Wijziging Tijdelijke subsidieregeling beëindiging subsidiëring schoonmaakdiensten particulieren

Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 28 april 2006, nr. AM/SAM/06/35783, Directie Arbeidsmarkt, tot wijziging van de Tijdelijke subsidieregeling beëindiging subsidiëring schoonmaakdiensten particulieren met betrekking tot de subsidiëring van loonkosten en positieve uitstroom

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 3, eerste lid, van de Kaderwet SZW-subsidies;

Besluit:

Artikel I

De Tijdelijke subsidieregeling beëindiging subsidiëring schoonmaakdiensten particulieren1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3, vierde lid, komt te luiden:

4. Het derde lid is niet van toepassing indien aansluitend op, dan wel binnen zes maanden na de beëindiging van de RSP-gesubsidieerde arbeidsovereenkomst, met de persoon die op grond van die RSP-gesubsidieerde arbeidsovereenkomst werkzaam was een arbeidsovereenkomst als bedoeld in hoofdstuk 3 van de Wet sociale werkvoorziening wordt gesloten, een dienstbetrekking wordt aangegaan als bedoeld in die wet, een dienstbetrekking wordt aangegaan met toepassing van een voorziening als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Wet werk en bijstand, dan wel een dienstbetrekking wordt aangegaan waarbij anderszins subsidie als bijdrage in de loonkosten van die persoon, of compensatie voor aan die persoon verbonden kosten wordt verleend.

B

Artikel 6, vierde lid, komt te luiden:

4. De subsidie, bedoeld in het eerste lid, wordt niet verleend indien aansluitend op, dan wel binnen zes maanden na de beëindiging van de RSP-gesubsidieerde arbeidsovereenkomst, met de persoon die op grond van die RSP-⁠gesubsidieerde arbeidsovereenkomst werkzaam was een arbeidsovereenkomst als bedoeld in hoofdstuk 3 van de Wet sociale werkvoorziening wordt gesloten, een dienstbetrekking wordt aangegaan als bedoeld in die wet, een dienstbetrekking wordt aangegaan met toepassing van een voorziening als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Wet werk en bijstand, dan wel een dienstbetrekking wordt aangegaan waarbij anderszins subsidie als bijdrage in de loonkosten van die persoon, of compensatie voor aan die persoon verbonden kosten wordt verleend.

C

In artikel 10, achtste lid, tweede zin, wordt ‘vijftiende’ vervangen door: dertigste.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 28 april 2006.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, H.A.L. van Hoof.

Toelichting

Artikel I, onderdelen A en B

Uit artikel 1, onderdeel e, van de Tijdelijke subsidieregeling beëindiging subsidiëring schoonmaakdiensten particulieren (Tsbssp) blijkt dat van positieve uitstroom onder meer sprake is, ingeval een RSP-gesubsidieerde arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, wordt beëindigd en de persoon die op grond van die RSP-gesubsidieerde arbeidsovereenkomst werkzaam was, aansluitend op, dan wel binnen vier weken na de beëindiging van die RSP-gesubsidieerde arbeidsovereenkomst, op grond van een andere (derhalve een niet RSP-gesubsidieerde) arbeidsovereenkomst, dan wel een aanstelling in openbare dienst ten minste zes maanden werkzaam is tegen een loon dat, of een bezoldiging die tenminste gelijk is aan het loon dat de werkgever op grond van de RSP-gesubsidieerde arbeidsovereenkomst over een periode van zes maanden verschuldigd was.

Uit artikel 3, vierde lid, van de Tsbssp blijkt vervolgens dat de subsidie als bijdrage in de loonkosten niet wordt voortgezet indien de realisatie van positieve uitstroom inhoudt dat aansluitend op, dan wel binnen zes maanden na de beëindiging van de RSP-gesubsidieerde arbeidsovereenkomst met de persoon die op grond van die RSP-⁠gesubsidieerde arbeidsovereenkomst werkzaam was een dienstbetrekking wordt aangegaan als bedoeld in de Wet sociale werkvoorziening, een arbeidsovereenkomst als bedoeld in hoofdstuk 3 van die wet, of met toepassing van een voorziening als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Wet werk en bijstand.

Een inhoudelijk gelijkluidende bepaling is vervat in artikel 6, vierde lid, van die regeling met betrekking tot de subsidie voor het realiseren van positieve uitstroom.

In hun onderlinge samenhang brengen voormelde artikelonderdelen derhalve met zich mee dat niet elke overgang van een RSP-gesubsidieerde dienstbetrekking naar een andere dienstbetrekking die overeenkomstig de in artikel 1, onderdeel e, van de Tsbssp vervatte begripsbepaling als positieve uitstroom wordt beschouwd, ook (als grondslag) voor subsidieverlening in aanmerking komt. Dit is, zoals uit het vorenstaande blijkt, namelijk niet het geval in de situatie dat de ene gesubsidieerde dienstbetrekking, t.w. de RSP-gesubsidieerde dienstbetrekking, wordt omgeruild door een andere, nader aangeduide, gesubsidieerde dienstbetrekking.

De nadere duiding van andere dienstbetrekkingen geeft ruimte voor de interpretatie dat bij de overgang van de RSP-gesubsidieerde dienstbetrekking naar een gesubsidieerde dienstbetrekking ten aanzien waarvan gesteld zou kunnen worden dat die niet onder de specifieke duiding valt, de desbetreffende positieve uitstroom (als grondslag) voor de subsidie bedoeld in artikelen 3 en 6 van de Tsbssp in aanmerking kan komen. Teneinde deze onbedoelde interpretatieruimte weg te nemen worden de artikelen 3, vierde lid, en 6, vierde lid, in generale zin aangevuld met dienstbetrekkingen waarbij anderszins subsidie als bijdrage in de loonkosten van de werknemer, of compensatie voor aan de werknemer verbonden kosten wordt verleend.

Artikel I, onderdeel C

Artikel 10, achtste lid, tweede zin, is aangepast, omdat de termijn waarbinnen tot betaling moet zijn overgegaan, te krap is gesteld, gelet op de werkzaamheden die OSB en het ministerie daartoe moeten verrichten.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

H.A.L. van Hoof

  • 1

    Stcrt. 2005, 176.

Naar boven