Regeling stimulering aanpassing huisvesting brede scholen en aanpassing sportaccommodaties in verband met multifunctioneel gebruik 2006

Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 27 maart 2006, nr. PO/KO-06.12874, houdende vaststelling van een regeling voor de stimulering van aanpassing van de huisvesting van brede scholen en de aanpassing van sportaccommodaties in verband met multifunctioneel gebruik (Regeling stimulering aanpassing huisvesting brede scholen en aanpassing sportaccommodaties in verband met multifunctioneel gebruik 2006)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op de artikelen 16 en 17, vijfde lid, van de Financiële-verhoudingswet;

Besluit:

Paragraaf 1

Inleidende bepalingen

Artikel 1

Begripsbepalingen

Deze regeling verstaat onder:

minister: de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

brede school: een samenwerkingsverband van één of meer scholen voor primair onderwijs met één of meer andere organisaties waarbij de hoofddoelstelling is kinderen meer ontwikkelingskansen te bieden

sportaccommodatie: een overdekte of onoverdekte gelegenheid tot sportbeoefening, niet behorend tot een onderwijsinstelling

project: een activiteit in de vorm van een aanpassing aan de huisvesting van een brede school of sportaccommodatie

aanpassing: een ingreep in een bestaand gebouw of een bestaande sportaccommodatie waardoor dat gebouw of die sportaccommodatie beter geschikt wordt gemaakt voor multifunctioneel gebruik. Onder een bestaand gebouw of een bestaande sportaccommodatie wordt mede verstaan een gebouw of sportaccommodatie waarvan de realisatie al zover is gevorderd dat oplevering en ingebruikneming in 2006 of 2007 zal plaatsvinden. Bij de aanpassing van de sportaccommodatie kan het tevens gaan om een nieuwe inrichting of om nieuwe materialen waardoor meer doelgroepen dan voorheen van de sportaccommodatie gebruik kunnen maken.

Artikel 2

Doelomschrijving

1. De minister kan een specifieke uitkering verstrekken voor de stimulering van de aanpassing van de huisvesting van brede scholen en de aanpassing van sportaccommodaties waardoor gebouwen en sportaccommodaties meer geschikt worden gemaakt om voor verschillende doeleinden en door verschillende doelgroepen te worden gebruikt (multifunctioneel gebruik).

2. De specifieke uitkering wordt verstrekt op grond van de volgende overwegingen:

a. bij de huisvesting van brede scholen doen zich knelpunten voor waardoor een optimale samenwerking tussen de partners die deelnemen aan de brede school belemmerd wordt;

b. zowel de bestaande brede scholen als de brede scholen die nog in de startfase verkeren zijn gebaat bij een impuls die knelpunten in de huisvesting kan helpen oplossen;

c. de samenwerking tussen scholen, organisaties voor buitenschoolse opvang, wijk- of buurtorganisaties en sportorganisaties kan een impuls krijgen als het gebouw of de sportaccommodatie waarvan men gebruik wil maken beter voor dat doel geschikt is gemaakt.

Paragraaf 2

Verstrekking specifieke uitkering

Artikel 3

Aanvraag

1. De minister kan aan een gemeente éénmalig een specifieke uitkering verstrekken voor projecten als bedoeld in artikel 2.

2. De specifieke uitkering wordt op aanvraag verleend.

3. Een gemeente moet de aanvraag doen per brede school, respectievelijk per sportaccommodatie.

4. Een gemeente kan voor meerdere projecten een aanvraag indienen.

Artikel 4

Plafond specifieke uitkering

Voor het totaal aan specifieke uitkering op grond van deze regeling is € 35,7 miljoen beschikbaar voor de aanpassing van de huisvesting van brede scholen en € 9,9 miljoen voor de aanpassing van sportaccommodaties.

Artikel 5

Bedrag specifieke uitkering

De specifieke uitkering bedraagt ten hoogste € 500.000 (inclusief BTW) per aanvraag.

Artikel 6

Vereisten aanvraag specifieke uitkering

De aanvraag dient te voldoen aan alle onderstaande criteria:

a. de aanvraag geschiedt door de gemeente en moet:

1. in het geval dat het gaat om een brede school mede ondertekend zijn door het bevoegd gezag van de betrokken school en de andere organisatie(s) waarop de aanpassing direct betrekking heeft; of

2. in het geval dat het gaat om een sportaccommodatie mede ondertekend zijn door de eigenaar en de bij de aanpassing betrokken organisaties dan wel gebruikers van de betreffende sportaccommodatie;

b. in geval van aanpassing van de huisvesting van een brede school, een document waaruit blijkt wat de doelstellingen van de brede school zijn en wie de samenwerkende partners zijn;

c. uit de aanvraag blijkt duidelijk om welke aanpassing het gaat, wat het totale bedrag is dat met de aanpassing gemoeid is en voor welk bedrag een specifieke uitkering wordt gevraagd;

d. er dient een reële verhouding te zijn tussen de gewenste aanpassing en het bedrag dat daarmee is gemoeid.

Artikel 7

Termijn indiening

1. De aanvragen worden vóór 15 juli 2006 ingediend bij SenterNovem , afdeling Onderwijs en Arbeidsmarkt, Postbus 93144, 2509 AC Den Haag. Voor de aanvragen moet gebruik worden gemaakt van een aanvraagformulier dat door SenterNovem beschikbaar wordt gesteld.

2. Beslissingen over de aanvragen worden vóór 15 september 2006 aan de gemeenten bekend gemaakt.

Paragraaf 3

Toekenning specifieke uitkering

Artikel 8

Selectie

1. De aanvragen worden beoordeeld door SenterNovem die zich bij deze taak laat ondersteunen door deskundigen op het gebied van de huisvesting van scholen en sportaccommodaties.

2. SenterNovem heeft tot taak de minister te adviseren omtrent aanvragen om een specifieke uitkering op grond van deze regeling.

3. De adviezen van SenterNovem gaan vergezeld van een deugdelijke motivering en zijn gebaseerd op de vereisten voor de aanvraag en de criteria bedoeld in artikel 6 respectievelijk artikel 9.

Artikel 9

Criteria verdeling bij toekenning

1. Bij onvoldoende middelen voor alle aanvragen die geschikt zijn om bij te dragen aan de doelstellingen van de specifieke uitkering, vindt selectie plaats op basis van een evenwichtige spreiding van de toekenningen over de grote gemeenten (100.000+), de middelgrote gemeenten (50.000–100.000), de kleinere gemeenten (20.000–50.000) en de plattelandsgemeenten (minder dan 20.000) alsmede binnen deze groepen gemeenten.

2. Bij onvoldoende middelen voor alle aanvragen die geschikt zijn om bij te dragen aan de doelstellingen van de specifieke uitkering, vindt na toepassing van het selectiecriterium genoemd in het eerste lid, verdere selectie plaats op basis van een eigen bijdrage in de financiering; de aanvraag geniet meer voorrang naarmate de eigen bijdrage procentueel hoger is.

3. Bij onvoldoende middelen voor alle aanvragen die geschikt zijn om bij te dragen aan de doelstellingen van de specifieke uitkering, vindt na toepassing van de selectiecriteria genoemd in het eerste en het tweede lid, verdere selectie plaats aan de hand van de onderstaande overwegingen:

a. aanvragen die betrekking hebben op het (meer) functioneel maken van een sportaccommodatie ten behoeve van een (brede) school of buitenschoolse opvang dan wel buitenschoolse activiteiten of het versterken van de wijk- of buurtfunctie, genieten voorrang waarbij deze voorrang toeneemt naarmate meer van de genoemde voorzieningen en functies profijt hebben;

b. in welke mate bij aanvragen die betrekking hebben op de aanpassing van een sportaccommodatie sprake is van een innovatief karakter van die aanpassing;

c. aanvragen die betrekking hebben op het (meer) functioneel maken van een brede school in verband met buitenschoolse opvang of buitenschoolse activiteiten waaronder sport, genieten voorrang;

d. aanvragen waaruit blijkt dat het om een aanpassing gaat waarbij meerdere partijen die betrokken zijn bij de brede school of de sportaccommodatie profijt hebben, genieten voorrang.

4. Bij onvoldoende middelen voor alle aanvragen die geschikt zijn om bij te dragen aan de doelstellingen van de specifieke uitkering, vindt na toepassing van het eerste en tweede lid, verdere selectie plaats op grond van volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

Artikel 10

Begrotingsvoorbehoud

Indien niet wordt voldaan aan de voorwaarde, bedoeld in artikel 4:34, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, worden de op grond van artikel 2 verleende bedragen verlaagd tot het bedrag van de specifieke uitkering dat na de vaststelling of goedkeuring van de begroting ter beschikking staat, een en ander voor zover van toepassing naar rato van het aantal ontvangers en van de hoogte van de verleende bedragen.

Paragraaf 4

Verplichtingen ontvanger specifieke uitkering

Artikel 11

Verantwoording

1. De verantwoording geschiedt bij de jaarrekening volgend op het verantwoordingsjaar waarin de aanpassing is gerealiseerd.

2. Indien bij de verantwoording bedoeld in het eerste lid, het besluit houdende wijziging van het Besluit financiële verhouding 2001 en enkele andere besluiten in verband met invoering van single-audit en single-information voor specifieke uitkeringen nog niet in werking is getreden, gaat deze verantwoording vergezeld van een verklaring afgegeven door de gemeente dat het project waarvoor de specifieke uitkering is verstrekt overeenkomstig de toekenningsbeschikking is gerealiseerd.

3. Uiterlijk 5 maanden na ontvangst van de verantwoording wordt de specifieke uitkering definitief vastgesteld.

Artikel 12

Realiseren aanpassing

1. Aan de specifieke uitkering is de verplichting verbonden, dat het project wordt gerealiseerd binnen 18 maanden nadat de specifieke uitkering is verleend.

2. De gemeente dient tenminste drie maanden voor afloop van de periode genoemd in het eerste lid, een gemotiveerd verzoek in om verlenging bij SenterNovem indien het project niet gerealiseerd kan worden binnen de periode zoals bedoeld in het eerste lid.

Artikel 13

Beleidsinformatieplicht

De gemeente werkt mee aan door of namens de minister ingesteld onderzoek of andere activiteiten die erop gericht zijn inlichtingen te verschaffen ten behoeve van de ontwikkeling en uitvoering van het beleid over de voortgang en realisatie van projecten als bedoeld in deze regeling en de effecten van die projecten.

Paragraaf 5

Betaling en terugvordering

Artikel 14

Betaling

Het bedrag van de specifieke uitkering wat betreft de brede scholen wordt in twee gelijke gedeelten betaald. Het eerste gedeelte wordt betaald binnen vier weken, het tweede gedeelte binnen een jaar na de bekendmaking aan de gemeente van de beslissing over de aanvraag. Het bedrag van de specifieke uitkering wat betreft de sportaccommodaties wordt in één keer betaald binnen vier weken na de bekendmaking aan de gemeente van de beslissing over de aanvraag.

Artikel 15

Terugvordering specifieke uitkering

De specifieke uitkering kan binnen een periode van vijf jaar geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd, indien de gemeente onjuiste of onvolledige informatie heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een lagere of geen toekenning zou hebben geleid of indien de gemeente de specifieke uitkering geheel of gedeeltelijk niet in overeenstemming heeft gebruikt met de doelstellingen genoemd in artikel 2 of zich overigens niet heeft gehouden aan de verplichtingen genoemd in deze regeling.

Paragraaf 6

Slotbepalingen

Artikel 16

Inwerkingtreding en vervaldatum

1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

2. De regeling vervalt met ingang van 1 januari 2008.

Artikel 17

Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling stimulering aanpassing huisvesting brede scholen en aanpassing sportaccommodaties in verband met multifunctioneel gebruik 2006.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M.J.A. van der Hoeven.

Toelichting

1. Algemeen

Brede scholen kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan het bevorderen van de ontwikkelingskansen van kinderen en het realiseren van een sluitende dagindeling voor kinderen en hun ouders. De huisvesting van de brede scholen is vaak echter nog niet geschikt voor het multifunctionele gebruik dat past bij de doelstellingen van de brede school. Het kabinet heeft daarom uit het Fonds Economische Structuurversterking (FES) voor 2006 en 2007 middelen beschikbaar gesteld ten behoeve van een eenmalige investering in de huisvesting van brede scholen. Gekozen is voor een brede impuls gericht op bestaande brede scholen en brede scholen die nog in ontwikkeling zijn. Gebleken is dat zich bij de huisvesting knelpunten voordoen waardoor het beoogde gebruik van een gebouw voor ook andere gebruikers dan de oorspronkelijke onvoldoende van de grond komt. Een gerichte aanpassing van het gebouw voor multifunctioneel gebruik kan daarbij dienstbaar zijn. Op deze wijze kan tevens aan het concept van de brede school een duidelijk ‘gezicht’ worden gegeven; door de aanpassing kan de huisvesting van de brede school beter aansluiten bij de samenwerking die de partners beogen. Gegeven het feit dat het om een beperkt budget gaat en zoveel mogelijk gemeenten moeten kunnen profiteren van deze extra middelen, is ervoor gekozen de bijdrage die gemeenten per aanvraag kunnen ontvangen van het Rijk te maximeren en de aanvragen zich te laten richten op aanpassingen van gebouwen, dus niet op complete nieuwbouw. Wel is het mogelijk dat er een aanpassing wordt gerealiseerd binnen een gebouw dat in 2006 of 2007 opgeleverd en in gebruik genomen wordt.

Bij de Algemene Politieke Beschouwingen is de motie-Verhagen (vergaderjaar 2005–2006, 30 300, nr. 9) aangenomen waarmee op de VWS-begroting voor 2006 middelen beschikbaar zijn gekomen voor een incidentele kwaliteitsimpuls in sportaccommodaties rond scholen en buurten. De uitvoering van de motie via deze regeling moet een bijdrage leveren aan de doelstelling van Alliantie ‘School en Sport samen sterker’, namelijk het stimuleren van de samenwerking tussen scholen en sportorganisaties opdat de basis wordt gelegd voor het levenslang sporten en bewegen. Tevens wil de regeling een bijdrage leveren aan de samenwerking tussen sportorganisaties en organisaties voor buitenschoolse opvang (amendement-Van der Sande/Verbeet, vergaderjaar 2005–2006, 30 300 XVI, nr. 93) en een impuls geven aan de functie van sportaccommodaties voor de buurt of wijk (anders georganiseerde en ongeorganiseerde sport) (motie-Atsma, vergaderjaar 2005–2006, 30 300 XVI, nr. 74).

De hier nu voorliggende regeling combineert de beide financiële impulsen om daarmee een samenhangende kwaliteitsimpuls te geven voor onderwijs, opvang, sport en overige voorzieningen rond de brede school en in de wijk. Het type voorzieningen waarop deze regeling betrekking heeft, kan een belangrijke bijdrage leveren aan de integratie en het versterken van de sociale cohesie in wijk of buurt.

2. Doel regeling

Deze regeling is erop gericht de gemeenten, in goede samenspraak met de partners die participeren in de brede school en de sportaccommodaties, in staat te stellen die aanpassingen in brede scholen dan wel sportaccommodaties te realiseren die noodzakelijk zijn om de gebouwen geschikt te maken voor (meer) multifunctioneel gebruik. Als gebouwen voor meer doeleinden en doelgroepen geschikt zijn, bevordert dit de samenwerking tussen de diverse partijen en kan op lokaal niveau een meer samenhangend aanbod worden gedaan van allerlei activiteiten voor onder andere jongeren en wijkbewoners.

3. Hoofdlijnen regeling

Gemeenten kunnen per brede school of sportaccommodatie een aanvraag indienen om van het Rijk een bijdrage te ontvangen voor de aanpassing in de huisvesting van de brede school of de aanpassing van een sportaccommodatie in verband met het multifunctioneel gebruik van deze gebouwen; per gemeente kunnen er meerdere aanvragen worden ingediend. Bij de beoordeling van de aanvragen wordt gekeken naar een evenwichtige spreiding van de aanvragen over de diverse typen gemeenten (van de grote gemeenten tot de plattelandsgemeenten); het kan dus zijn dat niet alle aanvragen van gemeenten worden gehonoreerd.

De aanvragen dienen op het lokale niveau goed te zijn afgestemd met de direct bij de aanpassing betrokken partijen. Om de reikwijdte van de regeling zo groot mogelijk te laten zijn, is het bedrag dat per aanvraag kan worden toegekend gemaximeerd op € 500.000 (inclusief BTW). De absolute vereisten voor een aanvraag zijn zo beperkt mogelijk gehouden. Wel zijn in de regeling criteria opgenomen die een aanvraag kansrijker maken, zoals de mate van cofinanciering; dit is van belang als het totale bedrag dat gemoeid is met de aanvragen groter is dan het beschikbare budget. Gemeenten kunnen dus zelf invloed uitoefenen op de kansrijkheid van de aanvraag.

Voor de aanpassing van de sportaccommodaties in verband met multifunctioneel gebruik is exclusief een bedrag van € 9,9 mln beschikbaar; deze aanpassing kan gericht zijn op multifunctioneel gebruik in relatie tot het onderwijs en buitenschoolse opvang, maar ook in relatie tot de wijk of de buurt. Voor sportgelegenheden die verbonden zijn aan een brede school en die aangepast zouden moeten worden om deze geschikt te maken voor ook andere gebruikers (bv. door een extra ingang te maken of het gymnastieklokaal ook geschikt te maken voor competitiesport) geldt dat de middelen bij honorering van de aanvraag ten laste worden gebracht van het budget van € 35,7 mln voor de aanpassing van de huisvesting van brede scholen.

Bij de aanvragen hoeft het niet per se te gaan om geheel nieuwe projecten; het kan ook gaan om al bestaande plannen die dankzij de bijdrage op basis van deze regeling versneld gerealiseerd kunnen worden of om bestaande plannen waarin alsnog een aanpassing kan worden gerealiseerd die past bij de doelstelling van deze regeling.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Op basis van de regeling kan de minister aan een project een specifieke uitkering toekennen. Onder een project wordt verstaan een activiteit in de vorm van een aanpassing aan de huisvesting van een brede school of een sportaccommodatie. Een aanpassing is een ingreep in een bestaand gebouw of een bestaande sportaccommodatie waardoor dat gebouw of die sportaccommodatie beter geschikt wordt gemaakt voor het gebruik voor verschillende doeleinden en door verschillende doelgroepen. Onder een bestaand gebouw of een bestaande sportaccommodatie wordt mede verstaan een gebouw of sportaccommodatie waarvan de realisatie al zover is gevorderd dat oplevering en ingebruikneming in 2006 of 2007 zal plaatsvinden. Bij de aanpassing van de sportaccommodatie kan het tevens gaan om een nieuwe inrichting of om nieuwe materialen waardoor meer doelgroepen dan voorheen van de sportaccommodatie gebruik kunnen maken.

Bij de brede school kunnen aanvragen worden ingediend zowel voor bestaande brede scholen die dankzij een aanpassing in de huisvesting hun aanbod kunnen verbreden als voor brede scholen die nog aan het begin staan van hun ontwikkeling en dankzij de aanpassing een eerste belangrijke stap kunnen zetten in het verwezenlijken van de doelstellingen van de brede school. Daarbij kan onder andere worden gedacht aan het creëren van gezamenlijke facilitaire ruimten, een receptiebalie, een multifunctionele ruimte voor buitenschoolse opvang, een multifunctionele ruimte voor culturele en kunstzinnige vorming, het in compartimenten verdelen van ruimten met behulp van schuifwanden, het verbeteren van akoestiek, licht en klimaatbeheersing in verband met multifunctioneel en dus intensiever gebruik, het verbeteren van de afsluitbaarheid en veiligheid van het gebouw.

Onder sportaccommodaties worden verstaan overdekte dan wel onoverdekte gelegenheden tot sportbeoefening zoals sportzalen of sporthallen en buitenaccommodaties zoals atletiekbanen en sportvelden met daarbij horende gebouwen.

Artikel 2

Samenwerking tussen diverse betrokken partijen kan een stimulans krijgen als de gebouwen en (sport)accommodaties waarvan de partijen gebruik maken ook geschikt zijn voor multifunctioneel gebruik. Bovendien kan dankzij een bepaalde aanpassing doelmatiger worden omgegaan met het gebruik van gebouwen en (sport)accommodaties. Daarom staat in dit artikel dat de minister aan de gemeenten op aanvraag een specifieke uitkering kan verstrekken met als doel de huisvesting van brede scholen en de sportaccommodaties meer geschikt te maken voor het gebruik door verschillende doelgroepen. Bij de brede scholen kan in het bijzonder worden gedacht aan aanpassingen in de huisvesting die zien op de opdracht waarvoor scholen in 2007 komen te staan, namelijk het (doen) organiseren van de voor- en naschoolse opvang. Ook sportorganisaties en sportaccommodaties kunnen bij de opvang een belangrijke rol spelen. Verder kan voor zowel brede scholen als sportaccommodaties worden gedacht aan het bijdragen aan de realisering van de doelstellingen van de Alliantie ‘School en Sport samen sterker’, namelijk het bereiken van levenslang sporten en bewegen van jongeren door samenwerkingsvormen tussen onderwijs en sport te stimuleren.

Artikel 3

De gemeente doet de aanvraag voor een specifieke uitkering op basis van deze regeling. Er is gekozen voor de gemeenten als aanvrager omdat deze de regie hebben op de brede school, over de huisvesting gaan van scholen en dikwijls eigenaar zijn van de sportaccommodaties. Verder kan de gemeente een sleutelrol vervullen bij het versterken van de samenwerking tussen diverse partijen op het gebied van onderwijs, opvang, welzijn, cultuur en sport en bewegen.

Van de gemeente wordt wel verwacht dat deze in goed overleg met de betrokken partijen komt tot het opstellen van een aanvraag. Dit komt tot uitdrukking in het vereiste zoals genoemd in artikel 6 dat partijen die direct betrokken zijn bij de aanpassing de aanvraag mede moeten ondertekenen.

De aanvraag moet betrekking hebben op één of meer aanpassingen in de huisvesting per brede school of in één of meer aanpassingen per sportaccommodatie; een bundeling van aanpassingen over meer brede scholen of meer sportaccommodaties komt dus niet in aanmerking voor honorering. Wel is het mogelijk dat een gemeente meer dan één aanvraag indient. Voor deze opzet van de aanvraag is gekozen om tot evenwichtige spreiding van de aanvragen over de diverse typen gemeenten te kunnen komen. Bovendien kan de aanvraag op een eenvoudiger wijze worden beoordeeld op de in artikel 6 en 9 genoemde criteria dan in het geval sprake zou zijn van een gebundelde aanvraag.

Artikel 4

Voor de toekenning van een specifieke uitkering aan de gemeenten is op basis van deze regeling in totaal € 45,6 miljoen beschikbaar; voor de aanvragen voor de brede scholen is € 35,7 miljoen beschikbaar en voor de aanvragen voor de sportaccommodaties is € 9,9 miljoen beschikbaar.

Artikel 6

Om in aanmerking te komen voor een bijdrage van het Rijk voor de aanpassing van een brede school of een sportaccommodatie moet tenminste worden voldaan aan een aantal criteria genoemd in dit artikel. De gemeente moet als indiener van de aanvraag deze aanvraag mede laten ondertekenen door degene die namens de andere belanghebbenden bij de aanpassing gerechtigd is te tekenen. De andere belanghebbenden zijn bij de brede school in ieder geval het bevoegd gezag van de betrokken school en daarnaast de vertegenwoordiger van de andere partner of partners die mede profijt hebben van de aanpassing in de huisvesting van de brede school. Bij de aanpassing van de sportaccommodatie moet de medeondertekening geschieden door de eigenaar van de sportaccommodatie, de beheerder en de overige direct betrokken organisaties (gebruikers en toekomstige gebruikers).

Om de aanvraag voor de brede school goed te kunnen beoordelen moet een document worden meegezonden waaruit blijkt wat de doelstellingen zijn van de brede school en welke partijen deelnemen aan de brede school. De gewenste aanpassing van de huisvesting van de brede school moet passen bij deze doelstellingen en betrokken partijen.

Voor de beschrijving van de aanpassing worden geen specifieke voorschriften gegeven; met het meezenden van een degelijke offerte van een aannemer kan volstaan worden. Verder moet duidelijk zijn aangegeven wat het totale bedrag is dat gemoeid is met de gewenste aanpassing en welke bijdrage van het Rijk wordt gevraagd om deze totale kosten te dekken.

Bij de beoordeling van de aanvragen wordt tenslotte tevens gekeken naar de verhouding tussen de aanpassing die men wenselijk acht en het totale bedrag dat daarmee gemoeid is. Bekeken zal worden of vanuit bouwkundig oogpunt de kosten van de aanpassing redelijk zijn. Het zal hier gaan om een marginale toetsing, omdat verondersteld wordt dat de gemeente al via een aanbestedingsprocedure tot een scherpe prijsstelling is gekomen.

Artikel 7

Aan de gemeenten wordt na publicatie van de regeling ruim twee maanden de tijd gegeven om een aanvraag op te stellen en in te dienen. SenterNovem heeft voor het opstellen van een aanvraag een formulier ontworpen waarvan gebruik gemaakt moet worden; in dit formulier moeten een aantal gegevens worden ingevuld en moet het project kort beschreven worden. Dit aanvraagformulier wordt via de website (www.senternovem.nl/huisvesting_brede_scholen_en_sportaccommodaties/) beschikbaar gesteld (downloadbestand). Als blijkt dat de aanvraag niet volledig is, zal SenterNovem de gemeente in de gelegenheid stellen de aanvraag zodanig aan te vullen, dat deze in behandeling kan worden genomen; hiervoor wordt aan de desbetreffende gemeente een termijn van zo’n twee weken gegeven.

Artikel 8

De beoordeling van de aanvragen zal gebeuren door SenterNovem, het agentschap van het ministerie van Economische Zaken voor duurzaamheid en innovatie. Vragen over de regeling en de aanvraagprocedure kunnen bij deze organisatie worden ingediend (tel. 070 – 3735313, fax 070 – 3735100, email et@senternovem.nl); SenterNovem zal zo nodig voor de beantwoording van de vragen afstemmen met andere bij deze regeling betrokken partijen zoals de ministeries van OCW en VWS, de VNG, NOC*NSF en de besturenorganisaties.

SenterNovem zal bij de beoordeling gebruik maken van de expertise die de besturenorganisaties kunnen (doen) leveren op het gebied van onderwijshuisvesting en NOC*NSF kan (doen) leveren op het gebied van de sportaccommodaties.

SenterNovem brengt op basis van de beoordeling een advies uit aan de minister over toe te wijzen en af te wijzen aanvragen. Het is de minister die op basis van dit advies een beslissing neemt.

Artikel 9

De eerste selectie van de aanvragen heeft plaatsgevonden op basis van artikel 6. Als blijkt dat na de eerste selectie het totale bedrag van de aanvragen groter is dan het totaal beschikbare bedrag (€ 35,7 miljoen voor de brede scholen en € 9,9 miljoen voor de sportaccommodaties), vindt een nadere selectie plaats. Dat gebeurt allereerst door te kijken naar een evenwichtige spreiding van de aanvragen over de grote, de middelgrote, de kleinere en de plattelandsgemeenten. Om binnen de vier typen gemeenten tot een volgorde te komen van de aanvragen wordt gekeken naar de criteria die genoemd zijn onder het derde lid, en zonodig ook het vierde lid, van dit artikel.

In de tweede plaats wordt gekeken naar een mogelijk eigen bijdrage in de totale kosten van de aanpassing (cofinanciering). Als na de evenwichtige verdeling van de aanvragen over de vier typen gemeenten blijkt dat per type gemeente sprake is van een totaal bedrag aan aanvragen dat groter is dan het beschikbare bedrag, zal nadere selectie plaatsvinden op basis van het criterium cofinanciering. De kansrijkheid neemt hierbij toe naar de mate van de procentuele eigen bijdrage; een cofinanciering van 60% is dus kansrijker dan een van 20%.

In het derde lid staan criteria die, indien daaraan wordt voldaan, een aanvraag kansrijker maken. Zo is een aanpassing van een sportaccommodatie waardoor één of meer onderwijsinstellingen in het kader van het bewegingsonderwijs, de buitenschoolse opvang of buitenschoolse activiteiten van die accommodatie gebruik kunnen maken kansrijker dan wanneer het gaat om een aanpassing waardoor alleen (meer) sportorganisaties van die accommodatie kunnen profiteren. Hiermee wordt nadrukkelijk gestimuleerd dat voorzieningen worden getroffen om de doelstellingen van de Alliantie ‘School en Sport samen sterker’ te realiseren. Nog kansrijker worden aanvragen waarbij de aanpassing zowel voor het onderwijs, de opvang als voor de wijk of buurt van betekenis is.

Bij aanvragen voor aanpassing van sportaccommodaties kan een project behalve op (brede) scholen in het primair onderwijs ook betrekking hebben op bijvoorbeeld (brede) scholen in het voortgezet onderwijs of op BVE-instellingen.

Bij aanvragen voor aanpassing van de huisvesting van de brede school wordt er voorrang gegeven aan aanvragen die betrekking hebben op voorzieningen ten behoeve van de buitenschoolse opvang of voorzieningen ten behoeve van de buitenschoolse activiteiten waaronder culturele activiteiten en sportactiviteiten. Dit laatste om ook van de kant van de brede scholen te stimuleren dat de doelstellingen van de Alliantie ‘School en Sport samen sterker’ worden gerealiseerd.

Een ander criterium dat een aanvraag kansrijker maakt heeft betrekking op het aantal partijen dat profijt heeft van de voorgenomen aanpassing; naarmate meerdere partijen daarvan profiteren, wordt de aanvraag kansrijker. Een aanpassing in een brede school waarvan zowel de kinderopvang als het welzijnswerk als de culturele partners voordeel hebben, heeft de voorkeur boven een aanpassing die maar op één van de partners betrekking heeft.

De volgorde van de criteria zoals die genoemd zijn in het derde lid is willekeurig; de vier genoemde criteria wegen in beginsel dus even zwaar bij de beoordeling. Het samenstel van de criteria bepaalt uiteindelijk de rangorde van de aanvragen.

Als na toepassing van de selectiecriteria genoemd in het eerste, tweede en derde lid nog steeds sprake is van concurrerende aanvragen, d.w.z. van aanvragen die niet allemaal kunnen worden toegewezen omdat de middelen daarvoor ontoereikend zijn, zal tenslotte gewerkt worden met het criterium van de volgorde van binnenkomst van de aanvragen (‘wie het eerst komt, het eerst maalt’). De volgorde van binnenkomst is dus het laatste criterium waarnaar wordt gekeken bij de beoordeling van de aanvragen.

De volgorde van binnenkomst wordt bepaald aan de hand van de datum waarop de volledige aanvraag (dus met eventueel gevraagde aanvulling) voor behandeling door SenterNovem in aanmerking komt.

Artikel 10

Dit artikel met een begrotingsvoorbehoud moet worden opgenomen, omdat wat betreft de brede scholen sprake is van middelen die ten laste moeten worden gebracht van de onderwijsbegroting voor 2007. Deze begroting is door het Parlement nog niet vastgesteld of goedgekeurd.

Artikel 11

Het kabinet heeft op basis van het advies van de commissie-Brinkman besloten door sturing en verantwoording meer op hoofdlijnen te laten plaatsvinden de verantwoordingslast voor medeoverheden zoveel mogelijk te beperken. Daarom is hier wat betreft de verantwoording gekozen voor het principe van ‘single audit & single information’. Dit betekent dat gemeenten de specifieke uitkering op basis van deze regeling kunnen verantwoorden bij het jaarverslag inclusief de jaarrekening over het betreffende verantwoordingsjaar; voor de specifieke uitkering wordt dus geen afzonderlijke verantwoording en accountantsverklaring gevraagd. Het jaarverslag inclusief de jaarrekening met een bijlage over de specifieke uitkering en voorzien van een accountantsverklaring wordt ingediend bij de minister van Binnenlandse Zaken & Koninkrijksrelaties en wel uiterlijk 15 juli van het jaar volgend op het verantwoordingsjaar waarin de aanpassing is gerealiseerd. In de bijlage bij de jaarrekening over de specifieke uitkering wordt de voor het beheer van de specifieke uitkering voor de andere betrokken bewindslieden noodzakelijke verantwoordingsinformatie opgenomen. In dit geval betekent dat door de gemeente een verklaring moet worden bijgevoegd dat het project waarvoor de specifieke uitkering is verstrekt, is gerealiseerd overeenkomstig de beschikking waarmee de specifieke uitkering is toegekend.

Vanwege het feit dat de Algemene maatregel van Bestuur die de grondslag vormt voor het principe van ‘single audit & single information’ bij het opstellen van deze regeling nog niet van kracht was, is een bepaling opgenomen in het tweede lid die materieel dezelfde strekking heeft voor het geval dat dit ook nog niet gerealiseerd is op het moment dat door de gemeenten verantwoording moet worden afgelegd over de specifieke uitkering zoals bedoeld in deze regeling.

Artikel 12

De gemeente heeft een inspanningsverplichting om de aanpassing binnen een termijn van 18 maanden te realiseren. Wordt die termijn niet gehaald, dan kan de minister op een daartoe strekkend verzoek van de gemeente besluiten om een langere termijn toe te staan. Dit verzoek dient tenminste drie maanden voor afloop van de realisatietermijn te worden ingediend. Wordt zonder toestemming de realisatietermijn overschreden, dan zal dat in het algemeen leiden tot terugvordering van de specifieke uitkering.

Artikel 13

In dit artikel worden de gemeenten verplicht mee te werken aan onderzoeken of andere activiteiten die bedoeld zijn om na te gaan of de aanpassing in de huisvesting van brede scholen of de sportaccommodaties het effect hebben dat met de aanpassing is beoogd. Zo kan bij de sportaccommodaties bijvoorbeeld worden nagegaan of de beoogde brede wijkfunctie dankzij de aanpassing inderdaad is gerealiseerd. En bij de brede scholen kan bekeken worden of bijvoorbeeld de aanpassing geleid heeft tot een betere samenwerking tussen de partners en de bevordering van een meer samenhangend aanbod aan activiteiten. De onderzoekslast voor gemeenten zal zo beperkt mogelijk worden gehouden.

Artikel 14

De betaling van de specifieke uitkering geschiedt wat betreft de brede scholen in twee termijnen: 50% wordt betaalbaar gesteld vier weken nadat aan de gemeente bekend is gemaakt dat de aanvraag wordt gehonoreerd en 50% binnen een jaar na de bekendmaking. Dit heeft te maken met het feit dat de middelen waaruit deze bedragen worden betaald in gelijke mate verdeeld zijn over de begrotingsjaren 2006 en 2007. De specifieke uitkering wat betreft de sportaccommodaties wordt in één keer in 2006 betaalbaar gesteld. Het gaat hier om een bedrag dat via een motie aan de begroting van VWS voor 2006 is toegevoegd.

Artikel 15

De minister heeft op basis van dit artikel de bevoegdheid over te gaan tot terugvordering van de specifieke uitkering. In de eerste plaats kan hiervan worden gebruik gemaakt als wordt vastgesteld dat de gemeente onjuiste of onvolledige informatie heeft geleverd en deze vaststelling leidt tot de conclusie dat juiste of volledige informatie zou hebben geleid tot een lagere toekenning van de specifieke uitkering of tot het niet toekennen daarvan. In de tweede plaats kan van de bevoegdheid tot terugvordering gebruik worden gemaakt, als de gemeente (een deel van) de specifieke uitkering niet heeft gebruikt voor de doelstellingen van deze regeling zoals die genoemd zijn in artikel 2. Dit kan het geval zijn als blijkt dat het project een heel andere invulling heeft gekregen dan is vermeld in de beschrijving van de aanpassing en de daarop gebaseerde beschikking. In de derde plaats kan van de bevoegdheid tot terugvordering gebruik worden gemaakt, als de gemeente zich niet heeft gehouden aan de verplichtingen zoals genoemd in paragraaf 4 (artikel 11, 12 en 13) van de regeling.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M.J.A. van der Hoeven

Naar boven