Regeling vaststelling mede te financieren bedrag MOOZ voor 2004

Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 9 mei 2006, nr. Z/M-2680242, houdende vaststelling van het mede te financieren bedrag MOOZ voor 2004

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op artikel 2.3.2, derde lid, van de Invoerings- en aanpassingswet Zorgverzekeringswet;

Gezien het advies van het College voor zorgverzekeringen van 28 april 2005 (MFIN/25033566);

Besluit:

Artikel 1

1. Het aantal verzekerden per 1 januari 2004, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Wet medefinanciering oververtegenwoordiging oudere ziekenfondsverzekerden, hierna te noemen: de Wet MOOZ, wordt vastgesteld op 190.755.

2. Het bedrag per 1 januari 2004, bedoeld in artikel 4, tweede lid, van de Wet MOOZ, wordt vastgesteld op € 2.676,66.

3. Het mede te financieren bedrag voor het jaar 2004, bedoeld in artikel 4, derde lid, van de Wet MOOZ, wordt vastgesteld op € 510.586.278.

Artikel 2

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 3

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling vaststelling mede te financieren bedrag MOOZ voor 2004.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, J.F. Hoogervorst.

Toelichting

Algemeen

De Wet medefinanciering oververtegenwoordiging oudere ziekenfondsverzekerden (Wet MOOZ) regelde dat in verband met de oververtegenwoordiging van verzekerden van 65 jaar en ouder in de ziekenfondsverzekering, door particuliere verzekerden jaarlijks een bedrag diende te worden opgebracht ter medefinanciering van de ziekenfondsverzekering. De oververtegenwoordiging ontstond na de opheffing van de bejaarden- en de vrijwillige ziekenfondsverzekering per 1 april 1986.

De Wet MOOZ voorzag in een medefinanciering door de particulier verzekerden van de extra last die deze oververtegenwoordiging voor de ziekenfondsverzekering met zich meebracht. De berekening van het mede te financieren bedrag vond haar grondslag in artikel 4 van de Wet MOOZ.

De Wet MOOZ en het op die wet steunende Besluit medefinancieringsregeling zijn inmiddels met ingang van 1 januari 2006 ingetrokken. Voor de afwikkeling van de Wet MOOZ blijft, op grond van artikel 2.3.2 van de Invoerings- en aanpassingswet Zorgverzekeringswet (I&A-wet), de Wet MOOZ het geldend wettelijk kader. In de ministeriële Regeling vaststelling mede te financieren bedrag MOOZ voor 2003 en 2004, is het voorlopig mede te financieren bedrag voor 2004 vastgesteld. Na advisering door het College voor zorgverzekeringen (CVZ) wordt dit bedrag definitief vastgesteld en de Wet MOOZ verder afgewikkeld. Dit gebeurt in de voorliggende regeling. De wettelijke basis hiervoor wordt gevormd door het derde lid van genoemd artikel 2.3.2 van de I&A-wet.

De vaststelling van het mede te financieren bedrag is als volgt gegaan:

De oververtegenwoordiging in de ziekenfondsverzekering is vastgesteld. Dit gebeurde aan de hand van een door het CVZ verstrekte opgave van het aantal ziekenfondsverzekerden van 65 jaar en ouder en aan de hand van de statistiek van de leeftijdsopbouw van de totale bevolking per 1 januari 2004. Deze statistiek is ontleend aan de bevolkingsstatistieken van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).

Vervolgens werd het bedrag vastgesteld van de gemiddelde uitgaven voor de verstrekkingen ingevolge de ziekenfondsverzekering per ziekenfondsverzekerde van 65 jaar en ouder, verminderd met de gemiddelde uitgaven per ziekenfondsverzekerde, jonger dan 65 jaar. Voornoemd bedrag werd ook vastgesteld aan de hand van de opgaven van het CVZ. Conform de gebruikelijke werkwijze heeft het CVZ hierbij overleg gevoerd met de Stichting uitvoeringsorgaan omslagregelingen, die de Wet MOOZ uitvoert.

Ten slotte werd het door particuliere verzekerden ten behoeve van de ziekenfondsverzekering mede te financieren bedrag vastgesteld. Dit bedrag werd berekend door het aantal verzekerden van 65 jaar en ouder dat in de ziekenfondsverzekering is oververtegenwoordigd, te vermenigvuldigen met de meerkosten per ziekenfondsverzekerde van 65 jaar en ouder, ten opzichte van de kosten per ziekenfondsverzekerde, jonger dan 65 jaar.

Op grond van het gesteld in artikel 2.3.2, tweede lid, van de I&A-wet wordt het resultaat van de afwikkeling van de MOOZ over het jaar 2004 ten bate van de Algemene Kas gebracht.

Nu door de invoering van de Zorgverzekeringswet met ingang van 2006 het onderscheid tussen ziekenfondsverzekerden en particulier verzekerden is vervallen, is er niet langer een groep particulier verzekerden aan wie de MOOZ-omslagbijdrage over 2005 in rekening kan worden gebracht. Het kabinet heeft er in de I&A-wet voor gekozen om de MOOZ-omslagbijdrage voor 2005 ook niet op een andere manier te heffen. Hierdoor ontstaat een incidenteel tekort van 0,5 miljard euro in de Algemene Kas van de ziekenfondsverzekering. Dit tekort is niet gedekt door hogere premies ziekenfondsverzekering en zal er daarom toe leiden dat bij overdracht van het restvermogen van de Algemene Kas aan ’s rijks schatkist in 2010, dit restvermogen lager zal zijn dan eerder verwacht.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Op basis van voorlopige cijfers van het CVZ zijn de aantallen en bedragen voor het mede te financieren bedrag voor 2004, vastgesteld in de Regeling vaststelling mede te financieren bedrag MOOZ voor 2003 en 2004.

Het CVZ heeft op grond van definitieve gegevens opnieuw advies uitgebracht over het mede te financieren bedrag voor 2004. In vergelijking met voorgaande jaren is de omvang van het verzekerdenbestand per 1 januari 2004 niet belangrijk gewijzigd.

Het verschil tussen het voorlopige (€ 513.052.741) en het definitieve (€ 510.586.278) mede te financieren MOOZ-bedrag voor 2004 zou voorheen geleid hebben tot een verrekening met de stortingen over 2005 aan de Algemene Kas. Zoals eerder aangegeven vinden er echter over 2005 geen stortingen meer plaats aan de Algemene Kas. Het voorlopige MOOZ-bedrag voor 2004 is dan ook relevant voor afstorting aan de Algemene Kas. Het verschil tussen het voorlopige en definitieve MOOZ-bedrag voor 2004 (€ 2.466.463) wordt afgestort aan de Algemene Kas. Eventuele correcties die nog volgen voor 2004 en voorgaande jaren, worden ook verrekend met de Algemene Kas.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

J.F. Hoogervorst

Naar boven