Wijziging Regeling op de consulaire tarieven

Regeling van de Minister van Buitenlandse Zaken van 29 mei 2007, nr. DJZ/BR/0201-2007, tot wijziging van de Regeling op de consulaire tarieven met het oog op aanpassing van enkele tarieven voor het behandelen van een mvv-aanvraag

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Gelet op artikel 1, tweede en derde lid, van het Rijksbesluit op de consulaire tarieven;

Besluit:

Artikel I

De Regeling op de consulaire tarieven1 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, onderdeel s, onder 6°, wordt ‘– in overige gevallen: € 331’ vervangen door:

– met het oog op het doorbrengen van verlof in Nederland door werknemers op een mijnbouwinstallatie op het continentaal plat: € 60,

– in overige gevallen: € 331.

B

In artikel 3a, eerste lid, wordt ‘genoemd in artikel 1, onderdeel s’ vervangen door: genoemd in artikel 1, onderdeel s, onder 1° tot en met onder 5°.

C

Aan artikel 3a, vijfde lid, worden twee nieuwe onderdelen toegevoegd, luidende:

e. met het oog op gezinshereniging van een minderjarig biologisch of juridisch kind met een slachtoffer-aangever of een getuige-aangever van mensenhandel; of

f. met het oog op gebruikmaking van de terugkeeroptie naar Nederland op grond van artikel 8 van de Remigratiewet2 .

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juni 2007.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Buitenlandse Zaken, M.J.M. Verhagen.

Toelichting

Artikelsgewijs

A

Op grond van de Schengen-Uitvoeringsovereenkomst en de Gemeenschappelijke Visuminstructies mag de totale duur van het verblijf in het Schengengebied op basis van een visum voor kort verblijf maximaal drie maanden (90 dagen) per periode van zes maanden bedragen. In de praktijk van de offshore – werkzaam volgens het systeem ‘veertien dagen op en veertien dagen af’ – zijn situaties ontstaan waarin bijvoorbeeld wegens ziekte de geldigheidsduur van het visum is overschreden. Bij een overschrijding van de geldigheidsduur van het visum, dient men in beginsel het Schengengebied te verlaten.

Een recente wijziging van het Vreemdelingenbesluit 20001 brengt mee dat deze werknemers sneller in aanmerking kunnen komen voor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd regulier voor het doorbrengen van verlof in Nederland. De vreemdeling dient voorafgaande aan de aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) aan te vragen.

Op grond van het feit dat de aanvragen tot het verlenen van de mvv en de verblijfsvergunning in de plaats komen van twee aanvragen tot het verlenen van een visum kort verblijf bestaat aanleiding om de hoogte van de leges voor de afdoening van de aanvraag tot het verlenen van de mvv te bepalen op € 60. Dit bedrag komt overeen met het bedrag dat in Schengenverband laatstelijk is vastgesteld met betrekking tot de afdoening van aanvragen tot het verlenen van het zogenoemde C-visum.

B

In dit onderdeel wordt een omissie hersteld. Het niet verschuldigd zijn van leges geldt slechts voor visa voor kort verblijf en niet voor het aanvragen van een mvv.

C

Onderdeel e

Op grond van artikel 3.48 van het Vreemdelingenbesluit 2000 komen slachtoffer-aangevers of getuige-aangevers van mensenhandel onder bepaalde voorwaarden in aanmerking voor een verblijfsvergunning. Gezien de situatie van betrokkenen en het feit dat het in het belang van de Nederlandse Staat wordt geacht dat zij in Nederland verblijven ten behoeve van de opsporing en vervolging, zijn zij vrijgesteld van het betalen van leges voor een verblijfsvergunning (Voorschrift Vreemdelingen artikel 3.34b2 ).

In geval van gezinshereniging met het slachtoffer-/of een getuige-aangever van mensenhandel zijn diens minderjarige biologische of juridische kinderen eveneens vrijgesteld van het betalen van leges voor de aanvraag van een verblijfsvergunning. Omdat deze kinderen veelal uit mvv-plichtige landen komen zijn zij ook vrijgesteld van het betalen van leges voor de mvv-aanvraag.

Onderdeel f

Geremigreerde personen kunnen op grond van artikel 8 van de Remigratiewet binnen één jaar na vestiging in het land van herkomst, naar Nederland terugkeren. Deze personen behoeven voor de aanvraag van een verblijfsvergunning niet te beschikken over een mvv. Omdat deze personen vaak een visumplichtige nationaliteit hebben, dienen zij in dat geval in het bezit van een visum te zijn om Nederland in te kunnen reizen.

Indien de persoon zich meldt bij een ambassade voor terugkeer naar Nederland zal eerst vastgesteld moeten worden of die persoon aan de voorwaarden voldoet om op grond van de Remigratiewet naar Nederland terug te keren. Door indiening van een mvv-aanvraag is de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) in staat om, op het moment dat de vreemdeling zich nog in het land van herkomst bevindt, te controleren of betrokkene voldoet aan deze voorwaarden. Hierdoor wordt voorkomen dat na aankomst van de vreemdeling in Nederland blijkt dat deze toch mvv-plichtig is. Omdat de keuze voor deze procedure niet dient te leiden tot (financieel) nadeel voor de vreemdeling zijn, mits de vreemdeling aan de voorwaarden van de Remigratiewet voldoet, geen leges verschuldigd voor het indienen van de mvv-aanvraag.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

M.J.M. Verhagen

  • 1

    Stcrt. 2003, 245; (laatstelijk) gewijzigd bij ministeriële regeling van 29 januari 2007 (Stcrt. 26).

  • 2

    Stb. 2000, 129.

Naar boven