Wijziging Tijdelijke regeling ter wering van Aviaire Influenza II

Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 27 april 2006, nr. TRCJZ/2006/1328, houdende wijziging van de Tijdelijke regeling ter wering van Aviaire Influenza II

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op beschikking 2005/734/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 19 oktober 2005 tot vaststelling van bioveiligheidsmaatregelen ter beperking van het risico van overdracht van hoog pathogene aviaire influenza, veroorzaakt door het influenza A-virus subtype H5N1, van in het wild levende vogels naar pluimvee en andere in gevangenschap gehouden vogels en tot instelling van een systeem voor vroege opsporing in risicogebieden (PbEU L 274);

Gelet op de artikelen 17, 18 en 107 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;

Besluit:

Artikel I

De Tijdelijke regeling ter wering van Aviaire Influenza II1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. De onderdelen e en h vervallen.

2. De onderdelen f en g worden geletterd e en f.

3. Het nieuwe onderdeel e komt te luiden:

e. dierentuin: dierentuin als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, onder i, van beschikking 2005/744/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 21 oktober 2005 tot vaststelling van voorschriften voor de preventie van hoogpathogene aviaire influenza, veroorzaakt door influenza A-virus subtype H5N1, bij gevoelige vogels in dierentuinen in de lidstaten (PbEU L279);

4. De puntkomma aan het slot van het nieuwe onderdeel f wordt vervangen door een punt.

B

De artikelen 4, 5 en 6 vervallen.

C

Artikel 4b komt te luiden:

Artikel 4b

1. In afwijking van de artikelen 44 tot en met 46 van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s is het verboden pluimvee of loopvogels tijdelijk te verzamelen.

2. Het eerste lid is niet van toepassing op het verzamelen van in Nederland gehouden postduiven ten behoeve van wedvluchten binnen Nederland en wedvluchten vanuit België naar Nederland.

3. Op aanvraag van de organisator van een wedvlucht, cultureel evenement, tentoonstelling of keuring of de persoon die, anders dan ten behoeve van een markt waar pluimvee of loopvogels worden verhandeld, deze dieren tijdelijk wil verzamelen, kan de VWA, namens de Minister, met inachtneming van artikel 2bis, tweede lid, van beschikking 2005/734/EG, ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in het eerste lid.

4. De ontheffing, bedoeld in het derde lid, wordt in ieder geval niet verleend indien de aanvraag niet ten minste 8 dagen van tevoren bij de VWA is ingediend.

5. Aan de ontheffing, bedoeld in het derde lid, zijn in ieder geval de volgende voorwaarden verbonden:

a. de dieren worden, alvorens deze worden toegelaten bij de plaats van aanvoer, op de kosten van de organisator of de persoon die tijdelijk dieren wil verzamelen, onderzocht door één of meer dierenartsen, en

b. voor zover het een tentoonstelling of keuring betreft worden slechts pluimvee of loopvogels toegelaten die vergezeld gaan van een op hen betrekking hebbende, volledig ingevulde en ondertekende verklaring van enting tegen Newcastle Disease zoals bedoeld in artikel 45, tweede lid, van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 mei 2006.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
overeenkomstig het door de minister genomen besluit:
de Directeur-Generaal, R.M. Bergkamp.

Toelichting

Met de onderhavige regeling wordt de Tijdelijke regeling ter wering van Aviaire Influenza II (verder ook: regeling) gewijzigd. De wijzigingen houden versoepelingen in van de bioveiligheidsmaatregelen die zijn getroffen in het kader van de wering van hoogpathogene aviaire influenza (verder ook: AI).

Vanaf 20 oktober 2005 is beschikking 2005/734/EG1 van kracht. Ingevolge deze beschikking zijn de lidstaten van de Europese Unie verplicht op grond van periodieke risicobeoordelingen passende maatregelen te nemen ter beperking van het risico van overdracht van hoogpathogene AI van in het wild levende vogels naar gehouden vogels. Bij aanvang van de vogeltrek is dit voorjaar aan deze opdracht uitvoering gegeven door het instellen van diverse bioveiligheidsmaatregelen. Deze maatregelen zijn neergelegd in de Tijdelijke regeling ter wering van Aviaire Influenza II. Het betroffen voorschriften inzake het afschermen van pluimvee ter voorkoming van contact met wilde vogels, voorschriften met betrekking tot het voederen van pluimvee en het vervoeren van pluimvee en broedeieren, en voorschriften met betrekking tot het verzamelen van pluimvee, loopvogels en siervogels.

Bij de zeer uitgebreide monitoring van wilde vogels zijn tot nu toe in Nederland geen besmettingen met hoogpathogene AI aangetroffen. Momenteel is het hoogtepunt van de vogeltrek voorbij. Dit betekent dat het gevaar dat trekvogels afkomstig uit andere landen de daar aanwezige vogelpest overbrengen naar Nederland nu verwaarloosbaar is. De bioveiligheidsmaatregelen worden daarom thans op de volgende wijze versoepeld. De afschermplicht wordt tijdelijk opgeheven en het gebod om tijdens het vervoer ervoor zorg te dragen dat de te vervoeren vogels niet in contact komen met trekvogels of hun uitwerpselen vervalt. Voorts wordt het verzamelen van siervogels, niet zijnde pluimvee, ook buiten afgesloten ruimtes weer toegestaan.

Het verbod op het verzamelen van pluimvee en loopvogels blijft in stand, zij het dat het wel wordt versoepeld. Zo wordt er een ontheffingsmogelijkheid van het verzamelverbod geïntroduceerd en wordt het verzamelen van in Nederland gehouden postduiven ten behoeve van korte wedvluchten binnen Nederland en België weer toegestaan. Voor de duidelijkheid wordt opgemerkt dat de artikelen 44 tot en met 46 van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s op deze korte wedvluchten toepassing zijn.

Deze aanpassingen van de bioveiligheidsmaatregelen hebben tot gevolg dat de artikelen 4 en 5 van de regeling vervallen en dat artikel 4b wordt aangepast.

Vanzelfsprekend blijft in Nederland de monitoring onder wilde vogels een belangrijk instrument om de eventuele aanwezigheid van virus onder wilde vogels zo spoedig mogelijk te ontdekken. Daarnaast blijven enkele bioveiligheidsmaatregelen ongewijzigd van kracht. Zo blijft het voor bedrijfsmatige pluimveehouder verplicht voedsel en water binnen of onder een afdak aan hun pluimvee aan te bieden. Op deze manier wordt voorkomen dat wilde standvogels, waarbij met name wordt gedacht aan meeuwen, worden aangetrokken door het voedsel en er zo contact plaatsvindt tussen het pluimvee en die wilde vogels. Daarnaast mag het pluimvee nog steeds geen water aangeboden krijgen dat afkomstig is van oppervlaktewater waartoe in het wild levende vogels toegang hebben, tenzij dat water behandeld is om eventueel aanwezig virus te inactiveren. Deze verplichtingen perken het risico op contact tussen wilde vogels en pluimvee zo veel mogelijk in. Alhoewel deze verplichtingen alleen gelden voor bedrijfsmatig gehouden pluimvee, wordt houders van hobbypluimvee eveneens geadviseerd het pluimvee binnen of onder een afdak te voederen en niet te drenken met water dat afkomstig is van oppervlaktewater. Tot slot blijven de voorschriften inzake het gescheiden houden van eenden en ganzen, en ander pluimvee en het verbod op het gebruik van gehouden eenden als lokvogels van toepassing.

Administratieve lasten

Uit de onderhavige regeling vloeien geen nieuwe administratieve lasten voor burgers en het bedrijfsleven voort. De aanvraag voor een ontheffing voor het verzamelen van pluimvee of loopvogels vervangt de melding van het voornemen daartoe, zoals deze van kracht is onder het regime van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s. De regeling is dan ook niet voorgelegd aan het Adviescollege toetsing administratieve lasten.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

overeenkomstig het door de minister genomen besluit:

de Directeur-Generaal,

R.M. Bergkamp

  • 1

    Stcrt. 2005, 187; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 6 april 2006 (Stcrt. 70).

Naar boven