Subsidieregeling voorlichtingsbeleid Tweede Wereldoorlog

Regeling van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 24 april 2006, nr. OHW-U-2676714, houdende de regels inzake de verstrekking van subsidies op het terrein van het voorlichtingsbeleid Tweede Wereldoorlog (Subsidieregeling voorlichtingsbeleid Tweede Wereldoorlog)

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op artikel 10 van de Welzijnswet 1994;

Besluit:

§ 1

Algemeen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. minister: de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

b. projectsubsidie: subsidie met een incidenteel karakter in de kosten van de activiteiten zoals opgenomen in het projectplan als bedoeld in artikel 11, derde lid.

Artikel 2

Deze regeling is van toepassing op de verstrekking door de minister van projectsubsidies voor activiteiten die betrekking hebben op voorlichting in het kader van de herdenking van de Tweede Wereldoorlog.

Artikel 3

Een projectsubsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld, wordt verleend onder de voorwaarde, bedoeld in artikel 4:34, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 4

Subsidie wordt slechts verstrekt indien:

a. naar het oordeel van de minister mag worden verwacht dat de met de subsidiëring beoogde doeleinden zullen worden bereikt;

b. de aanvrager naar het oordeel van de minister de behoefte aan subsidie heeft aangetoond;

c. de aanvrager aannemelijk heeft gemaakt dat de financiële middelen met inbegrip van subsidie voldoende zullen zijn om de voorgenomen activiteiten uit te voeren.

Artikel 5

1. De minister kan projectsubsidies verstrekken voor activiteiten die betrekking hebben op voorlichting in het kader van de herdenking van de Tweede Wereldoorlog.

2. Projectsubsidies worden slechts verstrekt voorzover de minister van oordeel is dat de verstrekking past in het bekend gemaakte beleid.

3. De minister maakt eenmaal per vijf jaar de hoofdlijnen van zijn subsidiebeleid met betrekking tot het in het eerste lid bedoelde terrein voor de daarop volgende periode van vijf jaar bekend aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

4. Bij tussentijdse wijziging van de hoofdlijnen van het subsidiebeleid doet de minister daarvan mededeling aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

Artikel 6

1. De minister kan een subsidieplafond vaststellen.

2. De minister geeft bij de verdeling van het beschikbare bedrag die aanvragen voorrang waarvan de inwilliging in vergelijking met andere aanvragen naar verwachting van meer belang is voor het beleid en meer zal bijdragen aan de verwezenlijking van het doel van de subsidie.

3. Een besluit tot vaststelling van een subsidieplafond wordt in de Staatscourant bekendgemaakt.

Artikel 7

1. Projectsubsidies van € 5.000 of meer worden toegekend met inachtneming van de artikelen 8 tot en met 28.

2. Projectsubsidies van minder dan € 5.000 kunnen zonder voorafgaande subsidieverlening worden vastgesteld. De artikelen 12, eerste lid, 14, 16, 17, 18, eerste lid, en 23 tot en met 26 zijn alsdan niet van toepassing.

Artikel 8

De minister kan projectsubsidies verlenen voor een periode van maximaal drie jaar, met dien verstande dat de duur van het project zich niet uitstrekt in een periode die ligt na 31 december van het einde van een periode van vijf jaar als bedoeld in artikel 5, derde lid.

§ 2

Aanvraag

Artikel 9

Een projectsubsidie kan worden aangevraagd door een privaatrechtelijke rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid, een publiekrechtelijke rechtspersoon of een natuurlijke persoon.

Artikel 10

Een aanvraag voor een projectsubsidie wordt vóór de aanvang van de periode waarvoor subsidie wordt gevraagd ingediend.

Artikel 11

1. De aanvraag van een projectsubsidie wordt onderbouwd met een projectplan en een begroting. De aanvraag wordt ingediend door middel van het formulier dat in bijlage 1 bij deze regeling is gevoegd.

2. Indien de aanvrager van een projectsubsidie een privaatrechtelijke rechtspersoon is kan de minister hem verplichten een volledig en recent overzicht van zijn financiële toestand over te leggen.

3. In het projectplan worden de aard en de omvang van de voorgenomen activiteiten beschreven. Daarbij wordt aangegeven welke doelstelling(en) de aanvrager met de activiteiten nastreeft en op welke wijze die zullen worden uitgevoerd.

4. De begroting geeft inzicht in de baten en lasten van de activiteiten zoals opgenomen in het projectplan. De begroting is voorzien van een postgewijze toelichting. Baten en lasten die door middel van interne doorberekeningen worden toegerekend, worden bepaald op bedrijfseconomische en maatschappelijk aanvaardbare grondslagen. Voorzover hierin lasten zijn begrepen van materiële vaste activa, worden deze lasten op basis van aanschaffingsprijzen van die activa berekend.

5. Voorzover de aanvrager voor dezelfde begrote uitgaven tevens subsidie of een andere financiële bijdrage heeft aangevraagd bij één of meer andere bestuursorganen of andere organisaties, doet hij daarvan mededeling in de aanvraag, onder vermelding van de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvraag of aanvragen.

6. Indien de aanvraag wordt ingediend door een privaatrechtelijke rechtspersoon wordt de aanvraag ondertekend door diegene die op grond van de statuten bevoegd is de rechtspersoon te vertegenwoordigen, of door een persoon die daartoe gevolmachtigd is.

§ 3

Berekeningswijze

Artikel 12

1. Een projectsubsidie bestaat uit het verschil tussen de met de gesubsidieerde activiteiten samenhangende werkelijke lasten en de met de gesubsidieerde activiteiten samenhangende werkelijke baten. De subsidie bedraagt niet meer dan het bij de subsidieverlening bepaalde maximum.

2. Een projectsubsidie als bedoel in artikel 7, tweede lid, bestaat uit een bij de subsidievaststelling te bepalen bedrag.

§ 4

Subsidieverlening en bevoorschotting

Artikel 13

De minister geeft een beschikking:

a. vóór 1 mei van enig jaar, indien een aanvraag na 1 september van het voorafgaande jaar, maar vóór 1 februari van dat jaar is ingediend, dan wel

b. vóór 1 december van enig jaar indien een aanvraag na 1 februari maar vóór 1 september van dat jaar is ingediend.

Artikel 14

1. De minister kan op een verleende projectsubsidie voorschotten verlenen.

2. Voorschotten worden gelijkmatig over het aantal maanden, waarvoor de subsidie is aangevraagd, verstrekt. Gedurende het project bedragen de voorschotten in totaal niet meer dan 90% van het bedrag van de verleende projectsubsidie.

3. Uiterlijk vier maanden na ontvangst van de volledige aanvraag voor de subsidievaststelling worden de voorschotten verhoogd tot het bedrag van de subsidiedeclaratie voor zover het bedrag van de subsidiedeclaratie niet hoger is dan het bedrag van de verleende projectsubsidie.

4. De minister kan, indien hierom in de aanvraag wordt verzocht, afwijken van het bepaalde in het tweede lid.

§ 5

Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 15

De ontvanger van een projectsubsidie zorgt er voor dat:

a. de doeleinden gesteld in het projectplan op doelmatige wijze worden nagestreefd;

b. de werkzaamheden op een zodanige manier worden geregeld dat een goed beleid en beheer worden gevoerd;

c. het project in overeenstemming met de geldende wet- en regelgeving wordt uitgevoerd.

Artikel 16

De ontvanger van een projectsubsidie zorgt er voor dat:

a. de administratie op overzichtelijke en doelmatige wijze wordt gevoerd, en

b. te allen tijde de voor de vaststelling van de subsidie van belang zijnde baten en lasten kunnen worden nagegaan.

Artikel 17

De ontvanger van een projectsubsidie doet zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan de minister van omstandigheden die van belang kunnen zijn voor een beslissing tot wijziging, intrekking of vaststelling van de subsidie. Daarbij worden de relevante stukken overgelegd.

Artikel 18

1. De ontvanger van een projectsubsidie stelt indien het project langer dan één jaar duurt tussentijds een evaluatie op en produceert ook tussentijds producten. De evaluatie geeft inzicht in de aard, duur en omvang van de in het kader van de subsidiëring verrichte activiteiten. Cijfers met betrekking tot de frequentie van activiteiten, de realistische schatting van het (beoogde) bereik en het feitelijk gerealiseerde bereik van de beoogde doelgroep(en) maken hier in ieder geval deel van uit. De tussentijdse evaluatie vergelijkt de verrichte activiteiten met de in het projectplan voorgenomen activiteiten in de periode vanaf de start van het project tot het moment van evaluatie.

2. De ontvanger van een projectsubsidie stelt na afloop van de periode waarvoor subsidie is verleend een projectverslag op dat inzicht geeft in de aard, duur en omvang van de in het kader van de subsidiëring verrichte activiteiten. Het projectverslag vergelijkt de verrichte activiteiten met de in het projectplan voorgenomen activiteiten.

3. Bij projectsubsidies als bedoeld in artikel 7, tweede lid, legt de subsidieontvanger na afloop van de periode waarvoor subsidie is verstrekt, een verklaring over, waaruit kan worden afgeleid dat de activiteit waarvoor subsidie is verstrekt is uitgevoerd.

Artikel 19

1. Indien een gesubsidieerde activiteit leidt tot een publicatie, kan de minister bepalen dat de ontvanger van een projectsubsidie er zorg voor draagt dat bij de publicatie wordt aangegeven wie de uitvoerder en subsidiënt van het project zijn geweest.

2. Indien een projectsubsidie gericht is of mede gericht is op de totstandkoming van een werk als bedoeld in artikel 10, onder 1°, van de Auteurswet 1912, draagt de subsidieontvanger er zorg voor auteursrechthebbende te zijn ter zake van dat werk.

3. De ontvanger van een projectsubsidie vrijwaart de Staat der Nederlanden voor aanspraken van derden ter zake van alle schade die zij lijden ten gevolge van de door of vanwege de subsidieontvanger verrichte publicaties.

Artikel 20

De ontvanger van een projectsubsidie die aan derden goederen ter beschikking stelt of voor derden diensten verricht, brengt daarvoor een vergoeding in rekening die ten minste kostendekkend is, tenzij het derden betreft voor wie de gesubsidieerde activiteiten bestemd zijn.

Artikel 21

De ontvanger van een projectsubsidie werkt mee aan door of namens de minister ingesteld onderzoek dat erop gericht is de minister inlichtingen te verschaffen ten behoeve van de ontwikkeling van beleid.

Artikel 22

De minister kan bij de verlening van een projectsubsidie verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

§ 6

Subsidievaststelling

Artikel 23

1. Binnen vier maanden na afloop van de periode waarvoor subsidie is verleend, dient de subsidieontvanger een aanvraag in voor de subsidievaststelling.

2. De aanvraag voor de subsidievaststelling gaat vergezeld van:

a. het projectverslag, bedoeld in artikel 18, tweede lid, en

b. een subsidiedeclaratie.

3. De aanvraag wordt ingediend door middel van het formulier dat als bijlage 2 bij deze regeling is gevoegd.

4. Indien de aanvraag wordt ingediend door een privaatrechtelijke rechtspersoon wordt de aanvraag ondertekend door diegene die op grond van de statuten bevoegd is de rechtspersoon te vertegenwoordigen, of door een persoon die daartoe gevolmachtigd is.

5. De minister kan ontheffing verlenen van de in het eerste lid genoemde aanvraagtermijn.

Artikel 24

De subsidiedeclaratie geeft een zodanig inzicht dat een verantwoord oordeel kan worden gevormd omtrent de aanwending en de besteding van de subsidie door de subsidieontvanger en geeft de nodige informatie om de subsidie vast te stellen. De subsidiedeclaratie sluit aan op de indeling van de bij de subsidieaanvraag ingediende begroting. Belangrijke verschillen tussen declaratie en begroting worden toegelicht.

Artikel 25

1. De subsidiedeclaratie is voorzien van een verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, overeenkomstig een door de minister vast te stellen modelaccountantsverklaring.

2. De subsidiedeclaratie gaat vergezeld van een rapportage omtrent de naleving van de subsidiebepalingen door de subsidieontvanger, opgesteld door de accountant overeenkomstig een door de minister vast te stellen controleprotocol.

3. De subsidieontvanger draagt er zorg voor dat de accountant meewerkt aan door of namens de departementale auditdienst in te stellen onderzoeken naar de door de accountant verrichte (controle)werkzaamheden. De daaraan verbonden kosten worden geacht te zijn begrepen in de subsidie.

4. De voorgaande leden zijn niet van toepassing indien de verleende projectsubsidie minder dan € 125.000 bedraagt.

Artikel 26

Binnen vier maanden na ontvangst van de aanvraag, bedoeld in artikel 23, geeft de minister een beschikking tot vaststelling.

§ 7

Slotbepalingen

Artikel 27

De minister kan artikelen buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op het belang dat deze regeling beoogt te beschermen zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 28

In afwijking van artikel 13 worden voor het jaar 2006 aanvragen in plaats van vóór 1 februari 2006 vóór 1 juni 2006 ingediend en geeft de minister vóór 1 september 2006 een beschikking op die aanvragen.

Artikel 29

Artikel 44c van de Subsidieregeling welzijnsbeleid wordt ingetrokken.

Artikel 30

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 31

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling voorlichtingsbeleid Tweede Wereldoorlog.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, C.I.J.M. Ross-van Dorp.

Toelichting

Algemeen

Onderhavige regeling maakt het mogelijk projectsubsidies te verstrekken voor activiteiten die betrekking hebben op voorlichting in het kader van de herdenking van de Tweede Wereldoorlog. Sinds 1987 wordt vanuit het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) subsidie verleend voor dit voorlichtingsbeleid. Sinds 1 januari 1998 is hiervoor een stelsel van projectsubsidiëring ingevoerd. Besloten is tot onderhavige regeling, omdat het beleidskader waarbinnen de subsidies worden verstrekt is gewijzigd.

De centrale doelstellingen die vanaf 1987 ten grondslag liggen aan het voorlichtingsbeleid zijn:

– de jeugd wijzen op gevaren van hedendaagse ontwikkelingen in hun leefomgeving die herinneren aan bepaalde gebeurtenissen van WO II;

– onder jongeren het motief schetsen van de jaarlijkse herdenking van 4 mei en de viering van 5 mei en hun betrokkenheid hierbij activeren;

– bij jongeren begrip kweken voor de slachtoffers van geweld tijdens WO II, alsmede voor actuele geweldsgetroffenen.

De bovengenoemde doelstellingen en het stelsel van projectsubsidiëring zijn ongewijzigd van kracht. Wel heeft een herbezinning op ambities en werkwijze plaatsgevonden, gebaseerd op de ervaringen met het projectenbeleid, de groeiende internationale dimensies en de veranderende maatschappelijke omgeving. Het onderwijs is (nog steeds) de voornaamste ingang om het doel te bereiken.

Het resultaat van de herbezinning is de beleidsnotitie ‘Raak de juiste snaar, voorlichtingsbeleid herdenking WO II in de periode 2006 tot en met 2010’, die te vinden is op de website van VWS. Voor een uitgebreid beeld van het inhoudelijke beleid, de mogelijkheden van project-subsidiëring in het kader van de thematische meerjarenprogramma’s en de gehanteerde toekenningssystematiek wordt verwezen naar voornoemde notitie.

De Tweede Kamer is in de Voortgangsrapportage uitvoering wetten oorlogsgetroffenen, d.d. 18 januari 2006 (Kamerstukken II 2005–2006, 20 454 en 25 839, nr. 75) onder andere over het nieuwe voorlichtingsbeleid geïnformeerd.

De aanvragen voor projectsubsidies kunnen het hele jaar worden ingediend. De kern van de regeling is dat slechts twee maal per kalenderjaar besluitvorming plaatsvindt. Op aanvragen voor projectsubsidies ingediend in de periode van 1 februari tot en met 31 augustus van enig jaar wordt beslist vóór 1 december van dat jaar en op aanvragen ingediend in de periode van 1 september van enig jaar tot en met 31 januari van het daaropvolgende jaar wordt beslist vóór 1 mei van dat opvolgende jaar.

De projectvoorstellen worden beoordeeld door een programmacommissie, die op basis van de door VWS gestelde prioriteiten en criteria een voordracht aan VWS doet tot gemotiveerde honorering of afwijzing. De finale besluitvorming ligt bij VWS en kan afwijken van het advies van de programmacommissie. De subsidieperiode van een project wordt gesteld op maximaal drie jaar met dien verstande dat de termijn de vijfjaren termijn van de beleidsnota niet kan overschrijden.

Administratieve lasten

Op basis van de ervaringen met de projectsubsidies voorlichtingsbeleid opgedaan in de periode januari 2000–juli 2005 is, uitgaande van een gelijkblijvend verplichtingenbudget en de aanname van een gelijk aantal subsidieaanvragen en gelijksoortige afhandeling voor de periode 2006 tot en met 2010, voor laatstgenoemde periode een gemiddeld subsidiebedrag vastgesteld van € 61.224. De totale administratieve lasten – verband houdend met het honoreren van aanvragen, eventuele bezwaarprocedures en hoorzittingen – zijn vastgesteld op € 5.849. De administratieve lasten in relatie tot het in totaal beschikbare subsidiebudget voor de jaren 2006 tot en met 2010 beslaan 0,1%.

Artikelsgewijs

Artikel 2

Voor de VWS-subsidies bestaat een algemene subsidieregeling die in principe van toepassing is op alle subsidieverstrekkingen, tenzij bij ministeriële regeling anders is bepaald. Artikel 2 maakt duidelijk dat dit voor de onderhavige subsidies het geval is.

Artikel 3

In dit artikel is de regeling van de begrotingsvoorwaarde, bedoeld in artikel 4:34 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) opgenomen. Deze houdt in dat wanneer een subsidieverlening plaatsvindt op het moment dat de rijksbegroting nog niet is vastgesteld door Eerste en Tweede Kamer deze geschiedt onder de voorwaarde dat op de begroting daadwerkelijk voldoende gelden worden uitgetrokken. Dit staat immers pas vast na de begrotingsbehandeling. Wanneer de desbetreffende begrotingspost vervolgens lager wordt vastgesteld dan de ontwerpbegroting, kan het subsidiebedrag – met een beroep op de voorwaarde – daaraan worden aangepast. Toepassing van de figuur van de begrotingsvoorwaarde kent bepaalde procedurele waarborgen. De begrotingsvoorwaarde vervalt, als er niet binnen vier weken na de vaststelling of goedkeuring van de begroting een beroep op is gedaan. Dat wil zeggen dat alsdan de subsidieverlening niet meer wegens gebrek aan voldoende middelen lager bepaald kan worden. De Awb maakt een onderscheid tussen subsidies voor activiteiten die ook al in het voorafgaande jaar door hetzelfde bestuursorgaan werden gesubsidieerd en andere subsidies. Bij voortdurende subsidies wordt bij de aanpassing van de subsidie een redelijke termijn in acht genomen en vindt geen terugvordering plaats van reeds betaalde voorschotten. Bij nieuwe subsidies kunnen daarentegen reeds betaalde voorschotten eventueel wel worden teruggevorderd.

Artikel 4

Deze bepaling bevat een voorwaarde waaraan in ieder geval dient te zijn voldaan alvorens tot een positieve beslissing op een aanvraag kan worden overgegaan.

In dit artikel is bepaald dat subsidie slechts wordt verstrekt, indien de aanvrager naar het oordeel van de minister aannemelijk heeft gemaakt dat de financiële middelen met inbegrip van de subsidie voldoende zullen zijn om de beoogde resultaten te bereiken.

Artikel 5

Het voorlichtingsbeleid in het kader van de Tweede Wereldoorlog wordt uiteengezet in een eens in de vijf jaar aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal bekend te maken beleidsnotitie. Hierin is nader geconcretiseerd welke activiteiten in principe in aanmerking kunnen komen voor een projectsubsidie. Subsidie wordt slechts verstrekt voorzover de activiteiten en daarmee de verstrekking passen in het aan de Tweede Kamer bekend gemaakte beleid. Past de subsidieaanvraag in het bekend gemaakte beleid, dan hoeft dit nog niet te betekenen dat subsidie ook daadwerkelijk wordt verstrekt. In dit verband kunnen eventuele procedurele of inhoudelijke voorwaarden die aan de subsidie worden gesteld of de kwaliteit van de subsidieaanvraag een rol spelen.

Artikel 6

In de subsidietitel van de Awb is de figuur van het subsidieplafond opgenomen. Een subsidieplafond is een bedrag, dat gedurende een bepaalde periode beschikbaar is voor subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift. Het subsidieplafond is een oplossing voor het probleem dat het ontbreken van een toereikende begrotingspost niet kan worden tegengeworpen aan een burger of instelling die om subsidie vraagt. In de praktijk doet dit probleem zich voor als het aantal aanvragen op grond van een bepaalde subsidieregeling vooraf onbekend is. Daarom geeft artikel 4:25 van de Awb de wetgever de bevoegdheid om een subsidieplafond vast te stellen.

Voor de onderhavige projectsubsidies is gekozen voor een verdeelregel waarbij de beste aanvragen met voorrang worden gehonoreerd en het beschikbare bedrag aldus wordt verdeeld; het zogenaamde tendersysteem. Het subsidieplafond moet voor het begin van de periode waarvoor het geldt, worden bekendgemaakt, zodat potentiële aanvragers tijdig weten hoeveel geld er beschikbaar is. De bekendmaking van het subsidieplafond geschiedt in de Staatscourant.

Artikel 7

In het tweede lid van dit artikel wordt geregeld dat projectsubsidies van minder dan € 5.000 zonder voorafgaande subsidieverlening kunnen worden vastgesteld. Dit betekent dat voor deze relatief geringe projectsubsidies de mogelijkheid van een lumpsumfinanciering wordt gecreëerd. Deze vorm van lumpsumfinanciering houdt blijkens de artikelen 12, tweede lid, en 18, derde lid, in dat op basis van een aanvraag een vast bedrag wordt verstrekt en dat na afloop van de periode waarvoor subsidie is verstrekt, een verklaring dient te worden overgelegd waaruit kan worden afgeleid dat de gesubsidieerde activiteiten zijn uitgevoerd. Het subsidiebedrag wordt overeenkomstig artikel 4:52, tweede lid, van de Awb binnen vier weken na de subsidievaststelling betaald. De vorm van de vereiste verklaring is niet voorgeschreven. Bij elke subsidievaststelling zal daarom duidelijkheid gegeven worden wat voor soort verklaring verwacht wordt. Dit kan verschillen van het toezenden van de uitnodiging van het gesubsidieerde congres tot het overleggen van een publicatie die met behulp van de subsidie tot stand is gekomen. Maar ook een vereenvoudigde vorm van een projectverslag kan tot de mogelijkheden behoren.

De belangrijkste aanleiding voor deze wijze van financiering is de wens de administratieve lasten voor de ontvangers van deze subsidies, maar ook voor VWS zelf, naar verhouding te verminderen. Gelet op de relatief geringe hoogte van de subsidiebedragen en de omstandigheid dat dit soort subsidies niet regelmatig wordt verstrekt, wordt een dergelijke bepaling verantwoord geacht. Temeer nu op grond van artikel 4:49, eerste lid, sub c, van de Awb de mogelijkheid bestaat de subsidievaststelling in te trekken, indien de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen; bijvoorbeeld het leveren van de genoemde verklaring op basis waarvan aangetoond kan worden dat de activiteiten zijn uitgevoerd. Bovendien is sprake van een ‘kanbepaling’, wat betekent dat per projectsubsidieaanvraag beoordeeld dient te worden of al dan niet op basis van lumpsumfinanciering wordt gesubsidieerd. De mate van zekerheid van uitvoering van de activiteiten alsmede de inschatting van afwezigheid van financiële risico’s spelen hierbij een rol.

Indien gekozen wordt voor een lumpsumfinanciering zijn de bepalingen in deze regeling over de berekeningswijze, de vaststelling en een aantal verplichtingen voor de subsidieontvanger niet van toepassing. Bovendien gelden de regels over de bevoorschotting niet; het subsidiebedrag wordt bij de vaststelling meteen volledig betaald. De overige bepalingen ten aanzien van projectsubsidies, waaronder die over de aanvraag, gelden onverkort.

Artikel 11

Bij een projectsubsidie is het uitgangspunt dat de informatie die wordt gevraagd toegespitst is op de te subsidiëren activiteiten. Om de subsidieaanvraag te kunnen beoordelen is voorgeschreven dat de aanvraag onderbouwd dient te worden met een projectplan en een begroting. De begroting geeft inzicht in de baten en lasten van de activiteiten zoals opgenomen in het projectplan. Onder baten kunnen ondermeer worden verstaan: contributies, eigen bijdragen, schenkingen, legaten, opbrengsten en andere financiële bijdragen, waaronder subsidies. Indien de aanvrager voor dezelfde begrote lasten een andere subsidie of een financiële bijdrage heeft aangevraagd bij één of meer andere bestuursorganen of andere organisaties dient hij dit, onder vermelding van de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvraag, te melden in de subsidieaanvraag. Deze bepaling is grotendeels ontleend aan artikel 4:65 van de Awb. De bepaling beoogt ongewenste cumulatie van subsidies te voorkomen en afstemming van andere subsidies of financiële bijdragen te bewerkstelligen. Dat gesproken wordt over activiteiten sluit overigens niet uit dat ook één enkele activiteit in het kader van de projectsubsidie gesubsidieerd kan worden.

Om duidelijkheid te verschaffen welke gegevens nodig zijn voor een complete subsidieaanvraag, zodat de aanvraag niet te weinig of juist te veel informatie bevat, en om te bewerkstelligen dat op een uniforme wijze subsidie wordt aangevraagd is een formulier ontworpen dat als bijlage 1 bij de regeling is gevoegd. In het formulier zijn de harde criteria uit de beleidsnotitie ‘Raak de juiste snaar, voorlichtingsbeleid herdenking WO II in de periode 2006 tot en met 2010’ opgenomen, waaraan de projectvoorstellen moeten voldoen om überhaupt voor een projectsubsidie in aanmerking te kunnen komen. Aanvragen dienen door middel van dit formulier te worden ingediend. Het formulier is via de website van het ministerie te downloaden en wordt via de post naar het ministerie verzonden.

Uitgangspunt voor de financiële beoordeling van een projectsubsidie is de projectbegroting. Als uitzondering op dit uitgangspunt kan een privaatrechtelijke rechtspersoon naast het overleggen van de projectbegroting blijkens het tweede lid verplicht worden tot het overleggen van een volledig en recent overzicht van zijn financiële toestand. Hiertoe kan besloten worden in het geval de subsidieaanvrager nog niet eerder subsidie bij de Minister van VWS heeft aangevraagd of in gevallen waar twijfel bestaat over de solvabiliteit van een privaatrechtelijke rechtspersoon en daarmee niet kan worden vastgesteld dat voldaan wordt aan de eis van artikel 4. Deze eis houdt in dat de aanvrager aannemelijk dient te maken dat de financiële middelen met inbegrip van de subsidie voldoende zullen zijn om de voorgenomen activiteiten uit te voeren.

Tot slot vereist het gestelde in het zevende lid van dit artikel dat de subsidieaanvraag van een privaatrechtelijke rechtspersoon wordt ondertekend door de persoon die daartoe bevoegd is. Dit is in ieder geval degene die daartoe op grond van de statuten bevoegd is. De aanvraag kan ook door een ander die daartoe gevolmachtigd is worden ondertekend. Indien een dergelijke volmacht niet aanwezig is bij de minister dient deze met de aanvraag mee gestuurd te worden.

Artikel 12

In het eerste lid van dit artikel is de berekeningswijze voor alle projectsubsidies neergelegd, met uitzondering van de subsidies waarop de lumpsumfinanciering overeenkomstig artikel 7, tweede lid, van toepassing is. De berekeningsgrondslag voor de reguliere projectsubsidies wordt gevormd door het verschil tussen de werkelijke lasten die samenhangen met de gesubsidieerde activiteiten en de met de gesubsidieerde activiteiten samenhangende werkelijke baten. De subsidie kan niet meer bedragen dan het in de subsidieverlening vastgestelde maximum. Dit betekent dat slechts subsidie wordt verstrekt voor de werkelijke lasten van de gesubsidieerde activiteiten verminderd met de door middel van die gesubsidieerde activiteiten verworven baten, waarbij het saldo hiervan het in de subsidieverleningsbeschikking genoemde maximum niet te boven kan gaan. In het geval de subsidieontvanger lagere lasten heeft dan oorspronkelijk geraamd of niet verwachte inkomsten heeft verkregen uit de desbetreffende activiteiten, zal de subsidie overeenkomstig lager worden vastgesteld dan was verleend. Omgekeerd betekenen hogere lasten of minder inkomsten dan geraamd niet dat de subsidie hoger wordt vastgesteld, omdat de subsidie het in de verlening gestelde maximum niet te boven kan gaan.

Bij reguliere projectsubsidies zal zowel op het moment van de aanvraag en de subsidieverlening als bij de subsidievaststelling nauwkeurig worden gekeken naar de aanwending van de middelen, de verworven inkomsten en de vraag of en in hoeverre er nog enige noodzaak tot verlening van de subsidie bestaat in het licht van de daarmee te verwerven dan wel verworven inkomsten.

De berekeningswijze voor projectsubsidies waarop artikel 7, tweede lid, van toepassing is bestaat uit een bij de subsidievaststelling te bepalen bedrag. Zo kan de subsidie bestaan uit een bijdrage in een deel van de totale kosten van een activiteit, maar kan ook een volledige bekostiging van de te subsidiëren activiteiten inhouden.

Artikel 13

Aanvragen kunnen het hele jaar worden ingediend. De onderhavige regeling kent echter slechts twee rondes waarin beslist wordt op aanvragen voor een projectsubsidie. Blijkens artikel 13 liggen deze data vóór 1 mei respectievelijk vóór 1 december van enig jaar. Op aanvragen die na 1 september van enig jaar maar uiterlijk vóór 1 februari van het daaropvolgende jaar zijn ingediend wordt beslist uiterlijk vóór 1 mei van dat jaar. Op aanvragen die na 1 februari maar uiterlijk vóór 1 september van enig jaar zijn ingediend wordt beslist uiterlijk vóór 1 december van dat jaar.

Artikel 14

Dit artikel schrijft voor dat voorschotten verleend kunnen worden nadat een beschikking tot subsidieverlening is gegeven. Als regel wordt de subsidie gelijkmatig over het aantal maanden waarvoor subsidie is aangevraagd, bevoorschot. Indien de aanvrager hierom verzoekt kan van deze algemene wijze van bevoorschotting worden afgeweken. In het individuele geval zal dan beoordeeld moeten worden of tot de door de aanvrager gewenste bevoorschotting kan worden besloten.

De bevoorschotting wordt gemaximeerd tot 90% van het bedrag van de verleende subsidie. De betaling van het resterende bedrag wordt niet later dan vier maanden na ontvangst van de volledige aanvraag tot vaststelling van de subsidie, betaald. Indien de subsidiedeclaratie lager is dan de verleende subsidie, wordt uiteraard het bedrag van de subsidiedeclaratie aangehouden. De termijn van vier maanden is gekoppeld aan de termijn van vier maanden voor vaststelling van de subsidie, maar moet gezien worden als een uiterste termijn. Doorgaans zal meteen tot uitbetaling worden overgegaan indien wordt vastgesteld dat de aanvraag compleet is en de subsidiedeclaratie niet lager is dan de subsidieverlening. Door de uitbetaling van het voorschot te koppelen aan de volledige aanvraag tot subsidievaststelling, wordt ook een voortvarende afwikkeling van de subsidie bevorderd.

Artikel 16

Het bepaalde in dit artikel betekent onder andere dat de instelling een administratie op projectniveau bijhoudt. Uit deze administratie dient ondermeer aan de hand van onderliggende stukken zoals facturen de opbouw van de subsidiedeclaratie te herleiden te zijn. Ook de met de subsidie gerelateerde baten maken onderdeel uit van deze administratie.

Artikel 17

Er kunnen zich omstandigheden voordoen die, wanneer zij bij het nemen van de beslissing bekend waren geweest, de beslissing over de subsidie anders hadden doen uitvallen. Zodra een dergelijke omstandigheid na het indienen van de aanvraag aan de orde is, dient dit onverwijld aan de minister te worden gemeld. Het spreekt voor zich dat deze verplichting geldt tot de beëindiging en administratieve afronding van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend. Een evident voorbeeld in het kader van de onderhavige meldingsplicht doet zich voor indien de subsidieontvanger in surseance van betaling is geraakt of haar faillissement wordt aangevraagd of uitgesproken. Ook een statutenwijziging of een fusie kan tot een zodanige verplichte melding leiden.

Artikel 18

Het in dit artikel geregelde projectverslag is een belangrijke informatiebron bij de beoordeling of de activiteiten zijn uitgevoerd overeenkomstig de aan de subsidie verbonden verplichtingen. Uit artikel 23, tweede juncto eerste lid volgt dat het projectverslag binnen vier maanden na afloop van de subsidietermijn moet zijn ingediend. De verrichte activiteiten dienen in het projectverslag vergeleken te worden met de in het projectplan voorgenomen activiteiten. Bij projectsubsidies die zich over meerdere kalenderjaren uitstrekken bestaat behoefte aan tussentijdse inhoudelijke informatie op de helft van de termijn waarvoor subsidie is verleend. Daarom is dit ten aanzien van deze projectsubsidies dwingend voorgeschreven.

Voor projectsubsidies waarbij voor de lumpsumfinanciering, als bedoeld in artikel 7, tweede lid, is gekozen geldt dat in plaats van het projectverslag, na afloop van de periode waarvoor subsidie is verstrekt, een verklaring moet worden overgelegd waaruit kan worden afgeleid dat de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt, zijn uitgevoerd. De vorm van deze verklaring is echter niet voorgeschreven. Bij elke subsidievaststelling zal daarom duidelijkheid gegeven worden wat voor soort verklaring verwacht wordt. Dit kan verschillen van het toezenden van de uitnodiging van het gesubsidieerde congres tot het overleggen van een publicatie die met behulp van de subsidie tot stand is gekomen. Maar ook een vereenvoudigde vorm van een projectverslag kan tot de mogelijkheden behoren. Het indienen van de verklaring is niet aan een termijn gekoppeld, wat overigens niet wegneemt dat deze verklaring binnen een redelijke termijn ingediend behoort te zijn. Wat redelijk is, zal van het soort verklaring afhangen.

Artikel 19

Met name bij projectsubsidies kan het voorkomen dat de subsidie wordt verstrekt om een bepaalde publicatie tot stand te brengen. Indien de subsidieontvanger de totstandkoming van een dergelijk werk uitbesteedt aan derden (bijvoorbeeld aan een onderzoeksbureau of aan onafhankelijke onderzoekers) kan over het auteursrecht discussie ontstaan. In de praktijk komt het voor dat er bij publicatie (onvoorziene) problemen ontstaan doordat die derden een beroep op hun auteursrecht doen. Om dergelijke problemen te voorkomen is het voorschrift van het tweede lid opgenomen. Het verplicht de subsidieontvanger om met degenen die bij de totstandkoming van een werk worden ingeschakeld uitdrukkelijk overeen te komen dat het auteursrecht komt te berusten bij de opdrachtgever; in casu de subsidieontvanger. Indien de subsidieontvanger vervolgens niet tot publicatie over zou gaan en de subsidie is verstrekt (mede) met het oog op publicatie kan de subsidiegever, afhankelijk van de situatie, de subsidieverlening of de subsidievaststelling op grond van art. 4:48 Awb respectievelijk art. 4:49 Awb intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen en de subsidie geheel of gedeeltelijk terugvorderen. Door het gestelde in het tweede lid kan de subsidieontvanger zich er niet op beroepen dat een derde het auteursrecht heeft en dat deze niet mee wil werken aan publicatie.

Artikel 20

Met het begrip kostendekkend wordt niet alleen gedoeld op de extra variabele kosten die het verlenen van de diensten of het leveren van de goederen meebrengt, maar ook op een redelijk deel van de overheadkosten. Het moet gaan om een reële kostprijsberekening. Een logische uitzondering is gemaakt voor kosten die door de gesubsidieerde in rekening wordt gebracht bij degenen voor wie de gesubsidieerde activiteiten bestemd zijn.

Artikel 22

Dit artikel, dat zijn tekst ontleent aan artikel 4:38 van de Awb, stelt dat de minister in aanvulling op de verplichtingen in de onderhavige regeling en die van artikel 4:37 van de Awb, bij de subsidieverlening ook andere verplichtingen kan opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

Artikel 23

Artikel 23 maakt duidelijk dat het de verantwoordelijkheid van de subsidieontvanger is een aanvraag voor de vaststelling van de projectsubsidie in te dienen. Hij heeft daarmee voor een deel zelf in de hand met welke snelheid de minister tot de vaststelling kan overgaan. Het formulier aanvraag vaststelling projectsubsidie is via de website van het ministerie te downloaden en wordt via de post naar het ministerie verzonden.

Wat betreft het gestelde in het vierde lid wordt verwezen naar de toelichting op artikel 11, zevende lid.

Artikel 24

De subsidiedeclaratie geeft de minister het nodige inzicht om tot een goede subsidievaststelling te komen. Wat belangrijke verschillen tussen declaratie en begroting zijn, is in zijn algemeenheid niet te zeggen. Dit zal per subsidie bekeken dienen te worden.

Artikel 25

Uitgangspunt van deze bepaling is dat elke subsidiedeclaratie is voorzien van een accountantsverklaring en een rapportage over de naleving van de subsidiebepalingen, overeenkomstig het zogenaamde controleprotocol. Hierop wordt in het vierde lid een uitzondering gemaakt voor de gevallen waarin een subsidie verleend is van minder dan € 125.000,–.

Voor de duidelijkheid zij er op gewezen dat de accountant die op grond van het derde lid over de naleving van de subsidiebepalingen rapporteert, de eigen accountant is van de subsidieontvanger. Op die manier wordt voorkomen dat onnodig twee accountants, namelijk de eigen en de departementale accountant, – deels – dezelfde werkzaamheden zouden verrichten.

Artikel 26

De termijn voor de subsidievaststelling is vergeleken met de oude subsidieregels verkort met twee maanden tot vier maanden. Onder andere door het voorschrijven van gestandaardiseerde formulieren voor het indienen van de aanvragen voor subsidievaststelling kan deze termijn op vier maanden worden gesteld.

Artikel 27

Deze hardheidsclausule kan alleen in individuele gevallen worden ingeroepen indien specifieke omstandigheden ertoe leiden dat onverkorte toepassing van de regeling leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 28

Voor de eerste aanvraagronde voor het jaar 2006 wordt afgeweken van de normale indieningsdatum genoemd in artikel 13. Als gevolg van de datum van inwerkingtreding van deze regeling zou de voorbereidingstijd te krap zijn uitgevallen.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

C.I.J.M. Ross-van Dorp

Bijlage 1 behorend bij artikel 11, eerste lid

Formulier aanvraag projectsubsidie

1. Gegevens subsidieaanvrager

Naam:

Postadres:

Postcode:

Vestigingsplaats:

Naam contactpersoon:

Telefoonnummer:

Telefaxnummer:

E-mailadres:

Objectnummer instelling (indien al bekend):

Bank- of girorekening instelling:

Kamer van Koophandel nr.:

2. Naam project:

3. Gevraagd subsidie: €

Totale kosten project: €

(uitsplitsing in bijgevoegde gespecificeerde begroting)

4. Andere organisaties waar een subsidieaanvraag is ingediend; het daar gevraagde bedrag en stand van zaken beoordeling aanvraag (toegekend, afgewezen, aangehouden):

Organisatie

Bedrag

Stand van zaken

1. ..........

  

2. ..........

  

5. Projectperiode (begin- en einddatum):

6. Korte projectomschrijving (uitgebreide beschrijving in bijgevoegd projectplan):

7. Karakter project

a. Experimenteel (en dus innovatief) project, want ..........

b. Innovatief project, niet experimenteel van aard, want ..........

c. Project waarvoor al eerder subsidie is verstrekt en dat aantoonbaar succesvol is geweest, want ..........

Onderbouwing aantoonbaar succesvolle karakter:

8. Thema project

a. WO II in Nederland, nl. ..........

b. Europa vóór, in en na WO II, nl. ..........

c. WO II buiten Europa, nl. ..........

9. Inhoudelijke focus project

a. Alleen gericht op kennisoverdracht over WO II, nl. ..........

b. Gericht op kennisoverdracht over WO II èn bewustwording zonder koppeling naar het heden, nl. ..........

c. Gericht op kennisoverdracht over WO II èn bewustwording door middel van het leggen van een relatie naar het heden, nl. ..........

10. Indien onderstaande velden van toepassing zijn op uw projectvoorstel, kunt u dan aangeven waar uw project zich bevindt in onderstaande matrix (meerdere opties zijn mogelijk)?

 

Nationale identiteit

Burgerschapsvorming Civil Society

Democratie

Rechtsstaat Grondrechten

Wereld

    

Europa

    

Nederland

    

School

    

Gezin

    

Individu

    

11. Verantwoord historisch wetenschappelijk karakter van de inhoud van het projectvoorstel getoetst door NIOD of CHGS.

a. NIOD (advies t.b.v. programmacommissie is bijgevoegd)

b. CHGS (advies t.b.v. programmacommissie is bijgevoegd)

12. Komt in de activiteiten binnen uw project de slogan van het leidende thema van het Nationaal Comité terug?

Ja/nee*

Zo ja, a.u.b. toelichten op welke wijze:

13. Doelgroep(en)

a. Jongeren, leeftijd ..........

b. Leerlingen schooltype: PO, VMBO, Havo/Vwo*

c. Docenten, schooltype: PO, VMBO, Havo/Vwo*

d. Lerarenopleiding: basisonderwijs, VO, universitair*

e. Opvoeders

14. Frequentie activiteiten en beoogd bereik aantal personen binnen de doelgroep(en), per doelgroep afzonderlijk te specificeren.

Activiteit

Frequentie

Doelgroep

Beoogde bereik (direct en/of indirect)

1. ..........

 

1. ..........

 

2. ..........

 

2. ..........

 

15. Concreet geformuleerde meetbare, sociaal-educatieve doelstelling(en) van het project:

Doelgroep

Meetbare, sociaal-educatieve doelstelling

1. ..........

…………………………

2. ..........

…………………………

16. Uitgewerkt in samenwerking met de beoogde doelgroep(en) en/of relevante vertegenwoordigende instituten?

a. Nee.

b. Ja, nl. met ..........

17. Locatie waar de activiteiten van het projectvoorstel plaatsvinden (combinaties zijn mogelijk).

a. School, nl. ..........

b. Museum, nl. ..........

c. Historische plek, nl. ..........

d. Monument, nl. ..........

e. Anders, nl. ..........

18. Wat is de aard van de activiteiten binnen het project (combinaties zijn mogelijk)?

a. Tentoonstelling Rondreizend? Ja/nee*

b. Gastspreker

c. Herdenking

d. Film

e. Theater/podiumkunsten

f. Reis, nl. ..........

g. Anders, nl. ..........

19. Landelijke relevantie

Landelijke relevantie, want ..........

20. Product(en) eenjarig project en tijdstip beschikbaarheid (jaar & maand):

Product Beoogd tijdstip (jaar & maand)

21. Product(en) meerjarig project

Tussentijds product/jaarlijkse mijlpaal

Beoogd tijdstip (jaar & maand)

1e jaar:

 

2e jaar:

 

3e jaar:

 

22. Voorziet het project bij traceerbare groepen in een nulmeting & een afsluitende evaluatie?

Traceerbare groep(en)? Ja/nee* Indien ja, nl. ..........

Nulmeting: Ja/nee*

Zo ja, a.u.b. het voorstel voor de meting van de beginsituatie (nulmeting) bij deze subsidieaanvraag voegen.

Afsluitende evaluatie (cijfermatig en kwalitatief): Ja/nee*

Zo ja, a.u.b. het voorstel voor de afsluitende evaluatie bij deze subsidieaanvraag voegen.

23. Meerjarig project

Tussentijdse evaluatie van het meerjarige project gepland in .......... (jaar & maand)

A.u.b. het voorstel voor de tussentijdse evaluatie bij deze subsidieaanvraag voegen.

24. Stramien/format project (zie ook punt 19)

Format/product

Bij aanvang project verwachte kosten dekkende prijs

Bij aanvang project verwachte huurprijs (zo laag mogelijk)

Gratis Ja/nee* (via website ..........)

1. ..........

 

2. ..........

 

25. Eventuele aanvullende toelichting

Toelichting bij het Formulier aanvraag projectsubsidie voorlichtingsbeleid WO II

Algemeen

Met dit formulier, te downloaden via de website van het Ministerie van VWS, wordt bij de Eenheid Oorlogsgetroffenen en Herinnering Tweede Wereldoorlog (OHW), een aanvraag voor een projectsubsidie in het kader van het voorlichtingsbeleid Tweede Wereldoorlog ingediend. Op de subsidie (van OHW) zijn de bepalingen van de Welzijnswet 1994 en daaruit voortvloeiende besluiten, met name het Bekostigingsbesluit (BKB), van toepassing. De aanvraag wordt onderbouwd met een projectplan en een begroting (art.11, eerste lid). In de subsidieregeling kunt u lezen waaraan uw projectplan en uw begroting dienen te voldoen.

Uw aanvraag projectsubsidie wordt alleen in behandeling genomen wanneer de aanvraag tijdig, compleet en ondertekend door een persoon die daar op grond van de statuten toe bevoegd is of door een persoon die daartoe gevolmachtigd is, in het bezit van het Ministerie van VWS is.

Voeg de navolgende stukken bij uw aanvraag bij:

– Projectplan

– Gespecificeerde begroting van het project

– Een volledig overzicht met de financiële toestand van uw instelling op het tijdstip van aanvragen

– Afschrift oprichtingsakte en statuten

– Afschrift van de inschrijving bij de Kamer van Koophandel (niet ouder dan zes maanden!)

– Een afschrift van de volmacht tot rechtsgeldige vertegenwoordiging

Conform de vigerende wet- en regelgeving hoeft u geen bijlagen mee te zenden waarvan verondersteld mag worden dat deze al in het bezit van het Ministerie van VWS zijn.

U kunt de aanvraag sturen naar:

Ministerie van VWS

T.a.v. de dienst FPB

Postbus 16006

2500 BA DEN HAAG

Een deel van de gevraagde informatie betreft traditionele informatie in het kader van aanvragen voor projectsubsidie. Een ander deel heeft te maken met het nieuwe voorlichtingsbeleid en faciliteert zowel de beoordeling van de aanvragen door de programmacommissie als de rapportages van VWS in het kader van beleidsevaluatie.

Waar op het formulier het teken * staat, wordt u verzocht de juiste categorie(ën) te omcirkelen. Hetzelfde wordt u ook gevraagd met betrekking tot andere onderdelen, zonder dat daar het teken * bij staat. In dat geval wordt u in de toelichting bij het desbetreffende onderdeel steeds duidelijk hierom verzocht.

Puntsgewijs

7. Karakter project

Het voorlichtingsbeleid biedt de mogelijkheid subsidie aan te vragen voor experimentele (en dus innovatieve) projecten gericht op groepen die nu nog niet bereikt (kunnen) worden. Een klein deel van het budget wordt hiervoor beschikbaar gesteld en wordt in de Staatscourant bekend gemaakt. Daarnaast kan een project uiteraard innovatief, maar niet experimenteel van aard zijn. Tot slot kan het een beproefd project zijn waarvoor al eerder subsidie is gevraagd, maar dat aantoonbaar succesvol is (geweest) en voor herhaling vatbaar is. Gevraagd wordt te omcirkelen tot welke categorie de projectaanvraag behoort en een korte toelichting te geven. Indien het om een aantoonbaar succesvol project gaat, wordt u tevens verzocht het aantoonbaar succesvolle karakter te onderbouwen.

8. Thema project

In het voorlichtingsbeleid zijn voor 2006 t/m 2010 de genoemde drie inhoudelijke thema’s onderscheiden, waarbinnen een aanvraag voor projectsubsidie kan worden ingediend. Gevraagd wordt te omcirkelen tot welke variant deze projectaanvraag behoort en daar een korte toelichting op te geven.

9. Inhoudelijke focus project

Het voorlichtingsbeleid gaat uit van WO II. Vanuit die basis zijn er twee mogelijke inhoudelijke sporen: kennis- en informatieoverdracht en het tot stand brengen van bewustwording. Hierbij kan al dan niet sprake zijn van het leggen van een relatie naar het heden. Gevraagd wordt te omcirkelen tot welke variant deze projectaanvraag behoort en een korte toelichting te geven.

11. Toetsing verantwoord historisch wetenschappelijk karakter door NIOD of CHGS

Eén van de criteria waaraan projectvoorstellen moeten voldoen is dat de verstrekte informatie historisch wetenschappelijk verantwoord dient te zijn. De aanvrager van de subsidie draagt er zorg voor dat voorafgaand aan de indiening van de subsidieaanvraag toetsing door het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD) plaatsvindt daar waar het WO II breed betreft en toetsing door het Centrum voor Holocaust en Genocidestudies (CHGS) indien het projectvoorstel de holocaust en/of genociden betreft. Gaarne omcirkelen door wie toetsing heeft plaatsgevonden en het advies bij de subsidieaanvraag voegen.

12. Komt in de activiteiten van uw project de slogan van het leidende thema van het Nationaal Comité 4 + 5 mei terug?

VWS stelt op activiteitenniveau zes prioriteiten. Eén ervan is activiteiten waarin voornoemde slogan van het thema van het Nationaal Comité terugkomt. De wijze waarop is aan de indiener van de subsidieaanvraag. De slogan van het leidende thema is te vinden op de website van het Nationaal Comité.

13. Doelgroep(en)

Het voorlichtingsbeleid onderscheidt de genoemde doelgroepen. Gevraagd wordt aan te geven op welke doelgroep(en) deze projectaanvraag zich richt (combinaties zijn mogelijk). Gaarne de juiste doelgroep(en) en eventuele subcategorie omcirkelen.

14. Frequentie activiteiten en beoogd bereik aantal personen binnen de doelgroep(en), per doelgroep afzonderlijk te specificeren.

U wordt gevraagd aan te geven hoe vaak de genoemde activiteiten zullen plaatsvinden, welke doelgroep(en) u wilt bereiken en wat het beoogde bereik van de doelgroep(en) is.

16.Uitgewerkt in samenwerking met de beoogde doelgroep(en) en/of relevante vertegenwoordigende instituten?

Eén van de subsidiecriteria is dat het projectvoorstel uitgewerkt is met betrokkenheid van vertegenwoordigers van de beoogde doelgroep(en) of relevante vertegenwoordigende instituten (bijv. jongeren, docenten binnen scholen, scholen, lerarenopleidingen voor het basis- en voortgezet onderwijs). Gaarne de juiste optie omcirkelen en bij de 2e een korte toelichting geven.

17.Locatie waar de activiteiten van het projectvoorstel plaatsvinden (combinaties zijn mogelijk).

U wordt verzocht de juiste optie(s) te omcirkelen dan wel een aanvulling te geven.

18. Wat is de aard van de activiteiten binnen het project (combinaties zijn mogelijk)?

U wordt verzocht de juiste optie(s) te omcirkelen dan wel een aanvulling te geven.

19. Landelijke relevantie

Het projectvoorstel moet o.a. landelijke relevantie hebben om voor subsidiëring in aanmerking te komen. De opzet en uitwerking van het voorstel, m.a.w. het format moet voor substantiële doelgroepen landelijk bruikbaar zijn: na primair gebruik door de indiener van de subsidieaanvraag moeten derden ook gebruik kunnen maken van het concept op hun locatie of in hun regio of provincie (bijv. via uitgewerkte blauwdrukken die tegen kostprijs of een zo laag mogelijke huurprijs ter beschikking worden gesteld aan derden of via landelijke roulatie bijv. rondreizende exposities). U wordt verzocht aan te geven op welke wijze uw subsidieaanvraag aan dit criterium voldoet.

21. Producten meerjarig project

Eén van de criteria waaraan meerjarige projectvoorstellen (duur langer dan 1 jaar) dienen te voldoen is de eis dat de aanvrager in deze projectvoorstellen per jaar minstens één meetbare, te realiseren mijlpaal dient te benoemen (product en tijdstip), die zichtbaar dient te zijn voor het hele veld (bijv. een boek, conferentie e.d.) en de moeilijkheidsgraad van de mijlpaal per jaar dient op te lopen. U wordt gevraagd om per jaar aldus de producten te benoemen.

22. Voorziet het project bij traceerbare groepen in een nulmeting & een afsluitende evaluatie?

Onder traceerbare groepen worden georganiseerde groepen verstaan die makkelijk te identificeren en te (her)vinden zijn, bijv. schoolklassen. Onder nulmeting wordt verstaan, meting van de beginsituatie van het kennis- en/of bewustzijnsniveau van de doelgroep(en). De afsluitende evaluatie maakt duidelijk of en zo ja, in hoeverre hierin op grond van de bezochte en/of uitgevoerde activiteiten wijzigingen zijn te constateren.

23. Meerjarig project

Eén van de criteria waaraan meerjarige projectvoorstellen (duur langer dan 1 jaar) dienen te voldoen is de eis dat er naast een meting van de beginsituatie (nulmeting) en een afsluitende evaluatie (cijfermatig en kwalitatief) ook sprake is van een tussentijdse evaluatie. Cijfers met betrekking tot de frequentie van activiteiten en een realistische schatting en realisatie van het bereik van de beoogde doelgroep(en) maken hiervan in ieder geval deel uit.

24. Stramien/format project

Het is de bedoeling dat de formatten en/of producten van de door VWS gesubsidieerde projecten zo vaak en zo breed mogelijk verspreid worden tegen zo laag mogelijke kosten of gratis (zie de toelichting op punt 19). U wordt verzocht aan te geven welke kostprijs/huurprijs u voor het format en/of de producten van uw project hanteert teneinde maximale verspreiding te optimaliseren, dan wel of er sprake is van gratis verspreiding via een website (naam website a.u.b. invullen). De door u verstrekte gegevens zullen aldus opgenomen worden op de website die VWS gebruikt voor communicatie over gehonoreerde projectvoorstellen en daaruit voortvloeiende producten.

25. Eventuele aanvullende toelichting

Indien u behoefte heeft op bovenstaande nog een nadere toelichting te geven dan kunt u dit bij dit punt doen.

Bijlage 2 behorend bij artikel 23, derde lid

Formulier aanvraag vaststelling projectsubsidie

1. Gegevens subsidieaanvrager

Naam:

Postadres:

Postcode:

Vestigingsplaats:

Naam contactpersoon:

Telefoonnummer:

Telefaxnummer:

E-mailadres:

Objectnummer instelling:

Bank- of girorekening instelling:

Kamer van Koophandel nr.:

2. Naam project:

3. Verleend subsidie: €

(declaratie bijvoegen)

4. Subsidieperiode (begin- en einddatum):

5. Datum & kenmerk subsidiebeschikking:

6. Korte weergave voornaamste punten projectverslag (uitgebreid projectverslag bijvoegen):

7. Effectieve realisatie activiteiten incl. frequentie ervan en effectieve realisatie beoogd bereik doelgroep(en), per doelgroep afzonderlijk te specificeren:

Activiteit:

Feitelijke

frequentie:

Doelgroep(en):

Beoogd bereik:

Feitelijk bereik:

1. ..........

 

1. ..........

  

2. ..........

 

2. ..........

  

Als de feitelijke frequentie en/of het feitelijke bereik van de doelgroep(en) afwijkt van de beoogde frequentie en/of het beoogde bereik, waar ligt dit dan aan volgens u en waar ligt dit aan volgens de doelgroep(en)?

8. Effectieve realisatie van de in de projectaanvraag concreet geformuleerde meetbare, sociaal-educatieve doelstelling(en):

Doelgroep

Gestelde sociaal-educatieve doelstelling(en)

Gerealiseerde sociaal-educatieve doelstellingen

9. Eenjarig project:

Product

Effectieve tijdstip beschikbaarheid (jaar & maand)

10. Meerjarig project

Tussentijds product/jaarlijkse mijlpaal

Effectieve realisatie (jaar & maand)

– 1e jaar ..........

 

– 2e jaar ..........

 

– 3e jaar ..........

 

11. Resultaten nulmeting(en) en afsluitende evaluatie (cijfermatig en kwalitatief) bij traceerbare groep(en), per groep afzonderlijk te specificeren:

Traceerbare groep

Resultaat nulmeting

Resultaat afsluitende evaluatie

1. ..........

  

2. ..........

  

Volledige rapportage nulmeting en afsluitende evaluatie toevoegen

12. Meerjarig project

Resultaten nulmeting(en), tussentijdse en afsluitende evaluatie (cijfermatig en kwalitatief):

Traceerbare groep/doelgroep

Resultaat nulmeting

Resultaat tussentijdse evaluatie

Resultaat afsluitende evaluatie

1. ..........

   

2. ..........

   

Volledige rapportage van de onderscheiden evaluaties toevoegen

13. Stramien/format project

Format/product

Bij afsluiting project feitelijke kostendekkende prijs

Bij afsluiting project feitelijke huurprijs (zo laag mogelijk)

Gratis Ja/nee* (via website ..........)

1. ..........

 

2. ..........

 

14. Eventuele aanvullende toelichting

Toelichting bij Formulier aanvraag vaststelling projectsubsidie voorlichtingsbeleid WO II

Algemeen

Met dit formulier, te downloaden via de website van VWS, wordt een aanvraag voor vaststelling van de projectsubsidie in het kader van het voorlichtingsbeleid Tweede Wereldoorlog ingediend. De aanvraag gaat vergezeld van het projectverslag (art. 18, tweede lid) en een subsidiedeclaratie (art.24). In de subsidieregeling kunt u lezen waaraan uw projectverslag en uw subsidiedeclaratie dienen te voldoen. De aanvraag dient te zijn ondertekend door een persoon die daar op grond van de statuten toe bevoegd is of door een persoon die daartoe gevolmachtigd is.

U kunt uw aanvraag vaststelling projectsubsidie sturen naar:

Ministerie van VWS

T.a.v. de dienst FPB

Postbus 16006

2500 BA DEN HAAG

Voor projectsubsidies lager dan € 5.000,– wordt u verwezen naar zie art.7, tweede lid van de Subsidieregeling voorlichtingsbeleid Tweede Wereldoorlog.

Puntsgewijs

13. Stramien/format project

Het is de bedoeling dat de formatten en/of producten van de door VWS gesubsidieerde projecten zo vaak en zo breed mogelijk verspreid worden tegen zo laag mogelijke kosten. Wanneer het project afgesloten is en het format/product wordt nog verstrekt/verhuurd, maar er is onderhoud en/of bijstelling nodig geweest, dan kan van een kostendekkende prijs sprake zijn. U wordt verzocht aan te geven welke kostendekkende prijs u voor het format en/of de producten van uw project hanteert na formele afsluiting van het project. De door u verstrekte gegevens zullen aldus opgenomen worden op de website die VWS gebruikt voor communicatie over gehonoreerde projectvoorstellen die inmiddels zijn beëindigd en daaruit voortvloeiende producten.

14. Eventuele aanvullende toelichting

Indien u behoefte heeft op bovenstaande nog een nadere toelichting te geven dan kunt u dit bij dit punt doen.

Naar boven