Wijziging Regeling inzake financiële tegemoetkomingen en eigen bijdragen WVG

Regeling van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 27 april 2006, nr. DWJZ-2677004, houdende wijziging van de Regeling inzake financiële tegemoetkomingen en eigen bijdragen WVG ter aanpassing van de definitie van norminkomen

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op de artikelen 5, vierde lid, en 6, derde lid, van de Wet voorzieningen gehandicapten;

Besluit:

Artikel I

Artikel 1, onderdeel c, van de Regeling inzake financiële tegemoetkomingen en eigen bijdragen WVG1 komt te luiden:

c. norminkomen: de normen, genoemd in paragraaf 3.2 van de Wet werk en bijstand, omgerekend tot een bedrag per kalenderjaar, waarbij deze normen voor een belanghebbende van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar die een alleenstaande of een alleenstaande ouder is, en die niet in een inrichting verblijft, eerst zijn verhoogd met de toeslag, genoemd in artikel 25, tweede lid, van de Wet werk en bijstand, en de normen van een alleenstaande of gehuwde, die in een inrichting verblijft, eerst zijn verhoogd met de bedragen, genoemd in artikel 23, tweede lid, van de Wet werk en bijstand.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2006.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, C.I.J.M. Ross-van Dorp.

Toelichting

In artikel 1, onderdeel c, van de Regeling inzake financiële tegemoetkomingen en eigen bijdragen WVG, wordt het norminkomen gedefinieerd als de bijstandsnorm, genoemd in paragraaf 3.2 van de Wet werk en bijstand, omgerekend tot een bedrag per kalenderjaar. De verwijzing naar de bijstandsnorm wekt echter verwarring, omdat in de Wet werk en bijstand de bijstandsnorm wordt gedefinieerd als de van toepassing zijnde normen op grond van paragraaf 3.2 van de Wet werk en bijstand, verhoogd en verminderd met de toeslagen, bedoeld in paragraaf 3.3 van de Wet werk en bijstand.

In de in deze regeling voorgestelde definitie van norminkomen wordt een specifieke toeslag bij de toepasselijke normen opgeteld. Om die reden wordt in artikel 1, onderdeel c, ter verduidelijking niet meer verwezen naar de bijstandsnorm, maar naar de toepasselijke normen in paragraaf 3.2.

In geval een bijstandsgerechtigde, voor wie niet de normen gelden voor jongeren, ouderen of personen die in een inrichting verblijven, alleenstaande of alleenstaande ouder is, wordt de norm verhoogd met het bedrag van de toeslag, bedoeld in artikel 25, tweede lid, van de Wet werk en bijstand. Op die basis wordt een norminkomen vastgesteld, dat zal overeenstemmen met de bijstandsuitkering.

Het artikelonderdeel is voor de vaststelling van het norminkomen voor de personen die in een inrichting verblijven, nog aangevuld. In artikel 23 van de Wet werk en bijstand, dat de norm regelt voor die personen, is een tweede lid opgenomen, waarin is geregeld, dat die norm wordt verhoogd met een bedrag. Dit bedrag dient ter compensatie voor de kosten voor de zorgverzekering, voor zover die kosten niet met de zorgtoeslag worden vergoed. Verduidelijkt is, dat deze verhoging bij de vaststelling van het norminkomen voor deze regeling wordt meegenomen, zodat ook voor de personen die in een inrichting verblijven, het norminkomen voor de vaststelling van de draagkracht op grond van deze regeling aansluit bij het inkomen dat op grond van de Wet werk en bijstand kan worden ontvangen.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

C.I.J.M. Ross-van Dorp

  • 1

    Stcrt. 1993, 227; laatstelijk gewijzigd bij regeling van 22 maart 2006, Stcrt. 63.

Naar boven