde wijze onderbrengen van roerende monumenten

Periode: 1989–1994

Grondslag: Monumentenwet 1988, art. 44

Waardering: V, 10 jaar na intrekken van aanmerken

(56).

Handeling: Het voordragen tot benoeming en ontslag bij KB van leden van de Monumentenraad

Periode: 1989

Grondslag: Monumentenwet 1988, art. 51.2

Waardering: V, 10 jaar

Wanneer sprake is van rechtspositionele verhoudingen moet gebruik worden gemaakt van de selectielijst voor personeelsdossiers van de rijksoverheid (P-direkt).

(83).

Handeling: Het bij KB benoemen en ontslaan van leden van de Monumentenraad

Periode: 1989

Grondslag: Monumentenwet 1988, art. 51.2

Waardering: V, 10 jaar

Wanneer sprake is van rechtspositionele verhoudingen moet gebruik worden gemaakt van de selectielijst voor personeelsdossiers van de rijksoverheid (P-direkt).

(57).

Handeling: Het benoemen en ontslaan van de secretaris van de Monumentenraad

Periode: 1989

Grondslag: Monumentenwet 1988, art. 53.2

Waardering: V, 10 jaar na ontslag

Wanneer sprake is van rechtspositionele verhoudingen moet gebruik worden gemaakt van de selectielijst voor personeelsdossiers van de rijksoverheid (P-direkt).

(58).

Handeling: Het goedkeuren van door de Monumentenraad/Raad voor het Cultuurbeheer vastgestelde regels ten aanzien van zijn werkwijze en inrichting

Periode: 1989–1994

Grondslag: Monumentenwet 1988, art. 54.1

Wet Raad voor het Cultuurbeheer 1989, art. 8 en 9

Waardering: B 1

(59).

Handeling: Het aanwijzen van personen belast met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens de Monumentenwet 1988 bepaalde

Periode: 1989–1994

Grondslag: Monumentenwet 1988, art. 58.1

Waardering: V, 5 jaar

(60).

Handeling: Het verlenen van vergunningen voor wijziging, afbraak of verwijdering van monumenten in afwachting van de vaststelling van gemeentelijke verordeningen op het gebied van de monumentenzorg

Periode: 1989–1994

Grondslag: Monumentenwet 1988, art. 59.1

Waardering: B 7

(61).

Handeling: Het voordragen tot benoeming en ontslag bij KB van de voorzitter van de Raad voor het Cultuurbeheer

Periode: 1990–1994

Grondslag: Wet Raad voor het Cultuurbeheer 1989, art. 7.1

Waardering: V, 10 jaar

Wanneer sprake is van rechtspositionele verhoudingen moet gebruik worden gemaakt van de selectielijst voor personeelsdossiers van de rijksoverheid (P-direkt).

(62).

Handeling: Het benoemen en ontslaan van secretarissen en leden van de Raad voor het Cultuurbeheer

Periode: 1990–1994

Grondslag: Wet Raad voor het Cultuurbeheer 1989, art. 10

Waardering: V, 10 jaar

Wanneer sprake is van rechtspositionele verhoudingen moet gebruik worden gemaakt van de selectielijst voor personeelsdossiers van de rijksoverheid (P-direkt).

(84).

Handeling: Het bij KB benoemen en ontslaan van de voorzitter van de Raad voor het Cultuurbeheer

Periode: 1990–1994

Grondslag: Wet Raad voor het Cultuurbeheer 1989, art. 7.1

Waardering: V, 10 jaar

Wanneer sprake is van rechtspositionele verhoudingen moet gebruik worden gemaakt van de selectielijst voor personeelsdossiers van de rijksoverheid (P-direkt).

(63).

Handeling: Het verlenen van subsidie aan eigenaren tot instandhouding van monumenten van geschiedenis en kunst

Periode: 1965–1985

Grondslag: Voorwaarden waarop subsidie wordt verleend aan Monumenten van Geschiedenis en Kunst 1936

Waardering: Goedkeuring plan van de architect: B 7

Vaststelling subsidiabele kosten: B 7

Geldelijke verantwoording (‘eindstaat’): B 7

Overige stukken: V, 10 jaar

(64).

Handeling: Het verlenen van subsidie aan eigenaren tot instandhouding en onderhoud van wind- en waterradmolens

Periode: 1965–1989

Grondslag: Voorwaarden waarop subsidie wordt verleend voor de instandhouding en onderhoud van windmolens 1958/Subsidieregelingen onderhoud wind- en waterradmolens 1969, 1984 en 1986

Waardering: Goedkeuring plan van de architect: B 7

Vaststelling subsidiabele kosten: B 7

Geldelijke verantwoording (‘eindstaat’): B 7

Overige stukken: V, 10 jaar

(65).

Handeling: Het verlenen van een rijksbijdrage aan eigenaren terzake van het verrichten van werkzaamheden in verband met het opheffen van achterstallig onderhoud in historische parken, tuinen en buitenplaatsen

Periode: 1981–1983

Grondslag: Besluit subsidiëring achterstallig onderhoud historische parken, tuinen en buitenplaatsen 1981

Waardering: Goedkeuring plan van de architect: B 7

Vaststelling subsidiabele kosten: B 7

Geldelijke verantwoording (‘eindstaat’): B 7

Overige stukken: V, 10 jaar

(66).

Handeling: Het in samenspraak met de Minister van Landbouw verlenen van een rijksbijdrage aan eigenaren terzake van het verrichten van werkzaamheden in verband met het opheffen van achterstallig onderhoud in historische parken, tuinen en buitenplaatsen

Periode: 1983–1994

Grondslag: Beschikking bijdragen achterstallig onderhoud historische parken, tuinen en buitenplaatsen 1983, art. 2 t/m 9

Waardering: Goedkeuring plan van de architect: B 7

Vaststelling subsidiabele kosten: B 7

Geldelijke verantwoording (‘eindstaat’): B 7

Overige stukken: V, 10 jaar

(67).

Handeling: Het jaarlijks verlenen van subsidie aan eigenaren in de onderhoudskosten van monumenten die technisch in goede staat verkeren

Periode: 1981–1985

Grondslag: Voorlopige Regeling onderhoudssubsidie monumenten 1981, art. 1 t/m 11

Waardering: Goedkeuring plan van de architect: B 7

Vaststelling subsidiabele kosten: B 7

Geldelijke verantwoording (‘eindstaat’): B 7

Overige stukken: V, 10 jaar

(68).

Handeling: Het verlenen van een rijksbijdrage aan gemeenten ten behoeve van de subsidiabele restauratiekosten van monumenten waarvoor de gemeente aan eigenaren subsidie verleent

Periode: 1983–1985

Grondslag: Tijdelijke Bijdrageregeling restauratie monumenten 1983, art. 1 t/m 14

Waardering: Goedkeuring plan van de architect: B 7

Vaststelling subsidiabele kosten: B 7

Geldelijke verantwoording (‘eindstaat’): B 7

Overige stukken: V, 10 jaar

(69).

Handeling: Het toetsen van door gemeenten ingediende meerjarenprogramma’s

Periode: 1986–1994

Grondslag: Rijkssubsidieregeling restauratie monumenten 1985, art. 4

Tijdelijke Rijkssubsidieregeling instandhouding beschermde kerkgebouwen 1989

Besluit rijkssubsidiëring restauratie monumenten 1990, art. 4

Waardering: B 5

(70).

Handeling: Het reserveren van budgetten ten behoeve van gemeenten die meerjarenprogramma’s hebben ingediend

Periode: 1986–1994

Grondslag: Rijkssubsidieregeling restauratie monumenten 1985, art. 5

Tijdelijke Rijkssubsidieregeling instandhouding beschermde kerkgebouwen 1989

Besluit rijkssubsidiëring restauratie monumenten 1990, art. 5

Waardering: V, 2 jaar na vaststelling Rijksbegroting, indien van toepassing;

anders V, 10 jaar

(71).

Handeling: Het beslissen over het verlenen van subsidies in de kosten van restauratie aan eigenaren van monumenten voorkomende in gemeentelijke meerjarenprogramma’s

Periode: 1986–1994

Grondslag: Rijkssubsidieregeling restauratie monumenten 1985, art. 6 t/m 19 Tijdelijke Rijkssubsidieregeling instandhouding beschermde kerkgebouwen 1989

Besluit rijkssubsidiëring restauratie monumenten 1990, art. 6 t/m 27

Waardering: Goedkeuring plan van de architect: B 7

Vaststelling subsidiabele kosten: B 7

Geldelijke verantwoording (‘eindstaat’): B 7

Overige stukken: V, 10 jaar

(72).

Handeling: Het verlenen van ontheffing van de verplichting het monument te verzekeren tegen brand-, storm- en bliksemschade

Periode: 1986–1989

Grondslag: Rijkssubsidieregeling restauratie monumenten 1985, art. 14.2 en 14.3

Waardering: Goedkeuring plan van de architect: B 7

Vaststelling subsidiabele kosten: B 7

Geldelijke verantwoording (‘eindstaat’): B 7

Overige stukken: V, 10 jaar

(73).

Handeling: Het verlenen van subsidie aan eigenaren in de periodieke onderhoudskosten van monumenten die in goede bouwkundige staat verkeren

Periode: 1986–1989

Grondslag: Rijkssubsidieregeling onderhoud monumenten 1986, art. 1 t/m 16

Waardering: Goedkeuring plan van de architect: B 7

Vaststelling subsidiabele kosten: B 7

Geldelijke verantwoording (‘eindstaat’): B 7

Overige stukken: V, 10 jaar

(74).

Handeling: Het verlenen van subsidie aan eigenaren, huurders of pachters in de periodieke onderhoudskosten van monumenten die in goede bouwkundige staat verkeren

Periode: 1990–1994

Grondslag: Besluit Rijkssubsidiëring onderhoud monumenten 1989, art. 2 t/m 19

Waardering: Goedkeuring plan van de architect: B 7

Vaststelling subsidiabele kosten: B 7

Geldelijke verantwoording (‘eindstaat’): B 7

Overige stukken: V, 10 jaar

(75).

Handeling: Het vaststellen van modellen voor het onderhoudsplan en de -werkzaamheden, de subsidie-aanvragen en het overzicht van de verrichte onderhoudswerkzaamheden en -⁠kosten terzake van het verlenen van subsidie in de periodieke onderhoudskosten van monumenten die in goede bouwkundige staat verkeren

Periode: 1990–1994

Grondslag: Besluit Rijkssubsidiëring onderhoud monumenten 1989, art. 23

Waardering: B 5

(76).

Handeling: Het benoemen en ontslaan van leden van de WVC-⁠Schadebeoordelingscommissie Monumentenwet 1988

Periode: 1990–1994

Grondslag: Besluit WVC-⁠Schadebeoordelingcommissie Monumentenwet 1988 van 13 maart 1990, art. 3

Waardering: V, 10 jaar

Wanneer sprake is van rechtspositionele verhoudingen moet gebruik worden gemaakt van de selectielijst voor personeelsdossiers van de rijksoverheid (P-direkt).

(77).

Handeling: Het goedkeuren van een reglement omtrent de werkwijze van de WVC-Schadebeoordelingcommissie Monumentenwet 1988

Periode: 1990–1994

Grondslag: Besluit WVC-⁠Schadebeoordelingcommissie Monumentenwet 1988 van 13 maart 1990, art. 5

Waardering: B 1

(78).

Handeling: Het aangaan van een verbintenis tot aanstelling en ontslag van monumentenwachters

Periode: 1965–1994

Grondslag: Besluit monumentenwacht 1964, art. 8

Waardering: V, 10 jaar

Wanneer sprake is van rechtspositionele verhoudingen moet gebruik worden gemaakt van de selectielijst voor personeelsdossiers van de rijksoverheid (P-direkt).

(79).

Handeling: Het, al dan niet tezamen met de Minister van Binnenlandse Zaken, stellen van nadere voorschriften inzake eisen en beoordeling van geschiktheid, wijze van keuring, opleiding, wijze van uitvoering van diensten en beloning en vergoeding van monumentenwachters

Periode: 1965–1994

Grondslag: Besluit monumentenwacht 1964

Waardering: B 5

(80).

Handeling: Het bepalen van een standpunt ter voorbereiding van, deelnemen aan en rapporteren over internationaal overleg inzake bescherming van monumenten

Periode: 1965–1994

Waardering: B 1

(81).

Handeling: Het voorbereiden en doen ratificeren van internationale verdragen en overeenkomsten inzake bescherming van monumenten

Periode: 1965–1994

Waardering: B 1

(82).

Handeling: Het (doen) aanbrengen van het ‘internationaal teken’ ingevolge het Verdrag 1954 voor bescherming van cultuurgoed in geval van internationaal conflict

Periode: 1965–1994

Waardering: V, 10 jaar

(134).

Handeling: Het in samenspraak met de Minister van Landbouw beslissen over het verstrekken van subsidies voor de restauratie van historische buitenplaatsen

Periode: 1993–1994

Grondslag: Besluit rijkssubsidiëring historische buitenplaatsen, art. 2 t/m 16

Waardering: Goedkeuring plan van de architect: B 7

Vaststelling subsidiabele kosten: B 7

Geldelijke verantwoording (‘eindstaat’): B 7

Overige stukken: V, 10 jaar

(135).

Handeling: Het beslissen op beroepschriften naar aanleiding van beschikkingen inzake monumentenzorg en het voeren van verweer in beroepschriftenprocedures voor de Raad van State en/of de kantonrechter

Periode: 1965–1994

Waardering: V, 10 jaar

B 5: Wanneer van de zaak precedentwerking is uitgegaan of deze heeft geresulteerd in beleidswijziging

Actor: Schadebeoordelingscommissie

(124).

Handeling: Het adviseren van Onze Minister bij verzoeken om schadevergoeding indien een vergunning tot wijziging, afbraak of verwijdering van beschermde monumenten is geweigerd of indien bijzondere voorwaarden aan de vergunning zijn verbonden

Periode: 1989–1994

Grondslag: Monumentenwet 1988, art. 22

Besluit WVC-Commissie schadebeoordeling Monumentenwet 1988 van 13 maart 1990, art. 2.2

Waardering: V, 10 jaar

(125).

Handeling: Het vaststellen van een reglement omtrent de werkwijze van de Schadebeoordelingscommissie ex. art. 23 Monumentenwet 1988

Periode: 1989–1994

Grondslag: Besluit WVC-Commissie schadebeoordeling Monumentenwet 1988 van 13 maart 1990, art. 5, 6 en 7

Waardering: B 5

B. Actoren onder de zorg van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Actor: De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

(120).

Handeling: Het in samenspraak met de Minister belast met monumentenzorg stellen van nadere voorschriften inzake wijze van uitvoering van diensten en beloning en vergoeding van monumentenwachters

Periode: 1965–

Grondslag: Besluit monumentenwacht 1964

Waardering: V, 10 jaar

C. Actoren onder de zorg van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Actor: De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

(121).

Handeling: Het (in overleg met de Minister belast met monumentenzorg) verstrekken van subsidies ten behoeve van het herstel, de restauratie en instandhouding van historische parken, tuinen en buitenplaatsen

Periode: 1983–

Grondslag: Beschikking bijdragen achterstallig onderhoud historische parken, tuinen en buitenplaatsen 1983, art. 2 t/m 9

Besluit rijkssubsidiëring historische buitenplaatsen 1993, art. 3

Regeling behoud historische buitenplaatsen 1999, art. 3

Regeling herstel historische buitenplaatsen 2002, art. 2

Waardering: Goedkeuring plan van de architect: B 7

Vaststelling subsidiabele kosten: B 7

Geldelijke verantwoording (‘eindstaat’): B 7

Overige stukken: V, 10 jaar. Deze waardering geldt ook wanneer LNV slechts een adviserende rol heeft gespeeld. Het advies zal dan worden bewaard bij de handelingen van de Minister belast met monumentenzorg.

Concordantie

BSD nr.

RIO nr.

Toelichting

1

1

 

2

2

 

3

3

 

4

4

 

5

5

 

6

6

 

7

7

 

8

8

 

9

9

 

151

 

De handelingen 151–154 zijn in de plaats gekomen voor handeling 10 uit het RIO. Deze zijn overgenomen uit het BSD Monumentenzorg dat is vastgesteld voor OCW (Stcrt. 2003, 70)

152

  

153

  

154

  

11

12

 

132

Toegevoegde algemene handeling

133

Toegevoegde algemene handeling

12

13

 

13

14

 

22

31

 

23

33

 

24

37

 

25

39

 

26

42

 

27

45

 

28

46

 

29

47

 

30

48

 

31

51

 

32

54

 

33

56

 

34

57

 

35

59

 

36

61

 

37

66

 

38

69

 

39

71

 

40

72

 

41

74

 

42

76

 

43

77

 

44

78

 

45

79

 

46

80

 

47

81

 

48

82

 

49

83

 

50

85

 

51

86

 

52

87

 

53

88

 

54

89

 

55

90

 

56

91

 

83

92

 

57

93

 

58

95

 

59

96

 

60

97

 

61

104

 

84

105

 

62

107

 

63

108

 

64

109

 

65

110

 

66

111

 

67

113

 

68

114

 

69

115

 

70

116

 

71

117

 

72

118

 

73

119

 

74

120

 

75

121

 

76

122

 

77

124

 

78

126

 

79

127

 

80

129

 

81

130

 

82

131

 

134

Toegevoegde handeling

135

Toegevoegde handeling

124

84

 

125

123

 

120

128

 

121

112

De handeling uit het RIO is enigszins aangepast

11

Deze handeling is geschrapt en wordt ondervangen met het BSD Waterstaat voor de Minister van Verkeer en Waterstaat (Stcrt. 2004, 155)

Naar boven