Wijziging Regeling beheer en schadebestrijding dieren

Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 15 mei 2006, nr. TRCJZ/2006/771, houdende wijziging van de Regeling beheer en schadebestrijding dieren

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op artikel 7a van het Besluit beheer en schadebestrijding dieren;

Gelet op de adviezen van het Faunafonds van 25 mei 2005 en 21 december 2005;

Besluit:

Artikel I

In de Regeling beheer en schadebestrijding dieren1 wordt na artikel 2 een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2a

Het leggen van lokvoer is buiten de leefgebieden voor wilde zwijnen op de Veluwe en de Meinweg, alsmede in de nulstandgebieden binnen deze leefgebieden, beide zoals aangegeven op de als bijlage bij dit besluit behorende kaarten, niet voldoende effectief om het benodigde afschot op een andere wijze te realiseren dan bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Flora- en faunawet.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

De regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst, met uitzondering van de bijlage die ter inzage wordt gelegd bij de ter inzage balie van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Bezuidenhoutseweg 73 in ’s-Gravenhage.

Den Haag, 15 mei 2006.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.P. Veerman.

Toelichting

Artikel 74, tweede lid, van de Flora- en faunawet biedt de mogelijkheid dat één persoon wilde zwijnen opzettelijk verontrust met het oogmerk de bedoelde dieren binnen het schootsveld van één geweerdrager te drijven opdat deze de dieren kan doden (de zogenaamde één-op-één-methode). Op grond van artikel 7a van het Besluit beheer en schadebestrijding is, om deze methode te kunnen toestaan, onder meer vereist dat de minister bepaalt dat het leggen van lokvoer in enig jaar onvoldoende effectief is om het benodigde afschot anderszins te realiseren. Om specifiek voor het seizoen 2005/2006 te kunnen bepalen of het leggen van lokvoer onvoldoende effectief is om het benodigde afschot anderszins te realiseren, is aan het Faunafonds terzake advies gevraagd.

Bij de adviezen aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 25 mei 2005 en 21 december 2005 heeft het Faunafonds geadviseerd dat het leggen van lokvoer met betrekking tot het seizoen 2005/2006 voldoende effectief is om het benodigde afschot te realiseren binnen de leefgebieden voor wilde zwijnen op de Veluwe en de Meinweg. In deze gebieden zal de één-op-één-methode derhalve niet worden toegestaan, dit met uitzondering van de als zodanig aangegeven nulstandgebieden binnen deze leefgebieden.

Buiten deze leefgebieden is het aanbod van voedsel per definitie zo groot, aldus het advies van het Faunafonds, dat de één-op-één-methode kan worden toegestaan. Het gaat hier om nulstandgebieden, waar het beleid er op gericht is aldaar geen wilde zwijnen te tolereren. Dit uit het oogpunt van het voorkomen van schade aan landbouwgewassen en het beperken van veterinaire risico’s. Dit geldt eveneens voor de als zodanig aangegeven nulstandgebieden die gelegen zijn binnen de leefgebieden. Ook daar kan de één-op-één-methode worden toegestaan.

Gelet op het advies van het Faunafonds wordt in de regeling beheer en schadebestrijding dieren bepaald dat het leggen van lokvoer buiten de leefgebieden Veluwe en Meinweg, alsmede in de nulstandgebieden binnen deze leefgebieden, niet voldoende effectief is om het benodigde afschot te realiseren op een andere wijze dan de één-op-één-methode. Een beperking tot een bepaald seizoen is niet noodzakelijk, nu in de nulstandgebieden het leggen van lokvoer per definitie onvoldoende effectief zal zijn. Om daadwerkelijk van de methode gebruik te kunnen maken, dient men nog wel te beschikken over een vergunning of ontheffing van gedeputeerde staten, op grond van artikel 67, eerste lid, respectievelijk artikel 68, eerste lid, van de Flora- en faunawet. Onderhavige wijzigingsregeling heeft geen gevolgen voor de lasten van burgers en bedrijfsleven.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C.P. Veerman

  • 1

    Stcrt. 2001, 241; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 18 december 2002 (Stcrt. 2002, 246).

Naar boven