Wijziging Regeling WWB

Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 5 april 2006, Directie Werk en Bijstand, nr. W&B/SFI/06/27250, tot wijziging van de Regeling WWB met betrekking tot de beoordeling van verzoeken tot een aanvullende uitkering van gemeenten met maximaal 40.000 inwoners

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikelen 74, derde lid, van de Wet werk en bijstand en 10, vierde lid, van het Besluit WWB;

Besluit:

Artikel I

Artikel 15 van de Regeling WWB1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid wordt ‘kan slechts voor inwilliging in aanmerking komen’ vervangen door: kan met betrekking tot een gemeente met meer dan 10.000 inwoners slechts voor inwilliging in aanmerking komen.

2. In het vierde lid wordt na ‘in ieder’ ingevoegd: geval.

3. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

10. Indien naar het oordeel van de toetsingscommissie met betrekking tot een gemeente met maximaal 40.000 inwoners geen sprake is van een uitzonderlijke situatie op de arbeidsmarkt als bedoeld in het derde lid, onderdeel a, kan de toetsingscommissie het gevoerde gemeentelijk beleid en de uitvoering daarvan bij de oordeelsvorming betrekken en indien dat beleid of de uitvoering daarvan daartoe aanleiding geeft, alsnog tot het oordeel komen dat het verzoek voor inwilliging in aanmerking kan komen.

11. Met betrekking tot gemeenten met 10.000 of minder inwoners kan een verzoek tot een aanvullende uitkering als bedoeld in artikel 74, eerste lid, van de wet, voor inwilliging in aanmerking komen, indien naar het oordeel van de toetsingscommissie de overstijging, bedoeld in artikel in artikel 10, tweede lid, onderdeel b, van het Besluit WWB, niet het gevolg is van een onrechtmatige uitvoering van de wet.

4. De eerste zin van het negende lid komt te luiden: Onder vernummering van het tiende en elfde lid tot zesde en zevende lid vervallen het zesde tot en met achtste lid met ingang van 31 december 2006.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2006.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 5 april 2006.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, H.A.L. van Hoof.

Toelichting

Inleiding

Indien de netto bijstandsuitkeringslasten van een gemeente meer bedragen dan 110% van de toegekende uitkering voor het inkomensdeel, kunnen burgemeester en wethouders verzoeken om een aanvullende uitkering als bedoeld in artikel 74, eerste lid, van de Wet werk en bijstand (WWB). Of de gemeente voldoet aan de voor een aanvullende uitkering geldende voorwaarden wordt beoordeeld door de toetsingscommissie, bedoeld in artikel 73 van de WWB. Deze commissie adviseert de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) over het verzoek tot een aanvullende uitkering. Bij zijn beslissing op het verzoek betrekt de Minister van SZW tevens het oordeel van de Inspectie Werk en Inkomen.

In het kalenderjaar 2005 konden gemeenten voor het eerst (over het kalenderjaar 2004) verzoeken tot aanvullende uitkering indienen. De bevindingen van de toetsingscommissie met betrekking tot het eerste jaar van haar werkzaamheden geven aanleiding om een tweetal inhoudelijke wijzigingen aan te brengen in de Regeling WWB.

Artikel I, onder 3

Gemeenten met meer dan 10.000 en maximaal 40.000 inwoners

Uit artikel 15, derde en vijfde lid, van de Regeling WWB blijkt dat met betrekking tot een verzoek tot een aanvullende uitkering afkomstig van een gemeente met meer dan 40.000 inwoners, door de toetsingscommissie wordt beoordeeld of sprake is van een uitzonderlijke situatie op de arbeidsmarkt, alsmede of de overschrijding van de toegekende uitkering inkomensdeel WWB met tenminste tien procent niet het gevolg is van een onrechtmatige uitvoering van de wet, en/of beleidskeuzen van, dan wel handelen door het college of de gemeenteraad van die gemeente. De toets of de hiervoor bedoelde overschrijding mogelijk het gevolg is van beleidskeuzen van, dan wel handelen door het college of de gemeenteraad vindt niet plaats bij een gemeente met 40.000 of minder inwoners.

Het met deze wijziging ingevoerde tiende lid sluit aan op dit stelsel. Met betrekking tot gemeenten met meer dan 10.000 inwoners – uit de aanpassing van het derde lid en het nieuwe elfde lid blijkt dat voor gemeenten met 10.000 of minder inwoners een afzonderlijk regime geldt – doch maximaal 40.000 inwoners voorziet dit artikellid in de mogelijkheid dat ingeval de toetsingscommissie op grond van de beoordeling van de situatie op de arbeidsmarkt aan specifiek aan de arbeidsmarkt gerelateerde criteria tot de slotsom komt dat van een uitzonderlijke situatie geen sprake is, de toetsingscommissie het lokale beleid en de uitvoering daarvan alsnog bij de oordeelsvorming kan betrekken. Indien de toetsingscommissie daartoe aanleiding ziet, kan zij op grond van dat beleid en de uitvoering van het beleid alsnog concluderen dat een verzoek voor inwilliging in aanmerking kan komen.

Gemeenten met 10.000 of minder inwoners

Door de toetsingscommissie is geconstateerd dat het arbeidsmarktcriterium bij de kleinste gemeenten te zeer door toevalligheden kan zijn bepaald. In het verlengde van deze constatering voorziet het elfde lid erin dat het verzoek tot een aanvullende uitkering van een gemeente met 10.000 of minder inwoners, naast de standaardtoets aan de vormvoorschriften en de overschrijding van de eigenrisicodrempel van 10% van de uitkering voor het inkomensdeel, alleen nog wordt getoetst of die overschrijding niet het gevolg is van een onrechtmatige uitvoering van de wet. Voor deze categorie gemeenten speelt het arbeidsmarktcriterium derhalve geen rol meer bij de bepaling van het recht op aanvullende uitkering, ook niet indien de gemeente de WWB niet rechtmatig heeft uitgevoerd. In een dergelijke situatie bestaat geen recht op aanvullende uitkering, tenzij de Toetsingscommissie WWB van oordeel is dat, op grond van het proportionaliteitsbeginsel, een toewijzing van het verzoek gerechtvaardigd is.

Met deze wijzigingen met betrekking tot verzoeken tot een aanvullende uitkering van gemeenten met meer dan 10.000 en maximaal 40.000 inwoners en gemeenten met 10.000 of minder inwoners wordt tegemoet gekomen aan de aanbevelingen van de toetsingscommissie en de bevindingen van relevante gemeenten over 2004.

Artikel I, onder 1, 2 en 4

In het verlengde van vorenstaande inhoudelijke wijzigingen wordt, zo blijkt uit artikel I, onder 1, het derde lid van artikel 15 van de Regeling WWB beperkt tot gemeenten met meer dan 10.000 inwoners. Dit is een logisch gevolg van het feit dat in het (nieuwe) elfde lid van dit artikel thans voorzien is in een beperkt toetsingsstelsel voor gemeenten met 10.000 of minder inwoners. Artikel I, onder 4, bevat een technische aanpassing in verband met het feit dat met ingang van 31 december 2006 het zesde tot en met het achtste lid van artikel 15 vervallen. Alsdan worden het tiende en het elfde lid vernummerd tot respectievelijk zesde en zevende lid.

Tot slot voorziet de in artikel I, onder 2, opgenomen wijziging in het wegnemen van een omissie, te weten het ontbreken van het woord ‘geval’ in het vierde lid van artikel 15 van de Regeling WWB.

Artikel II

Gelet op het feit dat verzoeken tot een aanvullende uitkering door de Minister van SZW worden ontvangen in de periode van 1 januari tot en met 31 juli van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarop het verzoek betrekking heeft, daarbij in aanmerking genomen dat de inhoudelijke wijzigingen voorzien in een soepeler beoordeling van de verzoeken voor gemeenten met minder dan 40.000 inwoners, werken deze wijzigingen terug tot en met 1 januari 2006. Dit geldt ook voor de overige wijzigingen, die immers louter van technische aard zijn.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

H.A.L. van Hoof

  • 1

    Stcrt. 2003, 204; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 27 januari 2006 (Stcrt. 20).

Naar boven