Protocol wijze van behandeling van aangelegenheden van wederzijds belang en het verzamelen en verwerken van informatie ten behoeve daarvan

Protocol tussen het College bescherming persoonsgegevens (CBP) en de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) over de wijze van behandeling van aangelegenheden van wederzijds belang en het verzamelen en verwerken van informatie ten behoeve daarvan

Ondergetekenden,

gelet op de inwerkingtreding van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg);

Overwegende:

- dat het protocol tussen de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) en het College bescherming persoonsgegevens (CBP) over de wijze van behandeling van aangelegenheden van wederzijds belang en het verzamelen en verwerken van informatie ten behoeve daarvan (hierna: het protocol) voortkomt uit de gezamenlijke wens om overeenkomstig artikel 17 van de Wmg afspraken te maken over de wijze waarop wordt gehandeld in geval van samenloop in taken en bevoegdheden van de NZa en het CBP en daarover transparantie te betrachten;

- dat het protocol als doel heeft tot een verdeling te komen van het toezicht daar waar sprake is van een samenloop in taken en bevoegdheden, de eigenstandige toezichtbevoegdheden van beide toezichthouders hierbij onverlet latend;

- dat het protocol geen betrekking heeft op het toezicht van het CBP op de NZa;

- dat de uitgangspunten zijn het voorkomen van overlap van toezichtinspanningen en het tot een verantwoord minimum beperken van de belasting voor ondertoezichtgestelden;

- dat het, gegeven de wettelijke taakverdeling en met het oog op de doeltreffendheid en doelmatigheid van het toezicht en de besluitvorming daarover, nodig is te komen tot een nadere afstemming van de operationele samenwerking waaronder de uitwisseling van informatie en expertise;

- dat het CBP en de NZa gelet op artikel 17, tweede lid, van de Wmg afspraken dienen te maken over het stroomlijnen van de uitvraag van informatie bij derden;

- dat zowel de NZa als het CBP tot taak heeft toezicht te houden op de naleving van regels die bij of krachtens de Zorgverzekeringswet (Zvw) en de Wmg zien op de verwerking van persoonsgegevens;

- dat het CBP op basis van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) tot taak heeft toe te zien op de verwerking van persoonsgegevens overeenkomstig het bij of krachtens de wet bepaalde;

- dat het CBP ambtshalve of op verzoek van een belanghebbende een onderzoek kan instellen naar de wijze waarop ten aanzien van de verwerking van persoonsgegevens toepassing wordt gegeven aan het bepaalde bij of krachtens de wet;

- dat het CBP bevoegd is tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van de bij of krachtens de Wbp gestelde verplichtingen;

- dat de NZa op basis van de Wmg is belast met

• het zorgspecifiek markttoezicht op zorgaanbieders en ziektekostenverzekeraars, waaronder marktontwikkeling en het reguleren van tarieven en prestaties op het terrein van de gezondheidszorg,

• het toezicht op de rechtmatige uitvoering door zorgverzekeraars van hetgeen bij of krachtens de Zorgverzekeringswet is geregeld,

• het toezicht op de recht- en doelmatige uitvoering van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en

• het toezicht op de informatieverstrekking door of namens ziektekostenverzekeraars en zorgaanbieders aan consumenten en het toezicht op ziektekostenverzekeraars bij de uitvoering van de artikelen 41 tot en met 43 van de Wmg over verkoop op afstand;

- dat de bevoegdheden die de NZa heeft in het kader van de Wmg en de Zvw, waaronder het toezicht op en de handhaving van het bepaalde in artikel 87 van de Zvw, hoofdstuk 7 Regeling Zorgverzekering en de naleving van de Gedragscode Verwerking Persoonsgegevens Financiële Instellingen door zorgverzekeraars, en de bevoegdheden die het CBP heeft op grond van de Wbp, kunnen samenlopen;

zijn het volgende overeengekomen:

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1: definities

In dit protocol wordt verstaan onder:

a. CBP: College bescherming persoonsgegevens, genoemd in de Wet bescherming persoonsgegevens;

b. NZa: Nederlandse Zorgautoriteit, genoemd in de Wet marktordening gezondheidszorg;

c. toezichthouder: NZa dan wel CBP;

d. Wmg: Wet marktordening gezondheidszorg;

e. Wbp: Wet bescherming persoonsgegevens;

f. Zvw: Zorgverzekeringswet;

g. AWBZ: Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten;

h. addendum: Addendum Zorgverzekeraars; addendum bij de Gedragscode Verwerking Persoongegevens Financiële Instellingen;

i. zorgaanbieder: natuurlijke persoon of rechtspersoon die beroeps- of bedrijfsmatig zorg als bedoeld in artikel 1 sub b Wmg verleent;

j. zorgverzekeraar: een verzekeraar, voorzover deze zorgverzekeringen als bedoeld in de Zvw aanbiedt of uitvoert;

k. AWBZ-verzekeraar: een zorgverzekeraar die zich overeenkomstig artikel 33 AWBZ als zodanig heeft aangemeld voor de uitvoering van die wet;

l. ziektekostenverzekeraar: een zorgverzekeraar, een AWBZ-verzekeraar of een particuliere ziektekostenverzekeraar, zijnde een financiële onderneming die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van verzekeraar mag uitvoeren.

Hoofdstuk 2 Doorverwijzing

Artikel 2

Indien een (rechts-)persoon zich richt tot een toezichthouder en de betreffende toezichthouder tot wie de (rechts-)persoon zich heeft gericht niet bevoegd is om op te treden, dan zendt de betreffende toezichthouder de aanvraag, onder mededeling daarvan aan de aanvrager, conform artikel 2:3 van de Algemene wet bestuursrecht onverwijld door naar de andere toezichthouder, indien deze (mogelijk) bevoegd is.

Hoofdstuk 3 Bevoegdheden

Artikel 3: uitleg van begrippen en normen

1. Begrippen en normen afkomstig uit wet- en regelgeving over de verwerking van persoonsgegevens, worden door de toezichthouders op consistente wijze uitgelegd.

2. Bij verschil van inzicht omtrent de juiste uitleg van de begrippen en normen zoals bedoeld in het eerste lid, hanteert de NZa de uitleg die het CBP daaraan geeft.

Artikel 4: samenloop

In dit protocol wordt onder samenloop verstaan:

1. een situatie waarin toezichtsbevoegdheden van de ene toezichthouder samenvallen met toezichtsbevoegdheden van de andere toezichthouder;

2. een situatie waarin handhavingsbevoegdheden van de ene toezichthouder samenvallen met handhavingsbevoegdheden van de andere toezichthouder.

Artikel 5: taakverdeling

1. Voor klachten van burgers over de verwerking van persoonsgegevens is het CBP het eerste aanspreekpunt.

2. Indien een van beide toezichthouders bij de uitoefening van zijn taken een vermoedelijke overtreding constateert van normen op de naleving waarvan slechts de andere toezichthouder toeziet, neemt hij hierover zo spoedig mogelijk contact op met de andere toezichthouder, onder verstrekking van de informatie waaruit de vermoedelijke overtreding blijkt.

3. Indien een van beide toezichthouders bij de uitoefening van zijn taken een vermoedelijke overtreding constateert van normen op de naleving waarvan beide toezichthouders toezien, zodat sprake is van samenloop, stemmen de toezichthouders gezamenlijk af welke toezichthouder het meest geschikt is om op te treden tegen de vermoedelijke overtreding.

4. Indien de toezichthouder, die op grond van lid 3 is aangewezen om daadwerkelijk toezicht uit te oefenen, besluit niet op te treden, dan wel indien zodanig optreden niet op een redelijke termijn plaatsvindt, kan de andere toezichthouder besluiten in dit geval alsnog zelf op te treden.

Artikel 6: advies

Indien en voorzover sprake is van samenloop, en indien tevens sprake is van een niet eerder door een van beide toezichthouders behandelde vraag, kan de ene toezichthouder de andere toezichthouder verzoeken hem van advies te dienen.

Artikel 7: zelfstandig onderzoek doen door één van de toezichthouders

1. De toezichthouders informeren elkaar in het kader van de beleidscyclus tijdig en in ieder geval jaarlijks over voorgenomen onderzoeken waarbij sprake is van samenloop, zodat eventuele wensen van de andere toezichthouder kunnen worden meegenomen in het onderzoek.

2. De toezichthouders informeren elkaar indien mogelijk vooraf maar in ieder geval zo spoedig mogelijk over ad hoc onderzoeken waarbij sprake is van samenloop, zodat eventuele wensen van de andere toezichthouder kunnen worden meegenomen in het onderzoek.

3. De beslissing of de wensen van de andere toezichthouder worden meegenomen in een onderzoek, wordt genomen door de toezichthouder die de verantwoordelijkheid voor het betreffende onderzoek draagt.

4. Indien en voorzover sprake is van samenloop, kan de ene toezichthouder de andere toezichthouder verzoeken hem op basis van de eigen deskundigheid te assisteren bij het voorbereiden en/of uitvoeren van een onderzoek dat door hem zelfstandig wordt uitgevoerd.

Artikel 8: gezamenlijk onderzoek doen

1. De toezichthouders verrichten gezamenlijk onderzoek, indien beide toezichthouders dit wenselijk achten en dit mogelijk is.

2. Bij een gezamenlijk onderzoek wordt in beginsel een gezamenlijk rapport uitgebracht.

Artikel 9: handhaving

1. Handhavingsmaatregelen worden door iedere toezichthouder zelfstandig binnen zijn verantwoordelijkheidsgebied getroffen.

2. De toezichthouders wisselen ongevraagd en op verzoek informatie uit die relevant kan zijn voor de andere toezichthouder met het oog op het nemen van handhavingsmaatregelen.

3. De toezichthouders informeren elkaar in geval van samenloop voorafgaand aan het treffen van een maatregel over een dergelijke maatregel, tenzij dat door urgentie niet mogelijk is. In het laatste geval wordt de andere toezichthouder zo spoedig mogelijk na het treffen van de maatregel geïnformeerd.

Hoofdstuk 4 Uitwisseling van informatie

Artikel 10: geheimhouding

De toezichthouders wisselen onderling informatie uit met inachtneming van artikel 67 van de Wmg en artikel 2:5 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 11: onderling uitwisselen van informatie

1. Informatie over een zorgaanbieder dan wel ziektekostenverzekeraar die in verband met de uitvoering van de eigen wettelijke taken is verkregen, wordt op verzoek door de toezichthouders aan elkaar verstrekt, indien die informatie noodzakelijk is voor de goede uitoefening van taken van de toezichthouders.

2. De uitwisseling van informatie zal geschieden op grond van en rekeninghoudend met artikel 10 van dit protocol, de artikelen 17, 65 en 70 lid 2 van de Wmg en, voorzover er sprake is van het uitwisselen van persoonsgegevens, de Wbp. Daarbij zullen de waarborgen van de Wbp en aanverwante wetgeving in acht worden genomen.

3. De onderling verstrekte gegevens worden door de toezichthouders slechts verwerkt voor het doel waarvoor ze deze gegevens van elkaar hebben ontvangen.

4. De ondertoezichtgestelde organisaties worden vooraf op de hoogte gesteld van de uitwisseling van informatie, tenzij een onderzoek hierdoor zou kunnen worden gefrustreerd.

Artikel 12: afstemmen informatie-uitvraag bij derden

De toezichthouders stemmen hun informatiebehoefte af om de hoeveelheid verzoeken om informatie bij ondertoezichtgestelden te stroomlijnen. Zo dragen de toezichthouders er zorg voor dat de informatie bij zorgverzekeraars en zorgaanbieders voorzover mogelijk slechts één maal wordt opgevraagd.

Hoofdstuk 5 Onderling overleg en evaluatie en wijziging protocol

Artikel 13: bestuurlijk overleg en coördinatie onderlinge contacten

1. Jaarlijks, of zoveel vaker als nodig is, vindt bestuurlijk overleg plaats tussen de toezichthouders.

2. De toezichthouders wijzen ieder een contactpersoon aan voor de coördinatie van de contacten tussen beide organisaties.

Artikel 14: duur, evaluatie, wijziging en opzegging protocol

1. De toezichthouders bespreken jaarlijks tijdens een bestuurlijk overleg of de in dit protocol neergelegde afspraken worden nageleefd.

2. Dit protocol wordt voor onbepaalde duur aangegaan.

3. De toezichthouders evalueren de uitvoering en werking van dit protocol iedere vier jaar en zo nodig vaker.

4. Dit protocol kan in onderling overleg worden aangepast of aangevuld. Daarnaast zal dit protocol in overeenstemming worden gebracht met eventuele wijzigingen in wet- en regelgeving. De zakelijke inhoud van de wijziging wordt gepubliceerd in de Staatscourant.

5. Elke toezichthouder kan dit protocol te allen tijde, na overleg met de andere toezichthouder en met inachtneming van een opzegtermijn van twee maanden, opzeggen.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 15: onderlinge verrekening

Er vindt geen onderlinge verrekening plaats voor de bekostiging van de samenwerking tussen de toezichthouders op grond van dit protocol.

Artikel 16: hardheidsclausule

In gevallen waarin dit protocol niet voorziet, treden de toezichthouders in overleg en streven zij ernaar om te beslissen in overeenstemming.

Artikel 17: afdwingbaarheid

Dit protocol is niet afdwingbaar.

Artikel 18: publicatie

Dit protocol wordt zo spoedig mogelijk na de ondertekening geplaatst in de Staatscourant en op de websites van beide toezichthouders.

Artikel 19: inwerkingtreding

Dit protocol treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Aldus overeengekomen en in tweevoud ondertekend te Den Haag op 22 mei 2007.

Het College bescherming persoonsgegevens,
voor het College,
J. Kohnstamm, voorzitter.
De Raad van Bestuur van de Nederlandse Zorgautoriteit,
F.H.G. de Grave, voorzitter.

Toelichting

Algemeen

Dit protocol regelt op hoofdlijnen de relatie tussen het College bescherming persoonsgegevens (CBP) en de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). De basis hiervoor is artikel 17 van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg). Dit protocol heeft geen betrekking op het toezicht van het CBP op de NZa.

Op grond van de Wmg heeft de NZa onder meer de taak toezicht te houden op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 87 leden 5 en 6, 88 en 89 van de Zvw. Ook houdt de NZa toezicht op de naleving van de Wmg, waarbij de verwerking van persoonsgegevens aan de orde kan zijn. Het CBP heeft op basis van de Wet bescherming persoonsgegevens als taak om toe te zien op de verwerking van persoonsgegevens bij of krachtens de wet. Doel van samenwerking is een effectieve en efficiënte uitvoering van dit toezicht.

De NZa kan de bepalingen bij of krachtens de Zvw die zien op de bescherming van persoonsgegevens bestuursrechtelijk handhaven middels een last onder dwangsom en/of een bestuurlijke boete. Het CBP is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van de bij of krachtens de Wbp gestelde verplichtingen. Zowel de NZa als het CBP blijven te allen tijde bevoegd gebruik te maken van de eigen handhavingsinstrumenten. Doel van de samenwerking is elkaar die informatie te verschaffen die van belang kan zijn voor de handhavingsactiviteiten van de ander en in gevallen van wederzijds belang af te stemmen met het oog op een goede en efficiënte handhaving.

Uitgangspunten

Bij het protocol zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

- het voorkomen van overlap van inspanningen bij het toezicht door CBP en NZa;

- het beperken van de administratieve belasting voor ondertoezichtgestelden tot een verantwoord minimum;

- het voorkomen dat het CBP en de NZa informatie vragen aan ondertoezichtgestelden die een van beide al heeft en bruikbaar is voor de ander;

-het coördineren van het toezicht door afstemming van de aanpak bij het toezicht en in individuele situaties.

Toelichting op artikelen

Artikel 1

De definities van zorgaanbieder, zorgverzekeraar, AWBZ-verzekeraar en ziektekostenverzekeraar komen rechtstreeks uit de Wmg. Zij zijn van belang voor onder meer de reikwijdte van de NZa-taken en haar verantwoordelijkheden voor het toezicht op de verschillende doelgroepen. Vooralsnog is het toezicht van de NZa op de bescherming van de persoonsgegevens en in het bijzonder de naleving van het Addendum Zorgverzekeraars, addendum bij de Gedragscode Verwerking Persoonsgegevens Financiële Instellingen (verder: addendum) beperkt tot de Zvw en de Wmg.

Artikel 2

In artikel 2 is uitdrukkelijk vastgelegd dat het CBP en de NZa een aanvraag die bij de verkeerde toezichthouder is ingediend per direct zullen doorzenden naar de andere toezichthouder indien die andere toezichthouder bevoegd is. Deze verplichting vloeit voor alle bestuursorganen reeds voort uit de Algemene wet bestuursrecht (artikel 2:3 Awb).

Artikel 3

In dit artikel is vastgelegd dat de NZa en het CBP dezelfde interpretatie zullen hanteren bij de uitleg van begrippen en normen over de verwerking van persoonsgegevens. Het zou immers niet wenselijk zijn als de NZa en het CBP over dezelfde begrippen een andere uitleg zouden hanteren. In het tweede lid van dit artikel is daarom verder geregeld dat in het geval bij de NZa en het CBP verschil van inzicht bestaat over de uitleg van normen of begrippen, de NZa de interpretatie van het CBP zal volgen. Op deze manier kan er geen discussie ontstaan over het feit wie uiteindelijk oordeelt over de uitleg van normen en begrippen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens.

Aangezien de rol van de NZa met name is gericht op handhaving van het addendum en het bijbehorende protocol materiële controle, gaat het in het bijzonder om een consistente uitleg van de begrippen en normen die in deze stukken worden gehanteerd.

Artikel 4

Over de toezichts- en handhavingsbevoegdheden is in artikel 4 weergegeven dat in geval de bevoegdheden van de NZa en het CBP elkaar overlappen, deze overlap wordt aangeduid met samenloop.

Samenloop treedt op bij de bevoegdheid van enerzijds de NZa om toe te zien op de naleving van met name artikel 87, vijfde en zesde lid van de Zvw en de Ministeriële regeling ex artikel 87 zesde lid van de Zvw en de Gedragscode Verwerking Persoonsgegevens Financiële Instellingen (waar het addendum en protocol materiële controle deel van uitmaken) en enkele bepalingen bij en krachtens de Wmg die betrekking hebben op de verwerking van persoonsgegevens, en anderzijds het CBP om bij of krachtens de Wbp toe te zien op de naleving van de verwerking van persoonsgegevens overeenkomstig wet- en regelgeving.

Eveneens kan er sprake zijn van samenloop over de handhavingsbevoegdheden van de NZa en het CBP. De NZa kan op grond van de Wmg in geval van het niet naleven van voornoemde voorschriften over de verwerking van persoonsgegevens een last onder dwangsom of een bestuurlijke boete opleggen. Het CBP is bevoegd tot het toepassen van bestuursdwang en het opleggen van een dwangsom ter handhaving van de bij of krachtens de Wbp gestelde verplichtingen. De samenloop zit bijvoorbeeld in het geval waarin sprake is van een overtreding van de geheimhoudingsbepalingen uit de Zvw (artikel 87). Aangezien in dat geval tevens sprake is van een overtreding van artikel 9 lid 4 van de Wbp, kan ook het CBP hierop handhaven.

Artikel 5

In dit artikel is de taakverdeling tussen de NZa en het CBP beschreven.

In het eerste lid van artikel 5 is, inzake de transparantie voor burgers, bepaald dat het CBP als eerste aanspreekpunt geldt voor klachten van burgers over de verwerking van persoonsgegevens. Mocht een burger in tweede instantie alsnog bij de NZa aankloppen, dan zal het feit dat het CBP de zaak al heeft behandeld worden meegenomen in de opportuniteitsweging door de NZa, wat in de meeste gevallen waarschijnlijk zal leiden tot de uitkomst dat de NZa de zaak niet gaat behandelen.

In het tweede lid is bepaald dat in het geval de NZa dan wel het CBP een (vermoedelijke) overtreding constateert, ten aanzien waarvan slechts de andere toezichthouder bevoegd is, de andere toezichthouder zo spoedig mogelijk zal worden geïnformeerd. Indien de overtreding een geval betreft waarop de andere toezichthouder alleen bevoegd is, is die andere toezichthouder de aangewezen partij om te beslissen of deze actie zal ondernemen.

Het derde lid handelt over samenloop als bedoeld in artikel 4. Daarvan is sprake indien een van beide toezichthouders bij de uitoefening van zijn taken een vermoedelijke overtreding constateert van normen op de naleving waarvan beide toezichthouders toezien. In dat geval zullen de toezichthouders gezamenlijk afstemmen welke toezichthouder het meest geschikt is om op te treden tegen de (vermoedelijke) overtreding dan wel besluiten om gezamenlijk op te treden tegen de (vermoedelijke) overtreding (zie ook artikel 8). Deze werkwijze zal bij de eerstkomende evaluatie aan de orde komen en zo nodig worden herzien.

In bovenstaande gevallen behouden beide toezichthouders hun discretionaire bevoegdheid, inhoudende dat zij het recht hebben om, ook al zijn zij bevoegd, niet op te treden indien zij dit niet opportuun achten. In lid 4 is dan ook bepaald dat, indien sprake is van samenloop, de andere toezichthouder in zo’n geval het recht behoudt alsnog op te treden.

Bij het uitwisselen van informatie dient uiteraard te worden voldaan aan het bepaalde in de artikelen 10 en 11 van het protocol.

Artikel 6

Beide toezichthouders beschikken (vooralsnog) over specifieke deskundigheid. De deskundigheid van de NZa ligt met name bij kennis van de zorgmarkten en de deskundigheid van het CBP ligt op het terrein van de privacybescherming. Er moet voor worden gewaakt dat de open normen uit de wet- en regelgeving door beide toezichthouders op gelijke wijze worden ingevuld. Daarom is in dit artikel bepaald dat de toezichthouders elkaar in specifieke gevallen kunnen verzoeken om advies. Die mogelijkheid bestaat indien sprake is van samenloop, en indien tevens sprake is van een vraag die door geen van beide toezichthouders eerder is behandeld. Het kan gaan om de uitleg van begrippen of normen, maar bijvoorbeeld ook over de situatie waarin overleg gewenst is over de aanpak van een bepaald probleem of over het antwoord op een nieuwe rechtsvraag.

De beantwoording van dergelijke verzoeken om advies vindt plaats binnen een redelijke termijn. In geval er sprake is van een spoedeisend verzoek zal zo spoedig mogelijk door de andere toezichthouder aan het verzoek worden tegemoetgekomen. Beide toezichthouders streven ernaar zoveel mogelijk te vermijden dat de andere toezichthouder met onverwachte spoedverzoeken wordt overrompeld.

Artikel 7

Artikel 7 heeft betrekking op onderzoeken die door één van de toezichthouders zelfstandig worden uitgevoerd.

Onder meer ter voorkoming van dubbele onderzoeken bij de ondertoezichtgestelde(n) die leiden tot onnodige toezichtsdruk, dan wel onderzoeken die interfereren, is bepaald dat de NZa en het CBP elkaar zullen informeren over de jaarlijkse beleidscyclus en de ad hoc onderzoeken. Met de ’beleidscyclus’ wordt bedoeld het jaarlijks terugkerende proces dat bestaat uit het opstellen en uitvoeren van een jaarplan, waarin onder meer het voornemen wordt uitgesproken in het komend jaar bepaalde onderzoeken uit te voeren.

De ad hoc onderzoeken maken geen deel uit van de beleidscyclus en kunnen het gevolg zijn van signalen, nieuwe ontwikkelingen, verzoeken van het ministerie van VWS, enzovoort. Indien de NZa er bijvoorbeeld voor kiest om zelfstandig een onderzoek te starten bij de zorgverzekeraars omtrent de naleving van het addendum, zal zij het CBP daarover informeren. Het al dan niet naleven van het addendum is immers ook voor de uitvoering van de wettelijke taken door het CBP van belang. Dit geldt uiteraard vice versa.

Indien de toezichthouders tijdig op de hoogte zijn van onderzoeken van elkaar kan de ene toezichthouder eventuele wensen kenbaar maken over het onderzoek dat zelfstandig door de andere toezichthouder wordt uitgevoerd. Ook kan naar aanleiding hiervan worden besloten het onderzoek gezamenlijk op te pakken; zie artikel 8.

In lid 3 is bepaald dat de beslissing of de wensen van de andere toezichthouder worden meegenomen in een onderzoek, wordt genomen door de toezichthouder die de verantwoordelijkheid voor het betreffende onderzoek draagt. Dit om te voorkomen dat de zelfstandige onderzoeksmogelijkheid wordt vertraagd of gefrustreerd en om duidelijk te maken dat de uiteindelijke verantwoordelijkheid voor het onderzoek bij de betreffende toezichthouder berust.

Bij een onderzoek dat door een van de toezichthouders zelfstandig wordt uitgevoerd kan deze toezichthouder de andere toezichthouder verzoeken hem te assisteren bij het voorbereiden en/of uitvoeren van het onderzoek, indien en voor zover sprake is van samenloop. Assisteren is niet hetzelfde als gezamenlijk uitvoeren. Onder assisteren wordt verstaan dat op onderdelen een specifieke afgebakende bijdrage wordt geleverd, gebaseerd op de specifieke eigen kennis. De verantwoordelijkheid voor het onderzoek blijft volledig berusten bij de toezichthouder die het onderzoek zelfstandig uitvoert. De andere toezichthouder kan bijvoorbeeld assisteren bij het opstellen van vragenlijsten.

Artikel 8

De toezichthouders kunnen er ook samen voor kiezen gezamenlijk onderzoek te doen. Door het informeren van elkaar overeenkomstig artikel 7 kan de ene toezichthouder bijvoorbeeld tijdig aangeven te willen participeren in het onderzoek dat gepland staat bij de andere toezichthouder, of waarmee de andere toezichthouder net een aanvang heeft gemaakt. Gezamenlijk onderzoek doen kan de doelmatigheid en doeltreffendheid van het toezicht vergroten en de toezichtsdruk verminderen. Voordeel van een gezamenlijk onderzoek kan voorts zijn dat op die manier gemakkelijk gebruik kan worden gemaakt van de specifieke kennis van zowel de NZa als het CBP.

Een gezamenlijk onderzoek zal in beginsel leiden tot een gezamenlijk rapport. Gezien de verschillende accenten die het CBP en de NZa vermoedelijk aanbrengen in hun toezicht op het gezamenlijke aandachtsgebied, bestaat de mogelijkheid om bijvoorbeeld afzonderlijke deelrapporten uit te brengen, die wel alle onderdeel uitmaken van hetzelfde gezamenlijke rapport.

Het CBP is op grond van artikel 60 lid 2 Wbp verplicht de voorlopige bevindingen in een onderzoek ter kennis te brengen van de minister die het aangaat, indien deze voorlopige bevindingen verband houden met enige wet.

Artikel 9

Op grond van artikel 83, eerste lid en artikel 89 van de Wmg heeft de NZa de bevoegdheid om de overtreding van het bepaalde bij of krachtens artikel 87, vijfde en zesde lid Zvw bestuursrechtelijk te handhaven, middels een last onder dwangsom dan wel een boete. Op grond van artikel 65 van de Wbp heeft het CBP de bevoegdheid om bij overtreding van de bij of krachtens de Wbp gestelde verplichtingen met bestuursdwang op te treden. Op grond van de Algemene wet bestuursrecht kan het CBP tevens een last onder dwangsom opleggen.

Artikel 9 stelt voorop dat het protocol niet afdoet aan de eigen wettelijke handhavingstaken van de NZa respectievelijk het CBP.

De toezichthouders zullen voorts met het oog op genoemde handhavingstaken elkaar gevraagd en ongevraagd informatie verstrekken die voor de andere toezichthouder relevant kan zijn.

Indien de NZa dan wel het CBP daadwerkelijk wil overgaan tot het nemen van een handhavingsmaatregel, zal in geval van samenloop voorafgaand aan het handhavingsbesluit met de andere toezichthouder worden overlegd. Dit betekent dat als het CBP besluit om in een samenloopsituatie een last onder dwangsom op te leggen, voorafgaand aan het opleggen van de last met de NZa zal worden overlegd en vice versa. Indien het vanwege een spoedeisend belang niet mogelijk is om vooraf met de andere toezichthouder te overleggen over de voorgenomen maatregel, is een overleg niet noodzakelijk. Wel zal de andere toezichthouder in dit soort gevallen zo spoedig mogelijk na het treffen van de maatregel worden geïnformeerd over de betreffende maatregel.

Artikel 10

Bij de onderlinge uitwisseling van informatie gelden de regels omtrent geheimhouding uit artikel 2:5 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 67 van de Wmg. De gegevens en inlichtingen worden door de NZa conform artikel 67 van de Wmg slechts verstrekt mits de geheimhouding in voldoende mate is gewaarborgd én voldoende is gewaarborgd dat de gegevens en inlichtingen niet zullen worden gebruikt voor een ander doel dan waarvoor ze zijn verstrekt.

Artikel 11

Artikel 11 heeft betrekking op het onderling uitwisselen van informatie.

De basis voor het uitwisselen van gegevens tussen de NZa en het CBP volgt uit de Wmg. Ter voorkoming van misverstanden is hierbij onder meer uitdrukkelijk een verwijzing naar artikel 65 Wmg opgenomen, zodat onomstotelijk vast staat dat bij de uitwisseling van persoonsgegevens tussen de NZa en het CBP de ministeriële regeling op basis van artikel 65 Wmg in acht moet worden genomen.

In het tweede lid is over de uitwisseling van informatie aangegeven dat naast genoemde bepalingen van de Wmg ook rekening moet worden gehouden met de Wbp en aanverwante wetgeving. Op grond van artikel 70 lid 2 van de Wmg verstrekt de NZa desgevraagd aan het CBP de gegevens en inlichtingen die van belang kunnen zijn voor de uitoefening van hun wettelijke taken.

In lid 3 is geregeld dat de informatie door de ontvangende toezichthouder slechts wordt gebruikt voor het doel waarvoor deze informatie door de andere toezichthouder aan hem is verstrekt.

Op grond van lid 4 zullen de ondertoezichtgestelde(n) op de hoogte worden gesteld van de informatie-uitwisseling tussen de NZa en het CBP, tenzij het verstrekken van deze informatie aan de ondertoezichtgestelde(n) het onderzoek zou kunnen frustreren. De toezichthouder die het verzoek om informatie-uitwisseling heeft gedaan aan de andere toezichthouder draagt er zorg voor dat de ondertoezichtgestelde(n) wordt geïnformeerd.

Indien een van beide toezichthouders van mening is dat de verstrekking van deze informatie aan de ondertoezichtgestelde(n) het onderzoek zou kunnen frustreren, wordt dat gemeld aan de andere toezichthouder.

Artikel 12

Om te waarborgen dat gegevens voorzover mogelijk slechts één maal worden opgevraagd, zullen de NZa en het CBP hun informatieverzoeken op elkaar afstemmen. Zie in dit verband artikel 17 lid 2 van de Wmg.

Artikelen 13 en 14 (hoofdstuk 5)

Deze artikelen betreffen een aantal organisatorische bepalingen.

Zo wordt in artikel 13 geregeld dat in beginsel één keer per jaar bestuurlijk overleg zal plaatsvinden tussen de NZa en het CBP. Dit artikel geeft de mogelijkheid om, indien nodig, vaker te overleggen. Waarschijnlijk zal hiervan vooral in de beginperiode na het sluiten van het convenant gebruik worden gemaakt. In lid 2 wordt geregeld dat de NZa en het CBP ieder een contactpersoon aanwijzen die zorgt voor de coördinatie van de uitvoering van dit protocol.

Voorts is geregeld dat jaarlijks bij een bestuurlijk overleg zal worden besproken of het protocol wordt nageleefd (artikel 14 eerste lid). Ten minste eens in de vier jaar wordt het protocol geëvalueerd. Uit die evaluatie zal blijken of er noodzaak bestaat om het protocol aan te passen (artikel 14, derde lid).

Artikelen 15 tot en met 19 (hoofdstuk 6)

In de slotbepalingen is een hardheidsclausule opgenomen die uitsluitsel moet bieden voor die gevallen waarin het protocol niet voorziet. Tevens is het uitsluiten van onderlinge verrekening, de publicatie en de inwerkingtreding van het protocol geregeld. In artikel 17 is bepaald dat de naleving van dit protocol niet (rechtens of anderszins) afdwingbaar is.

Naar boven