Regeling schriftelijke kennisgeving aanleg kabels

Regeling van de Minister van Economische Zaken van 12 december 2006, nr. WJZ 6107378, houdende regels inzake de schriftelijke kennisgeving bij de uitvoering van werkzaamheden aan kabels (Regeling schriftelijke kennisgeving aanleg kabels)

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op artikel 5.3, zesde lid, van de Telecommunicatiewet;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder wet: de Telecommunicatiewet.

Artikel 2

De schriftelijke kennisgeving, bedoeld in artikel 5.3, eerste en tweede lid, van de wet bevat in elk geval de volgende informatie:

a. naam en adres van de aanbieder van het openbare elektronische communicatienetwerk;

b. de rechtsgrond van de gedoogplicht;

c. het doel van de kennisgeving;

d. de voorgenomen plaats van de uit te voeren werkzaamheden;

e. het voorgenomen tijdstip van de uit te voeren werkzaamheden;

f. de voorgenomen werkwijze van de uit te voeren werkzaamheden;

g. een omschrijving van de kabels en werken waarop de werkzaamheden betrekking hebben;

h. een omschrijving van de procedure, bedoeld in artikel 5.3, tweede, derde en vierde lid, van de wet;

i. vermelding van de termijnen, bedoeld in artikel 5.3, derde en vierde lid;

j. vermelding van de schorsende werking van het verzoek, bedoeld in artikel 5.3, vijfde lid;

k. vermelding of de kennisgeving de eerste dan wel de tweede kennisgeving betreft.

Artikel 3

De schriftelijke kennisgeving wordt door middel van een aangetekende brief met ontvangstbevestiging verstuurd.

Artikel 4

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 februari 2007.

Artikel 5

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling schriftelijke kennisgeving aanleg kabels.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 12 december 2006.
De Minister van Economische Zaken, J.G. Wijn.

Toelichting

I

Algemeen

Met deze regeling wordt uitvoering gegeven aan artikel 5.3, zesde lid, van de Telecommunicatiewet (hierna: de wet). In deze bepaling is aangegeven dat nadere regels gesteld kunnen worden met betrekking tot de schriftelijke kennisgeving die op grond van artikel 5.3 van de wet een vereiste is voordat een aanbieder van een openbaar elektronisch communicatienetwerk over kan gaan tot de uitvoering van werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding of opruiming van kabels.

Op grond van artikel 5.2 van de wet bestaat er een gedoogplicht voor grondeigenaren en andere rechthebbenden ten aanzien van grond om de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels ten dienste van een openbaar elektronisch communicatienetwerk toe te staan. Deze gedoogplicht geldt ingevolge de artikelen 5.15 en 5.16 van de wet ook voor de aanleg van ondergrondse ondersteuningswerken en beschermingswerken, waarin nog geen fysieke geleidingsdraad is aangelegd, en tevens voor door de minister aangewezen niet-openbare elektronische communicatienetwerken die geheel of hoofdzakelijk gebruikt worden voor vitale overheidstaken.

Zoals hierboven aangegeven dient een aanbieder van genoemde netwerken, voordat deze over kan gaan tot de werkzaamheden op grond van artikel 5.3, eerste lid, van de wet, de gedoogplichtige schriftelijk in kennis te stellen van de voorgenomen werkzaamheden. Het doel van deze kennisgeving is om tot overeenstemming te komen met de gedoogplichtige over de plaats, het tijdstip en de wijze van uitvoering van de voorgenomen werkzaamheden.

Indien na verloop van vier weken na verzending van de eerste kennisgeving van geen overeenstemming is gebleken, dient de aanbieder een tweede kennisgeving te versturen. In deze kennisgeving geeft de aanbieder aan op welke plaats, wanneer en op welke wijze hij de werkzaamheden wenst uit te voeren. Het tijdstip van de uit te voeren werkzaamheden kan op grond van artikel 5.3, tweede lid, van de wet niet eerder gelegen zijn dan drie weken na verzending van de tweede kennisgeving. Deze termijn is gesteld vanwege het feit dat, wanneer de gedoogplichtige zich niet kan vinden in het voorstel van de aanbieder, de gedoogplichtige een verzoek om een beschikking van het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (hierna: het college) kan indienen binnen twee weken na ontvangst van de kennisgeving. Het college zal dan binnen acht weken na indiening van het verzoek een beschikking geven over de plaats, het tijdstip en de wijze van uitvoering van de voorgenomen werkzaamheden. Zodra de gedoogplichtige het college om een beschikking heeft verzocht, wordt het recht op de uitvoering van de werkzaamheden geschorst tot het college een besluit heeft genomen.

Aangezien de gedoogplicht een beperking van het eigendomsrecht inhoudt, is het van groot belang dat de gedoogplichtige in voldoende mate op de hoogte is van zijn rechten als gedoogplichtige. Om deze reden stelt deze regeling nadere eisen aan de inhoud en de wijze van verzending van de schriftelijke kennisgeving.

Administratieve lasten

De artikelen 2 en 3 bevatten regels over de schriftelijke kennisgeving. Deze regels hebben betrekking op de informatie die een aanbieder van een openbaar elektronisch communicatienetwerk, die het voornemen heeft werkzaamheden uit te voeren in verband met de aanleg, instandhouding of opruiming van kabels, aan de gedoogplichtige (de rechthebbende op of de beheerder van openbare gronden) moet verstrekken. Deze verplichting vloeit voort uit artikel 5.3, eerste en tweede lid, van de Telecommunicatiewet. In de memorie van toelichting bij het voorstel van wet (Kamerstukken II, 29 834, nr. 3, p. 20) is een schatting gegeven van de administratieve lasten van deze verplichtingen. Deze zijn voor de eerste schriftelijke kennisgeving (verplichting die voortvloeit uit artikel 5.3, eerste lid) berekend op € 665.750 en voor een eventuele tweede schriftelijke kennisgeving op € 13.158 (verplichting die voortvloeit uit artikel 5.3, tweede lid). Hiermee zijn de administratieve lasten op wetsniveau reeds voldoende inzichtelijk gemaakt.

De regeling heeft geen gevolgen voor de overige nalevingskosten en voor de administratieve lasten voor de burger. Gezien het feit dat over de administratieve lasten reeds advies is ingewonnen van Actal op het niveau van het wetsvoorstel, is de regeling niet voor advies aan Actal aangeboden.

II

Artikelsgewijs

Artikel 2

Dit artikel regelt welke informatie een aanbieder in elk geval dient op te nemen in de kennisgeving die hij aan de gedoogplichtige verstuurt.

Onder het vermelden van de rechtsgrond van de gedoogplicht wordt verstaan dat de aanbieder (gemotiveerd) verwijst naar de geldende regelgeving op grond waarvan de gedoogplicht is voorgeschreven. De artikelen 5.2, 5.15 en 5.16 van de wet zijn hierbij van belang.

De aanbieder dient de gedoogplichtige erop te wijzen dat het doel van de kennisgeving is om tot overeenstemming te komen over de plaats, het tijdstip en de wijze van uitvoering van de werkzaamheden. Ter verduidelijking zij opgemerkt dat het hierbij niet gaat om het vragen van toestemming om gebruik te mogen maken van de grond, dit toestemmingsvereiste is overbodig vanwege de wettelijke gedoogplicht. De aanbieder dient voorts informatie te verschaffen over de plaats waar hij de kabel wenst aan te leggen – hierbij kan ook gedacht worden aan gegevens met betrekking tot de tracélengte –, over de aard en de hoeveelheid van de kabels en bijbehorende werken, over de datum en het tijdstip en de wijze waarop hij de werkzaamheden wenst uit te voeren. Bij dit laatste kan gedacht worden aan te treffen veiligheidsmaatregelen of de wijze waarop de geul weer dichtgemaakt zal worden.

Wat betreft de te volgen procedure ex artikel 5.3 dient de aanbieder deze in de kennisgeving te beschrijven. Hierbij is het van belang dat de aanbieder de gedoogplichtige op de hoogte stelt van de termijnen, de mogelijkheid om het college om een beschikking te vragen en de schorsende werking van een dergelijk verzoek.

Artikel 3

Vanwege het feit dat de gedoogplicht een beperking van het eigendomsrecht inhoudt, is het van groot belang dat de schriftelijke kennisgeving van de aanbieder de gedoogplichtige aantoonbaar bereikt.

Artikel 4

Deze regeling treedt gelijktijdig in werking met de wet tot wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met een herziening van het nationale beleid ten aanzien van de aanleg van kabels ten dienste van openbare elektronische communicatienetwerken.

De Minister van Economische Zaken,

J.G. Wijn

Naar boven