Verlenging besluitmoratorium en vertrekmoratorium voor homoseksuele asielzoekers Iran en instelling besluitmoratorium en vertrekmoratorium voor christen asielzoekers Iran

Besluit van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie van 12 mei 2006, nr. 5417162/06/DVB, tot het verlengen van het besluitmoratorium en vertrekmoratorium voor homoseksuele asielzoekers afkomstig uit Iran en tot het instellen van een besluitmoratorium en vertrekmoratorium voor christen asielzoekers afkomstig uit Iran

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,

Gelet op artikel 43, aanhef onder a, en artikel 45, lid 4 van de Vreemdelingenwet 2000;

Overwegende:

– dat naar verwachting voor een korte periode onzekerheid zal bestaan over de situatie van homoseksuelen en christenen, onder wie bekeerde ex-moslims, in Iran en op grond daarvan redelijkerwijs niet kan worden beslist of de aanvraag op een van de gronden genoemd in artikel 29 Vreemdelingenwet 2000 kan worden toegewezen;

– dat als gevolg hiervan een besluitmoratorium voor asielaanvragen van homoseksuelen en christenen, onder wie bekeerde ex-moslims, uit Iran zal gelden tot 2 oktober 2006;

– dat in deze situatie een vertrekmoratorium voor homoseksuele asielzoekers en christen asielzoekers, onder wie bekeerde ex-moslims, uit Iran is geïndiceerd eveneens tot 2 oktober 2006;

Besluit:

Artikel 1

Het besluit van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie van 28 februari 2006 (Stcrt. 3 maart 2006, nr. 45) tot beëindiging van het besluitmoratorium en tot beëindiging van het vertrekmoratorium voor homoseksuele asielzoekers uit Iran wordt ingetrokken.

Artikel 2

De termijn, bedoeld in artikel 42 van de Vreemdelingenwet 2000, wordt op grond van artikel 43 aanhef en onder a van de Vreemdelingenwet, voor homoseksuele vreemdelingen afkomstig uit Iran die een aanvraag hebben ingediend tot verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd asiel, verlengd met één jaar.

Artikel 3

De termijn, bedoeld in artikel 42 van de Vreemdelingenwet 2000, wordt op grond van artikel 43 aanhef en onder a van de Vreemdelingenwet, voor christenen, onder wie bekeerde ex-moslims afkomstig uit Iran die een aanvraag hebben ingediend tot verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd asiel, verlengd met één jaar.

Artikel 4

De verstrekkingen voorzien bij of krachtens de Wet Centraal Orgaan opvang Asielzoekers of een ander wettelijk voorschrift dat soortgelijke verstrekkingen regelt, worden voor deze bepaalde groepen vreemdelingen afkomstig uit Iran niet beëindigd.

Artikel 5

Overeenkomstig artikel 3, derde lid, aanhef en onder h van de Regeling verstrekkingen Asielzoekers, bestaat er voor vreemdelingen die onder de werking vallen van artikel 45, vierde lid van de Vreemdelingenwet 2000 een recht op opvang.

Artikel 6

Overeenkomstig artikel 4, tweede lid, onder b van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen (RVA 2005), geeft de indiening van een tweede of volgende asielaanvraag van homoseksuele asielzoekers afkomstig uit Iran en christen asielzoekers, onder wie bekeerde ex-moslims, afkomstig uit Iran recht op opvang.

Artikel 7

De artikelen 1, 2, 3, 4, 5 en 6 van dit besluit zijn niet van toepassing op vreemdelingen afkomstig uit Iran op wie de volgende bepalingen van toepassing zijn: artikel 30, dan wel artikel 31, tweede lid, onder h, i, en k van de Vreemdelingenwet 2000 en het beleid hieromtrent zoals neergelegd in C1/6.4 Vreemdelingencirculaire 2000.

Artikel 8

Dit besluit treedt in werking twee dagen na publicatie in de Staatscourant.

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, M.C.F. Verdonk.

Toelichting

Algemeen

Bij besluit van 28 september 2005 (Stcrt. 30 september 2005, nr. 190) heeft de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie een besluit- en vertrekmoratorium ingesteld voor homoseksuele asielzoekers afkomstig uit Iran.

Op 9 februari 2006 heeft de Minister van Buitenlandse Zaken een algemeen ambtsbericht over de situatie in Iran uitgebracht. Op grond van de informatie in dit ambtsbericht heeft de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie bij besluit van 28 februari 2006 (Stcrt. 3 maart 2006, nr. 45) het besluit- en vertrekmoratorium beëindigd. Bij brief van 28 februari 2006 is de Tweede Kamer hierover bericht (Kamerstukken II, vergaderjaar 2005–2006, 19 637, nr. 1021). De uitzetting van homoseksuele asielzoekers uit Iran is opgeschort tot na het overleg met de Tweede Kamer. Tijdens een debat op 9 maart 2006 naar aanleiding van de bovengenoemde brief van 28 februari 2006, hebben de diverse woordvoerders uitgesproken dat geen christenen of tot het christendom bekeerde ex-moslims worden uitgezet totdat de Tweede Kamer hierover met de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie heeft gesproken. Deze uitspraak is neergelegd in de motie Huizinga-Heringa c.s. (Handelingen II, vergaderjaar 2005–2006, 19 637, nr. 1024) die door de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie is overgenomen.

Het ambtsbericht van de Minister van Buitenlandse Zaken van 9 februari 2006 geeft een nauwgezette en zeer kritische beschrijving van de situatie in Iran voor zover deze van belang is voor de beoordeling van asielverzoeken van personen die afkomstig zijn uit Iran en voor besluitvorming over de terugkeer van afgewezen Iraanse asielzoekers. Het ambtsbericht gaat ook in op de situatie van homoseksuelen en christenen.

Om te bezien of de situatie van homoseksuelen en christenen in Iran zoals beschreven in het ambtsbericht zich bestendigt, heeft de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie tijdens het Algemeen Overleg van 12 april 2006 meegedeeld te hebben besloten tot verlenging van het besluit- en vertrekmoratorium voor homoseksuele asielzoekers en tot instelling van een besluit- en vertrekmoratorium voor christen asielzoekers, onder wie bekeerde ex-moslims, uit Iran. De Minister van Buitenlandse Zaken zal de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie over de positie van homoseksuelen en christenen in een nieuw ambtsbericht informeren. Dat ambtsbericht wordt uitgebracht in augustus 2006.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Met artikel 1 van het onderhavige besluit is het besluit van 28 februari 2006 (Stcrt. 3 maart 2006, nr. 45) tot beëindiging van het besluit- en vertrekmoratorium voor vreemdelingen afkomstig uit Iran, die bij hun asielaanvraag een beroep doen op hun homoseksuele geaardheid, ingetrokken.

Artikel 2

In artikel 2 wordt het besluitmoratorium voor homoseksuele asielzoekers uit Iran dat is ingesteld bij besluit van 28 september 2005 (Stcrt. 30 september 2005, nr. 190) verlengd, inhoudende dat de wettelijke termijn waarbinnen op de asielaanvraag een beschikking gegeven dient te worden wordt verlengd met een periode van één jaar. Het besluitmoratorium wordt verlengd tot 2 oktober 2006.

De individuele vreemdelingen zullen in de komende periode wel in de gelegenheid worden gesteld zich omtrent de asielaanvraag te doen horen.

Artikel 3

In artikel 3 wordt een besluitmoratorium voor christen asielzoekers, onder wie bekeerde ex-moslims, uit Iran ingesteld, inhoudende dat de wettelijke termijn waarbinnen op de asielaanvraag een beschikking gegeven dient te worden wordt verlengd met een periode van één jaar. Het besluitmoratorium wordt ingesteld tot 2 oktober 2006.

De individuele vreemdelingen zullen in de komende periode wel in de gelegenheid worden gesteld zich omtrent de asielaanvraag te doen horen.

Artikel 4, 5 en 6

Met artikelen 4, 5 en 6 van het onderhavige besluit wordt het vertrekmoratorium voor homoseksuele asielzoekers uit Iran verlengd en voor christen asielzoekers, onder wie bekeerde ex-moslims, uit Iran ingesteld. Het vertrekmoratorium voor beide genoemde groepen duurt tot 2 oktober 2006.

Dit houdt in dat verstrekkingen voorzien bij of krachtens de Wet Centraal Orgaan opvang Asielzoekers of een ander wettelijk voorschrift dat soortgelijke verstrekkingen regelt, niet worden beëindigd. De categorie vreemdelingen op wie het vertrekmoratorium van toepassing is, wordt geacht rechtmatig verblijf te hebben als bedoeld in artikel 45, vijfde lid van de Vreemdelingenwet 2000.

Tijdens de werking van het vertrekmoratorium wordt de opvang opengesteld voor vreemdelingen voor wie de opvang reeds was beëindigd op het moment waarop het vertrekmoratorium wordt ingesteld.

Als deze vreemdelingen een nieuwe aanvraag indienen, gebaseerd op de omstandigheid dat een vertrekmoratorium van kracht is, dan ligt het – behoudens de in artikel 7 van dit besluit genoemde uitzonderingen – niet voor de hand deze vreemdelingen opvang in de zin van de Rva 2005, te onthouden.

Artikel 7

Bij artikel 7 van het onderhavige besluit is bepaald dat het besluitmoratorium en het vertrekmoratorium (inclusief het recht op opvang bij indiening van een tweede of volgende aanvraag) niet van toepassing zijn op vreemdelingen afkomstig uit Iran op wie de volgende bepalingen van toepassing zijn: artikel 30 dan wel artikel 31, tweede lid, onder h, i en k, van de Vreemdelingenwet 2000. De in artikel 30 Vreemdelingenwet 2000 opgenomen imperatieve afwijzingsgronden staan toepassing van artikel 43 en van artikel 45, vierde lid Vreemdelingenwet 2000 in de weg. Dit is eveneens het geval indien artikel 31, tweede lid onder h, i en k Vreemdelingenwet 2000 van toepassing is. Bij artikel 31, tweede lid onder k, Vreemdelingenwet 2000 wordt verwezen naar het openbare orde beleid zoals neergelegd in C1/5.13 Vreemdelingencirculaire 2000. Het beleid zoals neergelegd in C1/6.4 Vreemdelingencirculaire 2000 is van toepassing.

Met betrekking tot de beëindiging van het vertrekmoratorium zij nog gewezen op het volgende. Overeenkomstig hetgeen is vermeld in de Memorie van Toelichting bij de Vreemdelingenwet 2000 herleven de rechtsgevolgen van de afwijzing van de beschikking in ieder geval op 2 oktober 2006 of zoveel eerder indien de Minister het besluit geheel of gedeeltelijk intrekt. Tegen de beëindiging van rechtswege staan geen rechtsmiddelen open.

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,

M.C.F. Verdonk

Naar boven