Regeling Leerplusarrangement VO en Nieuwkomers VO

Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 12 april 2006, nr. VO/SenO/06/11114, houdende de toekenning van aanvullende personele bekostiging voor Leerplusarrangement VO en voor Nieuwkomers VO (Regeling Leerplusarrangement VO en Nieuwkomers VO)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op artikel 85a, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs en artikel 2.2.3, derde lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs:

Besluit:

Hoofdstuk 1

Begripsbepalingen

Artikel 1

Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. de minister: de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en, voor zover het betreft het onderwijs op het gebied van de landbouw en de natuurlijke omgeving, de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

b. school: een school of scholengemeenschap voor voortgezet onderwijs, bedoeld in artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs, waaronder begrepen het voorbereidend beroepsonderwijs in een agrarisch opleidingscentrum bedoeld in artikel 1.3.3, van de Wet educatie en beroepsonderwijs, met uitzondering van de scholen voor praktijkonderwijs die per 1 augustus 2006 zijn overgegaan op lumpsum bekostiging;

c. GBA: de gemeentelijke basisadministratie, bedoeld in artikel 2, van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens;

d. basisregister onderwijs: het basisregister onderwijs, bedoeld in artikel 9a van de Wet verzelfstandiging informatiseringsbank;

e. persoonsgebonden nummer: het persoonsgebonden nummer, bedoeld in artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs en artikel 1.1.1, onderdeel z, van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

f. teldatum: 1 oktober van enig kalenderjaar;

g. armoedeprobleemcumulatiegebied: een cumulatiegebied zoals gehanteerd in paragraaf 6.4 van de armoedemonitor 2003 van het Centraal Bureau voor de Statistiek en het Sociaal en Cultureel Planbureau en vastgesteld op basis van het Regionaal Inkomensonderzoek;

h. L+A-leerling: de leerling, die op grond van artikel 7 van het Bekostigingsbesluit W.V.O. of op grond van artikel 2.3.2 Uitvoeringsbesluit WEB voor bekostiging wordt meegeteld en die woonachtig is in een postcodegebied dat valt in een armoedeprobleemcumulatiegebied;

i. Nieuwkomer VO: de leerling, die op grond van artikel 7 van het Bekostigingsbesluit W.V.O. of op grond van artikel 2.3.2 Uitvoeringsbesluit WEB voor bekostiging wordt meegeteld en die vreemdeling is als bedoeld in artikel 1, onderdeel m, van de Vreemdelingenwet 2000 en op de teldatum korter dan één jaar dan wel één tot twee jaar in Nederland verblijft;

j. schoolplan: het schoolplan, bedoeld in artikel 24 van de Wet op het voortgezet onderwijs.

Hoofdstuk 2

Hoofdlijnen

Paragraaf 1

Doelomschrijving

Artikel 2

Doelomschrijving

1. De minister kan aanvullende personele bekostiging voor het Leerplusarrangement VO toekennen aan het bevoegd gezag van een school ten behoeve van de vermindering van voortijdig schoolverlaten, het leveren van meer maatwerk aan leerlingen, en het maximaliseren van de schoolprestaties.

2. De minister kan aanvullende personele bekostiging voor nieuwkomers VO toekennen aan het bevoegd gezag van een school om scholen in staat te stellen nieuwkomers in het voortgezet onderwijs de Nederlandse taal te leren en hen zo goed mogelijk voor te bereiden op hun verdere schoolloopbaan in het voortgezet- en vervolgonderwijs.

Paragraaf 2

Leerplusarrangement VO

Artikel 3

Aanvullende personele bekostiging

1. De verlening van de aanvullende personele bekostiging, bedoeld in artikel 2, eerste lid, wordt per school van het bevoegd gezag vindt plaats voor twee kalenderjaren.

2. De aanvullende personele bekostiging wordt bepaald op grond van het aantal L+A-leerlingen dat op de teldatum van enig kalenderjaar bij de school als werkelijk schoolgaand staat ingeschreven.

3. Verlening van de aanvullende personele bekostiging vindt uiterlijk in de maand maart plaats na de teldatum waarop voor de tweede maal de drempel, bedoeld in artikel 4, eerste lid, is gehaald.

4. De betaling van de aanvullende personele bekostiging vindt plaats volgens het betaalritme van de reguliere personele bekostiging.

5. De minister kan de hoogte van de aanvullende personele bekostiging wijzigen indien de verklaring van de accountant, bedoeld in de artikelen 14a, tweede lid, onder c, en 15b, zesde lid, onder c, van het Bekostigingsbesluit W.V.O., daartoe aanleiding geeft.

6. Definitieve vaststelling van de aanvullende personele bekostiging vindt plaats na de vaststelling van de aanvullende personele bekostiging, bedoeld in het derde lid, en binnen zes maanden na ontvangst van de verklaring van de accountant, bedoeld in het vijfde lid.

Artikel 4

Drempel

1. Bij de bepaling of het bevoegd gezag van een school in aanmerking komt voor de aanvullende personele bekostiging, bedoeld in artikel 2, eerste lid, wordt getoetst aan de drempel van minimaal 30% L+A-leerlingen per school in een cyclus van steeds twee achtereenvolgende teldata.

2. In de cyclus, bedoeld in het eerste lid, worden de twee achtereenvolgende teldata slechts éénmaal bij de vaststelling van de drempel gehanteerd.

3. De drempel, bedoeld in het eerste lid, wordt procentueel bepaald door het aantal L+A-leerlingen bedoeld in het vierde lid, te delen door het totaal aantal leerlingen van de school en rekenkundig af te ronden op een geheel getal.

4. Bij de bepaling van het aantal L+A-leerlingen wordt de postcode uit de GBA, zoals geregistreerd in het basisregister onderwijs, als uitgangspunt genomen. In het geval de postcode niet in de GBA is opgenomen, wordt de postcode gehanteerd die door het bevoegd gezag van de school aan de Informatie Beheer Groep is aangeleverd.

Artikel 5

Berekening aanvullende personele bekostiging

1. De aanvullende personele bekostiging voor het Leerplusarrangement VO wordt berekend door het aantal L+A-leerlingen op basis van de tweede achtereenvolgende teldatum, te vermenigvuldigen met het bedrag per L+A-leerling.

2. Het bedrag per L+A-leerling, bedoeld in het eerste lid, wordt bepaald door het beschikbare budget per kalenderjaar te delen door het totaal aantal L+A-leerlingen van de scholen op de tweede teldatum, met uitzondering van het voorbereidend beroepsonderwijs in een agrarisch opleidingscentrum.

3. Het beschikbare budget en het bedrag per L+A-leerling wordt elk tweede kalenderjaar uiterlijk in de maand december bekend gemaakt in de Staatscourant.

4. Het bedrag per L+A-leerling, bedoeld in het eerste lid, wordt voor het voorbereidend beroepsonderwijs in een agrarisch opleidingscentrum gelijkgesteld aan het bedrag per L+A-leerling als berekend op grond van het tweede lid.

Artikel 6

Samenvoeging van scholen in verband met aanvullende personele bekostiging Leerplusarrangement VO

1. In het geval één of meer scholen voor voortgezet onderwijs worden samengevoegd in de periode tussen de eerste teldatum en de tweede daarop volgende teldatum, bedoeld in artikel 4, eerste lid, waarbij één of meer scholen worden opgeheven, dan dient voor de toepassing van artikel 4, eerste lid, te worden uitgegaan alsof de samenvoeging op de eerste teldatum reeds was tot stand gekomen.

2. In geval een nieuwe school voor voortgezet onderwijs wordt gesticht op 1 augustus gelegen tussen de twee achtereenvolgende teldata, bedoeld in artikel 4, eerste lid, komt het bevoegd gezag van de school niet eerder in aanmerking voor de aanvullende personele bekostiging voor het Leerplusarrangement VO dan het tijdstip waarop ook voor de overige scholen de aanvullende personele bekostiging voor het Leerplusarrangement VO wordt vastgesteld op basis van de nieuwe cyclus van twee achtereenvolgende teldata.

Paragraaf 3

Nieuwkomers VO

Artikel 7

Aanvullende personele bekostiging

1. De verlening van de aanvullende personele bekostiging, bedoeld in artikel 2, tweede lid, is gebaseerd op het aantal Nieuwkomers VO dat op de teldatum van enig kalenderjaar bij de school als werkelijk schoolgaand staat ingeschreven.

2. De verlening van de aanvullende personele bekostiging vindt plaats op basis van de per teldatum door het bevoegd gezag van de school aangeleverde gegevens en wordt toegekend voor één kalenderjaar.

3. De aanvullende personele bekostiging wordt bepaald door de som van het aantal formatieplaatsen vastgesteld op grond van artikel 9, vierde lid, te vermenigvuldigen met de voor de school geldende gemiddelde personeelslast voor leerkrachten ingevolge artikel 85 van de Wet op het voortgezet onderwijs en wordt rekenkundig afgerond op twee decimalen.

4. Verlening van de aanvullende personele bekostiging vindt plaats uiterlijk in de maand maart na de teldatum.

5. De betaling van de aanvullende personele bekostiging Nieuwkomers VO vindt plaats volgens het betaalritme van de reguliere personele bekostiging.

6. De minister kan de hoogte van de aanvullende personele bekostiging wijzigen, indien de verklaring van de accountant, bedoeld in de artikelen 14a, tweede lid, onder c, en 15b, zesde lid, onder c, van het Bekostigingsbesluit W.V.O., daartoe aanleiding geeft.

7. Definitieve vaststelling van de aanvullende personele bekostiging vindt plaats na de vaststelling van de aanvullende personele bekostiging, bedoeld in het vierde lid, en binnen zes maanden na ontvangst van de verklaring van de accountant, bedoeld in het zesde lid.

Artikel 8

Uitzondering op aanvullende personele bekostiging

De minister kent geen aanvullende personele bekostiging Nieuwkomers VO toe aan het bevoegd gezag van een school in het geval de Nieuwkomers VO een cursus Engels-Nederlandstalig onderwijs of een cursus voor het Internationaal Baccalaureaat volgen.

Artikel 9

Vaststelling aantal formatieplaatsen

1. Het aantal formatieplaatsen ten behoeve van de verlening van de aanvullende personele bekostiging Nieuwkomers VO wordt voor scholen, met uitzondering van het voorbereidend beroepsonderwijs in een agrarisch opleidingscentrum, bepaald door het aantal Nieuwkomers VO, bedoeld in artikel 7, eerste lid, met uitzondering van het voorbereidend beroepsonderwijs in een agrarisch opleidingscentrum, te vermenigvuldigen met de in het tweede lid genoemde ratio’s.

2. De ratio’s bedoeld in het eerste lid zijn:

a. in geval van Nieuwkomers VO op de teldatum korter dan één jaar in Nederland: 1/15;

b. in geval van Nieuwkomers VO op de teldatum van één tot twee jaar in Nederland: 1/25.

3. De Nieuwkomer VO kan ten hoogste één keer in aanmerking komen voor dezelfde ratio, bedoeld in het tweede lid.

4. Het aantal formatieplaatsen dat de uitkomst is van de berekening op grond van het eerste lid, wordt rekenkundig afgerond op drie decimalen.

5. De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit kent op grond van artikel 2.3.2, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit WEB, voor de nieuwkomers VO voor het voorbereidend beroepsonderwijs in een agrarisch opleidingscentrum een bedrag toe dat gelijk is aan de uitkomst van de berekening in het vierde lid, vermenigvuldigd met de voor de bedoelde school geldende gemiddelde personeelslast voor leerkrachten, bedoeld in artikel 7, derde lid.

Artikel 10

Gegevenslevering

Bij de bepaling van het aantal Nieuwkomers VO gelden de gegevens uit de GBA, zoals geregistreerd in het basisregister onderwijs, als uitgangspunt. In het geval de registratie in de GBA ontbreekt of afwijkt van de door het bevoegd gezag van de school aan de Informatie Beheer Groep aangeleverde gegevens, kan het bevoegd gezag van de school voor het aantonen van de juistheid van de door zijn verstrekte gegevens gebruikmaken van één of meer van de documenten als vermeld in de bijlage bij deze regeling.

Hoofdstuk 3

Beleid en verantwoording

Artikel 11

Beleid en verantwoording

1. Het bevoegd gezag van de school geeft in het schoolplan aan hoe zij de aanvullende personele bekostiging op grond van deze regeling inzet voor het onderwijskundig beleid, de bewaking en de verbetering van de kwaliteit van het onderwijs.

2. Het bevoegd gezag van de school licht de partijen in de omgeving van de school, die herkenbaar betrokken zijn bij de inzet van de aanvullende personele bekostiging op grond van deze regeling, in over zijn beleid terzake en betrekt opmerkingen daarover van die partijen herkenbaar bij het bepalen van dat beleid.

3. Het bevoegd gezag van de school betrekt de inzet van de aanvullende personele bekostiging op grond van deze regeling bij het overleg met de gemeente over het bestrijden van onderwijsachterstanden.

4. Het bevoegd gezag van de school werkt mee aan door of namens de minister ingestelde onderzoeken die gericht zijn op het verschaffen van nadere inlichtingen aan de minister over de uitvoering van de regeling.

Hoofdstuk 4

Financiële verantwoording

Artikel 12

Financiële verantwoording

1. De aanvullende personele bekostiging voor het Leerplusarrangement VO en voor Nieuwkomers VO wordt herkenbaar opgenomen als baten in de jaarrekening. De lasten worden verantwoord binnen de daartoe bestemde posten in de jaarrekening.

2. De aanvullende personele bekostiging wordt verstrekt als tegemoetkoming in de uitgaven die zijn verbonden aan het in de regeling omschreven doel. Verrekening van de eventueel niet-bestede middelen of overschotten vindt niet plaats.

3. De verklaring van de accountant bij de jaarrekening omvat tevens een oordeel over de rechtmatige besteding van de aanvullende personele bekostiging.

Hoofdstuk 5

Compensatiebepaling

Artikel 13

Compensatiebepaling

1. De minister kan een compensatiebudget verstrekken aan het bevoegd gezag van een school. Dit compensatiebudget wordt vastgesteld volgens de formule A –/– B –/– C, waarbij wordt verstaan onder:

A: De aanvullende personele bekostiging die een school zou ontvangen op grond van de Regeling aanvullende personele bekostiging culturele minderheidsgroepen en anderstalige leerlingen WVO 2002 op basis van de teldatum 1 oktober 2005 en berekend met de op 1 januari 2007 voor de school geldende gemiddelde personeelslast voor leerkrachten;

B: De aanvullende personele bekostiging die een school kan ontvangen op grond van de onderhavige Regeling Leerplusarrangement VO en Nieuwkomers VO op basis van de teldatum 1 oktober 2006 en berekend met de op 1 januari 2007 voor de school geldende gemiddelde personeelslast voor leerkrachten;

C: 1% van de totale personele lumpsumbekostiging van de betreffende school op grond van artikel 8 van het Formatiebesluit W.V.O., berekend met de op 1 januari 2007 voor de school geldende personeelslasten.

2. Indien de uitkomst van de in het eerste lid bedoelde berekening een positief bedrag oplevert, wordt dit bedrag met de factor 2 vermenigvuldigd.

3. Verlening van het compensatiebudget vindt plaats uiterlijk in de maand maart van het kalenderjaar 2007.

4. De betaling van het compensatiebudget vindt plaats in twee gedeelten. Het eerste gedeelte wordt betaald in maart 2007 en bedraagt 75% van het compensatiebudget en het tweede gedeelte zal worden betaald in maart 2008 en bedraagt 25% van het compensatiebudget.

5. De minister kan de hoogte van het compensatiebudget wijzigen, indien de verklaring van de accountant, bedoeld in de artikelen 14a, tweede lid, onder c, en 15b, zesde lid, onder c, van het Bekostigingsbesluit W.V.O., daartoe aanleiding geeft.

6. Definitieve vaststelling van het compensatiebudget vindt plaats na de vaststelling van de aanvullende personele bekostiging, bedoeld in het derde lid, en binnen zes maanden na ontvangst van de verklaring van de accountant, bedoeld in het vijfde lid.

Hoofdstuk 6

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 14

Intrekking

1. De Regeling aanvullende personele bekostiging culturele minderheidsgroepen en anderstalige leerlingen WVO 2002 van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap wordt ingetrokken met ingang van 1 augustus 2006.

2. De Regeling administratie leerlinggegevens WVO van 13 november 1995, wordt ingetrokken met ingang van 1 augustus 2006.

Artikel 15

Overgangsrecht voor de periode 1 augustus 2006 tot en met 31 december 2006

De bepaling in artikel 2, eerste lid, van de Regeling aanvullende personele bekostiging culturele minderheidsgroepen en anderstalige leerlingen WVO 2002 ter zake van de bekostiging blijft van kracht voor de periode van 1 augustus 2006 tot en met 31 december 2006.

Artikel 16

Wijziging Regeling gegevenslevering onderwijsnummer VO

De Regeling gegevenslevering onderwijsnummer VO1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2, onderdeel i, komt te luiden:

i. Nieuwkomer VO:

de leerling die vreemdeling is als bedoeld in artikel 1, onder m, van de Vreemdelingenwet 2000 en op de teldatum korter dan één jaar dan wel één tot twee jaar in Nederland verblijft;

B

Artikel 2, onderdeel j, komt te luiden:

j. verblijfsduur:

de verblijfsduur in Nederland van de Nieuwkomer VO op de teldatum korter dan één jaar en van één tot twee jaar;

C

In Bijlage 1 wordt in de tabel ‘Specificatie inschrijvingsgegevens artikel 103b, tweede lid van de wet’ in de kolom ‘Gegeven’ het begrip ‘CUMI categorie’ vervangen door: ‘Nieuwkomer VO-categorie’ en wordt in de kolom ‘Definitie’ de tekst ‘De categorieën als bedoeld in de ministeriële regeling faciliteiten anderstalige leerlingen (zie toelichting voor lijst)’ vervangen door: ‘de Nieuwkomer VO, bedoeld in artikel 1 van de regeling aanvullende personele bekostiging voor Leerplusarrangement VO en voor Nieuwkomers VO’ (Nieuwkomer VO-categorie waardelijst: -4a de Nieuwkomer VO)

D

In Bijlage 1 wordt in de tabel ‘Specificatie inschrijvingsgegevens artikel 103b, tweede lid van de wet’ in de kolom ‘Gegeven’ het begrip ‘Verblijfsduur (cumi-ratio)’ vervangen door: ‘Verblijfsduur (Nieuwkomer-ratio)’ en wordt in kolom ‘Definitie’ de tekst ‘Het aantal jaren dat de leerling die behoort tot een minderheidscategorie in Nederland verblijft (zie toelichting voor lijst)’ vervangen door: ‘Het aantal jaren dat de Nieuwkomer VO in Nederland verblijft’ (Nieuwkomer VO-verblijfsduur waardelijst: d1 korter dan één jaar in Nederland en d2 één tot 2 jaar in Nederland)

Artikel 17

Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 augustus 2006.

Artikel 18

Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling Leerplusarrangement VO en Nieuwkomers VO.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M.J.A. van der Hoeven.

Toelichting

Algemeen

Deze regeling beoogt scholen voor voortgezet onderwijs waar zich probleemcumulatie voordoet te ondersteunen via aanvullende personele bekostiging. Daarnaast voorziet de regeling in een tweejarige aanvullende personele bekostiging voor leerlingen in het voortgezet onderwijs die korter dan twee jaar in Nederland zijn.

In deze toelichting komt het volgende aan de orde:

– Aanleiding en achtergronden van de Regeling aanvullende personele bekostiging voor Leerplusarrangement VO en Nieuwkomers VO.

– Leerplusarrangement VO.

– Nieuwkomers VO.

– Beleid en verantwoording.

– Compensatiebepaling voor vervanging cumi-vo-regeling met de regeling aanvullende personele bekostiging Leerplusarrangement VO en Nieuwkomers VO.

Naast deze toelichting is ook een brochure beschikbaar met informatie over de Regeling aanvullende personele bekostiging voor Leerplusarrangement VO en voor Nieuwkomers VO met praktische handreikingen voor scholen. Deze brochure wordt na publicatie van deze regeling breed verspreid, en is daarnaast verkrijgbaar via www.postbus51.nl, www.minocw.nl en www.cfi.nl.

Aanleiding en achtergronden van de Regeling Leerplusarrangement VO en Nieuwkomers VO

Naar aanleiding van het Hoofdlijnenakkoord van het kabinet Balkenende II (mei 2003) heeft een herijking van het onderwijsachterstandenbeleid plaatsgevonden met als doel dit beleid effectiever en efficiënter te maken. Voor het voortgezet onderwijs betekent de herijking van het onderwijsachterstandenbeleid dat de middelen voor het tegengaan van onderwijsachterstanden meer dan voorheen daar terecht komen waar ze het hardste nodig zijn en dat de bureaucratische lasten voor scholen zo laag mogelijk worden gehouden.

De Regeling aanvullende personele bekostiging culturele minderheidsgroepen en anderstalige leerlingen WVO 2002 (cumi-vo-regeling) voorziet hier niet in en wordt daarom met ingang van 1 augustus 2006 ingetrokken en vervangen door de regeling aanvullende personele bekostiging Leerplusarrangement VO en Nieuwkomers VO. Omdat de bekostiging op grond van de cumi-vo-regeling voor een kalenderjaar is toegekend, loopt artikel twee, eerste lid, van de cumi-vo-regeling (de bepaling met betrekking tot de bekostiging) door tot en met 31 december 2006.

Daarnaast is in de Tweede Kamer een wetsvoorstel aanhangig gemaakt waarin onder meer wordt voorgesteld dat alle scholen worden verplicht overleg voeren met de gemeente over onderwijsachterstandenbeleid, het bevorderen van integratie en het tegengaan van segregatie.

Verder zijn alle scholen krachtens een initiatiefwet van de Tweede Kamer verplicht in hun schoolplan en schoolgids vast te leggen wat hun beleid is ten aanzien van het bestrijden van onderwijsachterstanden in het bijzonder de beheersing van de Nederlandse taal (Stb. 2005, 678 en TK 29666, nr. 6).

Om de onderwijsachterstandsmiddelen voor het voortgezet onderwijs zo goed mogelijk terecht te laten komen daar waar ze het hardste nodig zijn, met zo laag mogelijk bureaucratische lasten, heeft het Instituut voor toegepaste sociale wetenschappen (ITS) onderzoek gedaan naar een geschikte indicator. Dit onderzoek leverde een indicator voor probleemcumulatie op: een ’cumulatiegebied’ zoals gehanteerd in de Armoedemonitor 2003 van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Vervolgens is, in overleg met het onderwijsveld, het Leerplusarrangement VO nader vorm gegeven. Er vonden veldraadplegingen plaats en overleggen met schoolleiders, schoolbesturen, gemeenten en vertegenwoordigers van het eerste opvangonderwijs aan nieuwkomers. Naar aanleiding van signalen uit deze gesprekken is tevens besloten tot een tweejarige bekostiging voor leerlingen in het voortgezet onderwijs die korter dan twee jaar in Nederland zijn, de zogeheten Nieuwkomers VO.

Voor de uitvoering van de Regeling Leerplusarrangement VO en Nieuwkomers VO is vanaf 2007 ruim € 75 miljoen beschikbaar. In aanvulling hierop voegt het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit middelen toe voor scholen in het voorbereidend beroepsonderwijs in een agrarisch opleidingscentrum (VBO-groen in een AOC) die in aanmerking komen voor bekostiging in het kader van deze regeling.

In deze regeling is tot slot voorzien in een compensatiebepaling om de overgang van de cumi-vo-regeling naar de Regeling Leerplusarrangement VO en Nieuwkomers VO soepel te laten verlopen.

Leerplusarrangement VO

Doelstelling en doelgroep van het Leerplusarrangement VO

De ene school voor voortgezet onderwijs heeft het zwaarder dan de andere school met evenveel leerlingen in de verschillende schoolsoorten, door andere factoren dan feitelijke achterstanden. Deze andere factoren kunnen leiden tot een opeenstapeling van problemen (‘probleemcumulatie’), zich onder andere uitend in veel leerlingen met een verhoogd risico op spijbelen, vertraging in schoolloopbanen, voortijdig schoolverlaten, criminaliteit en/of jeugdzorgproblematiek. Deze probleemcumulatie kan zich voordoen in alle schoolsoorten. Het Leerplusarrangement VO beoogt scholen die te maken hebben met probleemcumulatie extra te ondersteunen door aanvullende personele bekostiging. Doelstelling van het Leerplusarrangement VO is het bijdragen aan vermindering van voortijdig schoolverlaten, het beter dan voorheen kunnen leveren van meer maatwerk aan leerlingen, en het maximaliseren van de schoolprestaties door onder meer het voeren van expliciet taal(achterstanden)beleid. Om dit te bereiken worden niet alleen de middelen voor onderwijsachterstandenbestrijding anders verdeeld maar worden ten behoeve van het Leerplusarrangement VO en Nieuwkomers VO ook stimulansen ingebouwd voor kwaliteitsverbetering, zoals het opnemen van de ambities in het schoolplan en het toezicht van de inspectie hierop. Daarnaast dienen scholen partijen in de omgeving van de school in te lichten over haar onderwijsachterstandenbeleid en opmerkingen van de omgeving bij dit beleid herkenbaar te betrekken bij het bepalen van het onderwijsachterstandenbeleid.

Vaststellen van probleemcumulatie; de armoedemonitor van het SCP en CBS

Om vast te stellen op welke scholen sprake is van probleemcumulatie wordt uitgegaan van de indicator ‘cumulatiegebied’ zoals gehanteerd in de Armoedemonitor 2003 van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Deze indicator wordt door het CBS tweejaarlijks op basis van het Regionaal Inkomensonderzoek geactualiseerd. Dit leidt tot een lijst met postcodes van ‘armoedeprobleemcumulatiegebieden’, zijnde de 8% armste achterstandswijken met 20% van de huishoudens in Nederland1 . Deze lijst van het CBS zal worden overgenomen en bijgesloten bij de tweejaarlijkse publicatie in de Staatscourant van het voor het Leerplusarrangement VO beschikbare budget en het bedrag per leerling.

Via het persoonsgebonden nummer wordt gebruikgemaakt van de vier cijfers van de postcodes van de leerlingen. Per leerling wordt vastgesteld of hij/zij woonachtig is in een armoedeprobleemcumulatiegebied. Wanneer twee jaar achter elkaar op de teldatum minimaal 30% van de leerlingen van een school uit een armoedeprobleemcumulatiegebied komt, komt de school de twee achtereenvolgende kalenderjaren in aanmerking voor financiering in het kader van het Leerplusarrangement VO. De aanvullende bekostiging die de school ontvangt blijft deze twee jaren gelijk. De systematiek wordt iedere twee jaar herhaald. (zie ook hieronder bij ‘bekostigingssystematiek Leerplusarrangement VO’).

Scholen die in aanmerking komen voor het Leerplusarrangement VO

Scholen voor voortgezet onderwijs, inclusief VBO-groen in een AOC, kunnen in aanmerking komen voor bekostiging in het kader van het Leerplusarrangement VO. Dit geldt voor alle schoolsoorten; praktijkonderwijs, vmbo, havo en vwo. Om in aanmerking te komen voor de aanvullende bekostiging dient het percentage leerlingen uit armoedeprobleemcumulatiegebieden te voldoen aan de vastgestelde drempel, die als volgt is bepaald.

Wanneer op twee achtereenvolgende teldata minimaal 30% van de leerlingen van een school uit een armoedeprobleemcumulatiegebied komt, dan komt die school voor de twee kalenderjaren volgende op de jongste teldatum in aanmerking voor aanvullende bekostiging in het kader van het Leerplusarrangement VO. Hierbij wordt een tweejaarlijkse cyclus gevolgd, die voor alle scholen gelijk is. Het vaststellen of een school in aanmerking komt voor deze bekostiging geschiedt op school-(brinnummer-), niet vestigingsniveau. Het bevoegd gezag ontvangt, zoals gebruikelijk, de aanvullende bekostiging.

De drempel van 30% is mede bepaald naar aanleiding van de uitkomsten van de veldraadplegingen, waaruit naar voren kwam dat scholen ervaren dat wanneer circa éénderde van de populatie probleemleerling is (omslagpunt), het gehele schoolbeleid daarop moet worden aangepast. In de veldraadplegingen werd ook benadrukt dat scholen hechten aan stabiliteit en continuïteit in de bekostiging. Daarom worden scholen die in aanmerking komen voor het Leerplusarrangement VO voor twee kalenderjaren bekostigd, waarna de situatie opnieuw wordt bezien.

Vanwege de technische uitvoerbaarheid en om de administratieve lasten voor scholen zo laag mogelijk te houden, kunnen alleen scholen waar het persoonsgebonden nummer wordt gehanteerd in aanmerking komen voor deze aanvullende bekostiging.

Scholen voor praktijkonderwijs die per 1 augustus 2006 zijn overgegaan op lumpsumbekostiging

Om in aanmerking te kunnen komen voor het Leerplusarrangement VO moet het persoonsgebonden nummer zijn ingevoerd op de school. Daarmee kan het percentage leerlingen uit armoedeprobleemcumulatiegebieden op betrouwbare wijze eenvoudig worden vastgesteld.

Voor scholen voor praktijkonderwijs met declaratiebekostiging die per 1 augustus 2006 zijn overgegaan op de lumpsumbekostiging is het persoonsgebonden nummer nog niet ingevoerd. Zij kunnen dus om technische redenen niet meteen in aanmerking komen voor bekostiging in het kader van het Leerplusarrangement VO (brief TK 27020, nr. 46). Net als bij de scholen voor voortgezet onderwijs die thans met het persoonsgebonden nummer werken zal er ook bij deze scholen sprake zijn van een periode van zogeheten ‘schaduwdraaien’ – na de overgang naar lumpsumbekostiging – alvorens over te gaan op het gebruik van het persoonsgebonden nummer.

Om te voorkomen dat deze scholen in een nadeliger positie komen te verkeren ten opzichte van de overige scholen voor voortgezet onderwijs wordt vanaf 1 augustus 2006 een regeling voor leerlingen met een niet-Nederlandse culturele achtergrond getroffen ter compensatie van de intrekking van de Regeling formatie en bekostiging praktijkscholen met declaratiebekostiging. Voor meer informatie wordt u verwezen naar de website van het Landelijk Werkverband Praktijkonderwijs (www.praktijkonderwijs.nl). Op het moment dat deze scholen over het persoonsgebonden nummer beschikken, kunnen zij in aanmerking komen voor het Leerplusarrangement VO. Scholen ontvangen in het voorjaar van 2006 een brochure over de invoering van lumpsumbekostiging waarin onder meer informatie over het Leerplusarrangement VO en voornoemde regeling is opgenomen.

Bekostigingssystematiek Leerplusarrangement VO

Voor het Leerplusarrangement VO wordt de GBA-postcode gehanteerd. Indien de school een afwijking constateert dient de leerling (of de ouders/voogd) er zorg voor te dragen dat de gegevens in de GBA op orde worden gebracht. Slechts in het geval dat de postcode in de GBA ontbreekt wordt de, door het bevoegd gezag aan de Informatie Beheer Groep aangeleverde, postcode overgenomen. Deze systematiek vraagt van de school geringe administratieve handelingen.

Op basis van de nog niet gevalideerde oktobertelling van enig kalenderjaar en de, gevalideerde, oktobertelling van het voorafgaande kalenderjaar wordt bepaald of een school twee jaar lang (volgend op de tweede teldatum) in aanmerking komt voor aanvullende bekostiging te beginnen bij de telling 1 oktober 2005 (de eerste teldatum) en de telling 1 oktober 2006 (de tweede teldatum). Dit gebeurt als volgt:

Bij de telling van 1 oktober 2006 wordt de postcode van de leerling naast de, op dat moment, meest recente postcodelijst van armoedeprobleemcumulatiegebieden gelegd. Komt de postcode van de leerling voor op die lijst dan is de leerling een L+A-leerling. Het percentage L+A-leerlingen op een school wordt bepaald door het totale aantal L+A-leerlingen van die school te delen door het totale aantal leerlingen op die school. Bedraagt dit percentage minimaal 30% dan wordt deze systematiek ook toegepast op de telling van 1 oktober 2005, met dien verstande dat hierbij wordt uitgegaan van dezelfde postcodelijst als die gehanteerd wordt bij de telling van 1 oktober 2006. Is dit percentage lager dan 30% dan komt de school niet in aanmerking voor aanvullende bekostiging ook al zou de school bij de telling 1 oktober 2006 wel op of boven de 30% zitten. Er wordt dan niet voldaan aan de voorwaarde dat een school 2 jaar lang met minimaal 30% probleemleerlingen te maken moet hebben. Wordt wel aan deze voorwaarde voldaan dan wordt de aanvullende L+A-bekostiging op basis van de telling 1 oktober 2006 verleend.

Op dat moment is duidelijk hoeveel L+A-scholen en L+A-leerlingen in aanmerking komen voor de aanvullende personele bekostiging. Het ministerie van OCW berekent vervolgens het bedrag per L+A-leerling door het beschikbare budget te delen door het totale aantal L+A-leerlingen. Dit bedrag wordt tweejaarlijks in december (voor het eerst in 2006) bekendgemaakt in de Staatscourant, tegelijkertijd met het budget dat in totaal voor het Leerplusarrangement VO beschikbaar is. De meest recente lijst met postcodes van de armoedeprobleemcumulatiegebieden wordt aan de publicatie als bijlage toegevoegd.

De aanvullende personele bekostiging voor de school wordt bepaald door het aantal L+A-leerlingen op de tweede teldatum (voor het eerst in 2006) te vermenigvuldigen met het berekende bedrag per L+A-leerling. Dit is de L+A-bekostiging die de school twee jaar achter elkaar, voor het eerst voor 2007 en 2008, zal ontvangen. Het bevoegd gezag van de school ontvangt de beschikking uiterlijk in maart van het volgende kalenderjaar (voor het eerst in maart 2007). Deze systematiek wordt steeds na twee jaar herhaald. Zo worden de teldata 1 oktober 2007 en 1 oktober 2008 gehanteerd om te bepalen of een school in 2009 en 2010 in aanmerking komt voor bekostiging in het kader van het Leerplusarrangement VO.

Het bedrag wordt betaalbaar gesteld volgens het reguliere betaalritme van de personele bekostiging.

Zoals gebruikelijk in de lumpsumbekostigingssystematiek wordt ook de L+A-bekostiging naar aanleiding van de definitieve (door de accountant gevalideerde) telgegevens van enige teldatum in oktober/november van het jaar erop herrekend en opnieuw beschikt. Dit betekent dat de beschikking van maart 2007 is gebaseerd op berekening van de L+A-bekostiging gemaakt met de gegevens van de eerste teldatum (1 oktober 2005) die ‘definitief’ zijn (door de accountant gevalideerd), en de gegevens van de tweede teldatum (1 oktober 2006) die ‘voorlopig’ zijn (nog niet door de accountant gevalideerd). Nadat de accountant ook de gegevens van de tweede teldatum heeft gevalideerd kan de bekostiging in het kader van het Leerplusarrangement VO worden herzien. Indien verschillen ontstaan met de eerst verleende bekostiging zal er een correctie plaatsvinden, negatief danwel positief. Dit kan betekenen dat de eerder verleende aanvullende bekostiging in haar geheel wordt teruggevorderd (omdat de drempel niet meer wordt gehaald).

Nieuwkomers VO

Doelstelling en doelgroep van Nieuwkomers VO

Scholen ontvangen aanvullende personele bekostiging voor elke leerling in het voortgezet onderwijs die op enige teldatum korter dan een jaar, dan wel één tot twee jaar in Nederland is en die vreemdeling is volgens de Vreemdelingenwet 2000. Deze extra middelen hebben tot doel scholen in staat te stellen nieuwkomers in het voortgezet onderwijs de Nederlandse taal te leren en hen zo goed mogelijk voor te bereiden op hun verdere schoolloopbaan in het voortgezet en vervolgonderwijs. De wijze waarop de eerste opvang wordt georganiseerd is een keuze van de school. De regeling is slechts van toepassing indien regulier Nederlandstalig onderwijs wordt geboden. Leerlingen die Internationaal Baccalaureaat of Engelstalig onderwijs volgen komen niet aanmerking voor deze aanvullende bekostiging.

Bekostigingssystematiek Nieuwkomers VO

Scholen ontvangen een aanvullende personele bekostiging op basis van het aantal Nieuwkomers VO op de school per teldatum van enig jaar. Via het persoonsgebonden nummer geeft de school per nieuwkomer aan of de leerling op de teldatum valt onder de nieuwkomercategorie korter dan een jaar of de nieuwkomercategorie één tot twee jaar in Nederland.

De IB-groep controleert de nieuwkomercategorie per leerling met behulp van:

a. de code-nationaliteit zoals geregistreerd in de GBA en rekening houdend met de definitie van Nieuwkomer VO, zoals verwoord in de regeling;

b. de datum van vestiging in Nederland zoals geregistreerd in de GBA.

Wanneer bij de controle blijkt dat de opgave van de school afwijkt van wat in de GBA staat vermeld geeft de IB-groep een signaal aan de school. De school kan dit signaal overnemen en de opgave aanpassen. De school kan het signaal ook negeren en de eigen opgave aanhouden wanneer in de GBA de gegevens (code-nationaliteit en/of datum-vestiging-in-Nederland) van de leerling ontbreken of volgens de school anders zijn. In die gevallen moet de school in de administratie één of meer van de bewijsdocumenten hebben die in de bijlage bij artikel 10 van deze regeling limitatief zijn opgenomen. Het controleprotocol van de instellingsaccountants wordt vanaf 1 oktober 2006 hierop aangepast.

De Nieuwkomers VO worden op schoolniveau geaggregeerd naar de verblijfsduur van de leerling in Nederland: een leerling die op de teldatum korter dan een jaar in Nederland is en een leerling die op de teldatum één tot twee jaar in Nederland is.

Het aantal Nieuwkomers VO in de categorie ‘korter dan een jaar in Nederland’ wordt vermenigvuldigd met de ratio 1/15 en het aantal Nieuwkomers VO in de categorie ‘één tot twee jaar in Nederland’ wordt vermenigvuldigd met de ratio 1/25. Dit betekent dat de school per 15 resp. 25 nieuwkomers één fte aanvullende bekostiging krijgt. Omdat nieuwkomers in het eerste schooljaar een grotere taalachterstand hebben dan in het tweede jaar, geldt voor het eerste jaar een gunstiger ratio.

Het aantal formatie-eenheden (fte’s) wordt vermenigvuldigd met de voor de school geldende gemiddelde personeelslast (GPL) voor leerkrachten.

De bekostiging van de Nieuwkomers VO wordt jaarlijks verleend. Het bevoegd gezag van de school ontvangt de beschikking uiterlijk in maart van het volgende kalenderjaar (voor het eerst in maart 2007).

Zoals gebruikelijk in de lumpsumbekostigingssystematiek wordt de Nieuwkomersbekostiging naar aanleiding van de definitieve (door de accountant gecontroleerde) telgegevens van enige teldatum in de regel in oktober/november van het jaar erop herrekend en opnieuw beschikt.

Het bedrag wordt betaalbaar gesteld volgens het betaalritme van de personele bekostiging.

Agrarische opleidingscentra kennen een andere bekostigingssystematiek. In de praktijk zal de bekostiging per Nieuwkomer VO in het voorbereidend beroepsonderwijs aan een agrarisch opleidingscentrum overeenkomen met de gemiddelde bekostiging per Nieuwkomer VO bij de scholen voor voortgezet onderwijs. Het bevoegd gezag van de school voor VBO-groen in een AOC ontvangt de beschikking met de aanvullende bekostiging voor Nieuwkomers VO uiterlijk in maart van het kalenderjaar waarop de aanvullende bekostiging betrekking heeft (voor het eerst in maart 2007).

Beleid en verantwoording

Scholen dienen in het kader van deze aanvullende bekostiging hun onderwijskundig beleid en de bewaking en verbetering van de kwaliteit van het onderwijs op te nemen in hun schoolplan.

Aangezien probleemcumulatie met alle middelen moet worden aangepakt en de school dit niet alleen kan, is de betrokkenheid van en draagvlak bij partijen uit de omgeving hierbij essentieel.

Scholen dienen daarom partijen in de omgeving van de school in te lichten over haar onderwijsachterstandenbeleid en opmerkingen van de omgeving bij dit beleid herkenbaar te betrekken bij het bepalen van haar onderwijsachterstandenbeleid.

Hierbij is het van belang dat scholen:

– formuleren waar zij voor staan (bijvoorbeeld door het formuleren van streefdoelen en streefcijfers);

– bijhouden en laten zien hoe zij daaraan werken (activiteiten benoemen en monitoren);

– draagvlak voor de aanpak creëeren bij belangrijke partners in de omgeving;

– laten zien welke resultaten zij bereiken;

– en leren van wat niet goed gaat en van signalen uit de omgeving. Dit kan aanleiding zijn de ambities bij te stellen en het schoolplan aan te passen.

Eén van deze belangrijke partijen uit de omgeving van de school is de gemeente. Scholen overleggen met de gemeente over onderwijsachterstandenbeleid, het bevorderen van integratie en het tegengaan van segregatie. De inzet van de middelen voor het Leerplusarrangement VO en Nieuwkomers VO dient hierbij onderwerp van gesprek te zijn.

Andere belangrijke partijen uit de omgeving van de school zijn bijvoorbeeld het ‘toeleverende’ primair onderwijs, het ‘afnemende’ beroeps- of hoger onderwijs, partnerorganisaties in de opvoeding (jeugdwelzijn, sportverenigingen), de schooladviesdienst, de lerarenopleidingen en het bedrijfsleven.

Via een (kwantitatieve) monitor worden trends en ontwikkelingen op scholen die aanvullende bekostiging hebben ontvangen in het kader van de Regeling Leerplusarrangement VO en Nieuwkomers VO landelijk gevolgd, met een nulmeting op 1 januari 2007. Voor de monitor zal gebruik worden gemaakt van bestaande gegevens. Dit betekent dat de monitor geen extra belasting oplevert voor scholen. Daarnaast wordt vier jaar na inwerkingtreding een onderzoek uitgevoerd dat gericht is op het verkrijgen van informatie over het resultaat dan wel bereikte effect van de regeling. Hiervoor wordt de medewerking van scholen gevraagd (verschaffen van nadere inlichtingen). In het verschaffen van deze nadere inlichtingen kan de school mogelijk voorzien indien zij op een goede manier de omgeving van de school inlicht en betrekt bij haar onderwijsachterstandenbeleid.

Met de aanvullende bekostiging Leerplusarrangement VO wordt beoogd dat scholen met minimaal 30% L+A-leerlingen even goed presteren als scholen met een lager aantal L+A-leerlingen. Indien uit voornoemd onderzoek blijkt dat deze doelstelling niet wordt behaald, dan kan dit reden zijn om in overleg met de sector tot bijstelling van de regeling te komen.

Ten aanzien van de regeling Leerplusarrangement VO en de Nieuwkomers VO betrekt de inspectie in het kader van de Wet op het Onderwijs Toezicht (WOT) de ambities en resultaten van de school bij haar toezicht. Hierbij kijkt zij ondermeer naar de geformuleerde streefdoelen en streefcijfers, de uitgevoerde activiteiten om draagvlak te verkrijgen bij belangrijke partners in de omgeving en de wijze waarop de ambities eventueel worden bijgesteld.

Het ministerie van OCW ondersteunt scholen bij het vormgeven van ambities en verantwoording. Meer informatie hierover kunt u vinden in de brochure over deze regeling. Daarnaast heeft de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) in februari 2006 een aantal rapportages gepubliceerd ter ondersteuning van het lokaal onderwijs- en jeugdbeleid.

Compensatiebepaling

De Regeling Leerplusarrangement VO en Nieuwkomers VO bevat een compensatiebepaling voor scholen die er door de vervanging van de huidige cumi-vo-regeling door de Regeling Leerplusarrangement VO en Nieuwkomers VO in een bepaalde mate op achteruitgaan (TK 27020, nr. 44).

De compensatiebepaling is gebaseerd op de op 1 januari 2007 geldende gemiddelde personeelslasten voor leerkrachten, en van toepassing voor scholen die aan onderstaande voorwaarden voldoen.

Uitgangspunt bij de compensatiebepaling is de aanvullende personele bekostiging die de school ontving in het kader van de cumi-vo-regeling, gebaseerd op de leerlingtelling van 1 oktober 2005. Hiervan worden de middelen afgetrokken die de school ontvangt voor de Regeling Leerplusarrangement VO en Nieuwkomers VO op basis van de leerlingtelling 1 oktober 2006. Voorts wordt er 1% afgetrokken van de personele lumpsumbekostiging voor het kalenderjaar 2007 (gebaseerd op de leerlingtelling van 1 oktober 2006 en de gemiddelde personeelslasten van 1 januari 2007). Wanneer de uitkomst van deze berekening een positief bedrag is, wordt dit bedrag in het kader van de compensatiebepaling met twee vermenigvuldigd. De uitkomst hiervan is het compensatiebudget, dat in twee jaar wordt uitbetaald.

75% hiervan wordt betaald in maart 2007 en 25% in maart 2008.

In deze compensatiebepaling wordt gebruik gemaakt van twee teldata. Dat kan niet anders vanwege de vervanging van de cumi-vo-regeling door de Regeling Leerplusarrangement VO en Nieuwkomers VO.

Het feit dat de telling van Cumi-leerlingen op de teldatum 1 oktober 2005 ‘bevroren wordt’ en als uitgangspunt dient voor de gehele compensatieperiode, levert het voordeel op dat bij voortzetting van de trend van dalende aantallen cumi-leerlingen, dit deel van de overgangsbepaling naar verwachting voor scholen veelal positief zal uitvallen.

Artikelsgewijs

Hoofdstuk 1. Begripsbepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

onderdeel b

Ten behoeve van de praktische toepassing van deze regeling is er voor gekozen om een agrarisch opleidingscentrum in de zin van de Wet educatie en beroepsonderwijs gelijk te stellen met een school voor voortgezet onderwijs in de zin van de Wet op het voortgezet onderwijs.

onderdeel h

De postcode per leerling maakt onderdeel uit van de gegevensset, die via het persoonsgebonden nummer wordt uitgewisseld tussen de school en de IB-Groep. Zie hiervoor artikel 103b, tweede lid, onder a van de WVO.

onderdeel i

In de definitie van Nieuwkomer VO wordt uitgegaan van de vreemdeling als omschreven in artikel 1, onderdeel m, van de Vreemdelingenwet 2000, waarin vreemdeling wordt gedefinieerd als degene die niet de Nederlandse nationaliteit bezit. De leerling die een dubbele nationaliteit bezit waaronder de Nederlandse nationaliteit valt derhalve niet onder de reikwijdte van deze regeling.

Hoofdstuk 2. Hoofdlijnen

Paragraaf 1. Doelomschrijving

Artikel 2. Doelomschrijving

De toekenning van de aanvullende personele bekostiging voor het Leerplusarrangement VO en de Nieuwkomer VO vindt ambtshalve plaats door de minister.

Paragraaf 2. Leerplusarrangement VO

Artikel 4. Drempel

tweede lid

De eerste twee achtereenvolgende teldata die voor het leerplusarrangement worden gehanteerd zijn 1 oktober 2005 en 1 oktober 2006.

derde lid

De uitkomst van de rekenprocedure om de drempel procentueel te bepalen wordt rekenkundig afgerond op een geheel getal. Dit leidt er bijvoorbeeld toe dat een uitkomst van 29,45% wordt afgerond tot 30% en een uitkomst van 29,44% wordt afgerond tot 29%.

Artikel 6. Samenvoeging van scholen in verband met aanvullende personele bekostiging Leerplusarrangement VO

tweede lid

In geval een nieuwe school voor voortgezet onderwijs wordt gesticht op 1 augustus gelegen tussen de twee opeenvolgende teldata die bepalend zijn voor het vaststellen van de drempel van 30% L+A leerlingen, komt de school niet eerder in aanmerking voor de aanvullende bekostiging, dan nadat er drie teldata zijn verstreken, waarbij de laatste twee teldata bepalend zijn voor de vaststelling van de drempel. Hiermee worden de nieuw gestichte scholen gelijk getrokken in het vaststellings- en betalingsritme van de overige scholen.

Paragraaf 3. Nieuwkomers VO

Artikel 8. Uitzondering op de aanvullende personele bekostiging

Het gaat om de leerlingen die zijn geregistreerd onder de elementcodes 0700 (Engelse stroom) en 0800 (Internationaal Baccalaureaat).

Artikel 9. Vaststelling aantal formatieplaatsen

tweede lid

De ratio’s (1/15 en 1/25) zijn inclusief de opslag voor arbeidsduurverkorting (ADV).

derde lid

Uitgangspunt is dat scholen adequaat bekostigd worden. Daarom krijgen scholen de gelegenheid om indien nodig af te wijken van de GBA. Deze bepaling voorkomt dat scholen vaker dan één maal een Nieuwkomer VO kunnen opvoeren voor bekostiging per ratio als bedoeld in het tweede lid.

Artikel 10. Gegevenslevering

Het gegeven dat een leerling een nieuwkomer is en het gegeven van de verblijfsduur in Nederland maken onderdeel uit van de gegevensset, die via het persoonsgebonden nummer wordt uitgewisseld tussen de school en de IB-Groep. Zie hiervoor artikel 103b, tweede lid, onderdeel h van de WVO.

In de bijlage bij dit artikel zijn de documenten die de leerlingenadministratie dient te bevatten thans gespecificeerd. Zie ook de artikelsgewijze toelichting op artikel 14.

Hoofdstuk 3. Beleid en verantwoording

Artikel 11. Beleid en verantwoording

derde lid

In aanvulling op de financiële verantwoording van de besteding van de aanvullende personele bekostiging, is informatie gewenst over het resultaat dat door de inzet van de met behulp van deze aanvullende personele bekostiging verkregen faciliteiten is behaald dan wel het effect dat is bereikt. Daartoe zal tijdens of na afloop van de activiteiten op beperkte schaal in opdracht van de minister een enquête worden gehouden.

Hoofdstuk 4. Financiële verantwoording

Artikel 12. Financiële verantwoording

eerste lid

De financiële verantwoording van de aanvullende bekostiging voor Leerplusarrangement VO en Nieuwkomers VO vindt plaats volgens de bekende verantwoordingssystematiek.

tweede en derde lid

Overeenkomstig de OCW-richtlijnen Jaarverslaggeving wordt in de jaarrekening de aan het verslagjaar toe te rekenen aanvullende personele bekostiging herkenbaar als bate verantwoord, en worden de lasten verwerkt binnen de daartoe bestemde posten. Een afzonderlijke specificatie van de lasten naar kostensoorten is niet noodzakelijk. De aanvullende personele bekostiging wordt opgenomen in de bijlage D2 bij de jaarrekening als niet geoormerkte subsidie.

Hoofdstuk 5. Compensatiebepaling

Artikel 13.Compensatiebepaling

De gemiddelde personeelslast die gebruikt wordt in de verleningsbrief in maart 2007 wordt ook gebruikt bij de nadere vaststelling, bedoeld in het zesde lid.

Hoofdstuk 6. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 14. Intrekking

tweede lid

Met de intrekking van de Regeling aanvullende personele bekostiging culturele minderheidsgroepen en anderstalige leerlingen WVO 2002 is de noodzaak voor de Regeling administratie leerlinggegevens WVO komen te vervallen. Zie ook de artikelsgewijze toelichting bij artikel 10.

Artikel 16. Wijziging Regeling gegevenslevering onderwijsnummer VO

In verband met het intrekken van de Regeling aanvullende personele bekostiging culturele minderheidsgroepen en anderstalige leerlingen WVO 2002 (cumi-vo-regeling) worden de waardenlijsten in Bijlage 1 bij de Regeling gegevenslevering onderwijsnummer VO gewijzigd opdat de gegevenslevering in overeenstemming is met de Regeling aanvullende personele bekostiging voor Leerplusarrangement VO en voor Nieuwkomers VO.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M.J.A. van der Hoeven

Bijlage bij artikel 10 van de Regeling aanvullende personele bekostiging voor Leerplusarrangement VO en voor Nieuwkomers VO

Bij de gegevenslevering voor de aanvullende bekostiging voor Nieuwkomers VO dienen de gegevens van de GBA als uitgangspunt.

In het geval het bevoegd gezag van de school ervoor kiest af te wijken van de gegevens nationaliteit en/of verblijfsduur uit de GBA registratie (omdat gegevens ontbreken of volgens het bevoegd gezag van de school anders zijn), dient, voor het aantonen van de juistheid van de door het bevoegd gezag verstrekte gegevens, een kopie van één of meer documenten uit onderstaande limitatieve lijst in de administratie van de school aanwezig te zijn.

a. Nationaliteit

– Paspoort

– Pasje (kopie voor- en achterkant): W-document en/of verblijfsvergunning voor bepaalde tijd asiel (VVA-bep) of verblijfsvergunning voor bepaalde tijd regulier (VVR-bep)

– Beschikking minister van Justitie op grond van artikel 9 van de Vreemdelingenwet

– Rapportage IND

– Registratieformulier COA

b. Verblijfsduur

– Datumstempel in paspoort bij binnenkomst in Nederland

– Beschikking minister van Justitie op grond van artikel 9 van de Vreemdelingenwet

– Rapportage IND

– Registratieformulier COA.

  • 1

    Gele Katern 2003, nr. 17.

Naar boven