Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2006, 96 pagina 17 | Overig |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2006, 96 pagina 17 | Overig |
Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 4 mei 2006, nr. BVE/Stelsel-2006/12277, houdende regels voor de verstrekking van subsidie ter uitvoering van ‘Van A tot Z betrokken. Aanvalsplan Laaggeletterdheid 2006–2010’ (Subsidieregeling Aanvalsplan Laaggeletterdheid 2006–2010)
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Gelet op artikel 4 van de Wet overige OCenW-subsidies;
Besluit:
In deze regeling wordt verstaan onder:
a. minister: de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
b. Awb: de Algemene wet bestuursrecht,
c. laaggeletterdheid: de beperking die mensen ondervinden in hun persoonlijk en maatschappelijk functioneren doordat hun vaardigheden op het gebied van lezen, rekenen en schrijven liggen onder het eindniveau van het basisonderwijs, bedoeld in artikel 2 van de Wet op het primair onderwijs,
d. Aanvalsplan: ‘Van A tot Z betrokken. Aanvalsplan Laaggeletterdheid 2006–2010’, bij brief van 25 november 2005 aangeboden aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal,
e. CINOP: de stichting Centrum voor Innovatie van Opleidingen, gevestigd te ’s-Hertogenbosch,
f. ETV: de Stichting Expertisecentrum ETV.nl, gevestigd te Rotterdam,
g. Stichting Lezen & Schrijven: de Stichting Lezen & Schrijven, gevestigd te Den Haag,
h. subsidieaanvragers: CINOP, ETV en de Stichting Lezen & Schrijven,
i. programmaraad: de programmaraad, bedoeld in artikel 6.
1. De minister kan in de periode 2006 tot en met 2010 per boekjaar subsidie verstrekken aan de subsidieaanvragers voor activiteiten die naar het oordeel van de minister bijdragen aan het uitvoeren van het Aanvalsplan.
2. CINOP kan op grond van deze regeling subsidie aanvragen voor onder meer de volgende activiteiten:
a. activiteiten voortvloeiend uit het Aanvalsplan die gericht zijn op onderwijsinstellingen,
b. coördinatie van de uitvoering van het Aanvalsplan,
c. in het kader van de activiteiten onder a en b, het ondersteunen van gemeenten en provincies bij het tot stand brengen van lokale en regionale actieplannen gericht op het bestrijden van laaggeletterdheid.
3. ETV kan op grond van deze regeling subsidie aanvragen voor activiteiten gericht op uitvoering van het project ‘Lees en Schrijf Vandaag’, genoemd in het Aanvalsplan, onder meer door:
a. het realiseren van een serie televisie-uitzendingen op de lokale televisie,
b. het ontwikkelen en verspreiden van een cursusboek ter ondersteuning van de televisieserie, bedoeld onder a,
c. het verzorgen van voorlichting op lokale televisie met als doel de bewustwording van laaggeletterden te bevorderen.
4. De Stichting Lezen & Schrijven kan op grond van deze regeling subsidie aanvragen voor onder meer de volgende activiteiten:
a. activiteiten voortvloeiend uit het Aanvalsplan die zijn gericht op het bedrijfsleven,
b. communicatie ten aanzien van het Aanvalsplan,
c. in het kader van de activiteiten onder a en b, het ondersteunen van gemeenten en provincies bij het tot stand brengen van lokale en regionale actieplannen gericht op het bestrijden van laaggeletterdheid.
5. Subsidie wordt verstrekt voor de werkelijke kosten van de gesubsidieerde activiteiten.
1. Het subsidieplafond is € 4.000.000,– per jaar.
2. Indien de resultaten van de evaluatie, bedoeld in artikel 13, daartoe aanleiding geven, kan de minister het subsidieplafond, bedoeld in het eerste lid, wijzigen. De minister maakt het gewijzigde subsidieplafond bekend in de Staatscourant.
1. Subsidie wordt, met inachtneming van het derde lid, op aanvraag telkens voor een boekjaar verleend.
2. De subsidieaanvraag voor de jaren 2007 tot en met 2010 wordt ingediend voor 1 december van het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd.
De subsidieaanvraag voor het jaar 2006 wordt ingediend voor 1 juni 2006.
3. De subsidieaanvraag van ETV gaat vergezeld van een businessplan. De subsidieverlening vindt plaats na goedkeuring door de minister van het businessplan.
4. In het businessplan toont ETV het maatschappelijk draagvlak aan voor het project, bedoeld in artikel 2, derde lid, door substantiële bijdragen door derden. Het businessplan omvat tevens:
a. een beschrijving van het project;
b. een begroting;
c. de hoogte van de egalisatiereserve;
d. een beschrijving van de veronderstelde effecten van het project.
De minister beslist, op basis van een advies van de programmaraad, binnen dertien weken na de uiterste datum van indiening van de aanvragen.
1. Er is een programmaraad. De programmaraad bestaat uit een vertegenwoordiger van de minister, een vertegenwoordiger van CINOP, een vertegenwoordiger van ETV en een vertegenwoordiger van de Stichting Lezen & Schrijven.
2. De programmaraad brengt het advies, bedoeld in artikel 5, mede uit aan de hand van de indicatieve bedragen uit het Aanvalsplan.
3. De programmaraad zorgt voor het begeleiden en inhoudelijk structureren van de gesubsidieerde activiteiten.
In geval van het niet vervullen van de voorwaarde, bedoeld in artikel 4:34, eerste lid, van de Awb, worden de op grond van deze regeling verleende subsidiebedragen verlaagd tot het bedrag van de subsidie dat na de vaststelling of goedkeuring van de begroting ter beschikking staat, een en ander naar rato van het aantal subsidieaanvragers aan wie subsidie is verleend en van de hoogte van de verleende subsidiebedragen.
1. De kosten van de verklaring, bedoeld in artikel 4:78, derde lid, van de Awb, zijn in het subsidiebedrag begrepen.
2. De minister beslist binnen dertien weken na ontvangst op de aanvraag tot subsidievaststelling.
3. CINOP verantwoordt de besteding van de subsidie in het financieel verslag, bedoeld in artikel 8, derde lid, van de Wet subsidiëring landelijke onderwijsondersteunende activiteiten.
Begeleiding door programmaraad
De subsidieaanvragers laten zich bij hun gesubsidieerde activiteiten voor begeleiding en inhoudelijke structurering bijstaan door de programmaraad.
De subsidieaanvragers werken mee aan door of namens de minister ingestelde onderzoekingen die erop gericht zijn de minister inlichtingen te verschaffen ten behoeve van de ontwikkeling van het beleid.
Voorafgaande toestemming voor rechtshandelingen na subsidieverlening
1. De Stichting Lezen & Schrijven behoeft toestemming van de minister voor de volgende handelingen:
a. het oprichten van danwel deelnemen in een rechtspersoon, anders dan vermeld in het activiteitenplan,
b. het ontbinden van de rechtspersoon, en
c. het doen van aangifte tot haar faillissement of het aanvragen van haar surseance van betaling.
2. De Stichting Lezen & Schrijven informeert de minister tijdig over een wijziging van de doelstelling van de rechtspersoon.
De minister betaalt per kwartaal een voorschot op de verleende subsidies.
De in het Aanvalsplan opgenomen maatregelen worden jaarlijks geëvalueerd door middel van een monitor. De monitor wordt uitgevoerd door CINOP.
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2006.
Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Aanvalsplan Laaggeletterdheid 2006–2010.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
Anderhalf miljoen Nederlanders hebben moeite met lezen en schrijven. Zij zijn daardoor onvoldoende toegerust voor de eisen van de moderne kenniseconomie. Bovendien is hun ‘laaggeletterdheid’ een bron van sociale, politieke en culturele uitsluiting. Met het oog hierop hebben de drie bewindslieden van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap het initiatief genomen tot het Aanvalsplan Laaggeletterdheid 2006–2010 ‘Van A tot Z betrokken’ (Kamerstukken II, 2004–2005, 29800 VIII, nr. 226).
Centraal in dit Aanvalsplan staat de opgroeiende, lerende en werkende mens. Daarom wordt heel het onderwijs, van A tot Z, van vroegschoolse educatie tot lerarenopleiding, bij het offensief betrokken. Om dezelfde reden omvat het plan een culturele component (leesbevordering). De gedachte achter deze brede benadering is dat laaggeletterdheid voorkómen beter is dan laaggeletterdheid genezen.
Nieuw aan het plan is ook dat werkgevers actief in de strijd tegen laaggeletterdheid worden betrokken. Hun bijdrage zal onder meer vorm krijgen in cursussen voor laaggeletterde werknemers.
De strijd tegen laaggeletterdheid is het effectiefst wanneer deze op lokaal niveau wordt gevoerd, in de directe omgeving van de betrokkenen. Daarom is in het Aanvalsplan een voorname rol weggelegd voor de gemeenten. Op grond van de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB) ontvangen alle Nederlandse gemeenten jaarlijks een bijdrage uit de rijksmiddelen educatie. Deze middelen zijn bedoeld voor de inkoop van educatieve activiteiten (waaronder, veelal in het kader van opleidingen ‘sociale redzaamheid’, basiscursussen voor laaggeletterden) bij een regionaal opleidingencentrum (ROC).
De rol van de gemeente kan echter veel breder worden ingevuld. Als lokale overheid, publieke werkgever, uitvoerder sociale zekerheid èn opdrachtgever van de volwasseneneducatie kunnen gemeenten samen met de provincies en gefaciliteerd door het Rijk, de regie voeren over lokale en regionale samenwerkingsarrangementen op het gebied van scholing, onderwijs en leesbevordering. Ook bij activiteiten als bewustmaking, taboedoorbreking en werving van cursisten zet het Aanvalsplan in op lokaal niveau, omdat daar de meeste kennis aanwezig is en omdat daar het best kan worden geworven onder de doelgroep. Er zal dan ook zoveel mogelijk worden aangesloten bij al bestaande plaatselijke en regionale initiatieven. CINOP en de Stichting Lezen & Schrijven kunnen op basis van de onderhavige subsidieregeling middelen ontvangen om dergelijke initiatieven te ondersteunen door gerichte advisering en begeleiding.
Bij de maatregelen die het plan bevat, gaat het deels om versnelling van acties die voortvloeien uit het Meerjarenplan Alfabetisering 2003–2006. Daarnaast is voorzien in aanvullende activiteiten voor de jaren 2007–2010. Afgezien van maatregelen die uit andere onderdelen van de OCW-begroting worden bekostigd en de rijksmiddelen voor de volwasseneneducatie, stellen de bewindslieden van OCW hiervoor tot en met 2010 € 4 mln. per jaar beschikbaar.
Met de voorgestelde combinatie van reeds beproefde maatregelen en innovatie wordt beoogd om binnen nu en 2010 een zestal mijlpalen te bereiken:
1. het percentage leerlingen voortgezet onderwijs dat op of onder PISA-leesniveau 1 (dat wil zeggen het eindniveau van het basisonderwijs) zit (thans 11%), terugdringen tot 10 procent, rekening houdend met een verwachte toename van deze probleemgroep;
2. het aantal werkgevers dat actief bijdraagt aan de bestrijding van laaggeletterdheid, met 50 tot 100 procent vergroten;
3. de totstandkoming van 9 provinciale aanvalsplannen en van een aanzienlijk aantal gemeentelijke aanvalsplannen;
4. uitvoering van lokale en regionale leesbevorderingsplannen in een meerderheid van de gemeenten;
5. het aantal deelnemers aan alfabetiseringscursussen verhogen tot rond de 12.500;
6. door onderzoek, monitoring en internationale samenwerking de effectiviteit van het beleid met betrekking tot de bestrijding van laaggeletterdheid drastisch verbeteren.
De in het aanvalsplan gepresenteerde maatregelen zullen jaarlijks worden geëvalueerd. Op grond van de jaarlijkse evaluatie en naar gelang de resultaten van onderzoek en internationale samenwerking, zal de uitvoering van de maatregelen zonodig tussentijds worden aangepast.
Het Aanvalsplan bevat een hoofdstuk ‘Achtergronden’ waarin wordt ingegaan op de definitie van laaggeletterdheid, kenmerken van laaggeletterden en kengetallen. Kortheidshalve wordt hiernaar verwezen. De definitie die in deze regeling is opgenomen, sluit aan bij begripsbepalingen van de UNESCO en de OESO (o.a. gebruikt in de International Adult Literacy Survey) maar is toegesneden op de Nederlandse situatie. Sinds de inwerkingtreding van de WEB in 1996 is de Kwalificatiestructuur Educatie (KSE) vastgesteld. De lees-, schrijf- en rekenvaardigheid van laaggeletterden ligt in deze KSE onder niveau 2. In de praktijk is de KSE sinds enkele jaren omgevormd tot een indeling waarin het doelperspectief van de deelnemer (meer) centraal staat. Het startcompetentie niveau I van deze Basisstructuur Educatie is vergelijkbaar met het eindniveau basisonderwijs.
Voor de uitvoering van het Aanvalsplan is in goed overleg tussen het ministerie van OCW, CINOP en de Stichting Lezen & Schrijven begin 2006 een nieuwe projectstructuur overeengekomen. In deze structuur is voorzien in periodiek overleg tussen de directie Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie van het ministerie van OCW als opdrachtgever en genoemde andere partijen als opdrachtnemer. Dit afstemmingsoverleg is te beschouwen als de begeleidende programmaraad die in artikel 6 van deze regeling wordt genoemd. Ook ETV wordt in deze programmaraad opgenomen. Activiteiten op het gebied van de leesbevordering, waarvoor in het Aanvalsplan extra middelen zijn gereserveerd in 2006 en 2007, worden in het verlengde van al bestaande arrangementen ondersteund vanuit de directie Media, Letteren en Bibliotheken (MLB) van OCW. Deze regeling ziet dus niet op leesbevorderingsactiviteiten, die schragend zijn voor het beleid om laaggeletterdheid tegen te gaan maar ook een hoger cultureel doel dienen.
Naast het overleg omschreven in de vorige paragraaf, vindt eenmaal per twee maanden overleg plaats tussen de subsidieaanvragers en de vier directies van het ministerie van OCW die bij de uitvoering van het Aanvalsplan betrokken zijn (namelijk de directies Primair onderwijs, Voortgezet onderwijs, Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie en Media, Letteren en Bibliotheken). Dit overleg is bedoeld om de brede aanpak die in het Aanvalsplan is gekozen te bewaken en om essentiële voortgangsinformatie uit te wisselen ook over onderwerpen die niet op grond van de onderhavige regeling worden gesubsidieerd.
Twee maal per jaar komt verder nog een voortgangsberaad bijeen. Dit beraad, waarin de maatschappelijke organisaties deelnemen, heeft een klankbord functie.
Voor de Stichting Lezen & Schrijven vormt het tegengaan van laaggeletterdheid de reden van bestaan. CINOP heeft in de afgelopen jaren in opdracht van het ministerie van OCW onderzoek of aan onderzoek gerelateerde activiteiten verricht. Deze activiteiten, zoals het jaarlijks uitbrengen van een Monitor Alfabetisering, blijven van belang maar worden nu ingebed in een breder geheel van ondersteuningsactiviteiten gericht op de ontwikkeling van taalbeleid en instrumenten hiervoor (raamwerk, taalportfolio, uitwerking van competenties) als mede – samen met de Stichting Lezen & Schrijven – een veel grootschaliger ondersteuning van gemeenten en provincies dan tot dusver mogelijk was.
In deze regeling is er voor gekozen subsidie te verlenen aan drie uitvoerders. Ervaring heeft geleerd dat er buiten deze partijen geen partijen zijn die een samenhangende uitvoering van de activiteiten uit het Aanvalsplan kunnen ontwikkelen. Het ontwikkelen van bijvoorbeeld radiospotjes, een web-site of een televisieprogramma heeft alleen zin als er sprake is een mediaplan dat gericht is op samenhang met het Aanvalsplan en op herkenbaarheid van de producten door de doelgroep (in casu de laaggeletterden).
Algemene wet bestuursrecht en Wet overige OCen W-subsidies
Deze regeling is gebaseerd op de Wet overige OCenW-subsidies (WOOS). Voor wettelijke voorschriften over subsidieverstrekking wordt verder verwezen naar de Awb, in het bijzonder naar titel 4.2 van die wet, en naar de WOOS. Aandacht verdient dat op grond van artikel 11, eerste lid, van de WOOS, de bepalingen van afdeling 4.2.8 van de Awb, over per boekjaar verstrekte subsidies, van toepassing zijn.
In de definitie van laaggeletterdheid wordt verwezen naar het eindniveau van het basisonderwijs. In de kwalificatiestructuur educatie worden slechts eindtermen vastgesteld vanaf niveau 2. Eindtermen op niveau 1 worden vastgesteld door de ROC’s. Voor de definitie van laaggeletterdheid kan hier derhalve niet bij worden aangesloten.
Het Aanvalsplan is bij brief van 25 november 2005 aangeboden aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal (Kamerstukken II, 2005–2006, 30300 VIII, nr. 142).
Tot de activiteiten opgenomen in het Aanvalsplan waarvoor CINOP subsidie kan aanvragen behoren onder meer:
– onderhoud projectstructuur (organisatie en secretariaat voorgangsberaad)
– bevordering taalexpertisecentra en taalbeleid mbo,
– competentieontwikkeling docenten Nederlands (vmbo/)mbo,
– versterking Landelijk Platform Taalbeleid mbo (incl. beschrijving en overdracht good practices),
– ontwikkeling en invoering (digitaal) portfolio en raamwerk voor beschrijving taalvaardigheid Nederlands in doorlopende leerlijnen,
– onderzoek t.b.v. brochure voor werkgevers (overzicht subsidiemogelijkheden, mogelijkheden om administratieve belemmeringen tegen te gaan; publicatie tezamen met L&S),
– onderzoek, redactie en publicatie Monitor Laaggeletterdheid,
– onderzoek naar succes- en faalfactoren bij huidig provinciaal en lokaal beleid (incl. beschrijving good practices),
– ondersteuning totstandkoming provinciale en lokale aanvalsplannen,
– begeleiding educatie instellingen m.b.t. de problematiek van laaggeletterden,
– organisatie uitreiking Nationale Alfabetiseringsprijzen,
– coördinatie activiteiten Stichting Nedwerk NT1 ten aanzien van de landelijke bellijn,
– onderhoud van de websites www.basisvaardigheden.nl en www.alfabetisering.nl,
– aanbieding cursus ‘Train de trainers’ met het oog op landelijke invoering van ambassadeursnetwerken
– reproductie en verspreiding van de ‘Leidraad voor doorverwijzers’,
– (indien uitgenodigd:) het voorstellen van kandidaten voor de UNESCO Literacy Prizes,
– organisatie UNESCO Wereld Alfabetiseringsdag.
ETV kan subsidie aanvragen voor één project uit het Aanvalsplan, namelijk ‘Lees en Schrijf Vandaag’.
Tot de activiteiten opgenomen in het Aanvalsplan waarvoor de Stichting Lezen & Schrijven subsidie kan aanvragen behoren onder meer:
– ‘Taalkracht voor bedrijven’ en Cinops ‘Leidraad voor doorverwijzers’ breder verspreiden onder bedrijven met aandacht voor de implementatie,
– Organisatie quick scans/workshops laaggeletterdheid in bedrijven,
– ‘Taalkracht voor bedrijven’ uitzetten bij overheidswerkgevers,
– aandacht voor laaggeletterdheid onder overheidspersoneel trachten te verankeren,
– landelijk aanjagen van regionale samenwerking tussen werkgevers, provincies, gemeenten en scholingsinstellingen,
– bijdragen aan verlaging administratieve lasten burgers,
– media- en communicatieactiviteiten (huis- aan huisbladen, spotjes op lokale radio en tv),
– professionalisering formulierenbrigades vakbonden en toeleiders: organisatie voorlichtingsbijeenkomsten,
– publiciteit rondom de UNESCO Wereld Alfabetiseringsdag.
Anders dan met CINOP en de Stichting Lezen & Schrijven bestaat er op het gebied van laaggeletterdheid nog geen subsidierelatie met ETV. Dit is de reden dat aan ETV de zwaardere subsidievoorwaarde van het indienen van een businessplan wordt gesteld.
De subsidieaanvragers dienen ieder uiterlijk 1 juli na afloop van het boekjaar waarop de subsidie betrekking had, een aanvraag tot subsidievaststelling in bij de minister. Deze termijn volgt uit artikel 4:74, van de Awb, in samenhang met artikel 11, eerste lid, van de WOOS. CINOP wordt gesubsidieerd op grond van de Wet subsidiëring landelijke onderwijsondersteunende activiteiten (Wet Sloa). Op grond van die wet stelt CINOP reeds een financieel verslag op. Om onnodige administratieve lasten te voorkomen, is bepaald dat CINOP de besteding van de middelen verantwoordt in dit financieel verslag.
De Stichting Lezen & Schrijven moet voor een aantal activiteiten vooraf toestemming vragen aan de minister. Het gaat daarbij om activiteiten die grote financiële gevolgen kunnen hebben voor de Stichting. Dit voorschrift is opgenomen omdat de Stichting uitsluitend voor deze activiteiten wordt gesubsidieerd door de minister van OCW.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
M. Rutte
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2006-96-p17-SC75083.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.