Wijziging Regeling particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus

Regeling van de Minister van Justitie van 27 april 2006, nr. 5418396/506, tot wijziging van de Regeling particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus

De Minister van Justitie,

Gelet op de artikelen 4, 6, 7, 8 en 10 van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus;

Besluit:

Artikel I

De Regeling particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus (Stcrt. 2002, 235) wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 5, zesde lid, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

k. een diploma, certificaat of andere titel op hetzelfde gebied, behaald in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij een daartoe strekkend of mede daartoe strekkend Verdrag dat Nederland bindt, en waarvoor de minister een EG-verklaring heeft afgegeven als bedoeld in de Algemene wet erkenning EG-beroepsopleidingen.

B

Artikel 7 komt te luiden:

Artikel 7

In afwijking van artikel 5, eerste lid, van deze regeling, belast een beveiligingsorganisatie uitsluitend een persoon met beveiligingswerkzaamheden ten behoeve van een horecaonderneming, indien deze in het bezit is van een op zijn naam gesteld diploma horecaportier van het Horeca Branche Instituut, dan wel een op zijn naam gesteld diploma horecaportier van de Stichting Nationaal Onderwijscentrum van de Bedrijfstak Horeca (het SVH onderwijscentrum), dan wel een diploma, certificaat of andere titel op hetzelfde gebied, behaald in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij een daartoe strekkend of mede daartoe strekkend Verdrag dat Nederland bindt, en waarvoor de minister een EG-verklaring heeft afgegeven als bedoeld in de Algemene wet erkenning EG-beroepsopleidingen.

C

Onder vervanging van de punt door een komma wordt aan artikel 8, eerste volzin, toegevoegd: , dan wel een diploma, certificaat of andere titel op hetzelfde gebied, behaald in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij een daartoe strekkend of mede daartoe strekkend Verdrag dat Nederland bindt, en waarvoor de minister een EG-verklaring heeft afgegeven als bedoeld in de Algemene wet erkenning EG-beroepsopleidingen.

D

Artikel 9 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Onverminderd artikel 5, eerste lid, van deze regeling, belast een beveiligingsorganisatie uitsluitend een persoon ongeüniformeerd met beveiligingswerkzaamheden, indien deze in het bezit is van een op zijn naam gesteld certificaat persoonsbeveiliging van de Stichting Vakexamens voor de Particuliere Beveiligingsorganisaties (SVPB) en Stichting Ecabo dan wel het diploma Beveiligingsmedewerker, differentiatie persoonsbeveiliger van de Stichting Vakexamens voor de Particuliere Beveiligingsorganisaties en de Stichting Ecabo, dan wel een diploma, certificaat of andere titel op hetzelfde gebied, behaald in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij een daartoe strekkend of mede daartoe strekkend Verdrag dat Nederland bindt, en waarvoor de minister een EG-verklaring heeft afgegeven als bedoeld in de Algemene wet erkenning EG-beroepsopleidingen.

2. Het derde lid komt te luiden:

3. Onverminderd artikel 5, eerste lid, van deze regeling, belast een beveiligingsorganisatie uitsluitend een persoon ongeüniformeerd met beveiligingswerkzaamheden ten behoeve van grootwinkel- of detailhandelbedrijven, indien deze in het bezit is van een op zijn naam gesteld certificaat winkelsurveillance van de Stichting Vakexamens voor de Particuliere Beveiligingsorganisaties en de Stichting Ecabo, dan wel een diploma Beveiligingsmedewerker, differentiatie winkelsurveillant van de Stichting Vakexamens voor de Particuliere Beveiligingsorganisaties en de Stichting Ecabo, dan wel een diploma, certificaat of andere titel op hetzelfde gebied, behaald in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij een daartoe strekkend of mede daartoe strekkend Verdrag dat Nederland bindt, en waarvoor de minister een EG-verklaring heeft afgegeven als bedoeld in de Algemene wet erkenning EG-beroepsopleidingen.

E

Aan artikel 10 wordt een lid toegevoegd, luidende:

4. Als gelijkwaardig aan het diploma, bedoeld in het eerste lid, worden erkend een diploma, certificaat of andere titel op het gebied van recherchewerkzaamheden, behaald in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij een daartoe strekkend of mede daartoe strekkend Verdrag dat Nederland bindt, en waarvoor de minister een EG-verklaring heeft afgegeven als bedoeld in de Algemene wet erkenning EG-beroepsopleidingen.

F

Artikel 11, tweede lid, komt te luiden:

2. Instemming als bedoeld in het eerste lid hebben:

a. het diploma Monteur Beveiligingssystemen (MBV);

b. het diploma Technicus Beveiligingsinstallaties (TBV);

c. een diploma, certificaat of andere titel op hetzelfde gebied, behaald in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij een daartoe strekkend of mede daartoe strekkend Verdrag dat Nederland bindt, en waarvoor de minister een EG-verklaring heeft afgegeven als bedoeld in de Algemene wet erkenning EG-beroepsopleidingen.

G

Artikel 13, tweede en derde lid, komen te luiden:

2. Het legitimatiebewijs bevat een verklaring waaruit de toestemming, bedoeld in artikel 7, tweede of derde lid, van de wet, blijkt, van de korpschef, de commandant of de minister, die deze toestemming heeft gegeven.

3. Het legitimatiebewijs, bedoeld in het eerste lid, kan een aantekening bevatten van de korpschef, de commandant of de minister, die de toestemming heeft gegeven op grond van artikel 7, tweede of derde lid, van de wet, waaruit blijkt dat het de betrokkenen slechts is toegestaan de op het legitimatiebewijs omschreven beveiligings- dan wel recherchewerkzaamheden te verrichten. In dat geval reikt de toestemming bedoeld in artikel 7, tweede of derde lid, van de wet, niet verder dan uit de aantekening blijkt.

H

Aan artikel 17 wordt een lid toegevoegd, luidende:

6. Met de verklaringen, bedoeld in het eerste en tweede lid, worden gelijkgesteld verklaringen van goedkeuring, afgegeven door een onafhankelijke keuringsinstelling in een andere lidstaat van de Europese Unie dan wel in een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij een daartoe strekkend of mede daartoe strekkend Verdrag dat Nederland bindt, welke verklaringen zijn afgegeven op basis van onderzoekingen die een beschermingsniveau bieden dat ten minste gelijkwaardig is aan het niveau dat met de nationale onderzoekingen wordt nagestreefd.

I

Aan artikel 20 wordt een lid toegevoegd, luidende:

4.

Met de certificering, bedoeld in deze regeling, wordt gelijkgesteld een verklaring van goedkeuring, afgegeven door een onafhankelijke keuringsinstelling in een andere lidstaat van de Europese Unie dan wel in een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij een daartoe strekkend of mede daartoe strekkend Verdrag dat Nederland bindt, welke verklaring is afgegeven op basis van onderzoekingen die een beschermingsniveau bieden dat ten minste gelijkwaardig is aan het niveau dat met de nationale certificering wordt nagestreefd.

J

Artikel 24 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het tweede lid wordt ‘aan de korpschef of commandant die op grond van artikel 13, tweede lid, van deze regeling bevoegd is tot het afgeven van het legitimatiebewijs’ vervangen door: aan de korpschef, de commandant of de minister, die op grond van artikel 13, tweede lid, van deze regeling bevoegd is tot het afgeven van het legitimatiebewijs.

2. In het derde lid wordt ‘het verlenen van toestemming als bedoeld in artikel 7, tweede lid, van de wet’ vervangen door ‘het verlenen van toestemming als bedoeld in artikel 7, tweede en derde lid, van de wet’ en wordt ‘aan de korpschef of commandant’ vervangen door: aan de korpschef, de commandant of de minister,.

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

4. Indien een beveiligingsorganisatie of recherchebureau is gevestigd in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij een daartoe strekkend of mede daartoe strekkend Verdrag dat Nederland bindt, en de beroepseisen waaraan in het land van vestiging reeds is voldaan aanleiding geven tot een vereenvoudigde procedure, worden in afwijking van het eerste en derde lid, slechts de kosten vergoed die voortvloeien uit die vereenvoudigde procedure.

K

Artikel 28a vervalt.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, met uitzondering van artikel 13 en artikel 24, eerste, tweede en derde lid, die in werking treden op het tijdstip waarop de wet tot wijziging van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus in verband met de wederzijdse erkenning van beroepseisen gesteld aan het verrichten of aanbieden van beveiliging- of recherchewerkzaamheden door het in stand houden van een beveiligingsorganisatie of recherchebureau in werking treedt.

Deze regeling zal in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 27 april 2006.
De Minister van Justitie, J.P.H. Donner.

Toelichting

1. Algemeen

De reden voor deze wijziging van de Regeling particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus(Rpbr) is gelegen in het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 7 oktober 2004 in zaak C-189/03, betreffende een beroep wegens niet-nakoming van de verplichtingen die voortvloeien uit artikel 49, eerste alinea, van het op 25 maart 1957 totstandgekomen Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (hierna: EG-Verdrag) (Trb. 1957, 91), ingesteld door de Commissie van de Europese Gemeenschappen (hierna: de Commissie) tegen Nederland. Met de wijziging van de Rpbr en de gelijktijdige wijziging van de Wet Particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus (Wpbr) repareert Nederland de door het Hof geconstateerde tekortkoming dat onvoldoende rekening wordt gehouden met de verplichtingen, zowel inhoudelijk als procedureel, waaraan aanbieders of verrichters van beveiligings- en recherchewerkzaamheden mogelijkerwijs reeds dienen te voldoen in het land van vestiging.

Zowel in de Wpbr als in de Rpbr worden beroepseisen gesteld aan het verrichten of aanbieden van beveiliging- of recherchewerkzaamheden door het in stand houden van een beveiligingsorganisatie of recherchebureau. De Wpbr stelt eisen aan de betrouwbaarheid. Daarin ontbreekt echter een bepaling die expliciteert dat rekening wordt gehouden met de verplichtingen waaraan de dienstverrichter in het land van vestiging heeft moeten voldoen. Door middel van de wijziging van de Wpbr wordt daarom voorzien in een zogenoemde clausule van wederzijdse erkenning. Om geen onnodige belemmeringen voor buitenlandse dienstverrichters op te werpen, wordt de verlening van de vergunning en de toestemming daarnaast centraal, bij de Minister van Justitie ondergebracht.

In de Rpbr zijn de beroepseisen neergelegd met betrekking tot de vakbekwaamheid, het gebruik van een hond en de particuliere alarmcentrales. Ook ten aanzien van deze eisen dient te worden bepaald dat rekening wordt gehouden met de beroepseisen waaraan de buitenlandse dienstverrichters mogelijkerwijs reeds dienen te voldoen in het land van vestiging. In overeenstemming met de Algemene wet erkenning EG-beroepsopleidingen en daarmee Richtlijn nr. 92/51/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 18 juni 1992 betreffende een tweede algemeen stelsel van erkenning van beroepsopleidingen, wordt daarom in de Rpbr bepaald dat tevens aan de vakbekwaamheidseisen wordt voldaan indien de buitenlandse dienstverrichter een zogenoemde EG-verklaring voor specifieke beveiligings- en recherchewerkzaamheden heeft verkregen wegens voldoende kwalificatie in een andere lidstaat. Voorts wordt aan de bepalingen betreffende onderscheidenlijk het gebruik van een hond en de particuliere alarmcentrales een clausule van wederzijdse erkenning toegevoegd, waarmee tot uitdrukking wordt gebracht dat rekening wordt gehouden met de eventuele vereisten in het land van vestiging. Om geen onnodige belemmeringen voor buitenlandse dienstverrichters op te werpen, wordt, daarnaast, de procedure gestroomlijnd inzake de afgifte van het legitimatiebewijs. Deze wordt, net als de toestemming, centraal, bij de Minister van Justitie ondergebracht. De stroomlijning van de procedure voor buitenlandse dienstverrichters brengt met zich dat het verrichten van de werkzaamheden door deze dienstverrichter niet onnodig duur wordt gemaakt.

In de Rpbr wordt daarom, ten slotte, geëxpliciteerd dat deze stroomlijning van invloed is op de hoogte van de kosten van de vergunning en de toestemming, en dat daarmee sprake kan zijn van lagere leges.

2. Artikelsgewijs

Artikel I

A, C, E

In Nederland zijn de beroepen beveiliger, horecaportier, voetbalsteward, persoonsbeveiliger, winkelsurveillant, particulier rechercheur en alarminstallateur gereglementeerd. Dat betekent dat de toegang tot deze beroepen krachtens wettelijke bepalingen afhankelijk is gesteld van het bezit van een opleidingstitel of een bekwaamheidsattest. De nationale vakbekwaamheidseisen voor bovengenoemde beroepen zijn op grond van artikel 8 van de Wpbr neergelegd in de Rpbr.

Daarnaast is op gereglementeerde beroepen van toepassing de Algemene wet erkenning EG-beroepsopleidingen van 29 juni 1994, en daarmee Richtlijn nr. 92/51/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 18 juni 1992, betreffende een tweede algemeen stelsel van erkenning van beroepsopleidingen, ter aanvulling van Richtlijn nr. 89/48/EEG.

Bij de totstandkoming van de Wpbr is ervan uitgegaan dat langs de weg van de algemene ontheffingsmogelijkheid in artikel 8, tweede lid, van de wet, rekening kon worden gehouden met beroepskwalificaties die in een andere lidstaat zijn verkregen. Thans wordt aangesloten bij de Algemene wet erkenning EG-beroepsopleidingen. Zowel in artikel 5 als in de artikelen 7, 8, 9, 10 en 11 wordt daartoe een bepaling opgenomen dat een door de minister afgegeven EG-verklaring als gelijkwaardig wordt erkend.

Bij het behandelen van een krachtens voornoemde wet ingediende aanvraag voor een zogenoemde EG-verklaring (een verklaring dat toegang wordt verleend tot een gereglementeerd beroep), wordt uitgegaan van het wederzijds vertrouwen dat men in elkaars opleidingen en diploma’s heeft. Iemand die in de ene lidstaat voldoende gekwalificeerd is voor toegang tot de beroepsuitoefening in een bepaald beroep, kan in principe ook toegang tot ditzelfde beroep in een andere lidstaat krijgen, ook al verschillen de duur en inhoud van de opleidingen tot op zekere hoogte. Een specifieke uitvoeringsregeling voor de aanvraag van een EG-verklaring op het terrein van beveiligings-, recherche- en alarminstalleringswerkzaamheden is momenteel in voorbereiding, waarin ook bepalingen ten aanzien van een verlangde stage of proeve van bekwaamheid zullen worden opgenomen.

B

De onderhavige wijziging is van technische aard en hangt samen met de omstandigheid dat de Stichting Nationaal Onderwijscentrum van de Bedrijfstak Horeca, met de organisatienaam SVH onderwijscentrum, met ingang van 1 januari 2004 is overgegaan in de Stichting Horeca Branche Instituut. Voor de toelichting bij de andere wijziging van artikel 7 zij verwezen naar de toelichting bij onderdeel A.

D

Deze technische wijziging is noodzakelijk in verband met de omstandigheid dat de diploma’s beveiligingsmedewerker differentiaties winkelsurveillant en persoonsbeveiliger sinds 1 augustus 2004 zijn vervangen door in artikel 9 genoemde certificaten persoonsbeveiliging en winkelsurveillance. Voor de toelichting bij de andere wijziging van artikel 9 zij verwezen naar de toelichting bij onderdeel A.

F

De onderhavige wijziging is eveneens van technische aard. De diploma’s TBV en MBV worden tegenwoordig afgegeven door Kenteq en Regionaal Opleidings- en Vormingscentrum Certificeringen B.V. (ROVC Certificeringen). Omdat beide diploma’s voldoende bekend zijn in de branche, is er voor gekozen de instelling die het diploma afgeeft niet te vermelden in artikel 11. Voor het overige zij verwezen naar de toelichting bij onderdeel A.

G

Om geen onnodige belemmeringen voor buitenlandse dienstverrichters op te werpen, is in voornoemd wetsvoorstel tot wijziging van de Wpbr de verlening van de vergunning en de toestemming voor buitenlandse dienstverrichters centraal, bij de Minister van Justitie ondergebracht. Hiertoe wordt voorgesteld artikel 7, derde lid, van de Wpbr te wijzigen. De Rpbr dient hier vanzelfsprekend bij aan te sluiten. Met het oog daarop zijn de verwijzingen opgenomen in het tweede en derde lid van artikel 13 aangepast. Artikel 13 wordt voorts zodanig gewijzigd dat na inwerkingtreding van de wet tot wijziging van de Wpbr, de afgifte van legitimatiebewijzen voor buitenlandse dienstverrichters en het plaatsen van een eventuele beperkende aantekening op dit legitimatiebewijs, voortaan eveneens centraal bij de Minister van Justitie worden ondergebracht.

H

In artikel 17 van de Rpbr is bepaald dat beveiligingsorganisaties slechts gebruik mogen maken van honden indien zij in het bezit zijn van door een Nederlandse organisatie afgegeven verklaringen, blijkens welke de honden geschikt zijn voor surveillance- of objectbewaking en de hondengeleider en de hond een voor de werkzaamheden geschikte combinatie vormen.

Om dit artikel in overeenstemming te brengen met het bepaalde in artikel 49 EG-Verdrag, wordt een clausule van wederzijdse erkenning aan dit artikel toegevoegd, zodat vergelijkbare buitenlandse verklaringen ook voldoen. De voorgestelde clausule is ontleend aan de modelclausule die van toepassing is op de wederzijdse erkenning van keuringen, opgenomen in aanwijzing 131C van de Aanwijzingen voor de regelgeving.

I

Voor particuliere alarmcentrales geldt als voorwaarde voor de afgifte van een vergunning dat beschikt wordt over een certificaat waarmee kan worden aangetoond dat aan de eisen gesteld in een certificeringregeling (de Regeling BORG Particuliere Alarmcentrale) wordt voldaan. Naast dit nationaal geregelde certificaat, kan door middel van een aan dit artikel toegevoegde clausule van wederzijdse erkenning voortaan ook met een gelijkwaardige verklaring van goedkeuring uit een andere lidstaat worden volstaan en hoeft er geen ontheffing meer te worden aangevraagd bij de Minister van Justitie.

J.1, J.2

Om geen onnodige belemmeringen voor buitenlandse dienstverrichters op te werpen, is in de gelijktijdige wijziging van de Wpbr de verlening van de vergunning en de toestemming voor buitenlandse dienstverrichters centraal bij de minister ondergebracht. De Rpbr sluit aan bij deze in de Wpbr geïntroduceerde één-loket-gedachte door de tweede en derde leden van artikel 24 (en artikel 13) aan te passen aan de voorgestelde wijziging van corresponderend artikel 7, tweede lid van de Wpbr. De tweede en derde leden van artikel 24 worden zodanig gewijzigd dat na inwerkingtreding van de gewijzigde Wpbr, de vergoeding van de kosten voor vergunning, legitimatiebewijs én toestemming voor buitenlandse dienstverrichters centraal plaatsvindt. De vergoedingen dienen aan de Minister van Justitie te worden voldaan.

J.3

De hoogte van de vergoeding van de kosten voor een vergunning is geregeld in artikel 24, eerste lid. Van Nederlandse beveiligingsorganisaties en recherchebureaus wordt een vaststaand bedrag verlangd. Ongemotiveerd eenzelfde bedrag eisen van aanbieders of verrichters van beveiligings- en recherchewerkzaamheden uit een andere lidstaat, zou in strijd zijn met het bepaalde in artikel 49 EG-verdrag, omdat rekening dient te worden gehouden met de verplichtingen waaraan dienstverrichters mogelijkerwijs reeds hebben voldaan in het land van vestiging. Daarom wordt in het toegevoegde vierde lid voor hen aangesloten bij de door de Minister van Justitie daadwerkelijk gemaakte kosten voor het verlenen van vergunning en toestemming. Voor een vereenvoudigde procedure kan grond zijn als de dienstenverrichter beschikt over een vergunning afgegeven door een lidstaat waar aan beveiligingsorganisaties en recherchebureaus eisen worden gesteld die niet wezenlijk van de Nederlandse eisen verschillen.

Met het oog op de uitvoering van deze regeling doet het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) van het ministerie van Justitie momenteel onderzoek naar de beroepseisen die aan beveiligingsorganisaties, recherchebureaus en hun personeel gesteld worden in andere lidstaten, teneinde vast te stellen in hoeverre deze beroepseisen gelijkwaardig zijn of verschillen van de nationale beroepseisen. Het is de bedoeling dat met deze informatie de procedures vereenvoudigd kunnen worden.

Wat betreft de toestemming wordt door middel van de toevoeging van een vierde lid rekening gehouden met de in de andere lidstaat reeds voldane verplichtingen op dit gebied.

K

De onderhavige wijziging is van technische aard. De in artikel 28a genoemde datum van 1 januari 2003 is verstreken, waarmee dit artikel geen betekenis meer heeft.

De Minister van Justitie,

J.P.H. Donner

Naar boven