Uitvoeringsregeling lange speelfilm

Het Nederlands Fonds voor de Film publiceert: uitvoeringsregeling Lange Speelfilm in opdracht van het Ministerie van OCW

22 mei 2007

Subsidieregeling van de Stichting Nederlands Fonds voor de Film,

Ter uitvoering van het bepaalde in het Bijdragenreglement geldt het volgende.

1

Algemeen

Artikel 1

1.1 Deze regeling heeft tot doel de totstandkoming van lange speelfilms te bevorderen, die een culturele waarde hebben en bijdragen aan de diversiteit van film in Nederland en die zonder overheidssteun niet tot stand kunnen komen.

1.2 Om in aanmerking te komen voor subsidie in de zin van deze regeling dient een project in elk geval aan ten minste drie van de hierna volgende kenmerken te voldoen:

– het scenario speelt zich overwegend af in Nederland dan wel in een andere Lid-Staat van de Europese Unie, of in een Staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, of in Zwitserland; of:

– ten minste één van de hoofdpersonages behoort tot de Nederlandse cultuur of het Nederlands taalgebied; of:

– het originele scenario is hoofdzakelijk in de Nederlandse taal geschreven; of:

– het scenario is gebaseerd op een van origine Nederlandstalig literair werk; of:

– het hoofdthema heeft betrekking op kunst dan wel kunstenaars; of:

– het hoofdthema heeft betrekking op historische figuren of gebeurtenissen; of:

– het hoofdthema heeft betrekking op voor Nederland actuele, culturele, maatschappelijke dan wel politiek relevante kwesties.

1.3 Bij zijn beoordeling van aanvragen betrekt het bestuur de kwaliteit van het project aan de hand van de volgende criteria:

– de originaliteit en authenticiteit van het scenario en:

– de soliditeit en uitvoerbaarheid van het filmplan en

– de staat van dienst en het vakmanschap van de makers.

1.4 Deze regeling is van toepassing onverminderd en in aanvulling op het bepaalde in het Bijdragenreglement tenzij uitdrukkelijk anders wordt aangegeven.

Artikel 2

2.1 Subsidie in de zin van deze regeling wordt verleend voor scenario-ontwikkeling, projectontwikkeling, realisering en afwerking van een lange speelfilm.

2.2 Een lange speelfilm is elk audiovisueel werk met een lengte van meer dan zeventig minuten dat primair bestemd is voor vertoning in een bioscoop- of filmtheater.

2.3 Filmkosten zijn productiekosten (kosten gemoeid met de voortbrenging van een lange speelfilm), kosten van uitbreng en marketingkosten van uitbreng in Nederland.

Artikel 3

3.1 Een aanvraag in de zin van deze regeling kan uitsluitend worden gedaan door een producent.

3.2 Een producent is een rechtspersoon, wiens hoofdactiviteit bestaat uit het produceren van films, die gedurende ten minste één jaar voorafgaand aan de aanvraag in een Lid-Staat van de Europese Unie, of in een Staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, of in Zwitserland is gevestigd en, indien de hoofdvestiging niet in Nederland is gelegen, beschikt over een nevenvestigingsplaats in Nederland met ten minste één werknemer in vaste dienst.

3.3 Omroepverenigingen of andere instellingen die zendtijd hebben in de zin van de Mediawet of die anderszins op Nederland gerichte televisie-uitzendingen verzorgen, alsmede natuurlijke of rechtspersonen die over meer dan 15% van de aandelen van een zendgemachtigde beschikken, worden niet aangemerkt als producent in de zin van deze regeling.

3.4 De subsidie wordt verstrekt aan de producent.

3.5 Een aanvraag voor realisering van eenzelfde project kan ten hoogste tweemaal per kalenderjaar worden gedaan.

Artikel 4

4.1 Een regisseur of scenarist kan in die hoedanigheid bij niet meer dan vier verleende subsidies voor scenario-ontwikkeling tegelijkertijd betrokken zijn.

4.2 Een regisseur kan in die hoedanigheid bij niet meer dan twee verleende subsidies voor projectontwikkeling tegelijkertijd betrokken zijn.

4.3 Een regisseur kan in die hoedanigheid bij niet meer dan twee verleende subsidies voor realisering waarvoor nog geen uitvoeringsovereenkomst is afgesloten, tegelijkertijd betrokken zijn.

Artikel 5

5.1 De hoogte van de te verlenen subsidie is niet gebonden aan een maximum onverminderd het bepaalde in het tweede tot en met het vierde lid van dit artikel.

5.2 Voor een lange speelfilm waarvoor een ander Nederlands bestuursorgaan en/of het Fonds, op grond van een andere dan de onderhavige regeling, een financiële bijdrage heeft verleend, kan krachtens deze regeling slechts een zodanig bedrag aan subsidie worden verleend dat het totaal van de verleende financiële bijdragen niet meer bedraagt dan 50% van de productiekosten.

5.3 Voor een low budget-film in de zin van een speelfilm waarvan de productiekosten ten hoogste € 2.000.000,– bedragen of voor een moeilijke film in de zin van een lange speelfilm

– die overwegend is gericht op het Nederlandse taalgebied

– en derhalve beperkte commerciële waarde heeft

– en waaraan een schriftelijke visie van de makers ten grondslag ligt waaruit naar het oordeel van het Fonds blijkt dat de subsidieaanvraag een project betreft dat niet alleen bijdraagt aan de diversiteit van film in Nederland, maar ook een opvallende artistieke verrijking danwel innovatieve aanvulling betekent op het reguliere filmaanbod in Nederland,

bedraagt het in het tweede lid bedoelde percentage ten hoogste 75%.

5.4 Voor een moeilijke film in de zin van een onconventionele, grensverleggende en experimentele speelfilm met een naar verwachting lage acceptatiegraad van de markt, bedraagt het in het tweede lid bedoelde percentage ten hoogste 85%, ongeacht de hoogte van de productiekosten.

Artikel 6

Voor deze regeling kan per kalenderjaar een subsidieplafond worden vastgesteld. Dit subsidieplafond wordt gepubliceerd in de Staatscourant.

Artikel 7

7.1 De verplichting tot besteding van de productiekosten in Nederland wordt per lange speelfilm vastgesteld en opgenomen in een uitvoeringsovereenkomst.

7.2 In het geval dat andere bijdragen of subsidies zijn verstrekt, waaraan een (gedeeltelijke) bestedingsverplichting in Nederland of aan in Nederland gevestigde rechtspersonen is verbonden, staat het de aanvrager te allen tijde vrij om ten minste 20% van de begrote productiekosten te besteden in een andere Lid-Staat van de Europese Unie, of in een Staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of in Zwitserland.

Artikel 8

Om in aanmerking te komen voor een subsidie in de zin van deze regeling overlegt de aanvrager in ieder geval het van kracht zijnde, volledig ingevuld en ondertekende aanvraagformulier, alsmede alle op het voorblad aangegeven stukken, zoals vermeld op de fondssite.

Artikel 9

9.1 Een aanvraag wordt in de Nederlandse taal ingediend bij het bestuur met gebruikmaking van een voor dit doel door het fonds ter beschikking gesteld aanvraagformulier.

9.2 Voor elk verzoek om subsidie dient een afzonderlijke en volledige aanvraag in tienvoud te worden ingediend vóór 17.00 uur op de dag van de door het fonds bekend gemaakte inleverdata.

9.3 Een niet volledige aanvraag wordt niet in behandeling genomen, maar niet dan nadat de aanvrager een redelijke termijn heeft gekregen om de ontbrekende gegevens aan te vullen.

9.4 Een aanvraag in de zin van het derde lid wordt doorgeschoven naar de eerstvolgende indienronde.

9.5 Het fonds kan nadere voorwaarden stellen waaraan een aanvraag dient te voldoen.

9.6 De samenstelling van de adviescommissie wordt bepaald door de aard van de aanvraag.

9.7 Het fonds kan gevraagd dan wel ongevraagd besluiten adviseurs met een specifieke deskundigheid te betrekken bij de advisering.

Artikel 10

De materiële criteria voor subsidieverlening van een lange speelfilm zijn in overeenstemming met de doelstelling zoals neergelegd in artikel 1 en zijn, afhankelijk van de fase van ontwikkeling waarin het project zicht bevindt, in elk geval de originaliteit en authenticiteit van het scenario, de soliditeit en uitvoerbaarheid van het filmplan en de staat van dienst en het vakmanschap van de makers.

Artikel 11

Een beschikking tot subsidieverlening kan worden gewijzigd of ingetrokken indien wordt gehandeld in strijd met het bepaalde in deze regeling.

Artikel 12

12.1 Vaststelling van de verleende subsidie vindt plaats op basis van een daartoe door de aanvrager gedane aanvraag.

12.2 De aanvraag tot vaststelling van de subsidie wordt tezamen met de daartoe noodzakelijke bescheiden gedaan binnen ten hoogste 24 maanden na uitbreng van de lange speelfilm waarvoor subsidie is verleend.

12.3 Indien geen uitbreng heeft plaatsgevonden of indien de in het tweede lid bedoelde termijn wordt overschreden, is het fonds bevoegd de verleende subsidie ambtshalve vast te stellen.

12.4 De verleende subsidie wordt lager vastgesteld indien uit de bij de aanvraag tot vaststelling verstrekte gegevens blijkt dat het totaal van de verleende financiële bijdragen van andere Nederlandse bestuursorganen, en/of het Fonds, op grond van een andere regeling dan de onderhavige, meer bedraagt dan 50% van de werkelijk gemaakte productiekosten.

12.5 De verleende subsidie wordt lager vastgesteld indien uit de bij de aanvraag tot vaststelling verstrekte gegevens blijkt dat het totaal van de verleende financiële bijdragen van andere Nederlandse bestuursorganen, en/of het Fonds, op grond van een andere regeling dan de onderhavige, meer bedraagt dan 75% dan wel 85% van de werkelijk gemaakte productiekosten, in geval het betreft een lange speelfilm die voldoet aan de criteria zoals bedoeld in artikel 5, derde of vierde lid, van deze regeling.

12.6 Indien uit de bij de aanvraag tot vaststelling verstrekte gegevens blijkt dat de werkelijke filmkosten van de lange speelfilm waarvoor subsidie is verleend, hoger zijn geweest dan de bij de subsidieaanvraag begrote filmkosten, kan geen subsidiebedrag worden vastgesteld dat hoger is dan het verleende subsidiebedrag.

12.7 De verleende subsidie wordt niet lager vastgesteld indien uit de bij de aanvraag tot vaststelling, dan wel de vaststelling van rechtswege, blijkt dat de werkelijke filmkosten niet meer dan 2,5%, met een maximum van € 50.000,–, lager zijn dan de begrote filmkosten.

2

Scenario-ontwikkeling

Artikel 13

Een subsidie voor scenario-ontwikkeling wordt uitsluitend verleend voor het schrijven van één of meerdere versies van het scenario.

Artikel 14

14.1 Ten minste negentig procent van de subsidie voor scenario-ontwikkeling is bestemd voor de auteur(s) van het scenario.

14.2 Ten hoogste tien procent van de subsidie mag worden aangewend ter tegemoetkoming van alle overige aan het project gerelateerde kosten van de producent.

Artikel 15

15.1 Uiterlijk twaalf maanden na verlening van een subsidie voor scenario-ontwikkeling overlegt de aanvrager de voor afsluiting van deze fase noodzakelijke schriftelijke stukken.

15.2 Binnen de in de beschikking aangegeven termijn levert de aanvrager twee exemplaren van het scenario.

3

Projectontwikkeling

Artikel 16

Een subsidie voor projectontwikkeling wordt uitsluitend verleend met als doel de producent financieel te steunen in de zakelijke opzet van een filmproject en kan dienen ter tegemoetkoming in de kosten die gemoeid zijn met onder meer locatieonderzoek, rolbezetting, financiering, het aangaan van een internationale coproductie, het (doen) verrichten van voorverkopen.

Artikel 17

17.1 Ten hoogste twaalf procent van de subsidie voor projectontwikkeling mag worden aangewend ter tegemoetkoming in de producers’ fee en de overheadkosten van de producent.

17.2 De producent draagt ten minste 30% bij in de kosten van projectontwikkeling.

Artikel 18

18.1 Uiterlijk zes maanden na verlening van een subsidie voor projectontwikkeling overlegt de aanvrager een statusrapport met daarin de vorderingen van de ontwikkeling van het project.

18.2 Uiterlijk twaalf maanden na verlening van een subsidie voor projectontwikkeling overlegt de aanvrager de voor afsluiting van deze fase noodzakelijke schriftelijke stukken.

18.3 Indien de in het tweede lid bedoelde termijn wordt overschreden, kan het fonds deze verlengen met een periode van zes maanden.

18.4 Om voor verlenging in aanmerking te komen, dient de aanvrager daartoe een gemotiveerd verzoek in.

18.5 Een gemotiveerd verzoek bevat in elk geval een verslag over de financiële voortgang gedurende de verstreken periode en een verwachting van de toekomstige periode.

4

Realisering

Artikel 19

19.1 Een subsidie voor realisering wordt uitsluitend verleend voor de productie en afwerking van een lange speelfilm ten behoeve van uitbreng in Nederland.

19.2 De subsidie kan gefaseerd worden verleend.

Artikel 20

In geval van een internationale coproductie overlegt de producent de coproductieovereenkomst(en), het curriculum vitae van de coproducent(en) en de gezochte financiële dekking dan wel garantie in het land van herkomst.

Artikel 21

21.1 In het geval van een in het buitenland geïnitieerde internationale coproductie wordt de omvang van de deelname van de minoritaire Nederlandse producent in de kosten van ontwikkeling en realisering, alsmede de aard van de Nederlandse inbreng, betrokken bij de hoogte van de te verlenen subsidie.

21.2 In geval van een coproductie in de zin van het vorige lid is 50%, van de financiering afkomstig uit de staat van de hoofdproducent, gedekt, op het moment van indiening van de aanvraag.

Artikel 22

22.1 Eerder op grond van deze regeling aan een bepaald project verleende subsidies worden in mindering gebracht op de subsidie verleend voor realisering.

22.2 Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor subsidies verleend voor scenario-en projectontwikkeling.

Artikel 23

23.1 Subsidie wordt niet verleend voor omzetting van reeds opgenomen delen van een televisieserie naar een lange speelfilm, indien deze omzetting uitsluitend de vertoning en exploitatie van de speelfilmversie tot doel heeft.

23.2 Van het bepaalde in het eerste lid kan worden afgeweken indien de omzetting betrekking heeft op een jeugdserie.

Artikel 24

24.1 Een lange speelfilm komt niet voor subsidie in aanmerking indien deze, voordat de beslissing op de aanvraag is genomen, geheel of gedeeltelijk in de openbaarheid is gebracht.

24.2 Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor vertoning van korte fragmenten die uitsluitend zijn bedoeld voor promotionele doelen.

Artikel 25

25.1 De aanvrager is verplicht het Fonds adequaat en schriftelijk te informeren over de kosten en opbrengsten die door exploitatie, van de lange speelfilm waarvoor subsidie is verleend, worden voortgebracht en ter zekerheid tot nakoming van deze rapportageverplichtingen de vorderingen die hij heeft op derden, ter zake van opbrengsten uit exploitatie van bedoelde lange speelfilm, te verpanden aan het Fonds.

25.2 De in lid 1 bedoelde afrekenverplichting vervalt na vijf jaar.

25.3 Van het bepaalde in het eerste lid kan in de uitvoeringsovereenkomst worden afgeweken.

25.4 Indien de distributieovereenkomst substantieel afwijkt van hetgeen bij de bij de aanvraag overgelegde dealmemo is overeengekomen, kan het fonds de beschikking tot subsidieverlening wijzigen of intrekken.

Artikel 26

Indien de productiekosten meer bedragen dan € 2.500.000 dient er een completion bond te worden afgesloten.

Artikel 27

Het fonds kan voorschotten op een subsidie verstrekken.

Artikel 28

Indien er een completion bond vereist is op grond van artikel 26, wordt een voorschot niet verleend dan nadat de ontvanger van de subsidie een afschrift van een geldende completion bond heeft overgelegd waarin het fonds als medebegunstiger is aangewezen.

Artikel 29

Uiterlijk zes maanden na verlening van een subsidie voor realisering overlegt de aanvrager een verslag over de stand van zaken van de financiering van het project.

Artikel 30

30.1 Uiterlijk twaalf maanden na verlening van een subsidie voor realisering overlegt de aanvrager, voor zover van toepassing, de schriftelijke stukken van medefinanciers waarmee de totale financiering van het project dient te worden aangetoond.

30.2 Uiterlijk twaalf maanden na verlening van een subsidie voor realisering overlegt de aanvrager de voor afsluiting van deze fase noodzakelijke schriftelijke stukken.

30.3 Indien de in het tweede lid bedoelde termijn wordt overschreden, kan het fonds deze verlengen voor een periode van zes maanden.

30.4 Om voor verlenging in aanmerking te komen, dient de aanvrager daartoe een gemotiveerd verzoek in.

30.5 Een gemotiveerd verzoek bevat in elk geval een verslag over de financiële voortgang gedurende de verstreken periode en een verwachting van de toekomstige periode.

30.6 Indien de aanvrager niet voldoet aan het bepaalde in dit artikel, wordt de verlening ingetrokken.

Artikel 31

31.1 Het Filmfonds komt per project een procedure overeen voor de oplevering van callsheets en dagrapporten en productiekosten- en bestedingsoverzicht. Tenminste bij elk betalingsverzoek dient de aanvrager kostenoverzichten te overleggen

31.2 Uiterlijk vier weken na uitbreng van de lange speelfilm overlegt de aanvrager een nieuwe, ongebruikte kopie.

31.3 Binnen drie maanden na uitbreng in het theater levert de aanvrager een accountantsverklaring met betrekking tot de daadwerkelijk gemaakte productiekosten en de territoria waar deze zijn besteed, tenzij schriftelijk anders overeengekomen.

31.4 Bij overschrijding van de in het derde lid genoemde termijn kan ten hoogste 25% van het laatste termijnbedrag worden ingehouden.

Artikel 32

De minimale hoogte van de kosten voor promotie en marketing worden per lange speelfilm vastgesteld en opgenomen in de uitvoeringsovereenkomst.

5

Afwerking

Artikel 33

Een subsidie voor afwerking wordt uitsluitend verleend voor lange speelfilms die zonder subsidies van het fonds tot stand zijn gebracht.

Artikel 34

34.1 Een film komt niet voor subsidie in aanmerking indien deze, voordat de beslissing op de aanvraag is genomen, geheel of gedeeltelijk in de openbaarheid is gebracht.

34.2 Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor vertoning van korte fragmenten die uitsluitend zijn bedoeld voor promotionele doelen.

6

Slotbepalingen

Artikel 35

35.1 Het bestuur kan om zwaarwichtige redenen afwijken van deze regeling, voor zover deze afwijkingen verenigbaar zijn met het beoordelingskader voor staatssteun aan de filmsector, zoals dat wordt gehanteerd door de Europese commissie.

35.2 In alle gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het bestuur.

Artikel 36

Wijzigingen van de aanvraagformulieren vinden niet plaats dan na toestemming van het bestuur.

Artikel 37

37.1 Deze regeling treedt in werking op de tweede dag na publicatie van een daarop gericht besluit van het Bestuur in de Staatscourant.

37.2 Aanvragen tot subsidieverlening op grond van deze regeling kunnen worden ingediend bij het Fonds vanaf de tweede werkdag die volgt na de dag van bekendmaking van deze regeling.

37.3 Subsidie kan op grond van deze regeling pas worden verleend, zodra de Europese Commissie deze regeling formeel heeft goedgekeurd.

37.4 Deze regeling heeft een onbepaalde looptijd. Indien wijzigingen van het beoordelingskader voor staatssteun aan de filmsector, zoals wordt gehanteerd door de Europese Commissie, daartoe noodzaken, zal deze regeling tussentijds worden aangepast.

Artikel 38

38.1 Deze regeling vervangt het uitvoeringsreglement Lange speelfilm en het uitvoeringsreglement Publieksfilm voor de Beneluxmarkt.

38.2 Projecten welke voor 31 december 2006 een subsidieverlening hebben verkregen uit de publieksfilmmiddelen, behouden hun aanspraken overeenkomstig de onderhavige regeling.

Toelichting

§ 1 Inleiding

Met het verdwijnen van de CV-maatregel en de komst van de Suppletieregeling filminvesteringen Nederland heeft het Filmfonds zijn subsidie-instrumenten voor de lange speelfilm herzien. De Uitvoeringsreglementen Publieksfilm voor de Beneluxmarkt en Lange Speelfilm zijn in elkaar geschoven tot één Uitvoeringsregeling Lange Speelfilm.

Het Fonds wil een breed en divers spectrum aan filmplannen blijven steunen. Alle aanvragen in het kader van de Uitvoeringsregeling lange speelfilm worden beoordeeld op grond van selectiecriteria waarbij artistieke kwaliteit voorop staat.

§ 2 Artistieke kwaliteit

Het Fonds kiest voor artistieke kwaliteit. In lijn met de filmbrief van OCW zet het Fonds zich extra in voor de beste plannen. De maxima zijn opgeheven, zodat het Fonds producenten die elders de financiering van hun film niet of moeilijk rond krijgen met grotere bijdragen kan steunen indien de kwaliteit van het project dat wettigt. Er gelden ook geen verschillende bijdragen voor publieksfilms en artistieke films. Het Fonds blijft beide typen films ondersteunen. De hoogte van de bijdrage voor een geselecteerde film zal afhangen van de verhouding tussen prijs en kwaliteit. Bij duurdere films zullen de bijdragen in de regel hoger zijn, maar ook bij artistiek uitzonderlijk interessante projecten kan het Fonds besluiten tot een extra hoge bijdrage. Er zal – mits de ingediende projecten voldoende kwaliteit hebben – meer geld gaan naar minder films.

§ 3 Staatssteun

De bovengrens van individuele bijdragen is in algemene zin beperkt door het feit dat het totaal aan subsidies (staatssteun) niet hoger mag zijn dan 50% van de productiekosten. Subsidies die door buiten Nederland gevestigde co-producenten worden ingebracht en afkomstig zijn uit hun land van herkomst zijn hierbij niet relevant. Bijdragen van publieke omroepen worden niet aangemerkt als subsidie, voorzover deze in een redelijke, marktconforme verhouding staan tot de door de filmproducent te leveren prestatie (zoals rechtenverwerving). Bijdragen van de Nederlandse publieke omroep die zijn gefinancierd met middelen van het Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Omroepproducties worden daarentegen beschouwd als subsidie. Bijdragen van het Coproductiefonds Binnenlandse Omroep kunnen echter weer buiten beschouwing gelaten worden, vanwege de commerciële herkomst van de middelen waarover dit Fonds beschikt.

In uitzonderingsgevallen kan een hoger staatssteunpercentage dan 50% van de productiekosten worden toegestaan. Een percentage van 75% kan worden toegestaan:

– Bij filmprojecten waarvan de productiekosten niet meer dan 2 miljoen euro bedragen; of:

– Bij filmprojecten die – ongeacht de hoogte van de productiekosten – vooral zijn gericht op exploitatie in het Nederlandse taalgebied met een dientengevolge beperkte commerciële waarde én waaraan een visie van de makers ten grondslag ligt waaruit blijkt dat het gaat om een project dat een opvallende artistieke verrijking dan wel innovatieve aanvulling betekent op het reguliere filmaanbod in Nederland.

Dit laatste zal bij de aanvraag expliciet door de aanvrager schriftelijk gemotiveerd moeten worden.

In zeer uitzonderlijke gevallen kan een staatssteunpercentage van 85% van de productiekosten worden toegestaan. De aanvrager dient in dat geval schriftelijk te motiveren dat zijn aanvraag een filmproject betreft dat onconventioneel, experimenteel en grensverleggend is, met een naar verwachting lage acceptatiegraad van de commerciële markt.

§ 4 Producent centraal

Aanvragen kunnen alleen door producenten worden gedaan. Onder producent wordt verstaan een rechtspersoon die langer dan één jaar in Nederland is gevestigd. Ook Europese filmproducenten die langer dan één jaar beschikken over een permanente nevenvestiging in Nederland kunnen een aanvraag doen. Permanent betekent in dit verband dat de nevenvestiging beschikt over een medewerker die voor meer dan 20 uur per week in vaste dienst is, niet op de loonlijst van de hoofdvestiging staat en niet de filmproducent zelf is.

De producent is verantwoordelijk voor het ingeleverde project. Het is zijn taak om projecten met hoge artistieke kwaliteit op te sporen of te ontwikkelen. Het Fonds helpt waar het kan.

In de uitvoeringsovereenkomst zijn de afspraken tussen producent en Fonds vastgelegd. Het Fonds maakt voordat deze overeenkomst wordt gesloten duidelijke afspraken met de producent over rapportage en de vooruitzichten van de film.

In de Uitvoeringsregeling Lange speelfilm is de hoeveelheid papierwerk in de aanvraag teruggebracht. Een deel van de vereiste bescheiden hoeft pas in een tweede fase te worden overlegd, als de producent al zeker is van een bijdrage. Zo wordt voorkomen dat producenten die geen subsidie van het Fonds het krijgen, onnodig formulieren en papieren moeten inleveren.

Het Fonds zal na afloop van het roulement in de bioscoop met de producent evalueren of de film voldaan heeft aan de vooraf op schrift gestelde verwachtingen.

§ 5 Aanvraagprocedure

1. Inleverdata

– Realisering vijf maal per jaar (februari, april, juni, september, november)

– Maximaal twee maal per kalenderjaar realiseringsaanvraag voor één project

– Ontwikkelingsaanvragen elke maand (niet in juli en augustus).

2. Aanvraagprocedure in twee fasen. Alleen aanvragen die zijn gehonoreerd gaan door naar de tweede fase.

Fase 1

– Commissie adviseert over inhoudelijke kwaliteit (zie § 6).

– De hoogte van de aanvraag weegt mee. Hoge aanvraag: grote kwaliteit (prijs/kwaliteit). De commissie stelt geen bedrag vast, geeft wel een indicatie.

– Bestuur neemt besluit, advies naar aanvragers (en beoordeling staat van dienst van de makers):

• Positief:

– kennisgeving naar aanvragers

– bestuur mandateert directie om een bedrag toe te kennen. Vaststellen hoogte toekenning in fase twee.

• Aanhouden (in uitzonderlijke gevallen)

• Negatief

Fase 2

– Makers leveren aanvraagdossier fase twee (financieel/juridisch).

– Directie en hoofd speelfilm doen na overleg met makers voorstel over hoogte bijdrage.

– Wijkt dit voorstel meer dan 100.000 euro naar boven of beneden af van indicatie in fase 1 volgt nieuwe toetsing door bestuur op grond van motivatie directie/staf.

– Vastgestelde bijdrage wijkt minder dan 100.000 euro af: afronding.

– Bestuur bevestigt het bedrag in de vorm van een verlening.

3. Duur fase 1: zes tot acht weken. Duur fase 2: maximaal drie maanden.

4. Aanvrager verantwoordelijk voor tijdige aanlevering van informatie (in fase 2).

5. Bij overschrijding van de tijdslimiet van drie maanden geen toekenning.

§ 6 Inhoudelijk

1. Het Fonds verleent alleen subsidie aan projecten met culturele waarde, die bijdragen aan de diversiteit van film in Nederland (artikel 1, lid 1).

De aanwezigheid van culturele waarde wordt door het Fonds eerst getoetst op basis van het in artikel 1, tweede lid, genoemde kader. Het gaat hierbij om kenmerken die verbonden zijn met de inhoud van de film. Niet relevant is dus of de maker(s) van de film aan één of meer van de genoemde kenmerken voldoen. Het in het eerste kenmerk gebruikte ‘in overwegende mate’ wil zeggen dat de hoofdlocatie(s) waar het filmscenario zich afspeelt zich in één of meer van de genoemde landen moeten bevinden, waarbij het op basis van het scenario aannemelijk moet zijn dat de bioscoopfilm zich op die locatie(s) voor meer dan 75 procent van de vertoningsduur afspeelt. Het tweede kenmerk vereist dat ten minste één van de dragende rollen een personage te betreffen dat Nederlandstalig is, dan wel vaste woon- of verblijfplaats heeft in Nederland of de overzeese gebiedsdelen, en in die zin in de film zichtbaar onderdeel uitmaakt van de Nederlandse cultuur. Het in het derde kenmerk gebruikte ‘hoofdzakelijk’ wil zeggen dat uit het scenario aannemelijk is dat de in de bioscoopfilm op te nemen dialogen voor meer dan 50 procent Nederlandstalig zijn.

De aanwezigheid van diversiteit streeft het Fonds na door zowel films te steunen die hoge artistieke potentie nastreven als films die mikken op een breed publiek.

2. Afgezien van een toets op

a. culturele waarde en diversiteit (a). verricht het Fonds ook een verdergaande artistiek-inhoudelijke toets op grond van drie aanvullende criteria:

b. Kwaliteit scenario; (originaliteit en authenticiteit scenario)

c. Kwaliteit filmplan; (soliditeit en uitvoerbaarheid van zakelijk plan en de kwaliteit van rolbezetting, regie en camera )

d. Staat van dienst van de Makers (hoeveelheid films, successen)

3. Ten slotte maakt het Fonds een evaluatie achteraf met makers en distributeur aan de hand van evaluatiecriteria.

§ 7 Behandeling aanvraag in twee fasen

Fase 1

Urgentie filmproject

Geef aan waarom deze film nu gemaakt moet worden, voor wie is hij bedoeld, wat is het bijzondere dat subsidie rechtvaardigt.

Premisse

Aanvrager formuleert in één à twee zinnen de grondgedachte of het uitgangspunt (bijvoorbeeld ‘Ware liefde laat zich niet ontkennen’).

Soort film

Geef soort aan: bioscoopfilm met kunstzinnige karakter mogelijk bestemd voor relatief beperkte doelgroep óf bestemd voor breed publiek. Deze informatie wordt mede gebruikt voor de samenstelling van de commissie.

Genre

Geef aan welk genre de aanvraag betreft.

Unieke kenmerken

Elementen in de aanvraag die bij wijziging toestemming van het Fonds vereisen (aangegeven met UK). De commissie kan voor haar essentiële elementen in het advies opnemen, die bij wijziging ook toestemming vereisen van het Fonds.

Betrokkenheid commissieleden

Zijn er commissieleden direct of indirect betrokken bij het project?

Mondelinge toelichting

Voorafgaand aan de commissievergadering over de aanvraag

Fase 2

Begrotingsmodel Filmfonds of gelijkwaardig model.

– Het onderdeel producers’ fee & overhead is overeenstemming met glijdende schaal Filmfondsbegroting.

– Salaris producent boven op de producers’ fee & overhead niet hoger dan dat van de regisseur en niet meegenomen in de berekening van de glijdende schaal.

– Minimaal een dealmemo met de distributeur, waarin hoogte minimumgarantie wordt aangegeven, tegen welke voorwaarden de film wordt geëxploiteerd (fees, etc.) en de hoogte van de P&A investering. In het contract is een artikel opgenomen waarbij de vordering op de opbrengsten uit exploitatie wordt verpand aan het Filmfonds. Indien er een groot verschil is tussen de dealmemo en uiteindelijke contract kan het Fonds de beschikking tot subsidie wijzigen of intrekken.

– Na een definitieve verlening kan een producent een gemotiveerd verzoek indienen voor een voorschot op de realiseringsbijdrage ten behoeve van de projectontwikkeling van 50.000 euro (75.000 euro bij een internationale coproductie).

§ 8 Andere aandachtspunten

1. Minoritaire coproductie: 50% van de productiekosten is aantoonbaar gedekt door financiële bijdragen uit het vestigingsland van de hoofdproducent.

2. Completion Bond (door Fonds goedgekeurd) verplicht boven de 2,5 miljoen euro.

3. Producent en regisseur kunnen verenigd zijn in één en dezelfde natuurlijke persoon.

4. Regisseur of scenarist tegelijkertijd betrokken bij maximaal vier projecten waaraan subsidies voor scenario-ontwikkeling zijn verleend.

5. Regisseur tegelijkertijd betrokken bij maximaal twee projecten waaraan projectontwikkeling- en maximaal twee waaraan realiseringsubsidies zijn verleend.

6. Geen vast percentage bestedingsverplichting, per project vaststelling in fase 2.

7. Vaststelling definitieve subsidiebedrag: maximaal 24 maanden na uitbreng met controle voorwaarden. Overschrijding van de toelaatbare maxima voor staatssteun leidt bijvoorbeeld tot lagere subsidievaststelling. Onderschrijding van de productiekosten met minder dan 2,5% van het productiebudget, tot een maximum van 50.000 euro, leidt niet tot een lagere subsidievaststelling.

8. Verleende subsidies voor scenario- en projectontwikkeling komen niet in mindering op verleende realiseringsbijdragen.

9. Hoogte promotie en marketing per film: minimaal 2 procent met een maximum van 60.000 euro.

Meer gedetailleerde informatie vindt u op: www.filmfonds.nl

Naar boven