Regeling aanvullende eisen hoger onderwijs en kunstonderwijs 2007

Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 8 mei 2007, nr. HO/BL/2007/6117, houdende vaststelling van aanvullende eisen voor opleidingen in het hoger onderwijs, daarbij inbegrepen opleidingen en lerarenopleidingen op het gebied van de kunst (Regeling aanvullende eisen hoger onderwijs en kunstonderwijs 2007)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 7.26, eerste lid, en 7.26a, eerste lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

Besluit:

Artikel 1

Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. WHW: Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

b. instelling voor hoger onderwijs: een instelling als bedoeld in artikel 1.3, eerste en tweede lid, van de WHW ;

c. opleiding: een opleiding als bedoeld in artikel 7.3a, eerste lid, onderdeel a, en tweede lid, onderdeel a, van de WHW;

d. aanvullende eisen: eisen als bedoeld in artikel 7.26, eerste lid, en 7.26a, eerste lid.

Artikel 2

Aanvullende eisen voor opleidingen in het hoger onderwijs

Voor de opleidingen aan instellingen voor hoger onderwijs, genoemd in bijlage 1, gelden de aanvullende eisen die zijn opgenomen in die bijlage.

Artikel 3

Aanvullende eisen voor opleidingen en lerarenopleidingen op het gebied van kunst

Voor de opleidingen en lerarenopleidingen op het gebied van kunst aan instellingen voor hoger onderwijs, genoemd in bijlage 2, gelden de aanvullende eisen die zijn opgenomen in die bijlage.

Artikel 4

Intrekking oude regelingen

De volgende regelingen worden ingetrokken:

a. Regeling aanvullende eisen kunstonderwijs hbo;

b. Regeling aanvullende eisen hoger onderwijs.

Artikel 5

Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, met dien verstande dat artikel 3 terugwerkt tot en met 1 september 2006.

Artikel 6

Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling aanvullende eisen hoger onderwijs en kunstonderwijs 2007.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H.A. Plasterk.

Bijlage 1

Behorende bij artikel 2

1. Opleidingen in het hoger onderwijs

Opleidingen

Aanvullende eisen

B Bewegingsagogie / Psychomotorische therapie

Voldoende aanleg en geschiktheid voor de uitoefening van het beroep waarop de opleiding voorbereidt voor wat betreft de ontwikkeling van de vereiste praktische bedrevenheid in bewegingsactiviteiten. Het onderzoek omvat tevens een positieve medische keuring door een arts.

B Creatieve therapie

Voldoende aanleg en geschiktheid.

B Hoger Hotelonderwijs

Voldoende aanleg en geschiktheid voor de desbetreffende opleiding, gelet op de organisatie en inrichting van het onderwijs.

B Kunst en Techniek

Voldoende aanleg en geschiktheid.

B Logopedie

Benodigde stem-, spraak- en gehoorvaardigheden voor de uitoefening van het beroep waarop de opleiding voorbereidt.

B Management in de zorg

Kennis of vaardigheden op het gebied van de gezondheidszorg.

B Maritiem officier

Bezit van een geneeskundige verklaring, waaruit blijkt dat betrokkene medisch geschikt is voor de uitoefening van het beroep waarop de opleiding voorbereidt.

B Sport en bewegen

Voldoende aanleg en geschiktheid voor de uitoefening van het beroep waarop de opleiding voorbereidt voor wat betreft de ontwikkeling van de vereiste praktische bedrevenheid in bewegingsactiviteiten. Het onderzoek omvat tevens een positieve medische keuring door een arts.

B Verpleegkundige in de maatschappelijke gezondheidszorg

Kennis of vaardigheden op het gebied van de gezondheidszorg.

2. Lerarenopleidingen in het hoger onderwijs

Opleidingen

Aanvullende eisen

B Lichamelijke oefening1

Voldoende aanleg en geschiktheid.

B Turks2

Voldoende aanleg en geschiktheid.

B Nederlandse gebarentaal / tolkenopleiding2

Benodigde spreekvaardigheid, motoriek en mimiek voor de uitoefening van het beroep waarop de opleiding voorbereidt.

B Verpleegkunde2

Kennis of vaardigheden op het gebied van de gezondheidszorg.

1 Opleiding tot leraar in de eerste graad

2 Opleiding tot leraar in de tweede graad

Bijlage 2 behorende bij artikel 3

1. Opleidingen op het gebied van de kunst

Opleidingen

Aanvullende eisen

B Muziek

technische en fysieke vaardigheid blijkend uit:

 

a prima vista spel of zang

 

gehoor en vaardigheid in solfège

 

het kunnen spelen of zingen van toonladders met verschillende articulaties

 

het beheersen van een aangegeven niveau van repertoire

   
 

vocaal spel (stemmiddelen, intonatie, adembeheersing, presentatie, talenkennis en ritmiek) of instrumentaal spel (houding, toonvorming, intonatie, adembeheersing, articulatie, dynamiek, frasering, ritmiek en embouchure).

 

de dispositie om de instrumentele vaardigheden verder te ontwikkelen.

   
 

artistieke aanleg die blijkt uit:

 

repertoire interpretatie

 

expressiviteit in muzikaal spel

 

muzikale persoonlijkheid

 

toonvorming, dynamiek en timing

   

B Muziektherapie

Technische en fysieke vaardigheid t.a.v. het musiceren blijkend uit:

 

Vocale vaardigheid eigen hoofdinstrument òf instrumentale vaardigheid eigen hoofdinstrument

 

Basale vaardigheid op een akkoordinstrument

 

A prima vista spel of zang

 

Gehoor en vaardigheid in solfège

 

Het kunnen spelen van toonladders op het hoofdinstrument met verschillende articulaties

 

Het beheersen van een aangegeven niveau van repertoire

 

Improviseren op instrumenten, het eigen hoofdinstrument of stem met als werkvormen: een buitenmuzikaal gegeven of een ‘muzikaal gesprek’

 

Criteria vocaal musiceren: stemmiddelen, intonatie, ritmiek, adembeheersing, presentatie, talenkennis en de dispositie om de vocale vaardigheden verder te ontwikkelen

 

Criteria Instrumentaal spel: houding, adembeheersing, toonvorming, embouchure, intonatie, articulatie, dynamiek, frasering, ritmiek en de dispositie om de instrumentale vaardigheden verder te ontwikkelen.

   
 

Artistieke aanleg die blijkt uit:

 

Repertoire interpretatie

 

Expressiviteit in zang en instrumentaal spel

 

Toonvorming, dynamiek en timing

   

B Autonome beeldende kunst

artistieke aanleg die blijkt uit:

 

beeldend vermogen, werken vanuit waarneming en vanuit fantasie

 

gevoel voor kleur, vorm en materiaal

 

oorspronkelijkheid en eigenzinnigheid

   

B Vormgeving

artistieke aanleg die blijkt uit:

 

beeldend vermogen, werken vanuit waarneming en vanuit fantasie

 

gevoel voor kleur, vorm en materiaal

 

oorspronkelijkheid en eigenzinnigheid

   

B Dans

technische en fysieke vaardigheid blijkend uit:

 

basis danstechnische vaardigheden en ontwikkelingsmogelijkheden

 

fysieke mogelijkheden en aanleg

 

natuurlijke bewegingscoördinatie

   
 

artistieke aanleg die blijkt uit:

 

zeggingskracht als danser

 

creativiteit bij improvisatie

 

originaliteit bij het creëren van bewegingsmateriaal

 

stijlgevoel en presentatie

   

B Circus Arts

technische en fysieke vaardigheid blijkend uit:

 

basis circustechnische vaardigheden en ontwikkelingsmogelijkheden

 

fysieke mogelijkheden en aanleg

 

natuurlijke bewegingscoördinatie

   
 

artistieke aanleg die blijkt uit:

 

creativiteit, inlevingsvermogen en zeggingskracht

 

authenticiteit en originaliteit bij improvisatie en het creëren van circusmateriaal

 

stijlgevoel en presentatie

   

B Theater

technische en fysieke vaardigheid blijkend uit:

 

dramatische technieken, onderverdeeld in ritme, klank, detail, articulatie, coördinatie, beweging, vermogen tot transformeren en schakelen

 

vermogen tot concentratie, inleving, gevoelsuiting en observatie.

   
 

artistieke aanleg die blijkt uit:

 

creativiteit, inlevingsvermogen, transformeren en samenspel

 

zelfacceptatie en authenticiteit, verbeelding en fantasie, verbeelde werkelijkheid en geloofwaardig personage

 

klank- en tekstgevoeligheid, muzikaliteit

 

originaliteit bij improvisatie en presentatie

2. Lerarenopleidingen op het gebied van de kunst

Opleidingen

Specifieke eisen

B Beeldende kunst en vormgeving, docent

artistieke aanleg die blijkt uit:

 

beeldend vermogen, werken vanuit waarneming en vanuit fantasie;

 

gevoel voor kleur, vorm, materiaal

 

oorspronkelijkheid en eigenzinnigheid

   

B Dans, docent

technische en fysieke vaardigheid blijkend uit:

 

basis danstechnische vaardigheden en ontwikkelingsmogelijkheden;

 

fysieke mogelijkheden en aanleg

 

natuurlijke bewegingscoördinatie

   
 

artistieke aanleg die blijkt uit:

 

zeggingskracht als danser

 

creativiteit bij improvisatie

 

originaliteit bij het creëren van bewegingsmateriaal

 

stijlgevoel en presentatie

   

B Drama, docent

technische en fysieke vaardigheid blijkend uit:

 

dramatische technieken, onderverdeeld in ritme, klank, detail, articulatie, coördinatie, beweging, vermogen tot transformeren en schakelen

 

vermogen tot concentratie, inleving, gevoelsuiting en observatie.

   
 

artistieke aanleg die blijkt uit:

 

creativiteit, inlevingsvermogen, transformeren en samenspel

 

zelfacceptatie en authenticiteit, verbeelding en fantasie, verbeelde werkelijkheid en geloofwaardig personage

 

klank- en tekstgevoeligheid, muzikaliteit

 

originaliteit bij improvisatie en presentatie

   

B Muziek, docent

technische en fysieke vaardigheid blijkend uit:

 

a prima vista spel of zang

 

gehoor en vaardigheid in solfège

 

het kunnen spelen of zingen van toonladders met verschillende articulaties

 

het beheersen van een aangegeven niveau van repertoire

   
 

vocaal spel (stemmiddelen, intonatie, adem-beheersing, presentatie, talenkennis en ritmiek) of instrumentaal spel (houding, toonvorming, intonatie, adembeheersing, articulatie, dynamiek, frasering, ritmiek en embouchure).

 

de dispositie om de instrumentele vaardigheden verder te ontwikkellen

   
 

artistieke aanleg die blijkt uit:

 

repertoire interpretatie

 

expressiviteit in muzikaal spel

 

muzikale persoonlijkheid

 

toonvorming, dynamiek en timing

Toelichting

Algemeen

Verhouding tussen de Regeling aanvullende eisen hoger onderwijs respectievelijk de Regeling aanvullende eisen kunstonderwijs hbo, en de Regeling aanvullende eisen hoger onderwijs en kunstonderwijs hbo 2007

Uit het oogpunt van gebruiksvriendelijkheid is ervoor gekozen om de Regeling aanvullende eisen en de Regeling aanvullende eisen kunstonderwijs hbo in te trekken en te vervangen door de Regeling aanvullende eisen hoger onderwijs en kunstonderwijs hbo 2007, waarin de naar strekking ongewijzigde inhouden van de ingetrokken regelingen zijn samengevoegd.

In de voorliggende regeling zijn alle opleidingen die aangewezen zijn op grond van artikelen 7.26 en 7.26a genoemd. In bijlage 2 staan alle opleidingen en lerarenopleidingen op het gebied van de kunst, met bijbehorende aanvullende eisen vermeld. In bijlage 1 staan alle overige opleidingen in het hoger onderwijs en bijbehorende aanvullende eisen genoemd.

De namen van de opleidingen zijn aangepast en voorzien van de hoofdletter B, die staat voor ‘Bachelor’, in overeenstemming met de naamgeving in het CROHO en in De regeling nadere vooropleidingseisen hoger onderwijs 2007. Ook zijn enkele nieuwe opleidingen toegevoegd aan bijlage 2. Zie hiervoor de toelichting bij artikel 3.

Doel

Doel van de regeling is de selectie aan de poort van het onderwijs voor de in deze regeling genoemde opleidingen transparanter (i.e. toetsbaar en kenbaar) te maken en de vergelijkbaarheid tussen instellingen te vergroten. Studenten en extraneï kunnen daarmee meer zicht krijgen op criteria die instellingen mogen hanteren bij aanvang van de studie. Instellingen zelf kunnen deze landelijk vastgestelde aanvullende eisen vanuit een gedegener basis hun eigen criteria vormgeven.

Toegangsrecht

De toegang tot het hoger onderwijs wordt gedefinieerd door toegangsrecht op basis van artikel 7.24 en 7.25, eerste en tweede lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW.) Op grond van artikel 7.24 dient een aanstaande student of extraneus in het bezit te zijn van een havo-, vwo-, of mbo-4 diploma voor toegang tot een hbo-opleiding, of een vwo diploma voor toegang tot een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs. Op grond van artikel 7.25, eerste en tweede lid, dient de student of extraneus die in het bezit is van een havo- of vwo diploma daarnaast te voldoen aan de nadere vooropleidingseisen, zoals die zijn vastgelegd in de regeling nadere vooropleidingseisen 2007. Deze betreffen een profiel of, als men niet beschikt over het aangewezen profiel, een of meer andere profielen, mits voldaan wordt aan de daarbij komende eisen ten aanzien van vakken en andere programma-onderdelen.

Aanvullende eisen

Op grond van artikel 7.26 en 7.26a gelden in aanvulling op de nadere vooropleidingseisen voor enkele opleidingen, waaronder opleidingen op het gebied van de kunst en lerarenopleidingen op het gebied van de kunst, aanvullende eisen. Dit zijn eisen die middels het instellen van een onderzoek door bevoegd gezag worden gesteld aan de student of extraneus, voor inschrijving tot een opleiding, indien de uitoefening van het beroep of de beroepen waarop een opleiding voorbereidt, dan wel de organisatie en de inrichting van het onderwijs, specifieke eisen stelt ten aanzien van kennis of vaardigheden die niet of niet in voldoende mate onderdeel zijn van het voortgezet onderwijs of van het beroepsonderwijs, onderscheidenlijk specifieke eisen stelt ten aanzien van de eigenschappen van de student of extraneus.

Opleidingen buiten de kunst worden in het uitvoeringsbesluit van de WHW, artikel 3.6 aangewezen. Instellingen die zijn aangewezen in dit besluit krijgen de mogelijkheid om aanvullende eisen te stellen. Opleidingen op het gebied van de kunst en lerarenopleidingen op het gebied van de kunst worden aangewezen bij ministeriële regeling. Instellingen zijn verplicht om de eisen opgenomen in de bijlagen bij deze regeling te stellen (zie ook de toelichting bij artikel 3).

Formulering van de aanvullende eisen

De aanvullende eisen zoals beschreven in de bijlage bij deze regeling gelden voor alle kandidaten die zich voor toelating tot de bijbehorende opleiding melden. Bij de instellingsspecifieke invulling van de eisen kan de instelling verschillende kwaliteitsniveaus vaststellen per afstudeerrichting en daarmee nadere accenten leggen.

Bij het bepalen van de aanvullende eisen is een aantal uitgangspunten gehanteerd.

De eisen dienen:

a. helder en eenduidig geformuleerd te zijn, zodat aanwijsbaar en controleerbaar is wat de benodigde kwaliteiten zijn van degenen die het betreffende onderwijs wensen te volgen. Daardoor krijgt een aankomend student of extraneus inzicht in wat er verwacht wordt;

b. hanteerbaar te zijn, zodanig dat per instelling profilering mogelijk is, gelet op de eigen accenten die gelegd worden bij een opleiding zoals gedefinieerd in het CROHO;

c. relevant te zijn gelet op de functie van de betreffende selectie en daarmee geen aspecten te betreffen die niet al in het voortgezet onderwijs of bij oriëntatie op de opleiding aan de orde komen, of juist onderwerp van de initiële opleiding zijn.

Aanwijzingen voor kunstopleidingen

De aanvullende eisen die in bijlage 2 zijn geformuleerd, betreffen, gelet op deze uitgangspunten, de fysieke mogelijkheden, technische vaardigheden en artistieke aanleg van een aankomend student of extraneus. Aspecten zoals motivatie, emotionele bestendigheid, inzicht in het beroepsperspectief, kennis van de algemene kunstgeschiedenis en muziektheorie, en pedagogische kwaliteiten worden tijdens de propedeuse en de verdere opleiding getoetst. De specifieke eisen zijn, met inachtneming van het voorgaande, direct overgenomen uit het onderzoek ‘Selectie in het kunstonderwijs’ van januari 1999. De te stellen eisen zeggen niet direct iets over de eindtermen van de opleidingen. Lerarenopleidingen onderscheiden zich bijvoorbeeld duidelijk van de andere opleidingen op het terrein van de kunst. Van studenten en extraneï die een lerarenopleiding willen volgen, mag verwacht worden dat zij zich met goede voorlichting van de betreffende hogescholen adequaat kunnen oriënteren op deze studies, die een duidelijk ander doel en perspectief hebben dan de uitvoerende opleidingen.

Artikelsgewijs

Artikel 2 Aanvullende eisen hoger onderwijs, uitgezonderd kunstopleidingen en lerarenopleidingen kunst

De volgende wijzigingen zijn aangebracht in bijlage 1 ten op zichte van de oude regeling aanvullende eisen hoger onderwijs:

1. De opleidingen en bijbehorende eisen zijn weergegeven in tabelvorm, en naar alfabetische volgorde gerangschikt.

2. De naam van de opleiding ‘kader in de gezondheidszorg’ is gewijzigd in ‘B Management in de zorg’. Deze naamswijziging is al eerder doorgevoerd in zowel het CROHO als in de regeling nadere vooropleidingseisen.

3. Voor de opleiding logopedie is een nauwkeuriger omschreven aanvullende eis geformuleerd. Deze luidt: benodigde stem-, spraak- en gehoorvaardigheden voor de uitoefening van het beroep waarop de opleiding voorbereidt. Deze omschrijving doet meer recht aan het informatieve doel van de regeling: gebruikers kunnen hieruit beter afleiden waaraan de aanstaande student of extraneus dient te voldoen voor aanvang van de opleiding.

4. Zoals in de toelichting op het Uitvoeringsbesluit WHWis aangegeven, is het gewenst aanvullende eisen te stellen bij de opleiding sport en bewegen, omdat de student of extraneus die wordt opgeleid tot sport- en bewegingsontwikkelaar zelf actief moet kunnen deelnemen aan bewegingsactiviteiten. Voor de inhoud van de aanvullende eisen is aangesloten bij de aanvullende eisen voor de opleiding bewegingsagogie/psychomotorische therapie, zoals opgenomen in artikel 2 van de voorliggende regeling.

5. Ook geeft de toelichting op het Uitvoeringsbesluit WHW aan dat voor de tweedegraads lerarenopleiding Nederlandse gebarentaal (NGT)/tolkenopleiding geldt, dat bij de aanvang daarvan studenten en extraneï dienen te beschikken over de benodigde spreekvaardigheid, motoriek en mimiek. Hier is sprake van verwantschap met de opleiding voor logopedie waarvoor eveneens aanvullende eisen gelden.

Artikel 3 Aanvullende specifieke eisen voor kunstopleidingen of lerarenopleidingen op het gebied van de kunst in het hoger onderwijs

In bijlage 2 bij deze regeling zijn de aanvullende eisen opgenomen die instellingen moeten stellen aan kandidaten die zich aanmelden voor inschrijving bij opleidingen op het gebied van de kunst, en voor lerarenopleidingen op het gebied van de kunst. Deze tabel is gebaseerd op de laatstgepubliceerde bijlage bij de Regeling aanvullende eisen kunstonderwijs hbo.

Aan bijlage 2 zijn de aanvullende eisen voor de opleiding Muziektherapie en de opleiding Circus Arts toegevoegd. De opleiding Muziektherapie is bekostigd vanaf 1 september 2006 en wil aanvullende eisen stellen. De opleiding Circus Arts is gestart per 1 september 2006 en wil aanvullende eisen stellen.

Uitwerking van de criteria door de instellingen

Indien een opleiding is opgenomen in bijlage 2 bij deze regeling, dient het instellingsbestuur conform het tweede lid van artikel 7.26a van de WHW selectie- en toelatingscriteria vast te stellen voor de opleidingen en differentiaties die zij verzorgt als uitwerking van de landelijke eisen. Bij deze uitwerking kunnen bijvoorbeeld te spelen stukken worden benoemd en de normstelling bij de beoordeling. Het is van belang dat de instelling voor zich zelf, haar studenten/extraneï en docenten, maar ook voor haar omgeving zo duidelijk mogelijk maakt op welke gronden zij kandidaten toe wil laten, oftewel de kwaliteitsmaatstaf die zij hanteert. Een deskundige op het desbetreffende gebied van de arbeidsmarkt dient een oordeel te geven over de (beoogde) inhoud en de wijze van toepassing van de criteria voor elke opleiding of afstudeerrichting. Het instellingsbestuur dient deze deskundige aan te wijzen; de deskundige mag niet aan de desbetreffende hogeschool verbonden zijn. Het oordeel van deze deskundige dient jaarlijks gegeven te worden, waarmee de actualiteit van de criteria gewaarborgd blijft.

De hogeschool maakt voorafgaand aan de selectie aan aanstaande studenten en extraneï kenbaar welke de te stellen eisen en hanteren criteria zijn. Het is verder gewenst dat de hogescholen in hun jaarverslag of via een ander kanaal over de selectiecriteria (inclusief de procedure) rapporteren en daarbij ook de bevindingen van de bovengenoemde onafhankelijke deskundige betrekken. Het is vervolgens aan een door het instellingsbestuur in te stellen commissie om de daadwerkelijke selectie te verrichten (derde lid van artikel 7.26a van de WHW). De onafhankelijke deskundige die de selectiecriteria beoordeelt maakt ook deel uit van de commissie.

De commissie brengt een gemotiveerd advies uit aan het instellingsbestuur over de opportuniteit van inschrijving van aanstaande studenten en extraneï. Conform artikel 7.46, eerste lid, van de WHW kan de inschrijving niet afhankelijk gesteld worden van een geldelijke bijdrage. Het instellingsbestuur neemt op basis van het advies van de commissie een besluit of de aanstaande student of extraneus voldoet aan de in de bijlage bij onderhavige regeling genoemde eisen en de door de instelling uitgewerkte criteria (artikel 7.26a, vierde lid, van de WHW). Het instellingsbestuur bericht de kandidaat over de uitslag van het selectieonderzoek. Indien het resultaat positief is, ontvangt de betrokkene een bewijs van toelating. Beroep tegen een beslissing van het instellingsbestuur als bedoeld in het artikel 7.26a, vierde lid, kan op grond van artikel 7.66, eerste lid, bij het College van beroep voor het hoger onderwijs worden ingesteld, dan wel op grond van artikel 7.68, bij het College van beroep voor het bijzonder onderwijs, waarbij de hogeschool is aangesloten.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

R.H.A. Plasterk

Naar boven