Aanwijzing rechtspersoon belast met de inning en de verdeling van de vergoeding, bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet 1912 en in artikel 10, onderdeel e, van de Wet op de naburige rechten

Regeling van de Minister van Justitie van 22 mei 2007 tot aanwijzing van de rechtspersoon belast met de inning en de verdeling van de vergoeding, bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet 1912 en in artikel 10, onderdeel e, van de Wet op de naburige rechten

De Minister van Justitie,

Gelet op artikel 16d, eerste lid, van de Auteurswet 1912 en artikel 10, onderdeel e, van de Wet op de naburige rechten;

Besluit:

Artikel 1

Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. de stichting: Stichting De Thuiskopie, statutair gevestigd te Amsterdam;

b. de vergoeding: de vergoeding, bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet 1912, alsmede de vergoeding, bedoeld in artikel 10, onderdeel e, van de Wet op de naburige rechten in samenhang met artikel 16c van de Auteurswet 1912;

c. derde organisatie: een organisatie waarmee de stichting samenwerkt of door wie de stichting werkzaamheden laat verrichten in verband met de inning en de verdeling van vergoedingen;

d. College van Toezicht: het College van Toezicht, bedoeld in de Wet toezicht collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten.

Artikel 2

Aanwijzing

Als rechtspersoon belast met de inning en verdeling van de vergoeding wordt voor de duur van vijf jaar aangewezen: de stichting.

Artikel 3

Derde organisaties

1. Een overeenkomst van de stichting met een derde organisatie, die ertoe strekt dat bij de inning en verdeling van vergoedingen wordt samengewerkt met of werkzaamheden worden verricht door deze derde organisatie, wordt uitsluitend voor bepaalde tijd aangegaan.

2. In een overeenkomst als bedoeld in het eerste lid wordt in ieder geval opgenomen:

a. binnen welke termijn de derde organisatie vergoedingen doorbetaalt aan rechthebbenden;

b. welke bedragen aan beheerskosten de derde organisatie maximaal inhoudt;

c. een verplichting voor de derde organisatie om een regeling op te stellen voor de afdoening van geschillen over vergoedingen met rechthebbenden of tussen rechthebbenden onderling;

d. een verplichting voor de derde organisatie tot het verlenen van medewerking aan informatievoorziening aan het College van Toezicht, voor zover deze informatie noodzakelijk is voor de taakuitoefening door het College;

e. in welke gevallen de overeenkomst tussentijds wordt ontbonden of kan worden ontbonden.

Artikel 4

Beheerskosten en overige inhoudingen

1. De stichting kan ter dekking van door haar gemaakte beheerskosten jaarlijks een redelijk percentage inhouden van het ingevolge haar jaarrekening van dat kalenderjaar geïnde bedrag aan vergoedingen.

2. Indien de stichting samenwerkt met of werkzaamheden laat verrichten door een derde organisatie, ziet de stichting erop toe dat de daartoe door deze derde ingehouden beheerskosten redelijk zijn.

3. De stichting en door haar ingeschakelde derde organisaties kunnen jaarlijks gezamenlijk maximaal 15% van het ingevolge de jaarrekening van de stichting voor verdeling beschikbare netto bedrag inhouden voor sociale en culturele doelen.

Artikel 5

Financiële verantwoording

1. De stichting legt jaarlijks vóór 1 september financiële verantwoording over het voorafgaande kalenderjaar af aan het College van Toezicht, met inachtneming van de daaraan door het College van Toezicht gestelde vereisten.

2. De stichting stelt jaarlijks een jaarrekening en een jaarverslag op en maakt deze openbaar, in ieder geval door plaatsing daarvan op haar website.

Artikel 6

Overgangsbepaling

De stichting voldoet uiterlijk op 1 januari 2008 aan de artikelen 3 en 4, derde lid.

Artikel 7

Wijziging andere regelgeving

1. Het besluit van de Staatssecretaris van Justitie van 20 februari 1991, tot aanwijzing van de stichting ‘Stichting De Thuiskopie’ als rechtspersoon belast met de inning en de verdeling van de in artikel 16c van de Auteurswet 1912 bedoelde vergoeding (Staatscourant 1991, nr. 42) wordt ingetrokken.

2. Het besluit van de Staatssecretaris van Justitie van 20 augustus 1993, tot aanwijzing van de stichting ‘Stichting De Thuiskopie’ als rechtspersoon belast met de inning en de verdeling van de in artikel 10, onder a, van de Wet op de naburige rechten in samenhang met artikel 16c van de Auteurswet 1912 bedoelde vergoeding (Staatscourant 1993, nr. 175) wordt ingetrokken.

Artikel 8

Bekendmaking en inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Justitie, E.M.H. Hirsch Ballin.

Toelichting

Algemeen

Stichting De Thuiskopie is in 1991 aangewezen als rechtspersoon belast met de inning en de verdeling van de in artikel 16c van de Auteurswet 1912 bedoelde vergoeding. Het gaat hierbij om de billijke vergoeding die verschuldigd is voor het reproduceren van auteursrechtelijk beschermde werken op een voorwerp dat bestemd is om een werk ten gehore te brengen, te vertonen of weer te geven (privékopie-exceptie). Op grond van artikel 10, onderdeel e, van de Wet op de naburige rechten (Wnr) geldt deze exceptie ook voor bepaalde nabuurrechtelijk beschermde prestaties. De stichting is in 1993 tevens aangewezen als rechtspersoon belast met de inning en verdeling van deze op grond van de Wnr verschuldigde vergoedingen. Stichting De Thuiskopie staat bij haar taakuitoefening op grond van de Wet toezicht collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten (hierna: de Toezichtswet) onder toezicht van het College van Toezicht Auteursrechten (hierna: het College). De onderhavige regeling ziet op de herziening van voornoemde aanwijzingen van Stichting De Thuiskopie.

Bij brief van 28 maart 2007 heeft de Minister van Justitie de Tweede Kamer geïnformeerd over de eindrapportage van het College inzake het onderzoek naar Stichting De Thuiskopie (Kamerstukken II, 2006/07, 30 800 VI, nr. 79). In deze brief is een aantal maatregelen aangekondigd om herhaling te voorkomen van de problemen bij de verdeling van thuiskopiegelden door Stichting De Thuiskopie. Eén van deze maatregelen is het concretiseren van de aanwijzing van Stichting De Thuiskopie door daaraan nadere eisen te verbinden. De oorspronkelijke aanwijzingen waren voor onbepaalde tijd en ongeclausuleerd verleend. De maatschappelijke functie van Stichting De Thuiskopie, die mede tot uitdrukking komt in de wettelijke grondslag, de toegenomen incasso als gevolg van een uitbreiding van het thuiskopiestelsel door destijds onvoorziene technologische ontwikkelingen en de rapportages van het College brengen mee dat nadere regels behoren te worden gesteld aan de verdeling van gelden, de samenwerking met derde-organisaties en financiële transparantie. Het onderhavige besluit voorziet hierin, en geeft onder meer regels over het zo snel mogelijk en tegen zo laag mogelijke kosten verdelen van vergoedingen en de openbaarmaking van het jaarverslag en de jaarrekening. De nadere regels hebben tot doel te waarborgen dat Stichting De Thuiskopie op juiste, efficiënte en transparante wijze uitvoering geeft aan haar taken ingevolge artikel 16d van de Auteurswet en artikel 10, onderdeel e Wnr.

Artikelsgewijs

Artikel 2. Aanwijzing

De herziene aanwijzing wordt voor bepaalde tijd verleend, zodat periodiek kan worden beoordeeld of de stichting aan de gestelde voorwaarden voldoet. Bij een gunstige beoordeling kan de aanwijzing vervolgens worden verlengd voor wederom bepaalde tijd. De aanwijzing kan tussentijds worden ingetrokken of gewijzigd wanneer mocht blijken dat de stichting niet of onvoldoende aan de voorwaarden voldoet. Bij het beoordelen van de vraag of de stichting nog altijd aan de gestelde vereisten voldoet, zal de Minister van Justitie zich laten adviseren door het College.

Artikel 3. Derde organisaties

In de praktijk maakt Stichting De Thuiskopie voor een belangrijk deel bij de uitvoering van haar werkzaamheden gebruik van derde-organisaties (verdeelorganisaties), aan wie de stichting de repartitie van vergoedingen aan de uiteindelijke rechthebbenden opdraagt. Deze verdeelorganisaties gaan daarbij te werk op grond van een tussen partijen gesloten uitvoeringsovereenkomst en een door Stichting De Thuiskopie goedgekeurd repartitiereglement. Stichting De Thuiskopie kan een overeenkomst met een derde organisatie slechts voor bepaalde tijd aangaan, zodat op gezette tijden moet worden beoordeeld of deze derde-organisatie nog aan de gestelde voorwaarden voldoet (lid 1). Aan de stichting komt de vrijheid toe om te besluiten bij de inning of verdeling van vergoedingen gebruik te maken van dergelijke organisaties. Indien zij van deze mogelijkheid gebruik maakt, dient de overeenkomst die partijen hierover aangaan aan een aantal vereisten te voldoen. Deze zijn neergelegd in lid 2 van artikel 3. Deze vereisten moeten verzekeren dat geïnde vergoedingen zo snel mogelijk en – mede in het licht van artikel 4 – tegen zo laag mogelijke kosten worden verdeeld (vergelijk de onderdelen a en b van lid 2).

Ten aanzien van de termijn waarbinnen de derde-organisaties vergoedingen doorbetalen aan rechthebbenden (onderdeel a) zij gewezen op de eveneens in de brief van 28 maart 2007 aangekondigde algemene maatregel van bestuur. In deze algemene maatregel van bestuur zal worden voorzien in een generieke verplichting voor Stichting De Thuiskopie om geïnde gelden binnen drie jaren volgend op het jaar van de incasso te verdelen onder rechthebbenden. De in artikel 3 lid 2, onderdeel a, van de onderhavige aanwijzing bedoelde termijn van doorbetaling kan daarom nooit langer zijn dan de in de algemene maatregel van bestuur genoemde termijn.

In onderdeel e van lid 2 is bepaald dat in de overeenkomst met een derde-organisatie moet worden neergelegd in welke gevallen de overeenkomst tussentijd wordt ontbonden of kan worden ontbonden. Een situatie die aanleiding kan geven tot ontbinding is taakverwaarlozing door de derde organisatie, bijvoorbeeld doordat verplichtingen op grond van de overeenkomst niet, niet tijdig of onvolledig worden uitgevoerd.

Artikel 4. Beheerskosten en overige inhoudingen

In artikel 4 worden beperkingen gesteld aan de inhoudingen die door Stichting De Thuiskopie en eventueel door haar ingeschakelde derde-organisaties mogen worden verricht op de geïncasseerde gelden. Het gaat hierbij om inhoudingen voor zowel beheerskosten als fondsen voor sociale en culturele doelen. Deze beperkingen beogen te waarborgen dat vergoedingen tegen zo laag mogelijke kosten worden verdeeld en dat een zo groot mogelijk deel beschikbaar blijft voor daadwerkelijke verdeling onder rechthebbenden. De stichting en door haar ingeschakelde derde-organisaties mogen jaarlijks op de geïnde gelden beheerskosten inhouden, mits deze inhouding redelijk is. Wat verstaan dient te worden onder een redelijk inhoudingspercentage is niet in algemene zin aan te geven, maar is afhankelijk van de omstandigheden van het geval en kan per geldstroom verschillen. Het is aan het College van Toezicht om te beoordelen in hoeverre er sprake is van een redelijk inhoudingspercentage.

Het in lid 3 neergelegde vereiste dat in totaal maximaal 15% kan worden ingehouden ten behoeve van fondsen voor sociale en culturele doelen, beoogt te voorkomen dat gedurende het totale repartitieproces op verschillende punten in de keten onbeperkt gelden kunnen worden ingehouden. Indien naast Stichting De Thuiskopie ook verdeelorganisaties gelden wensen in te houden ten behoeve van fondsenvorming, dient de stichting ervoor zorg te dragen dat in totaal maximaal 15% van de netto bij haar voor repartitie beschikbare gelden wordt ingehouden. Denkbaar is bijvoorbeeld dat Stichting De Thuiskopie zelf 15% inhoudt, en dat verdeelorganisaties zich vervolgens bij haar melden om een aandeel hierin ten behoeve van bestedingen voor sociale en culturele doelen. Het percentage van 15% is ontleend aan de totstandkomingsgeschiedenis van de thuiskopieregeling (vgl. o.a. Kamerstukken II 1986/87, 19 870, nrs. 1–2 en Kamerstukken II 1988/89 20 656, nr. 5).

Artikel 5. Financiële verantwoording

Op grond van lid 1 van artikel 5 moet Stichting De Thuiskopie financiële verantwoording afleggen conform de door het College gestelde vereisten. In de praktijk heeft het College hieraan al eisen gesteld, namelijk door van Stichting De Thuiskopie te verlangen dat zij de inning, repartitie en inhoudingen van de door haar geïnde gelden tot uitdrukking brengen in matrices die betrekking hebben op haarzelf en de door haar bij de verdeling van gelden betrokken derde organisaties. Deze matrices moeten worden gewaarmerkt door een onafhankelijke registeraccountant. In deze matrices moet onder meer tot uitdrukking gebracht worden: de incasso, de ingehouden beheers- en andere kosten, de ingehouden bedragen voor fondsen voor collectieve doelen en de omvang en bestemming van niet gereparteerde gelden.

Op grond van lid 2 moet de stichting jaarlijks een jaarrekening en een jaarverslag opstellen en deze openbaar maken. De openbaarmaking moet in ieder geval geschieden door de integrale publicatie daarvan op de website van de stichting. Daarnaast kan gedacht worden aan het neerleggen van een exemplaar van deze stukken ten kantore van het handelsregister. Deze bepaling beoogt de financiële transparantie van de stichting te vergroten.

Artikel 6. Overgangsbepaling

Deze overgangsbepaling biedt Stichting De Thuiskopie een redelijke termijn, t.w. tot 1 januari 2008, om haar overeenkomsten en organisatie in overeenstemming te brengen met het bepaalde in de herziene aanwijzing.

De Minister van Justitie,

E.M.H. Hirsch Ballin

Naar boven