Circulaire Aanbesteding van werken Wet Toelating Zorginstellingen

Aan de besturen van alle instellingen, als bedoeld in artikel 1, aanhef, onder f, van de Wet toelating zorginstellingen

stcrt-2006-77-p77-SC74790-1.gif

Datum: 10 april 2006

Geldigheidsduur: onbepaald

Inwerkingtreding: 2 dagen na bekendmaking

Betreft: Circulaire Aanbesteding van werken Wet Toelating Zorginstellingen

Inleiding

Het uitkomen van het Aanbestedingsreglement Werken 2005 (ARW 2005) op 1 december 2005 is aanleiding geweest om de circulaire ‘Aanbesteding van werken Wet ziekenhuisvoorzieningen’ van 28 januari 2005 (Stcrt. 21, 31 januari 2005) te herzien.

Voor deze circulaire gelden de volgende overwegingen:

a. onder de WTZi worden toegelaten gezondheidszorginstellingen in toenemende mate zelf verantwoordelijk voor de doelmatigheid van de totstandkoming, het beheer en de exploitatie van de vastgoedinfrastructuur;

b. door wijzigende regelgeving veranderen de omgevingsfactoren voor de gezondheidszorg(bouw), waardoor het belang van strategisch huisvestigingsbeleid groter wordt;

c. genoemde veranderingen vragen om efficiëntere huisvestingsoplossingen, waarbij meer aandacht wordt geschonken aan exploitatieoptimalisatie wat herziening van de rolverdeling en samenwerking in het bouwproces vergt;

d. in een aantal in de WTZi specifiek omschreven situaties moeten gezondheidszorginstellingen na een toelating een aparte bouwvergunning aanvragen bij het College bouw zorginstellingen (Bouwcollege);

e. het Bouwcollege wil binnen de kaders van de WTZi de effectuering door gezondheidszorginstellingen van een efficiënt huisvestingsbeleid stimuleren via onder andere het scheppen van mogelijkheden en het stellen van voorwaarden voor innovatie van aanbestedingsmethoden;

f. het beleid met betrekking tot vergunningplichtige bouwwerkzaamheden ex WTZi is erop gericht dat, met het oog op de totstandkoming van een optimale prijs/kwaliteit verhouding, opdrachten in concurrentie via aanbestedingen tot stand komen. Dit in aansluiting op het beleid zoals dit is vastgelegd in de circulaire ‘Aanbesteding van werken Wet ziekenhuisvoorzieningen’ van 28 januari 2005 (Stcrt. 21, 31 januari 2005);

g. door implementatie op 1 december 2005 van de ‘Richtlijn 2004/18/EG betreffende de coördinatie van procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten’ (Richtlijn) via het ‘Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten’ (BAO 2005) kan het ARW 2004 niet meer worden toegepast bij Europese aanbestedingen en is het vervangen door het Aanbestedingsreglement Werken 2005 (ARW 2005);

h. het ARW 2005 sluit aan bij het ARW 2004, maar schept ruimere en betere mogelijkheden voor innovatieve oplossingen;

i. na overleg met het Ministerie van VWS is besloten, het eerder geformuleerde aanbestedingsbeleid zij het met aanpassingen te continueren;

j. de aanpassingen in het aanbestedingsbeleid zijn mede ingegeven door recente rechtspraak over de aanbesteding door gezondheidszorginstellingen in relatie tot artikel 9 van de Richtlijn, het stimuleren van innovatie in aanbestedingsmethoden en wijzigingen in de opzet van het ARW 2005 ten opzichte van het ARW 2004.

Op grond hiervan heeft het Bouwcollege besloten dat in plaats van het ARW 2004 thans het ARW 2005 van toepassing wordt verklaard op vergunningplichtige werken die worden aanbesteed door gezondheidsinstellingen die vallen onder de werkingssfeer van de WTZi en het bouwregime. De volledige tekst van het ARW 2005 en de toelichting daarop zijn te downloaden via http://git.ovia.nl/arw2005_1.pdf. De nader te stellen voorwaarden, waaronder de verschillende in het ARW 2005 omschreven procedures kunnen worden toegepast, worden hieronder nader uiteengezet:

• Oogmerk van aanbesteding van werken

• Innovatief aanbesteden

• Integriteit

• Europees aanbesteden

• Nationaal aanbesteden

- Ontheffingsmogelijkheden bij toepassing nationale procedures

- Voorwaarden bij ontheffing van toepassing nationale procedures

• Overgangsregeling

Oogmerk van aanbesteding van werken

Het uitgangspunt is dat de opdrachten voor bouwwerkzaamheden (werken) in de gezondheidszorg door middel van concurrentiestelling tot stand komen, teneinde een optimale prijs/kwaliteitverhouding te realiseren. Daarbij acht het Bouwcollege het noodzakelijk dat het proces van concurrentiestelling transparant is en dat daarin voldoende waarborgen zijn opgenomen voor een gelijke behandeling van de deelnemende partijen, alsmede van objectief gestelde eisen die in een redelijke verhouding staan tot de aard en omvang van het werk, waarbij garanties worden gegeven voor een optimale prijs/kwaliteitsverhouding. In dit verband acht het Bouwcollege het ook van belang dat er meer aandacht komt voor innovatie in huisvestingsbeleid, bijvoorbeeld via opdrachten gericht op reductie van exploitatiekosten.

Naar het oordeel van het Bouwcollege bieden aanbestedingen, waardoor een objectieve vergelijking van prijs en kwaliteit van de verschillende aanbieders mogelijk is (de beste prijs-kwaliteitverhouding), daarvoor de meeste waarborgen.

Vergunningplichtige werken die door instellingen worden geïnitieerd, dienen daarom, met inachtneming van de daarbij gestelde nadere voorwaarden, volgens één van de in het ARW 2005 omschreven procedures te worden aanbesteed. Indien sprake is van een vergunningplichtig initiatief, dan wordt de aanbestedingsplicht als voorschrift in de vergunning opgenomen. Niet-vergunningplichtige werken vallen niet onder het werkingsbereik van onderhavige circulaire.

Innovatief aanbesteden

Geconstateerd is dat door wijzigende regelgeving, de omgevingsfactoren voor de gezondheidszorg(bouw) veranderen. Deze veranderingen vragen om huisvestingsoplossingen waarbij meer aandacht wordt geschonken aan exploitatieoptimalisatie. Dit kan aanleiding zijn voor een herziening van de rolverdeling en de samenwerking in het bouwproces.

Het Bouwcollege wil daarom innovatie1 en met het oog daarop dus ook innovatie in aanbesteden in de gezondheidszorgbouw stimuleren. In dit verband wordt toepassing van innovatieve aanbestedingsvormen in de praktijk momenteel via een aantal proefprojecten onderzocht.

Integriteit

Voor het aanbestedingsbeleid in de zorgbouw geldt dat integriteit een structureel aandachtspunt is. Op grond daarvan werd en wordt bij aanbestedingen in de gezondheidszorgbouw op basis van de aanbestedingsreglementen verlangd dat opdrachtnemers een integriteitverklaring overleggen (zie verklaring cf. Model K, Deel II ARW 2005). Het Bouwcollege heeft het belang dat zij hecht aan integriteit willen onderstrepen door een Vernieuwingsakkoord aan te gaan met de Regieraad Bouw. In dit akkoord verplicht het Bouwcollege zich om te bewerkstelligen dat zorginstellingen opdrachten uitsluitend gunnen aan bedrijven die een integriteitcode van SBIB, BNA, ONRI of vergelijkbaar hebben ondertekend.

Gelet op het voorgaande wordt inzake integriteit, bij aanbestedingen het volgende uitgangspunt gehanteerd.

Bedrijven komen uitsluitend voor gunning van een opdracht in het kader van een aanbesteding in het kader van deze circulaire in aanmerking als zij een integriteitcode van SBIB, BNA, ONRI of gelijkwaardig hebben ondertekend.

Bij de indiening van de aanbestedingsresultaten (ter goedkeuring dan wel ter kennisneming) voegt de instelling ten bewijze daarvan - kopieën van - de betreffende documenten.

Europees aanbesteden

Over de vraag of en in welke situaties gezondheidszorginstellingen gehouden zijn tot het volgen van de Europese aanbestedingsprocedure merkt het Bouwcollege het volgende op.

Het Bouwcollege acht het primair de verantwoordelijkheid van de instellingen om zelf na te gaan of zij als een aanbestedende dienst in de zin van de Europese Richtlijn werken moeten worden aangemerkt.

Voor de goede orde wordt opgemerkt dat in 2004 door twee voorzieningenrechters uitgesproken is dat ziekenhuizen als een aanbestedende dienst in de zin van de Europese Richtlijnen diensten respectievelijk leveringen dienen te worden beschouwd2. Het Bouwcollege heeft er kennis van genomen dat in de casus met betrekking tot de Richtlijn leveringen het vonnis van de voorzieningenrechter van 30 november 2004, in hoger beroep is bevestigd. Verwezen wordt terzake naar het arrest van het Gerechtshof in Den Bosch van 18 oktober 20053.

Gelet op bovenstaande ontwikkelingen in de jurisprudentie wil het Bouwcollege opnieuw de aandacht vestigen op de eigen onderzoeksplicht van de instellingen terzake de Europese aanbesteding. Hierbij wordt door het Bouwcollege het volgende uitgangspunt gehanteerd.

Instellingen die op grond van het eigen onderzoek concluderen tot een aanbestedingsplicht in de zin van de Richtlijn, zijn gehouden aanbestedingen van opdrachten die de betreffende drempelwaarde te boven gaan, te organiseren volgens het BAO 20054 en het ARW 2005, voor zover dit reglement aanvullende bepalingen kent ten opzichte van het BAO 2005.

Bij een vergunningaanvraag dan wel een ontheffingsverzoek in het kader van deze circulaire kan de instelling worden verzocht, het Bouwcollege nader te informeren over het eigen onderzoek met betrekking tot genoemde aanbestedingsplicht.

Nationaal aanbesteden

Met verwijzing naar het gestelde onder ‘Europees aanbesteden’ passen gezondheidszorginstellingen die op basis van het hiervoor genoemde onderzoek concluderen dat zij niet aanbestedingsplichtig zijn in de zin van de Richtlijn en het BAO 2005, voor aanbestedingen een van de nationale procedures volgens het ARW 2005 toe. Daarbij wordt door het Bouwcollege het volgende uitgangspunt gehanteerd.

Aanbesteding geschiedt volgens de openbare of de niet-openbare procedure van het ARW 2005.

Ontheffingsmogelijkheden bij toepassing nationale procedures

In de praktijk blijkt dat toepassing van de voorgeschreven aanbestedingsmethodiek niet in alle gevallen doelmatig is. In de hierna genoemde gevallen kan het Bouwcollege ontheffing van de verplichting tot aanbesteden volgens de openbare of niet-openbare procedure van het ARW 2005 verlenen, voor toepassing van de procedure voor:

a. Raam- of concessieovereenkomst

Indien het een aanbesteding betreft voor een opdracht die gebaseerd is op een raamovereenkomst of een concessieovereenkomst voor openbare werken.

b. Concurrentiegerichte dialoog

Indien het een aanbesteding betreft, waarvoor aanbesteding volgens de concurrentiegerichte dialoog voordeel5 biedt voor de gezondheidszorginstelling.

c. Experimenteerartikel

Indien het een aanbesteding bij wijze van experiment betreft.

d. Onderhandse procedure

- Indien goede gronden doen verwachten dat een aanbesteding volgens de openbare of de niet-openbare procedure niet doelmatig en/of in het financiële belang van de instelling zal zijn; en/of

- Indien aan het werk te stellen bijzondere eisen bij een aanbesteding volgens de openbare procedure of de niet-openbare procedure niet tot hun recht zouden komen;

e. Enkelvoudige aanbesteding

- Tijdnood

als de tijd tussen het ontstaan van de bouwnoodzaak en de start van de uitvoering zeer kort is (minder dan zes maanden, b.v. door een aanwijzing van overheidswege of bij een calamiteit);

- continuïteit

als uitvoerende partijen reeds op de bouwplaats aanwezig zijn en het niet mogelijk is de initiatieven qua uitvoering, gescheiden te realiseren. Voorwaarde hierbij is echter dat de aanvullende opdracht(en) in redelijke verhouding staat(n) tot de aard, omvang en complexiteit van het in uitvoering zijnde werk;

- specialistische werkzaamheden

bij vervanging van installaties in het kader van renovaties en / of toepassing van specifieke technieken, kan het doelmatiger zijn de werkzaamheden te laten verrichten door de oorspronkelijke opdrachtnemer van het werk of door een gespecialiseerd bedrijf. Indien voorgesteld wordt de werkzaamheden te doen verrichten door de oorspronkelijke aannemer op het werk, wordt aangetoond dat er sedertdien geen dusdanig lang tijd is verstreken dat geen beroep meer kan worden gedaan op de betreffende kennis en expertise (minder dan 5 jaar geleden). Voorts moet de aanvullende opdracht in redelijke verhouding staan tot de aard, omvang en complexiteit van de oorspronkelijke opdracht.

- Onderdeel bouwstroom

bij realisatie van reguliere woningen/appartementen6, in het kader van de WTZi, die in een bouwstroom van een groter woningbouwcomplex van een niet WTZi-instelling (bijvoorbeeld een woningbouwvereniging) moeten worden ingepast.

Voorwaarden bij ontheffing van toepassing nationale procedures

In de hiervoor omschreven situaties geldt dat:

- met de procedure eerst mag worden aangevangen nadat het Bouwcollege heeft ingestemd met een daartoe strekkend schriftelijk en gemotiveerd verzoek.

- een dergelijk verzoek uiterlijk bij de aanvraag van de vergunning bij het Bouwcollege wordt ingediend.

- het te behalen voordeel door de instelling bij haar verzoek aannemelijk gemaakt wordt;

- in de onder a t/m c genoemde situaties het verzoek wordt geadstrueerd met een risicoanalyse voor het aan te besteden plan. Deze risicoanalyse geeft inzicht in de aard en omvang van de risico’s en de te treffen beheersmaatregelen. Hieruit moet blijken dat deze risico’s alleen op basis van nader overleg over de contract- en uitvoeringsvoorwaarden in de aanbestedingsfase - met het oog op een optimale prijs / kwaliteitverhouding - op verantwoorde wijze kunnen worden verdeeld tussen de betrokken partijen;

- in de onder a t/m e genoemde situaties het verzoek uitsluitsel geeft over de aanbestedingsstrategie, waarbinnen expliciete aandacht wordt geschonken aan de prijs / kwaliteitsverhouding;

- dat eerst tot gunning van de opdracht mag worden overgegaan, nadat vergunningverlening door het Bouwcollege heeft plaatsgevonden én het Bouwcollege het ontheffingsverzoek heeft goedgekeurd; en

- indien en voorzover voornoemde goedkeuring wordt verleend, hieraan de voorwaarde wordt verbonden dat het initiatief wordt gerealiseerd volgens het principe van budgettair bouwen7.

In aansluiting op het voorgaande wordt opgemerkt dat waar een van de hiervoor omschreven nationale procedures volgens het ARW 2005 wordt toegepast, met inachtneming van de daarbij gestelde nadere voorwaarden ook een Europese procedure volgens het ARW 2005 mag worden gevolgd.

Voorts wordt opgemerkt dat ook bij aanbestedingen van opdrachten voor werken waarvan de investeringskostenraming minder bedraagt dan € 1.500.000,- incl. BTW geldt dat toepassing van het ARW 2005 verplicht is, met dien verstande dat van Bouwcollege geen ontheffing hoeft te worden verkregen indien de instelling wenst af te wijken van de voorgeschreven aanbestedingsmethodiek.

Algemeen en overgangsregeling

Met deze circulaire wordt bestaand beleid over aanbesteding, zoals dat in de afgelopen jaren via diverse circulaires door de Minister van VWS en het Bouwcollege is geformuleerd en in de praktijk door het Bouwcollege is toegepast, bevestigd en aangescherpt.

Onderhavige circulaire wordt als beleidsregel door het Bouwcollege toegepast op alle werken waarvoor vanaf het moment van inwerkingtreding van deze circulaire, nog geen vergunning is verleend. Instellingen die een Europese aanbestedingsprocedure volgen kunnen het ARW 2004 niet meer toepassen. Voor zover deze instellingen wel al over een vergunning beschikken waarin aanbesteding krachtens het ARW 2004 is voorgeschreven en zij de aanbestedingsprocedure nog niet hebben opgestart, geldt dat toepassing van het ARW 2005 voorgeschreven is. Instellingen die een nationale aanbestedingsprocedure volgen kunnen het ARW 2004 nog toepassen, zoals dat in de verleende vergunning is voorgeschreven. Zij kunnen er evenwel ook voor kiezen het ARW 2005 toe te passen. In beide gevallen geldt het beleid, zoals dat in de onderhavige circulaire is uiteengezet

Nadere Informatie en inlichtingen:

Voor nadere informatie over deze circulaire kunt u contact opnemen met de sectie bouwbegeleiding van het College bouw ziekenhuisvoorzieningen. Vragen kunt u ook aan het Bouwcollege richten via het e-mailadres: aanbesteding@bouwcollege.nl

Deze circulaire wordt in de Staatscourant geplaatst en treedt in werking 2 dagen na publicatie.

College bouw zorginstellingen,
T. Vroon.
M. Verweij, arts.

1 Zie Signaleringsrapport ‘Innovatief aanbesteden in de gezondheidszorgbouw’ d.d. 23 mei 2005.

2 Verwezen wordt naar het vonnis van de voorzieningenrechter in Arnhem van 6 juli 2004 en het vonnis van de voorzieningenrechter in Breda van 30 november 2004. Opgemerkt wordt dat de definitie van het begrip ‘publiekrechtelijke instelling’ in de drie Europese richtlijnen gelijkluidend is.

3 Het Gerechtshof concludeerde dat het betreffende ziekenhuis ca. 60% van zijn activiteiten gefinancierd krijgt via ziekenfondsen. Ziekenfondsen worden door het Gerechtshof aangemerkt als aanbestedende diensten. Omdat de instelling hiermee voldoet aan het gestelde in artikel 9 lid c eerste gedachtestreepje van de Richtlijn, is de instelling volgens het Gerechtshof aan te merken als publiekrechtelijke instelling en daarmee als aanbestedende dienst.

4 Het BAO (Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten) is de, via de Raamwet EG-voorschriften, in het nationale recht uitgewerkte en geïmplementeerde Richtlijn (Richtlijn 2004/18/EG betreffende de coördinatie van procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten).

5 De hier bedoelde werken hebben betrekking op innovatieve vormen van aanbesteding, waarbij b.v. uitvoerende partijen al in een vroeg stadium van voorbereiding bij het project worden betrokken, zoals bouwteamovereenkomsten, Design & Build, Turnkey, DFBM, DFBMO, etc. etc.

6 Opgemerkt wordt dat hiermee uitdrukkelijk niet bedoeld worden intramurale voorzieningen als verzorgingshuizen, verpleeghuizen e.d.

7 Voor de voorwaarden inzake budgettair bouwen, zie de integrale tekst van de circulaire ‘Circulaire budgettair bouwen (herziene, integrale tekst)’

Stcrt. 141, d.d. 27 juli 2004 en de tekst van de circulaire ‘Bouwbegeleiding in het kader van de WZV’ Stcrt 112, d.d. 16 juni 2003.

Naar boven