Wijziging Tijdelijke stimuleringsregeling leer-/werktrajecten

Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 28 april 2006, Directie Arbeidsmarkt, nr. AM/SAM/06/33750, tot wijziging van de Tijdelijke stimuleringsregeling leer-/werktrajecten met betrekking tot de verklaring van een representatieve organisatie van werknemers

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 3, eerste lid, van de Kaderwet SZW-subsidies;

Besluit:

Artikel I

De Tijdelijke stimuleringsregeling leer-/werktrajecten1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 5, tweede lid, onderdeel g, komt te luiden:

g. een verklaring van het Christelijk Nationaal Vakverbond, de Federatie Nederlandse Vakbeweging, de Vakcentrale voor middengroepen en hoger personeel, of een bij een van deze koepelorganisaties aangesloten vakbond, inhoudende dat die koepelorganisatie of de daarbij aangesloten vakbond instemt met de aanvraag voor de subsidie, bedoeld in artikel 2, onderdeel a.

B

In de bijlagen 1a en 1b wordt ‘representatieve organisatie’ telkens vervangen door ‘koepelorganisatie of vakbond, bedoeld in artikel 5, tweede lid, onderdeel g’ en vervalt in bijlage A, onder het opschrift ‘Algemeen’ telkens de zin: De representatieve organisatie zal in de meeste gevallen een vakbond zijn.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 28 april 2006.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, H.A.L. van Hoof.

Toelichting

In artikel 5, tweede lid, onderdeel g, van de Tijdelijke stimuleringsregeling leer-/werktrajecten wordt als één van de bij de subsidieaanvraag te overleggen stukken genoemd: een verklaring van een representatieve organisatie van werknemers, inhoudende dat die organisatie instemt met de aanvraag voor subsidie als bijdrage in de kosten van begeleiding naar en deelname aan een leer-/werktraject door een persoon die in ieder geval in de periode van 1 januari 2004 tot het tijdstip van aanvang van het leer-/werktraject ononderbroken werkzaam is geweest in een gesubsidieerde dienstbetrekking. Hierbij is ervan uitgegaan dat de ‘representatieve organisatie van werknemers’ normaliter een vakcentrale of een daarbij aangesloten vakbond zou zijn. Uit de ingediende aanvragen blijkt echter dat aanvragers menen dat de aanvraag ook ondertekend zou kunnen worden door een ondernemingsraad van een betrokken bedrijf. Tijdens het Bestuurlijk Overleg met sociale partners en de VNG voorafgaand aan de totstandkoming van de regeling is echter expliciet afgesproken dat de vakbond instemming geeft bij elke aanvraag. Gelet hierop, daarbij in aanmerking genomen dat de hiervoor genoemde interpretatie van het begrip ‘representatieve organisatie van werknemers’ deze afspraak doorkruist, wordt de regeling gewijzigd. De instemming op de aanvraag komt exclusief te liggen bij de koepelorganisaties/vakbonden die aanwezig, cq. vertegenwoordigd waren bij het Bestuurlijk Overleg, te weten het Christelijk Nationaal Vakverbond (CNV), de Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV), de Vakcentrale voor middengroepen en hoger personeel (MHP) en de bij de koepelorganisaties aangesloten bonden.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

H.A.L. van Hoof

  • 1

    Stcrt. 2005, 251; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 3 februari 2006 (Stcrt. 25).

Naar boven