Intrekking Warenwetregeling toelating decontaminatiemiddel bij de bereiding van maatjesharing, mossel- en kokkelconserven en verse vis, en wijziging Regeling residuen van bestrijdingsmiddelen

Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 3 mei 2006, nr. VGP/VV 2680909, houdende (a) intrekking van de Warenwetregeling toelating decontaminatiemiddel bij de bereiding van maatjesharing, mossel- en kokkelconserven en verse vis, en (b) wijziging van de Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 7 april 2006, nr. VGP/PSL 2662145, houdende wijziging van de Regeling residuen van bestrijdingsmiddelen

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op artikel 5a, eerste en derde lid, van het Warenwetbesluit Bereiding en behandeling van levensmiddelen, en van artikel 1 van het Residubesluit;

Besluit:

Artikel I

De Warenwetregeling toelating decontaminatiemiddel bij de bereiding van maatjesharing, mossel- en kokkelconserven en verse vis wordt ingetrokken.

Artikel II

Artikel I, onderdeel A, van de Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 7 april 2006, nr. VGP/PSL 2662145, houdende wijziging van de Regeling residuen van bestrijdingsmiddelen (Stcrt. 74), treedt in werking met ingang van het tijdstip waarop deze regeling in werking treedt.

Artikel III

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, J.F. Hoogervorst.

Toelichting

Artikel I

Bij de Warenwetregeling toelating decontaminatiemiddel bij de bereiding van maatjesharing, mossel- en kokkelconserven en verse vis (verder: de Warenwetregeling) is sinds 19 januari 2001 de stof die bestaat uit water, glycerol en 50% H2O2 goedgekeurd als veilig en effectief decontaminatiemiddel van maatjesharing, mossel- en kokkelconserven en verse vis. De Warenwetregeling is gebaseerd op artikel 5a van het Warenwetbesluit Bereiding en behandeling van levensmiddelen (verder: BBL).

Sinds 1 januari 2006 is evenwel van toepassing verordening (EG) 853/20041 . Artikel 3, tweede lid, van verordening (EG) 853/2004 bepaalt kort gezegd dat exploitanten van levensmiddelen geen andere stoffen dan drinkwater of – in bepaalde gevallen – schoon water mogen gebruiken om de buitenkant van producten van dierlijke oorsprong te reinigen, tenzij het gebruik van de stof is goedgekeurd overeenkomstig de procedure van artikel 12, tweede lid, van die verordening.

Het gebruik van de in de eerste alinea bedoelde stof (water, glycerol en 50% H2O2) bij het reinigen van genoemde vissoorten, is niet goedgekeurd overeenkomstig de procedure van artikel 12, tweede lid, van verordening (EG) 853/2004. Dit gebruik is daarom sinds 1 januari 2006 verboden krachtens artikel 2, derde lid, van het Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen juncto artikel 3, tweede lid, van verordening (EG) 853/2004.

Aangezien de Warenwetregeling in strijd is met het verbod in artikel 3, tweede lid, van verordening (EG) 853/2004, dient de Warenwetregeling te worden ingetrokken. Artikel I van deze regeling zorgt daarvoor.

Door deze intrekking zijn thans geen goedkeuringen meer verleend krachtens artikel 5a van het BBL. Gezien het voorgaande kan worden vastgesteld dat op basis van artikel 5a van het BBL voortaan uitsluitend nog goedkeuringen kunnen worden verleend met betrekking tot het reinigen van andere producten dan producten van dierlijke oorsprong. Voor producten van dierlijke oorsprong zijn ter zake sinds 1 januari 2006 immers regels gesteld bij artikel 3, tweede lid, van verordening (EG) 853/2004.

Artikel II

In de inwerkingtredingbepaling van de Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 7 april 2006, nr. VGP/PSL 2662145, houdende wijziging van de Regeling residuen van bestrijdingsmiddelen (Stcrt. 74), is een onvolkomenheid geslopen. Abusievelijk is niet in de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel A voorzien. Teneinde de inwerkingtreding toch zo snel mogelijk te laten plaatsvinden, en niet de datum van 1 juni 2006 af te wachten die voortvloeit uit artikel 7 van de Bekendmakingswet, wordt deze regeling aangegrepen om toch zo spoedig mogelijk in de inwerkingtreding te voorzien.

Administratieve lasten

Deze regeling heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten voor de burger en het bedrijfsleven.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

J.F. Hoogervorst

Naar boven